Historisch Archief 1877-1940
7 Nov. '15. No. 2002
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Vrouw met kat; Rik Wouters
Rik Wouters
IN HET PRENTENKABINET, TE AMSTERDAM
A. Rik Wouters stelde nog niet lang gele
den (al lijke dat zoo) in Kunst van Heden"
te Antwerpen een aantal werken ten toon.
Ge vondt daar het beeldhouwwerk, en
't schilderwerk van dezen beeldhouwer. Ge
vondt in alles daar elasticiteit. Het beeld
houwwerk was altijd levend, dikwijls fijn
(niettegenstaande den drang erin); soms
wierd het teeder. Het schilderwerk was, als
kleur, verfijnd-modern; soms met de fouten
van dat moderne, maar altijd, eveneens,
levend; het was het werk van een schilder,
met steeds de zekerheid erin van den
plastischen vorm, van den betasten vorm (dien
de beeldhouwer maakt.)
Deze begaafdheden treffen u, opnieuw, in
de teekeningen, in de vlot neergeschreven
schetsen, nu in het Prentenkabinet uitgestald.
Ook hier treft de onmiskenbare sprankeling
der ontroering. Het snelschrift dezer werken
vibreert. De kleur waarmee sommige gesierd
zijn, is nooit n moment in haar impres
sionisme dor of dood of vermoeid; ge gevoelt
de drift erin van het neerzetten na den
schok, en ge hebt steeds de zekerheid, dat
wordt dezen werker tijd en leven gegeven,
hij spankracht genoeg bezit voor menige
uiting, vol onmiddelijkheid, dadelijkheid,
zonder- omweg, zonder scherpe schifting
nog, en waar, m de teekening, de zwarten '
verdeelen en boetseeren, en dan weer de
lijnen luchtig-levend 't luchtige licht kun
nen geven.
B. Deze tentoonstelling wordt gevormd
door teekeningen en aquarellen, etsen (uit
1911), en door photographiëen van schilder
en beeldhouwwerk.
De teekeningen zijn, in den goe
den katalogus, gedateerd van 1910-1915.
Ze zijn dus gedeeltelijk in België,
gedeelNederlandsche Monumenten van
Geschiedenis en Kunst
Met bijzonder veel genoegen werd door hen,
die belang stellen in onze monumenten van
geschiedenis en kunst, vernomen, dat dr. Jan
Kalf zijne benoeming tot Directeur van de
Tooneelschool niet heeft aangenomen en
als secretaris voor de Rijkscommissie tot
inventariseering en beschrijving der
Nederlandsche monumenten behouden blijft. Dit
verblijdende feit geeft ons aanleiding het een
en ander omtrent het ontstaan, het doel en
de werkzaamheden dezer Rijksinstelling hier
ter plaatse mede te deelen.
Op de staatsbegrooting voor 1903 was
voor het eerst een post van f 6000.?uitge
trokken als kosten eener commissie tot
inventariseering der Nederlandsche monu
menten".
Door den toenmaligen Minister van
Binnenlandsche Zaken, dr. A. Kuyper, werd de
werkkring dier commissie in de memorie
van toelichting aldus omschreven: het
inventariseeren, opmeten en beschrijven der
uit bouwkundig of historisch oogpunt be
langrijke bouwwerken en het aangeven van
middelen om deze voor ondergang te be
hoeden.
De nationale bouwkunst in Nederland toch
kan wijzen op tijdperken van bloei, welke
kunstwerken voortbrachten, die eene eerste
plaats innemen onder de meesterwerken dier
tijden. De waardeering en bestudeering
hierEen Delftsch Gezicht uit den
18en Eeuw
Vele onzer zeventiendeeuwsche schilders
kozen als onderwerp van hun schilderijen
een stadsgezicht, en onder deze vooral zulk
een, dat het silhouet van een plaats laat
zien. Bij nauwkeuriger bestudeering blijkt
dan, dat van elke stad een bepaald gezicht
op den voorgrond treedt.
Zoo te Delft. De Prinsenstad van het
telijk in Holland gemaakt (sinds October
1914). Ze zijn van tweeërlei karakter; in
sommige is de na-druk gelegd op het modél
(zie ook een, nog vroegere, teekening); in
andere speelt het licht in souvereiniteit. In
de eerste vindt ge een herinnering" aan
fransch werk, evenzeer als in de tweede.
Maar ge vindt er de persoon Rik Wouters
even stellig. Ge vindt haast overal, zooals
ik zei, het licht en de niet-troebele,
dagblije kleuren. Zóis het werk uit 1915
vrouw voor het Balcon met den uitkijk
over de Baarsjes bij Amsterdam (No. 60).
Het is een der zuiverste en ijlste werken
hier te zien. Wat vaster, maar als geprik
keld en geprikt door de zon is de teekening
(No. 29), waar de dartelheid zit in elk
puntig-gehaakten haal van het teekenen, en
waar de figuur genietbaar is, en geniet, met
het opene om haar heen. Bij deze zijn om
een zelfde geaardheid te noemen, de vrouw
in 't bed (No. 51) en een naakt-studie
(No. 50, ook uit 1915). In al deze dingen
treft het acute, en het o p e n e van het werk.
(Zie verder nog 22, 27, 56, 59; 5, zeker
14, 15, 17, 18, 12, 25, 36, 38 (kleur), 41).
De etsen, uit 1911, vormen een 7-tal
resoluut-gebeten werken.
Boschvoorde onder sneeuw No. III, en
hetzelfde na den regen No. IV zijn de minst
krachtige; het gevoel is hier zonder de an
ders altijd bekorende bevallige scherpte.
De vier beste zijn: de Vastelavond dansers
onder een booglamp (No. II), de Vastelavond
(Au Sculpteur des masques) (No. VI); Bosch
voorde onder sneeuw (No. V) en de Sinte
Romboutstoren te Mechelen, stout, brokkig
gebeten, en als vorm sterk stijgend.
C. Deze tentoonstelling is, als die van Vaes,
van Th. van Hoytema, eene van het nieuwe
bestuur van het Prentenkabinet. Zij is te
waardeeren, als noodzakelijk. De schatten"
in dit kabinet waren vroeger te zwijgend.
Er is nu een hoorbare spraak gekomen, en
er is een verbinding ontstaan tusschen het
oude, dat eeuwig is, en het nieuwe, dat fel
of droomerig, of rijk is, en soms wellicht
ook tot het eeuwige stijgt. Het is te hopen,
dat deze wijze van handelen wordt voort
gezet; het oude en het nieuwe vindt beide
baat erbij. En er is geen vrees voor uitput
ting, voor-eerst. De ets- en graveerkunst
wordt te veel beschouwd als eene, wier
uitingen in portefeuilles van nature
hporen. Zij hooren daar niet. In hun sobere
diepten, in hun eleganten, snedigen en
snaakschen en fijnen trek behooren zij ook
aan het open licht. Zij zijn evenzeker ver
tolkingen van Droom en persoonlijkheid als
al het andere. Geef hun dus ruimte en
licht; daar gedijen zij.
PLASSCHAERT
Vrouw in 't bed; Rik Wouters
van wordt evenwel bemoeilijkt, door het
ontbreken van eene wetenschappelijke en
volledige beschrijving van wat nog behouden
bleef. De studie dier werken is niet alleen
voor geschied- en oudheidkundigen van
groote waarde, maar ook van overwegend
nut voor de vorming van den bouwkundige.
De ondervinding toch leert, dat eene der
gelijke beschrijving der monumenten de be
langstelling er voor vermeerdert en verspreidt
en verwaarloozing tegengaat. In de meeste
staten van Europa en zelfs in Azië
(BritschIndië) Afrika (Egypte) was men reeds lang
van staatswege overgegaan tot het doen be
schrijven der monumenten en ook was in
1901 door onze Regeering zelve voor Indië
eene Commissie tot dat doel voor Java en
Madoera benoemd.
Eene dergelijke beschrijving nu was voor
Nederland dubbel noodzakelijk, waar, door
het ontbreken van speciale wettelijke be
palingen tot bescherming der monumenten,
jaarlijks belangrijke bouwwerken met onder
gang worden bedreigd, zonder dat het som
tijds zelfs mogelijk was tijdig de noodige
gegevens te verzamelen om ze althans in
effigie te bewaren."
Met bijzondere ingenomenheid werd door
allen, die onzen nationalen gedenkteekenen
van geschiedenis en kunst een warm hart
toedragen kennis genomen van het feit, dat
de Minister het initiatief tot het instellen
van een dergelijke Commissie had genomen.
Bij Koninklijk Besluit van 7 Juli 1903 werd
Zuiden gezien geeft ook door het volle
licht op de stad en door de Schie, die hier
digheid aan het beeld, dat zich aan den van
Rotterdam komende vertoont; geen wonder
dat een groot artiest als Jan Vermeer van
Delft er door getroffen werd (zie de afbeel
ding) en dat ook in de achttiende eeuw vele
houtsneeprentjes de Zuidelijke omtrek van
Delft doen zien.
Die houtsneeprentjes zijn echter meestal
zeer onbeholpen, stijf en weinig natuurge
trouw, en de hierbij afgebeelde aquarel van
Paul van Liender met een Delftsch stads
gezicht in 1732 was dan ook voor de
platenPaul van Liender: Delft aan de Schie. 1732.
daarop de Commissie ingesteld,welke bestond
uit: dr. P. J. H. Cuypers, te Anist., tot lid en
voorzitter, en de volgende leden: de heeren
Jos. Th. Cuypers, te Amst., prof. H. Evers,
te Delft, J. A. Frederiks, te Middelburg,
L. C. Hezenmans, te 's Hertogenbosch (in
1909 overleden), F. A. Hoefer, te Hattem,
mr. S. Muller F.zn., te Utrecht, mr. dr. J. C.
Overvoerde, te Leiden, C. H. Peters, te
's Gravenhage en jhr, mr. V. E. L. de Stuers,
te 's Gravenhage, terwijl tot secretaris werd
benoemd de heer Jan Kalf, assistent bij het
Nederlandsch Museum voor Geschiedenis
en Kunst te Amsterdam. In plaats van den
heer Hezenmans werd in 1909 benoemd de
heer j. j. Weve, te Nijmegen.
Het Bureau der Commissie werd te 's Gra
venhage gevestigd.
De Commissie is thans ruim 12 jaar werk
zaam en mag met voldoening terugzien op
den door haar verrichten arbeid.
Uit haar eerste verslag bleek, dat de
Commissie zich voorstelde bijeen te brengen
eene collectie van afbeeldingen der Neder
landsche monumenten. Voor zoover deze
in zeldzaamheid of hoogen prijs niet zijn te
verkrijgen, zoude zij daarvan hetzij eenige
reproductie hetzij eene beschrijving met
aanduiding der verblijfplaats in hare ver
zameling opnemen, ten einde op die wijze
in het bezit te komen van een zooveel
mogelijk volledig Nederlandsch Monumenten
archief, dat, ook nadat zij de door haar
opgedragen taak zoude hebben volbracht,
atlas der gemeente Delft een groote aan
winst; de Delftsche geschiedvorschers mogen
er den heer E. G. Verkade, die de af beelding
zoo genereus aan de stad afstond, wel dank
baar voor zijn. Nog meer moet het geschenk
gewaardeerd worden, waar de gever zich
op het standpunt stelt, dat zulke gezichten
in handen van den enkeling van weinig
waarde zijn, in openbare verzamelingen thuis
behooren, en dat ieder er toe moet mede
werken ze er te brengen.
De naam reeds van Paul van Liender, die
voor vele achttiend'eeuwsche uitgaven hout
gravures vervaardigde, en als een leerling
van la Fargue bekend was, beloofde reeds
een grootere nauwkeurigheid dan al de be
kende gravures, maar een nadere beschouwing
n met het schilderij van Vermeer, n met
den tegenwoordigen toestand deden zien,
dat deze uit kunstoogpunt reeds fraaie
aquarel ook historisch volkomen te vertrou
wen is.
Een vergelijking van de veranderingen in
de 100 jaar tusschen pl.m. 1650 en 1752,
tusschen het tijdperk van Vermeer en de
teekening van van Liender doet zien, hoe
met behoud der poorten Delft van een ves
ting een liefelijke, ingeslapen stad is ge
worden, zooals de zoogenaamde
verkeersbehoeften" der negentiende eeuw de over
blijfsels der versterkingen deed wegruimen
en zoo een open plek deed geboren worden,
die door enkele personen met den naam
van Windhoek" wordt betitelt.
Maar tevens geeft een teekening van zulk
een nauwkeurige werker als Paul v. Liender
aan, hoe Vermeer bijvoorbeeld het torentje
van de Gasthuiskerk, dat tusschen de twee
poorten stond, weggemaakt heeft omdat het
(volgens hem) storend werkte.
Slechts n ding is jammer: de teere
tot een flinke kolk verbreed is, een l
venvoor de Nederlandsche Kunstgeschiedenis
van groote waarde zal blijven en bij de
restauraties goede diensten zal kunnen be
wijzen.
Blijkens de aan genoemd verslag toege
voegde Bijlage, bevattende regelen voor het
opmaken van den inventaris derMonumenten,
bepaalt de inventarisatie zich tot de ver
melding van het bestaan, den bezitter, het
materiaal, de dagteekening en de ontwerpers
of vervaardigers der monumenten, zonder
deze te beschrijven, terwijl alleen opgenomen
worden a alle bouwwerken van vór het
jaar 1850, die eenig belang bezitten als
uiting van kunst, of om eene er aan ver
bonden historische herinnering; alle voor
werpen, die aan de sub a genoemde voor
waarde voldoen en op eenige wijze met een
bouwwerk in verband staan.
In het 2e jaarverslag is een leiddraad
opgenomen, volgens welke de beschrijving
en afbeelding van de monumenten zal ge
schieden, waarbij de Commissie partij heeft
getrokken van de grondbeginselen, na een
veeljarige ervaring in Duitschland geformu
leerd door een comitévan kunsthistorici,
provinciaal-conservatoren en architecten.
Eenige wijziging en aanvulling van den
leiddraad is ten gevolge van den in de
praktijk opgedane ervaring wenschelijk ge
bleken, vandaar dat in het zesde jaarverslag
een herziene leiddraad werd afgedrukt, welke
in 1911 andermaal eenige kleine wijzigingen
en aanvullingen onderging.
Gaan wij thans eens na, wat door de
Commissie tot dusver is bereikt, dan blijkt,
dat de voorloopige lijst der monumenten in
de provinciën Utrecht in het jaar 1908,
die van de provincie Drente in 1909 en die
van Zuid-Holland in het begin van dit jaar
is verschenen, welke laatste in omvang en
beteekenis begrijpelijkerwijze de twee voor
afgaande verreweg overtreft.
Verder is de voorloopige inventarisatie der
provincie Gelderland geheel, die van Overijsel
grootendeels en die van Noord-brabant ge
deeltelijk gereed. Aan die van Noord-Holland
Groningen en Friesland wordt bereids ge
werkt. Wat de beschrijving, het eigenlijke
werk der Commissie betreft kan tot dusver
nog slechts gewezen worden op n resul
taat n.l. op de in 1912 verschenen geïllus
treerde beschrijving van de voormalige Baro
nie van Breda, samengesteld door den secre
taris den heer Jan Kalf, die hoofdzakelijk
aan de voortreffelijke wijze, waarop hij dit
deel had bewerkt, zijn doctoraat Honoris
Causa, hem door de Utrechtsche Universiteit
verleend, te danken heeft.
Volgens het laatste jaarverslag houdt de
heer Hoefer zich bezig met de bewerking
van een deel, gewijd aan de Tieler- en
Bommelerwaard en het land van Kuilenburg,
waarvoor de noodige opmetingen en foto
grafieën gereed zijn. De secretaris houdt
zich bezig met de bestudeering der monu
menten van Maastricht, een tijdroovenden
arbeid, die oorzaak is dat de beschrijving
nog weinig is gevorderd; een groot aantal
fotografische opnamen zijn reeds gemaakt.
De Commissie is in het bezit van een
boekerij, en van een groote verzameling
fotografieën. Van de boekerij is een afzon
derlijke catalogus in de jaren 1914 en 1915
verschenen, welke bewerkt is door den
adjunct-secretaris dr. E. Haslinghuis.
Verder beweegt de Commissie zich ook
op een terrein, dat wel niet direkt tot hare
bemoeiingen behoort, maar waardoor ze toch
veel nut sticht n.l. het in het werk stellen
van pogingen tot het behoud van monu
menten. Elk verslag geeft opnieuw voor
beelden, hoe de Commissie herhaaldelijk op
dit terrein werkzaam was en vaak niet zonder
succes. Doordat hare leden op hunne reizen
voortdurend met de oude monumenten van
geschiedenis en kunst in aanraking komen,
is de Commissie menigmaal in de gelegen
heid geweest het Departement van
Binnenlandsche Zaken te waarschuwen, indien een
of ander monument met slooping
ofonoordeelkundige restauratie werd bedreigd. Ook
heeft zij bij herhalen getracht door per
soonlijk optreden vandalisme op dit gebied
te voorkomen en ook hier menigmaal met
goede resultaten. Uit de talrijkheid der ge
vallen, waarin dergelijke bemoeiingen
noodig waren en uit het feit, dat zij toch niet
altijd succes hadden, of moesten strekken
om de gevolgen van verkeerde behandeling
van oude gebouwen nog zooveel mogelijk
af te wenden, blijkt duidelijk, hoe bezwaarlijk
het gaat de monumenten behoorlijk te be
schermen en hoe dringend gewenscht het
is, dat de overheid ook in Nederland als
in welhaast alle andere staten van Europa
en zelfs in vele minder beschaafde landen
door wettelijke bevoegdheid in staat zij, te
waken voor de instandhouding en het goede
onderhoud der kunstwerken uit het verleden.
Miimiiiiiimii IIIIINIIIIIIIIIIIIMIHHI niiiiiiri^niMiLuULiHiulu
aquarelkleuren leenen zich niet om voort
durend aan het licht te worden blootgesteld,
en wie de plaat van Liender wil zien, zal
zich tot den zaalwachter moeten wenden.
Maar dit is een kleinigheid; laten wij liever
blij zijn, dat dank zij de gulheid van een
MIlUIIIIIMIUMIIIIMlmlIIMIII
De slooping van de Nieuwezijdskapel te
Amsterdam is wel een der meest betreu
renswaardige feiten, die inderdaad eenwette
lijke regeling noodig maken, al ontveinzen
ook wij de moeielijkhen niet, aan een der
gelijke wettelijke regeling verbonden. Bij
herhaling wordt in de Staten-Generaal bij
de opvolgende Ministers op eene dergelijke
wettelijke regeling aangedrongen en het is
wel merkwaardig, dat, waar zoowel Minister
Heemskerk als de tegenwoordige Minister
van Binnenlandsche Zaken duidelijk hebben
te kennen gegeven het nut van een wette
lijke regeling in te zien, zij tot dusver nog
niet met een ontwerp zijn gekomen. Toch
mag der Regeering, ons inziens, in dezen
geen verwijt worden gemaakt. Het is n.l.
gebleken, dat er ten aanzien van dit onder
werp nog geenszins eene communis opinio
bestaat. Menig punt verdient alsnog nauw
gezette overweging, niet alleen de
finantieele kwestie, op grond waarvan Minister
Heemskerk eene wettelijke voorziening niet
aandurfde, maar ook andere als b.v. de vraag,
of roerende goederen, aan particulieren
behoorende al dan niet in de regeling dient te
worden opgenomen de eventueele strafbe
palingen, welk onderwerp de Commissie uit
den Oudheidkundigen Bond, indertijd be
noemd tot het samenstellen van een rapport
te dezer zake geheel onbesproken heeft ge
laten, de onteigeningskwestie e. a. Het is dus
naar onze meening, al zouden wij een monu
mentenwet ook gaarne in het Staatsblad
zien, alleszins verklaarbaar, dat de Regeering
alsnog aarzelt met een ontwerp bij de
StatenGeneraal aan te komen. Des te meer is het
derhalve toe te juichen, indien de hier be
doelde Commissie al het mogelijke doet, om
voor het behoud der vaderlandsche
gedenkteekenen te waken, tenminste voorzoover
hare eigenlijke werkzaamheden hier niet
onder lijden. Wij wenschen haar dan ook
evenals met haar verderen arbeid in de toe
komst veel succes toe. Wij meenen echter
tevens de wenschen van velen te vertolken,
indien wij de hoop uitspreken, dat de com
missie met de beschrijving der monumenten
wat meerderen voortgang maakt. De oogst
toch op dit gebied is na 12 jaar nog zeer
schraal, al begrijpen wij, dat de arbeid
tijdroovend is en veel nauwgezette studie
vereischt en dat hetgeen gepubliceerd zal
worden ook voor de reputatie yan ons land
in het buitenland even degelijk en
«auwkeurig moet zijn als de bovenvermelde en
te recht genoemde beschrijving van de
Baronie van Breda. X. IJ.
* e *
Het Kindeke tot Jezus
O lieve Jezus, kom o kom.
Hoort Gij het ak'lig tromgebrom ?
Zij trekken voort op roof en moord.
O allerliefste Jezus, hoort.
O kom, o kom.
Zij zijn zoo woest, zoo grim zoo gram
Ons dorpken staat in vuur en vlam.
Zij rennen door het kale veld.
De luiden vluchten voor 't geweld.
Zij zijn zoo gram.
Al wat niet vliedt, van vreeze beeft.
Bloed aan de muren plakt en kleeft.
Zij zijn zoo rauw, zoo ruw en wild.
Het stalvee gilt, de bodem trilt.
Wat leeft, dat beeft.
O lieve Jezus, kom o kom:
Om aan 't verdwaasde Christendom
Te zeggen: Menschen, mint elkaar!
Weest niet Uw Broeders Moordenaar
O Jezus, kom.
PEERKE DEN BELG
burger een plaat zoowel uit kunstoogpunt
als uit dat van geschiedenis van belang in
den platenatlas vari een onzer Hollandsche
stemhebbende steden" terecht is gekomen.
Delft
Mr. L. G. N. BOURICIUS
Jan Vermeer van Delft: Gezicht op Delft. 1650.