Historisch Archief 1877-1940
N°. 2003
Zondag 14 November
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,"
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
.0.30
.0.40
INHOUD t Bladz. l: Geldzorgen, door T. H.
Noodzakelijke Reorganisatie van het Ned. Boode
Kruis, door Tribunas. Confetti. Bnitenlandsoh
Overzicht, door Q. W. Kernkamp. 2: Völkerhass
und Vaterlandsliebe, door Helene Stöcker, met
inleiding van M. Cohen Tervaert-Israëls. Feuil
leton: Mevrouw Niels' Triomf, door Hinoa
VersterBosoh Keitz. 3: Het Jongenskamp op de Friesche
Meren, 'do r F. Tj bbes. De ziele betracht Gods
nabijheid, door F. v. E. 5: Voor Vrouwen, door
EUs. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jao. P.
Thrjsse. v 6: De Zeehelden-Tentoonstelling, door
Zeelander. Dramatische Kroniek, door Henri
Borel. Humor ait Zuid-Afrika. 7:
Huygens\Vorp, door A. N. J. Fabius. Boekbesprekingen van
G. T., K. Vos, e. a. 8: Vervolg Boekbespreking.
9: Het Atelier van Hendrik Willem Mesdag, door
H. de Boer. Wanneer het Vrede zal zijn, teekening
van George van Raemdonok. Notities, door
Plasschaeit. - Willem Weissenbtach by Baffa en
Jan Heyse by Van Gogh, door H. 11: Financieel
en Economische Kroniek, door J. D. Santilhano.
12: Haegsche Brieven, door jhr. mr. dr. Erneste
van L. 't H. Politieke Satiren, door Sam. Trip,
ill. Henri van de Velde. Onze Pnzzles.
OudVlaamsch wijsje met woorden van Joh. Siedenbnrg,
en geïll door Nelly Raokwitz. 13: Kitchener
spoedt zich naar den Balkan, teekening van Joh.
Braakensiek. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland,
Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: De Melkquaestie, teekening van Joh.
Braakensiek.
BERICHT
In gemeenschappelijk overleg kwamen de
dag- en weekbladen overeen den volgenden
maatregel in te voeren:
Het innen der abonnementsgelden zal
voortaan aan het begin van het halfjaar
geschieden.
Ten einde een gelijdelijken overgang te
bewerken zal de inning telkens een paar
maanden vervroegd worden tot het
gewenschte resultaat verkregen is.
Over het abonnementsgeld van het tweede
halfjaar 1915 (l Juli-31 Dec.) zal in Novem
ber beschikt worden.
Wij verzoeken onzen abonné's beleefd
doch dringend hiermede rekening te houden.
De Uitgevers
VAN HOLKEMA & WARENDORF
IIHIIIIIimilHlimimiliminMimilllllllllllHHIIIIIHIIIIIIimilllimumitl
GELDZORGEN
Het is het lot der neutralen, dat de
oorlog, behalve in naargeestige gedachten,
ook hen in geldzorgen steekt. De be
sprekingen, dezer dagen op de buiten
gewone bijeenkomst van het
Nederlandsch Vakvereenigingsverbond gehou
den over: den economischen toestand
der arbeidersklasse in Nederland sinds
den oorlog", hebben aan wie met de
toestanden medeleeft, weinig nieuws ge
leerd. Doch dit neemt niet weg, dat een
en ander van het daar gezegde nog wel
weer eens mocht klinken. Er rinkelt
ten onzent op het oogenblik zooveel
anders en luider, dat de lagere toonen
daardoor zouden kunnen worden over
stemd.
Duurte. Werkeloosheid. Tekort. Als
onvermijdelijke gevolgen van den
wereldschok blijven deze ook door ons land
waren. Het mag zijn, dat de werkzaam
heid der steuncomité's, de
regeeringspolitiek en de overheidssteun voor
levensbehoeften, in het gebrek soms
beter voorzien dan men zou verwachten.
Het mag ook zijn, dat de werkeloosheid
is verminderd.
Hiermede is evenwel de waarheid niet
uit de wereld, dat er bij groote lagen
der bevolking, die aan den loop der wereld
historie zoo onschuldig zijn als pasge
boren kinderen, geweldig onder te kort
en achteruitgang wordt geleden. Men be
hoeft maar te denken aan den achter
uitgang, die in massa's gezinnen van
gemobiliseerden is ingetreden. Aan stil
staande bedrijven, nog met den winter
voor de deur. En 't meest algemeen
wel: aan de stijging van de levenskosten,
waardoor de kleine luiden natuurlijk het
ergst te pakken worden genomen.
Deze duurte is nog wel het ongeluk
kigste feit van alles; want haar invloed
knijpt in de ruimste kringen, en juist
ook in die groote kringen, die, in een
bescheiden welstand, den ruggegraat der
natie plegen te vormen. Daar moet op
een jaarbegrooting van f 1200.?een
zesde gedeelte bekrompen; daar wordt
het leven 't voelbaarst omlaag gedrukt;
daar is, beste mevrouw, de bezuiniging
toch nog een heel ander ding, al zegt u
zeer terecht, dat iedereen immers in
deze tijden zich nu eenmaal wat ont
zeggen moet!"
Niet de arbeidersstand alleen vormt
de lijdende partij. Ook velen uit den
kleinen of gemiddelden burgerstand, uit
de ambtenaarswereld; allen, die van
matige vaste loonen of inkomens moeten
bestaan.
Indien men zich van dit alles nog eens
goed tekenschap geeft.zullen de bezwaren,
die, bijvoorbeeld, de levensmiddelen- en
de consenten-politiek der regeering heeft,
wat gereedelijker worden aanvaard, als
een voor een deel noodzakelijk kwaad;
zal de reeds door verschillende werk
gevers ingeslagen weg van tijdelijke
loon- en salaristoelagen, nog door meer
deren worden gevolgd; en zal het ab
normale en het onreëele, ja, het onge
zonde, dat in zulk een geheelen toestand
ligt, met eenige meerdere gelatenheid
worden opgevat.
Dubbel bovendien schijnt deze verzwa
ring van veler levensomstandigheden te
treffen, door 'tgeen er nog tegenover staat.
Want, is dit wel de eenige, de gevaar
lijkste geldzorg, die ons kwellen moet?
Nog een andere geldzorg bedreigt
gelijk trouwens de meeste neutralen,
ons land. Iets, dat met schooner schijn,
heimelijker en verraderlijker, opkomt.
Nevens het gevaar van 't tekort,
staat een gevaar van het teveel.
Het behoeft geenszins te worden ver
heeld, dat er in de gansche neutrale
wereld, door den oorlog ook veel geld
wordt verdiend. Zelfs in de oorlogvoe
rende landen. Nog onlangs stond in een
Duitsch dagblad eene groote advertentie
te lezen: Für Kriegslieferanten.
Herrschaftliche Villa mit Gartenanlagen, in
herrlichster Lage am Rhein, angeboten."
De leveranciers van legerbehoeften
schijnen dus zelfs reeds daar te lande
tegenwoordig, als de bij uitstek koop
krachtige liefhebbers van schoone be
zittingen te gelden!
Ook in ons land wordt links en rechts
geld verdiend, en veel geld, en allerlei
geld. En wie zou de daardoor gevormde
welvaart betreuren? Zij werkt natuurlijk
verder in de samenleving door; kan de
bedrijvigheid bevorderen; en het geld
doen rollen.
Het is volstrekt niet naar de
groote rivieren" alleen, dat het water
aldus vloeit. Juist ook vele kleine
tusschenhandelaren, en geheele nieuwe
lingen in het vak van den koophandel,
menschen van niets", worden door
geslaagde transacties, welgesteld. Ge
heele nieuwe vermogens worden geboren.
Dit is trouwens ten onzent altijd zoo ge
weest. Naamhafte familiën prijken thans
onder de deftigste steunpilaren van stad
en land, wier overgrootvader, nu 100
jaar geleden, gedurende de Napoleonti
sche oorlogen, op dezelfde manier uit
het stof omhoog gerezen is.
Ook reeds in een zeer oud boekje, ver
schenen tijdens den vollen tachtigjarigen
oorlog, staat deze voorouderlijke wijsheid:
God heeft Holland gesteld tot een
wonder van de gansche wereld, daar
het tiert en bloeit door den krijg." 't Geen
nog altijd lijkt op de verwachting, welke
een eerzaam medeburger zich ten onzent
dezer dagen liet ontvallen, dat: de vrede
nog maar niet al te gauw moest uit
breken."
Het bedoelde boekje draagt den naam
van Noodige bedenkingen der trouw
hartige Nederlanders", en deze trouwhar
tige Nederlanders kwamen daarin tot de
slotsom dat de oorlog is de remedie
van al onze ziekten" \
* *
Of wij hun dit nu nog na zouden
durven zeggen, dat is eene andere zaak.
Men kan, zpoals wij zeiden, de waarde
dier stoffelijke profijten van den oor
logstijd voor 't neutrale land erkennen;
erkennen ook, dat de mensch nu een
maal daartoe geschapen is.
Maar, dat zij zouden opvoeren tot het
toppunt van gezondheid; dat er niet el
lendige ziektekiemen voor een volk in
steken, in dezen droom mogen wij
ons toch niet wiegen l
Zelden zoo sterk als nu, speelt bij veel
van dit geldyerdienen de gelukkige greep,
de kunstmatige conjunctuur en de wereld
miserie een rol.
Van ondernemingskracht of energie kan
zelfs lang niet altijd meer sprake zijn.
Er hangt in de lucht een geheele nevel van
sluiksche zaken; en bij heel wac van het
plotselinge verdienen, is elke verdienste
lijkheid uitgesloten.
Wie meent, dat dit alles voor een volk
zoo bij uitstek gezond moet zijn, heeft
het mis.
Het moet een geest van materialisme
vaardig maken. En wel niet van dat
werkdadige materialisme, waardoor de
taaie strijdlust tot beheersching van de
stof, wordt aangewakkerd, maar het
materialisme, dat den mensch ongevoelig
doet worden voor de hoogere, zedelijke
natuur.
Het is fnuikend ' voor den waren
werklust, want het voert de
noodeloosheid van den arbeid ten top. Het
doodt eiken geestdrift, want het laat
niets meer te bewonderen over. En het
voert de kwaadaardige tegenstelling op
den voorgrond, zwanger van afgunst en
nijd, tusschen boffer, en wanboffer, tus
schen de fortuinlijke, en de ledige hand.
Het is heusch veel meer déze tegen
stelling, dan de oude bekende, tusschen
kapitaal en arbeid, of tusschen bezit- en
niet-bézit, die hier de hoofdrol vervult.
Zij krast de grenslijnen in de gemeen
schap veel scherper; en zij werkt ook
daarom des te aanstootelijker, omdat zij
als het ware ten aanzien van 't geheele
publiek geboren wordt.
Zij dikt zelfs zich zelve aan. Bijvoor
beeld is daar het opmerkelijke feit, dat
sommige artikelen hier te lande duurder
zijn, dan in Duitschland, dat ze kqopen
moet. Zou niet de oorzaak daarvan liggen
in den willekeur die tegenwoordig bij de
prijsbepalingen heersenen kan?
Neen, ook dit vele geld, dat velen zoo
volop en gemakkelijk verdienen, moet
zorg, en niet louter tevredenheid, baien!
Het kon in de toekomst wel eens de
zwakheid, in plaats van de kracht wor
den der volken, die buiten den oorlog
gebleven zijn. Zij zullen dan eerder
achter, dan vooraan staan, in de vreed
zame herleving van Europa, waartoe
ieder dan toch ook ns land, alle eco
nomische en zedelijke kracht wil zien
ontwikkelen.
Vergeten wij bovendien ook nooit,
dat tegenover het eigenaardige neutrale
leventje, onder de oorlogvoerende volken
juist integendeel zich deugden als: rid
derlijkheid, opofferingsgezindheid nheid
en gemeenschapszin, in sterke mate ont
wik»-elen.
Zou dit dan de noodlottige cijns moeten
zijn van de neutralen geheven ?
Wie hoopt, dat Nederland voor de
toekomst sterk zal blijven in wezenlijke,
vruchtbare energie; in nationalen ge
meenschapszin ; en in zedelijke gezond
heid, hoe zér zullen wij die alle van
noode hebben! sluite voor déze geld
zorgen de oogen niet.
Wel worden zij ons voor een deel
door de omstandigheden zelve opgelegd,
en laten de maatregelen daartegen"
zich moeilijk beramen. Er zal voor kun
nen worden gewaakt, door behoorlijke
kapitaalbelegging, en door besef van de
sociale en nationale verantwoordelijkheid,
aan dit geld verbonden.
Maar de beste maatregel, voor het
geheele volk, zoowel als voor ieder op
zich, kan toch slechts zijn: zich tegen de
gevaren gewaarschuwd te houden; en
sterk in de schoenen te staan.
v. H.
Noodzakelijke Reorganisatie
van het Nederl. Roode Kruis
Andermaal gebruik makend van de gast
vrijheid, waarmede de Redactie van de
Amsterdammer" hare kolommen voor de
bespreking van noodzakelijk te reorganiseeren
Roode Kruistoestanden openstelt, zij het mij
vergund, de mij persoonlijk van meerdere
zijden gestelde vraag te beantwoorden, of
het tot nu gevolgde ,,principiëele" stand
punt van het Roode Kruis, hare werkzaam
heden buiten iedere staatsinmenging te hou
den, wel niet als het juiste opgevat dient
te worden.
ledere dwang toch, beweren de tegen
standers van Staatsinmenging, strookt tegen
den philantropisthcn opzet der vereeniging,
het ,,vrijwillige" van het hulpbetoon gaat
daarbij te loor.
Uit dezelfde philantropische overwegingen
geschieden de werkzaamheden van het
Roode Kruis principieel", kosteloos. Toe
wijding en dienende liefde zijn daarvoor
het leidmotief. Artikel 8 van het Koninklijk
Besluit van 19 Maart 1913 stelt zelfs wet
telijk vast, dat de Voorzitter en de Leden
van het Hoofdcomitéhunne werkzaamheden
als zoodanig gratis verrichten.
Geschieden nu inderdaad alle werkzaam
heden door de leden van het Hoofdcomit
volkomen belangeloos, dan verdient dit zeer
zeker appreciatie maar dan blijft toch
onze opvatting, dat de vereeniging hiermede
op den verkeerden weg is, bestaan.
Voor het verrichten van kostelooze dien
sten, welke den geheelen persoon in beslag
nemen, kunnen slechts enkelen in aan
merking komen. Wellicht gelukt het van
tijd tot tijd eenige personen te vinden, die
n^ast hun finantieele qualiteiten, voldoende
talent en arbeidskracht bezitten om het
raderwerk van een zoo omvangrijke orga
nisatie te drijven, de zekerheid daartoe zal
nimmer te verkrijgen zijn en daarmede
is dat principe van gratisdiensten veroordeel 1.
Het werk van het Roode Kruis is niet in
de allereerste plaats een werk van
philantropie, veelmeer is het de behartiging van
een Leger, een Staatsbelang van de hoogste
orde en dit belang, er wordt nog eens na
drukkelijk op gewezen, mag niet aan een
particuliere vereeniging zonder Staatswaar
borg, uitbesteed worden.
Wenscht de Staat de Vereeniging van
het Roode Kruis met de uitvoering van dit
Staatsbelang te belasten en daarmede van
het particulier initiatief gebruik te maken,
dan kan aan de zucht naar toewijding en
dienende liefde een plaats in de organisatie
ingeruimd worden, maar zij mag nooit het
grondprincipe van een dergelijke organisa
tie zijn.
Integendeel moet de hulp voldoende ge
waarborgd zijn en deze waarborg kan alleen
contractueel verkregen worden.
Het vrijwillige" der hulpverleening dient
dan pok minder gezocht te worden in het
gratis" beschikbaar stellen van die hulp,
dan wel in het vrijwillige" der verbintenis,
die dan ook als verbintenis niet zonder
strafbepalingen verbroken kan worden.
Beter goede en betaalde arbeid dan halve
en kostelooze peldt ook voor de vereeni
ging het Roode Kruis.
Mocht dientengevolge tevens de nood
zakelijkheid ontstaan de hulp van de Staat
in te roepen in de vorm van een te
verleenen subsidie, dan zouden wij dit zeer
toejuichen, omdat dan tevens de eerste stap
werd gezet op de ons inziens noodzakelijke
Staatsinmenging.
Niet de hoop, de verwachting, dat goed
werk wordt verricht, neen, de zekerheid
moet bestaan, en wordt daaraan getwijfeld
dan moet de Volksvertegenwoordiging het
recht hebben daarnaar te informeeren en de
Regeering om zoo noodig in te grijpen.
Wij zijn dan ook de overtuiging toegedaan
dat bij eene reorganisatie het principe van
kostelooze diensten moet verdwijnen en de
erkenning van Staatsbemoeienis hare intrede
dient te doen.
TRIBUNUS
Gisteren, op den Oden November, trok,
zooals telken jare, door de straten van Londen
wederom de stoet, die den nieuw verkozen
Lord-Mayor naar de Courts of (ustice geleidt,
om daar zijn ambtseed af te leggen.
In gewone tijden is de Lord-Mayor's Show
een statige vertooning van oude costumes
en ceremoniën, waarnaar de burgerij met
een door de jaarlijksche herhaling niet ver
minderd genoegen ziet en die de vreemdeling
bewonderend aangaapt. Maar de oorlog heeft
ook hierin verandering gebracht.
Niet, dat de Lord-Mayor een khaki-uniform
heeft aangetrokken in plaats van zijn deftig
ambtsgewaad; maar het streng historische
karakter van den optocht, waarop tot dus
verre nooit inbreuk werd gemaakt, is door
de tijdsomstandigheden heelemaal gewijzigd.
Dit jaar was het niet de bedoeling om eer
bied voor het verleden aan te kweeken,
maar om op te wekken tot daden, waardoor
de toekomst van Engeland zal worden ver
zekerd. In den stoet liepen manschappen,
die aan het front waien geweest; op ver
schillende punten werd halt gehouden om
nieuwe vrijwilligers voor het leger te werven.
Het was niet de eenige afwijking van het
traditioneele programma. De dag pleegt be
sloten te worden met een grooten maaltijd
in de Guüdhall, waar een aantal
hoogwaarwaardigheidsbekleeders als gasten aanzitten.
Die maaltijd is ook nu gehouden; maar het
aanvangsuur was op klokke zes, in plaats
van op klokke zeven gesteld, en het menu
van den feestdisch was niet den vorigen
dag in de couranten bekend gemaakt.
De Kölnische Zeitung heeft aan dezen
maaltijd gesmuld, hoewel hare redactie niet
tot de genoodigden behoorde. Zelfs kon
zij niet wachten tot den 9den November;
al een paar dagen tevoren schurkte zij van
pleizier bij de gedachten aan het diner in
de Guildhall. Wat zou dat een droevige
feestelijkheid worden! De Entente zou met
bitter weinig eetlust zich aan tafel zetten;
zelfs het beperkte menu zou haar niet goed
bekomen; de inneming van Nisj had roet
in het eten gegooid.
Met den aan de Duitschers eigen
vorschersblik heeft de redactie van de Kölnische
ook de diepte gepeild van de redenen,
waarom htt menu niet tevoren is medege
deeld. Dit geschiedde in richtiger
Erkenntnis der diesjahrigen Feststimmung" ; bruine
boonen met spek, zoo wil zij blijkbaar
zeggen, ware het eenige menu geweest, dat
geen oproer in Londen zou hebben verwekt.
Overigens laat zij in het midden, welke
spijzen zijn voorgediend. Die Zeit erfordert
Sparsamkeit und Zurückhaltung, wenigstens
für die Oeffentlichkeit"; dit zal, vrij ver
taald, wel beteekenen : van het perfide
Albion" en de schijnheilige Enf?elschen''
kan men natuurl ik verwachten, dat alleen
voor de leus matigheid is betracht : in wer
kelijkheid zal den heeren in de Guildhall
wel een uitgewerkt" menu zijn voorgezet ;
vnn zulk slag menschen gelden immers de
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
De Telegraaf en de Toekomst-invloeden:
De A-correspondent wil Zondagmorgen
eens eerlijk iets verklappen en schiijft dan
over De(n) nieuwe(n) Landvoogd":
Eerstens wisten wij niet..."
Slottens bemerkt de lezer dat dit eerstens
door geen tweedens of derdens gevolgd
wordt.
*
De Toekomst schrijft:
Het is te hopen, dat het teere werk,
dat aan de habile handen van Mr. Regout
ontviel, spoedigst mogelijk aan even
bekwame kan worden toebetrouwd."
Zulk taaltje verraadt wel duidelijkst mo
gelijk den waren aard van dit
quasi-nederLtndsche persorgaan.
bekende regels: sie tranken heimlich Wein,
und predigten ffentlich Wasser."
Ook de vervroeging van het uur, waarop
de maaltijd begint, is aan de aandacht van
de Kölnische niet ontsnapt. Dat de soep te
zes uur werd opgeschept, inplaats van te
zeven, komt door die Dunkelheit derStrassen
und die Schwierigen Verkehrsyerha'ltnisse".
Niet iedereen zal dadelijk begrijpen, waarom
deze bezwaren worden opgeheven door het
diner om zes uur te laten beginnen; maar
de Kölnische houdt de eigenlijke verklaring
ook nog in petto; dit voorbeeld volgend,
zal ook ik die voor het laatst bewaren.
Aan den maaltijd in de Guilhall worden,
naar oude gewoonte, politieke redevoeringen
gehouden. De lezer zal zich misschien nog
herinneren, dat het vorige jaar Asquith daar
gesproken heeft, en Kitchener en Churchill
en Balfour en Cambon, de Fransche gezant;
maar mogelijk staat het hem niet zoo leven
dig voor den geest als aan schrijver dezes,
die op dit oogenblik een courant van 10
November 1914 voor zich heeft liggen.
Asquith beloofde toen, dat Engeland het
zwaard niet zou opsteken voordat België
meer heeft teruggekregen dan het ten offer
heeft gebracht," voordat Frankrijk behoorlijk
beschermd zou zijn tegen bedreiging, voor
dat de rechten van de Kleine Staten op een
onaantastbaren grondslag waren gesteld en
de militaire heerschappij van Pruisen voor
goed was vernietigd.
Die belofte mocht toen stout klinken,
onmogelijk scheen de vervulling ervan niet.
In de eerste helft van November 1914 stond
de Entente militair vrij sterk. De opmarsch
van de Duitsch-Oostenrijksche troepen in
Polen was kort te voren gestuit; de voor
het Weichselfront geleden nederlaag had
hen tot den terugtocht gedwongen; de Russen
waren tot vlak aan de Pruisische grens ge
naderd ; een inval in Silezië en Posen scheen
aanstaande. In Oost-Pruisen stonden de
Russen reeds eenigen tijd pp het grondge
bied van den vijand; nu zij in Polen meer
ruimte van beweging hadden gekregen door
den aftocht der Duitschers, trachtten zij ook
over de Zuidgrens in Oost-Pruisen binnen
te dringen, zoodat het een tijdlang scheen
alsof de Duitschers daar tusschen twee
vuren zouden komen.
Bijna geheel Gallicië was toen door de
Russen bezet; Przemysl was van alle kanten
ingesloten; de Oostenrijkers werden terug
gedrongen naar de Karpathen-passen; Krakau
heette reeds bedreigd.
Zówas de stand van den oorlog, toen
in November 1914 de maaltijd in Guildhall
werd gehouden. Hoe die thans is, behoeft
hier niet te worden aangegeven; elk lezer
weet, dat, vergeleken bij het vorige jaar, de
toestand aan het westelijke front schier niet
gewijzigd is, maar dat, zoowel in Rusland
als op het Balkanschiereiland, de centrale
mogendheden de winnende partij zijn ge
worden.
Aan het westelijke front was de vijand
wel is waar niet teruggedreven, maar tot
staan gebracht; al zijne pogingen om over
de Ijzer te komen en zich een doortocht te
banen naar de havens van Noord-Frankrijk
waren mislukt; in den slag bij IJperen had
hij geweldige verliezen geleden.
Ter zee alleen waren de gebeurtenissen
van den allerlaatsten tijd voorde Engelschen
niet gunstig. Op den 4den November was
de slag voor de kust van Chili geleverd,
waarin de Engelschen twee groote schepen
verloren; den voorgaanden dag had de
Engelsche trots een deuk gekregen, omdat
een Duitsch smaldeel zich vlak bij de Engel
sche kust had durven vertoonen en een
aanval op de voor Yarmouth liggende
schepen had gedaan. Maar dit alles werd
weer vergoed, toen het bericht kwam, dat
Tsingtau zich op den 7den November aan
de Japanners had overgegeven. En op den
eigen dag van het feestmaal in de Guildhall,
op 9 November 1914, verraste de Australische
kruiser Sydney de Emden bij de
Cocoseilanden; nog slechts enkele schepen maak
ten toen de wegen van den Engelschen
wereldhandel onveilig.
Desondanks zijn er op den
Guildhall