De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 november pagina 3

14 november 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

14 Nov. '15. No, 2003 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND LITERAIRE BESCHOUWINGEN De ziele betracht de nabijheid Gods Ik meende ook de Godheid woonde verre, in eenen troon, hoog boven maan en sterren, en heften menigmaal mijn oog met diep verzuchten naar omhoog; Maar toen gij U beliefden te openbaaren, toen zag ik niets van boven nedervaaren; Maar in den grond van mijn gemoed daar werd het liefelijk en zoet. Daar kwaamt gij uit der diepten aitwaarts dringen en als een bron mijn dorstig hert bespringen, zoodot ik U, o God, b vond te zijn den grond van mijnen grond. Dies ben ik blij, dat gij, myn hoog beminden, mij nader zijt dan al mijn naaste vrinden, Was nu alle ongelijkheid voort, en 't herte rein gelijk het hoord, geen hoogte, noch geen diepte zouw ons scheiden, ik smolt in God, mijn lief; wij wierden beide een geest, een hemels vlees en bloed, de wezentheid van Gods gemoed, dat moet geschien. Och, help, gelrouwe Heere, dat wij ons gants in Uwen wille keeren, Ziehier Luiken's zuivere en naïef juiste uitdrukking van niet-ruimtelijke gods-begrip, dat thans nog, bij zooveelen, zich vroom achtenden, ontbreekt. Luiken voelt de oopenfoaring in den grond van zijn gemoed" en hij komt aldus tot het inzicht, dat zulk een troote verheldering voor den mensch beuidt, van God, als zijnde het innerlijkst zelf den grond van mijnen grond". Hiermee toont Luiken ook dat zijn vroomheid niet is dogmatisch, kerkelijk want de kerken trachten juist zoo vaak de meenigte te boeien door God een ruimtelijke plaats te geeven en als een geheel van den mensch verschillend en buiten den mensch en de waereld staand Weezen vór te stellen. De eerlijke, zuiver-voelende Luiken kwam uit eigen ervaring tot het inzicht der groote wijzen uit Oost en West dat het Goddelijk Zelf en het Ego van iederen mensch n is en in elkander vervloeit, en dat daarin onze zaligheid ligt. F. v. E. Het Jongenskamp op de Friesche Meren heeft dezen zomer groote deelneming getrok ken en groote belangstelling gewekt. Het was een eerste poging op dit gebied en De Amsterdammer achtte het van waarde, voor de velen die met het kamp hebben meegeleefd, den vader van het denkbeeld de vraag voor te leggen wat de uitvoering hem heeft geleerd. Het is vooral de persoon'ijke doorzettingskracht van den heer P. Tjebbes, directeur der Zeevaartschool in het Zeemanshuis te Amsterdam, die het kamp tot stand heeft gebracht. Ziet hier het antwoord van den heer Tjebbes op onze vraag. WAT HET WATERKAMP MIJ LEERDE" Zoo langzamerhand zijn wij, waterkampers, het nomaden-leven weer ontwend en opnieuw ingeburgerd in de maatschappij; de scherpe indrukken van het kamp zijn vervaagd en bezonken is het meer blijvende van wat toen den geest bezig hield. Thans is het tijd om aan het verzoek der redactie te voldoen om belangstellenden mede te deelen in hoeverre Dat bezoek had haar geschokt als de plotselinge openbaring van een nooit gehoopt, nooit verwacht eerbetoon; zij had zich voelen klimmen opeens op de maatschappelijke ladder, hoog, hoog, ver boven 't standpunt dat zij vroeger, ach god, zoo heel lang ge leden, als groot-stedelinge had ingenomen, en dat zelfs tot nu toe, 't glanspunt van haar leven was geweest... En terwijl zij al-instemmend, telkens verlegen-vriendelijk, verward-blij geknikt had bij 't vlotte gepraat der dames, had haar schichtig denken al maar angstig gedraaid rondom 't triomf antelijk-vereerende.'tjaloezieopwekkende, 't notabiliteit-verhoogende van 't haar gedane verzoek, en de overstelpende moeilijkheid van de verplichte bijdrage... Lieve hemel, zij Margaretha Niels, zitting in 't dames-comité, tesamen met de oude douairière van Ellickhoven, n de freules, n de dames Sitsingha van Tjubbema, en... en... gunst ja, meer wist ze er niet, maar dat was al meer dan genoeg! En beminnelijk glimlachend had zij, vaagluisterend naar de philantropische uiteen zettingen van Charlot Sitsingha, steeds helder voor oogen gehad, 't overweldigende van haar uitverkorenheid, haartriomf over haar kennis sen en buren, overJulieMelsert.'tpretentieuse candidaat-notaris vrouwtje, Mies Steijnen de onbeschaamde bakvisch, mevrouw Steijnen, de waardige moeder van zoo'n dochter en, nu ja, over de Heeleveldtjes k wel, maar vooral over Johanna Pluysgat... Maar, 't geld... de contributie,.. vijf guldenGejaagd dwaalde 't gekijk van haar oogen over t leege geldmandje, 't pak rekeningen... het kamp aan de verwachiingen heeft vol daan, wat anders of beter geregeld had kunnen worden en wat m.i. in de toekomst van dergelijke kampen te verwachten is. Ik wil voorop stellen dat het kamp mijne hooggespannen verwachtingen verre over troffen heeft en niet alleen de mijne, maar ook die van bijna alle jongens, zooals ik zeker weet. Aan het kamp namen 208 jongens deel, ruim 20 leiders stelden hun krachten ter beschikking, terwijl nog een 25 man per soneel als schippers enz. aan de onder neming verbonden waren. Geen enkel on geluk, hoe klein ook, had plaats en dat feit moge als het voornaamste voorop staan. Maar een ander zeer belangrijk iets is zeker wel de geest die gedurende de 3 weken in het kamp heerschte. Welnu, die is tot de laatste minuut uitmuntend geweest, steeds hebbenallen met opgewektheid en goeden wil gedaan wat er te doen viel en zonder klagen of zeuren zich geschikt indieongerieflijkheden die dusdanig kamp nu eenmaal biedt en die voor een deel het opvoedend element er van uitmaken. Veel dank is daartoe natuurlijk verschuldigd aan de werkelijk uitstekende leiders, die ik het geluk had aan het kamp te kunnen verbinden, die met een grap en een lach een klacht wisten aan te hooren en te doen verstommen en zelf nimmer aan klagen dachten als de toestand voor hen zoo 't een en ander te wenschen liet. Aan de deelnemende jongens hierbij mijn dank voor 't groote aandeel dat zij aan 't welslagen van het kamp hadden door hun goeden wil en flink gedrag. Dit vastgesteld zijnde ga ik hen te lijf om een paar eigenschappen bloot te leggen, die minder waardeering verdienen. Links P. Tjebbes, de hoofdleider van het Waterkamp. Daarnaast E. Crone, een der leiders Vooreerst een onbegrijpelijke nonchalance bij zeer velen voor materiaal, dat hun zelf of het kamp toebehoorde. Een staaltje zal ik noemen: Een der laatste middagen werd besteed tot uitstalling opeen podium midden in 't kamp, terwijl de jongens er om heen moesten loopen totdat de hoeveelheid vol doende geslonken was. Jassen, koffers, schoe nen alles lag daar en kon maar niet aan een eigenaar komen. Waaraan dit toe te schrijven? Aan te zorgzame moeders en zusters of te groot aantal dienstboden, die steeds klaar staan om broerlief alles achterna te dragen of voor hem op te ruimen wat hij heeft overhoop gehaald? Een grooten steun had ons kamp in het totaal ontbreken van alles wat op verveling geleek; wij hadden het druk, zeer druk, zoo druk zelfs dat ik wel eenige malen door welmeenenden werd gewaar schuwd dat de jongens oververmoeid zouden geraken, vooral gedurende de laatste week van wedstrijd op wedstrijd en tocht op tocht. Ik heb het er op gewaagd omdat ik voor jongens in een 3 weeks kamp meer dan oververmoeidheid vrees de verveling, de rekkerlg gedwongen bezigheid aan onnoodige werkjes, die kanker van zoo menig kamp van langeren duur. Van vermoeidheid rust men uit, van de wonden die verveling slaat bekomt menige jongen nooit meer. Drie weken acht ik den juisten tijd dat een waterkamp moet duren, een tiental dagen ter oefening een goede week voor toepas sing van het geoefende in wedstrijden en tochten. Langer kampeeren met eenzelfde groep zou ik gevaarlijk achten om boven genoemde redenen. Er was in 't kamp materiaal voor bijna iedere moderne sport: korfbal, hockey, honkbal, discus en speerwerpen, kogelstooten, pols, hoog en ver-springen, scher men, polo enz., bovenal natuurlijk voor roeien en zeilen. Maar sterk teekende zich de voorliefde voor voetbal af, zelfs op een terrein dat er bijna niet voor deugde, zon der doelpalen, zonder elftallen, zonder wed strijden en zonder eenige aanmoediging onzerzijds. Bij 't organiseeren van het kamp had ik hoop dat de watersport het zou winnen, indien voldoende materiaal aanwezig was en kosteloos ter beschik king der jongens werd gesteld. Zeker bij velen was dit ook in der daad het geval O, o, hoe kwam ze er toch toe, om dien truc van 't geldwisselen te probeeren! dat ging best met 'n loopjongen aan de deur, die had toch nooit een halve cent terug, maar hoe!... Goeie hemel wie kan nu denken dat ze zooveel geld bij zich hadden, en tóch... Opeens bleven haar oogen peinzend, bestaarde ze aandachtig 't rafelig randje van 't verschoten, kale groene laken waarmee 't middenvak van en secrétaire-klep beplakt was; als ze eens een grooter som te wis selen had opgenoemd!... Je kon 't nog doen... nog! Dat was de eenige uitkomst... Vief rinkelde de sleutelbos, knoerste 't klepje dicht. En 't hoofd omlaag, voor zich heen repeteerend hoe zij 't achteloos zeggen zou, liep ze jachterig terug.. .\ O, ze kon hen wel slaan! ja, slaan! die gracieuse, gelijkmoedige, kommerlooze pop vrouwen! Met hoeveel inspanning had zij tentweedemale de truc van 't geldwisselen gepro beerd ... nu met twee honderd! Hoe had zij d'r hart voelen bonzen, d'r stem zenuwachtig scherp hooren klinken in die vreemde lacherige woorden waar zij zelf naar luisterde alsof die niet van haar kwamen: Ze had zich zoo dom vergist! had bij toe val juist geen lapje van zestig... wél van twee-honderd ... maar daarvan hadden de dames misschien niet terug?"... Gansch onverschillig had Charlot Sitsingha haar portefeuille weer open gedaan, en was gaan bijtellen... Vijf-en-twintig lag er al... Toen nog een biljet van vijf-en-twintig, toen iiiiMiilimimiimnmiiMHiiiiiiiiiimiiiimiimmiiiiiiiiiimiimiiimiiMi maar toch bij velen ook niet! Het feit deed zich voor dat verscheidenen zich aan de watersport trachtten te onttrekken ten einde voetbal te kunnen beoefenen, zelfs als 't gevaar voor aardappel-jassen dan grooter was (met opzet heb ik wel eens getracht op die wijze eenige pressie uit te oefenen). Voetbal-enthousiasten (waartoe ik trouwens zelf ook behoorde en nog behoor) zullen mij als leider van een speciaal waferkamp willen vergeven dat ik op middelen zin om de schaal te doen overslaan. Het schijnt mij toe dat van de vroegste jeugd af de gelegenheid tot beoefening der watersport dient opengesteld, wil deze op later leeftijd afdoende tegen voetbal kunnen concurreeren. Er is nog een factor, die ons helpen kan de watersport aan de spits te voeren; dat is: de Vrouw. Krijgen wij de vrouw meer op 't water in verschillende tijdperken van haar leven, dan volgt de man van zelf. Eerst als jong meisje. Het is mij onbekend hoeveel aanbidders zoo'n schepseltje gemiddeld heeft in de bakvisch-periode, maar ik maak mij sterk dat n bakvisch die watersport dolletjes'' vindt, minstens 25 melkmuilen mee sleept in haar voorkeur. Later, verloofd of gehuwd is het dikwijls de vrouw die bepaalt hoe de vrije middagen of vacantie-dagen doorgebracht zullen worden. En zal een watersport-moeder ook haar zoons en doch ters niet spoediger in een vaartuig brengen dan een mama die gilt als een kikker in de sloot plonst? Daarom heb ik mij heilig voorgenomen dat het volgend jaar het waterkamp minstens een week uitsluitend voor meisjes dient beschikbaar te zijn (co-educatie in het kamp durf ik niet goed aan). O zeker, de pessi misten hebben mij al in koor toegezongen dat 't niet gaan zou, dat een meisje zoo geheel anders is dan een jongen. Maar die pessimi-ten hebben niet die open baringen gehad, die wij tijdens den kamptijd hebben gekregen. Zij hebben niet mej. Vink in actie gezien op de Utile Dulci, noch mej. A. Goedkoop als stuurvrouw op de Asira; zij hebben niet vijf Groningsche meisjes-studenten te gast gehad, die in een ranke wherry de wateren der Noordelijke provincies hebben doorkruist en met zon gebruinde gezichten en eelt-getrokken han den ons een etmaal lang hebben vergast op haar pittig jolijt. Waren daar ook niet in ons kamp een 6tal dames van de T.K.C. (groep mej. Baanders), die voeren in onze booten en zwommen in ons meer? Waren daar ook niet de dames Crone en Jurrjens, die op hare jachten ons kamp kwamen zien. Neen, voor mij staat het vast dat een meisjeskamp zal slagen, even goed als het jongenskamp van dit jaar en ik roep de watersportgeesten uit de vrouwenbeweging op om een van tien... nóg een van tien . ,. toen een veertig... toen een van zestig... Prachtig, uitstekend" had ze weer haar eigen mal-vreemde stem hooren zeggen, en tegelijkertijd een versuffende angst gevoeld tusschen over 't contrast tusschen haar zeggen en haar denken... En nu stond ze weer in haar voorkamer, d'r linkerhand vol bankbiljetten die niet van haar waren, bankbiljetten waarvoor ze n enkele in de plaats moest geven... n enkele, die ze niét had... En terwijl ze daar stond, versuft door de plotselinge verwikkeling waarin ze geen uit weg wist, wrokte hard en bitter binnen in haar, 'n plotselinge haat tegen die mondaine, onuitstaanbare vrouwen die daar in haar zijkamer zaten, kalm, emotieloos, onver schillig ... geld-tellend, geld-wisselend, over geld beschikkend, gansch stil en rustig, terwijl zij, ach god, god, god, geen cent tot haar dispositie had en zich onder haar zorg kromde en wrong, om haar rol van onbe zorgde, welgestelde huisvrouw, tot 't einde uit te spelen... O ze kon hen wel slaan ! Ja, slaan! Ze voelde nu hun bezoek niet meer als 'n eer, 'n onderscheiding, maar als'n invasie, 'n indringerigheid, 'n sluwe, taaie overrom peling; en 't weten dat die twee blankrose, stalig-mooie vrouwen daar nog altijd zaten, nog altijd haar kamer vulden met hun zacht parfum, met hun voornaam, daar niet thuis behoorende aanwezig-zijn, sloeg haar met machtelooze vijandigheid... Werktuigelijk bekeek ze de bankbiljetten die tusschen duim en vingers van haar linBOUWT H NUNSPEET. MooieboschrfJketerrelnen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen Mg. ,DE VELUWE", Nunspeet. TAMINIAU'S ? JAM ? - American Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. TANDMIDDCI.E.N reeds thans mij te doen blijken van sym pathie en steun. Maar keeren wij terug tot het kamp; enkele opmerkingen over materiaal en terrein vinden hier nog een plaats. Vele zeilers, die het kamp kwamen zien haalden den neus op voor onze zware sloepen met emmertuig, die zooals bekend is aan het kamp in bruik leen werden afgestaan door de StoomvaartMaatschappij Nederland, welke Maatschappij ook op ander gebied zoo grooten steun gaf aan het kamp. Maar juist die sloepen waren voor ons het meest waardevolle materiaal. Men vergete niet, dat beginners hierin zeilen moesten leeren en dat dus absolute veilig heid een eerste eisch was. Welnu het is geen enkel beginner gelukt zoo'n sloep om te zeilen en dat zal wel nimmer gelukken ook. Het Noordoostelijk deel derLangmeerderwielen loopt uit in een trechtervormige pijp. waar men met Zuidwesten bries gemakkelijk in loopt, maar met dit materiaal niet zoo gemakkelijk uit. Resultaat: op lager wal", dus ploeteren met riemen en haken, met dreggen en werpankertjes en wat niet al om weer vlot en huis-toe te komen, vooral als de maag te jeuken begint. Zou er beter leerschool zijn om vaardigheid te krijgen in 't omgaan met sloepen en zou er beter materiaal daarvoor bestaan dan deze stabiele sloepen met hun laag en veilig tuig. Verder hadden wij op het meer de beschikking over een 6tal snellere en beter getuigde vaartui gen, behalve de twee tjalken. Dit was eigen lijk te weinig, vooral om diegenen te be vredigen, die geen beginners in 't zeilen meer waren, terwijl voor de wedstrijden gewenscht zou zijn geweest een Stal klassen te vormen van tjotters, schouwen en sloepen, iedere klasse van ongeveer ge lijke vaartuigen. De kamp-h'nantiën lieten niet toe meer in te huren, maar misschien dat het reeds genoemde congres voor water sport ook hier een oplossing brengt. Mocht iemand in een edelmoedige bui voor 't vol gend jaar een vaartuig ter beschikking willen stellen, dan bedenke hij vooraf ter dege dat 't materiaal in zoodanig kamp veel te lijden heeft, zoodat hij voor mogelijke teleurstel ling reeds thans gewaarschuwd is. Geheel anders staat het natuurlijk met het Zuiderzee-eskader, waar ieder vaartuig zijn eigen schipper en helpers heeft, per reis slechts een 8-tal jongens aan boord heeft, die 's avonds weer naar het kamp terug keeren, zoodat het overzicht over het materiaal daar gemakke lijker is. Het verwondert mij dan ook eenigszins dat bij de werkelijk bestaande en op andere wijze geuitte sympathie slechts n jachteigenaar uit ons land, nl. de heer E. H. Crone zijn vaartuig ter beschikking stelde van het kamp, terwijl bovendien de heer Ernst Crone zijn persoonlijke krachten gaf door gedurende 3 weken dtn uiterst verant woordelijken post te bekleeden van leider (onder ons: admiraal) van de Zuiderzeeafdeeling van het kamp. Misschien heeft men eerst de kat eens uit den boom willen zien en brengt het volgend jaar nog aangename verrassingen. Laat ik om een blijkbaar heer schend misverstand op te ruimen aan stippen kernand, als tusschen 'n tang genepen lagen, n van zestig, n van veertig, n, twee van tien, n van vijf-en-twintig,... weer een van tien ... nog een ... nog een ... en toen nog n van vijf-en-twintig. In 't dunne grint vanden voortuin klauwde telkens, ongeduldig, 'n paardepoot van 't vossenspan der van Ellickhoven-equipage, een zwarte aardkuil; dan zette de koetsier de dieren aan, zoodat langzaam, 't hooge veerende breackje, 't hek uit, en de dorps straat op reed, heen, en weer... heen en weer., dan 't hek weer in... Als de paarden de straatklinkers betrappelden, bewoog onmerkbaar aan de over kant, de vitrage bij Johanna Pluysgat.. . Die kon 't bijkans niet langer verduren, niet langer bolwerken. Ze keek, keek al maar onafgebroken naar haar overburen, haar oogen schemerden duizelig vanwege de nabije vitrage-gaatjes waar zij doorheen loerde, en, moe van 't staan verschoof ze telkens, 't zwaartepunt van haar corpulentie, van 't linker op 't rechter, en van 't rechter op 't linkerbeen. Ze keek, keek en, piekerde. Die Nielsen. Wat diétoch tegenwoordig de hoogte in gingen! Ze had 't nooit ge dacht! Gewone notabelen! Geen zier beter dan zij! Niels, phff... 'n doodgewone naam niets geen aristocratie! Hoe kwamen ze toch zoo in de haute volée... ieder oogenblik de auto van van Callandt... en nu weer de van Ellickhovens... 't Zat 'm bepaald in 't militair-zijn van den ouden Niels ,.. dat gaf altijd voorname connecties... Ze zou toch lekker k eens LI BCRTY 6ASY CHA1RS HAARDfAintUIL MCT LOS KUSSCN; WILLJAM AMD MARY STIJL AMTIEK CCKLeURD MOTCMHOUT BeKLeeo M?T TAPCSTRY n. 59 AMSTERDAM sGRWÖIHAGe int* iiimiliiiiiiHlllliliii illllllllititiiiiiilllliiiiiiiitllllllliiiii dat wij onder Zuiderzee eskader verstonden de 8 grootere schepen die tijdens het kamp dienden om de jongens n of twee-daagsche tochten te laten maken op de Zuiderzee en hen te leeren zeilen, sturen, looden, peilen, zonschieten enz, dus niet de heen en de terugreis over de Zuiderzee. Anders zou ik ondankbaar schijnen jegens de heeren Goed koop en Vink die ons beide keeren met vaar tuig en persoon niet genoeg te waardeeren diensten bewezen. Wat betreft de plaatskeuze voor het kamp aarzel ik niet te verklaren dat wij voor ons doel niet beter hadden kunnen slagen dan nu bij het vriendelijke dorp Langweer met zijn gastvrije bevolking. De Langweerder-wielen heeft niet ten on rechte een minder gunstige reputatie bij zeilers van diepgaande jachten en bij motorvaarders wegens ondiepten en stobben. Maar onze vaartuigen hadden daar geen hinder van, integendeel, het feit dat het meer over een groot deel tot borsthoogte te doorwaden is, sloot gevaar bij omslaan der booten ge heel uit en maakte dat wij een ideaal zwembassin hadden. De bosschen nabij Huis ter Heide waren in de onmiddellijke omgeving, terwijl wel willender bosch-eigenaren dan de familie van Eysinga zeer zeker niet bestaan. De boterfabriek Langweer verstrekte ons uit stekend drinkwater en bovendien nog electrisch licht. Denkt nu eens even aan late maaltijden na lange tochten in een donker kamp, dat kan immers niet! En dan zooveel andere werkzaamheden die 's avonds soms gebeuren moesten! Maar er waren nog andere factoren. Aan het kamp grensde de woning van een fietshandelaar die onze 230 fietsen stalde, in het kamp stond de olieslagerij van den heer D. v. d. Ley, die onze provisie een gastvrij en droog onderdak gaf en op het kampveld zag het vriendelijk woonhuis van den kundigen dorpsgeneesheer uit! Wat al combinaties van uiterst gunstige, toevallige omstandigheden en wat al reden tot dank baarheid. Het kampterrein op zich zelf.was goed en betrekkelijk hoog gelegen, maar nadat er wat regen gevallen was werd het op de plaatsen waar veel geloopen werd drassig, zooals in de kombuis, tusschen de tafels en in sommige tenten. Het volgende jaar zullen daar van den eersten dag af planken vloeren gelegd moeten worden. Een goed ding zou het zijn als we het terrein in vaste huur konden krijgen om ieder jaar weer te kam peeren en het dan te laten ophoogen of beter te draineeren. Ook in de slaapgele genheid moet verandering komen. De stroozakken zagen er gedurende de laatste week niet zófrisch uit als wij wel wenschten. Los stroo had het zeker geen drie weken uitgehouden en was met het oog op het versjouwen in en uit de schepen practisch onbruikbaar. Aan het einde van deze beschouwing mag ik ook nog wel even mededeelen dat het water kamp mij leerde dat de moederlijke vorstin in den Haag, die de eerste was om het kamp te steunen, nog steeds een open oog en een warm hart heeft voor alles wat jong Holland betreft. Amsterdam, Sept. '15 laten merken dat haar zoon zee-officier was... daar dachten ze nooit aan, gunst nee, omdat zij, Johanna, veel te bescheiden was om daar altijd mee te koop te loopen, veel te bescheiden... Tjee, tjee, wat 'n lang bezoek; 't was me nogal wat om je paarden zoolang heen en weer te laten draaien ... Voor die koetsier ook niet alles, orn tot vervelens toe op de dames te moeten blijven wachten ... tjee, tjee wat 'n hondebaantje... Johanna Pluysgat snuffelde minachtend, vergat dat ze zelf, voor haar eigen genoegen, al even lang achter haar vitrages te wachten stond. Toen, plotseling vol aandacht, schokte haar welgedaan lijf, op 't steunpunt van haar beide beenen, zag ze mevrouw Niels vlug de voordeur uitglippen dien zij niet achter zich sloot, jachterig 't tuintje doordribbelen... de weg over... haar hek binnen... Entoen de hutsschei dadelijk daarop haastig Juid overging was Johanna Pluysgat achter in de kamer druk in de weer om 'n tafeltje vol bibelots leeg te ruimen en stuk voor stuk al die stofnesten aandachtig te bekijken.., Gunst ben jij daar!" verwelkomde zij haar bezoekster, daar had ik nu heelemaal geen gedachte op blijf je me helpen arrangeeren? die tweede plank moet ook nog... Mijntje breekt veel... ik moest de boel weer eens grondig nakijken ..." (Wordt vervolgd) * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl