Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Nov. '15. No. 2003
Tocht naar Chatham, 1667. Verzameling H. M. de Koningin
De Zeehelden-Tentoonstelling
Er bestaat over het algemeen niet veel
belangstelling voor de Zeevaart in Nederland.
Moge dit vreemd klinken voor iemand, die
de overtuiging heeft, dat het land er zooveel
aan te danken héft, aan den anderen kant
moet worden erkend, dat hier wet eens het
spreekwoord?onbekend maakt onbemind" van
toepassing is.
Toen voor eenige jaren een tentoonstel
ling als de E.N.T.O.S. tot stand kwam, mocht
men het een verblijdend feit noemen dat er
mannen waren die iets dergelijks durfden
op touw te zetten, maar het heeft misschien
nog grooter voldoening gegeven dat de
Tentoonstelling zoo goed slaagde.
Men mocht er immers uit opmaken dat er
bij het groote publiek dan toch wel belang
stelling bestaat, en het er slechts op aan
komt hun het onbekende voor te zetten om
er van te doen genieten.
Het was dan ook eene goede gedachte,
in dezen rumoerigen tijd, nu de
Nederlandsche zeevaarders alweer op voortreffe
lijke wijze van zich doen spreken, de eerste
Tentoonstelling op Scheepvaartgebied door
een tweede te doen volgen, zij het dan op
meer bescheidene schaal.
Hetgeen de bekende kunstzaal Kleykamp
in de Oranjestraat te 's Gravenhage op dit
gebied, helaas slechts enkele dagen, te zien
geeft, is, met het oog op de beperkte ruimte,
niet uitgebreid, maar
de keuze is van dien
aard dat men weer ten
volle herinnerd wordt
aan de dagen van
Neerlands groote welvaart
en bloei.
Terecht wordt in het
voorwoord van den
Catalogus opgemerkt,
hoe de glorie onzer
17e eeuwsche geschie
denis zijn meest stra
lende glans afschijnt
op de Trompen en de
Ruyters.
De rustige, eenvou
dige grootheid hunner
echte onverschrokken
heid tot nobele zelf
opoffering toe, is on
vergelijkelijk van op
voedende kracht.
stelling van Onze Zeehelden uit de 17e
eeuw" moet in de eerste plaats de volle
aandacht vallen op een de Ruyter en bij het
aanschouwen van de vele portretten, minia
turen of zeestukken kan men niet nalaten
weder de volle aandacht te schenken aan
de daden van dezen grooten zeevaarder, die
steeds een voorbeeld gebleven is en zal
blijven voor het nageslacht.
Het roemrijke en, sedert dien niet over
troffen feit van den tocht naar Chatham,
doet den zeeman van den tegenwoordigen
tijd verbaasd staan, afgezien van de strate
gische waarde, over de zeemanscbap om met
de vloot een moeielijk vaar
water als de Thames en
Medway rivieren op te zeilen
tot in het hart van het vijan
delijk land.
De ondernemingsgeest en
de durf van zeelieden van
een klein land als Nederland
komen hier wel in het volle
licht en men vindt ze tot dus
verre in de historie van een
land niet herhaald.
Onversaagd wordt tot den
aanval besloten en zeilt van
Gent met een zeventiental
schepen de rivier op, waar
fort na fort door hem
vermeesterd wordt en de mare
brengt begrijpelijkerwijze een
hevigen schrik in Londen en het geheele
Rijk te weeg.
Erkend dient te worden dat het succes
voor een deel te danken is geweest aan het
feit dat Engeland zijn vloot verwaarloosd
had, waarom het destemeer treft hoe, slechts
enkele jaren later, de Ruijter moet klagen
over het verwaarloozen der vloot aan onzen
kant, waar hij naar zee gestuurd wordt met
slechte schepen, die hem de historische
woorden doen uitspreken; ick sal gaen;
daer de Heeren Staten hun vlag betrouwen,
sal ick mijn leven wagen!"
Het voorgevoel bedroog hem niet, de ex
peditie, die ondanks den slechten toestand
der Vloot toch nog roemvol was, kostte hem
het leven de historieprent van zijn
begravenis doet ons ook in de kunstzaal dat
feit herdenken.
Aan een ander wapenfeit en niet minder
kranig stuk van zeemanschap worden wij
herinnerd door het zeestuk van den slag bij
Duins in 1639.
Hier was liet Maarten Harpertsz. Tromp
en het is in dien tijd dat een Hollandsen
smaldeel zich door schitterende manoeu
vres in een vijandelijk vaarwater kon redden
op een wijze die aan den kant van den
vijand in den persoon van een Duke of
York bewonderd wordt met de woorden:
That never was nor would have been
undertaken bij ourselves!
Beter getuigenis is moeielijk denkbaar.
Dwingen zulke daden van een Tromp en een
de Ruyter onze bewondering af men mag
niet nalaten hun voorgangers alle recht te
doen wedervaren en wij mogen met genoe
gen constateeren dat ook hiervan iets te
zien werd gegeven.
In den persoon van Admiraal Jacob van
Heemskerk zien wij gehuldigd de wakkere
koopvaarders uit het begin der worste
ling van Nederland om den handelsweg
naar Indië, dien de Portugeezen zoo zorg
vuldig geheim trachtten te houden dat zij
zelfs het publiceeren van zeekaarten op
straffe des doods verboden.
Wie denkt hierbij niet aan de pogingen
om door de barre ijsregionen den weg naar
Indië te zoeken en wél mag dan hier ook
Kijkje op de inzendingen o. a. van H.H. M.M. de Koningin en de Koningin-Moeder
genoemd worden de wakkere medewerker
van Heemskerk, Willem Barendsz.
In het sobere reisverhaal van hunnen tocht
doordeVeer geschreven lezen we hoe ze uitge
teerd en afgemat door de ontberingen de terug
tocht aanvaardden in twee open schuiten,
de zieken met zich voerende zoo goed en
zoo kwaad het ging. En het is treffend te
lezen hoe Barendsz, die ook met de zieken
ter neder lag, nog kort voor zijnen dood
tot zijn makker de Veer zegt: Gerrit, zijn
wij bij den IJshoek, so beurt mij wat op,
ick moet dien hoeck nog eens zien:'
Treffend, omdat er uit blijkt hoe deze,
zonder krijgsmuziek, stervende held tot het
laatste oogenblik bezield bleef met dezelfde
energie, zoo nopdig voor het doel waarvoor
hij was uitgevaren: zeeken,
ontdekken.
Met zijne wellicht reeds ge
broken oogen nog nmaal
dien hoek, nog nmaal de
gesteldheid van de kust zien
om het in zich op te nemen
teneinde met zijne ondervin
ding voordeel te doen, ziedaar
de eenige gedachte, waarmede
hij weldra den dood ingaat.
Is het wonder dat met zulke
mannen Nederland groot moest
worden?
Heemskerk was in de gele
genheid dat werk voort te zet
ten, niet op de onsuccesvolle
route door het Noorden, maar
Het kan niet anders
of op eene
tentoonTromp sneuvelt, 1653
Medaille uit de verzameling H.M. de Koningin
Zinneprent ter eere van M. A. de Ruyler, 1677
Verzameling H. M. de Koningin
1666. Ter eere van Admiraal de Ruyter
Medaille uit de verzameling van H.M. de Koningin
rond de Kaap.
Hoewel Houtman de eerste was die den
tocht naar Indië heen en terug maakte, was
de expeditie onder Heemskerk en van Neck
een volledig succes, doordat zij met betrek
kelijk weinig verlies een volle rijke lading
thuis brachten.
De grondslag voor den Nederlandschen
handel met Indië was daardoor gelegd en
de overmacht der Portugeezen gebroken.
Van Heemskerk zegt Mr. de Jonge in Het
Ned. Zeewezen" dat hij was, minder een
ruw zeeman, dan wel gelijk een Drake of
Cavendish een gentleman-adventurer"
wel wat hoog en voornaam, maar beschaafd
en voor niets bevreesd.
Hij behaagde niet altijd aan de oude zee
robben, want hij was een man van den
nieuwen tijd.
Het is juist om die reden dat hij als voor
beeld gesteld kan worden.
Vooral in dezen tijd moeten wij met onzen
tijd mee evenals het in die dagen was toen
Grotius kon verklaren:
Ieder legt zich toe op het navorschen
der starren en de uitrekening der ligging
van plaatsen en deze dingen leert men niet
in de scholen alleen maar op de vloten
selve."
Door de ontwikkeling van de scheepvaart
hebben we op de vloot, die zich steeds
gaat uitbreiden kundig personeel noodig om
de moderne schepen te besturen.
Daarvoor zijn goed onderlegde jonge
mannen noodig die bereid zijn hun handen
uit deimouwen te steken
niet alleen, maar zich
ook ten volle willen be
kwamen voor hun vak.
Een vak, dat door
zijn groote wisselval
ligheden aanleiding
geeft tot studie en eene
gelegenheid tot ruime
wereldbeschouwing
waardoor het niet min
der aantrekkelijkheden
heeft dan vroeger, al
zijndeomstandigheden
gewijzigd.
Tentoonstellingen die
betrekking hebben op
de mooie daden van
onze groote voor
gangers kunnen groote
kracht daaraan bijzet
ten en wij wenschen
de Kunstzaal |dan ook
alle succes met haar
streven.
ZEELANDER
llintllMIIIIIIIIMIIIIIIUHMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIItMIIIIIIIIMIIIItllll ilHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII|llllllllllllll||||IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIUlllllllllllllMlllllllltl
Poliche. Comedie in 4 bedrijven van
HENRI BATAILLE. Die Haghespelers"
Dir. E. Verkade.)
Een amoureuze vrouw, die verzot is op
een bruut een mooien bruut", zegt ze er in
vervoering bij en die, als de mooie man
haar verlaten heeft, maar zoolang genoegen
neemt met een Poliche", die haar door zijn
jolige moppen heeft geamuseerd, deze vrouw
zal toch weer naar den bruut, die haar
zinnen prikkelt, terugkeeren, zoodra hij maar
weer een vinger uitsteekt. Dat wisten wij al
zonder Bataille. Maar Bataille heeft het geval
interessanter trachten voor te stellen door
van den Poliche een soort tragischen
Paillasse te maken, met die variatie, dat deze
Paillasse een melancholieke, droomerige
sukkel is, sentimenteel tot in het weeë toe,
die, in stede van een passie-moord te begaan
als hij zijn geliefde in de armen van een
ander betrapt een schotel omelette op
dient, en een paar moppen lanceert.
Bovendien leert Bataille ons in dit stuk
het (parijsche) verschil tusschen een amant"
en een amoureux'' en verzekert hij ons,
dat een vrouw wel een leelijken, minder
waardigen mari" mag hebben, zonder zich
te blameeren, maar dat een amant" altijd
mooi en superieur moet zijn, anders slaat
de vrouw een mal figuur. Deze
wereldgewichtige moraal-beschouwingen werden,
vór den oorlog, in Parijs bizonder diep
zinnig gevonden. Ze behoorden daar tot de
opvoeding van een homme du monde."
Van Poliche", den bedrogene, miskende,
telkens op zijde gezette, heeft Bataille een
soort heros willen maken, maar zijn voor
gewende grappen zijn zógeesteloos flauw,
en zijn sentimenteele weemoed is zoo weeïg,
dat hij er niet veel meer van gemaakt heeft
dan een mispuntje, waar elke vrouw met een
bétje temperament voor bedanken zou. Als in
de Ie acte Poliche, nog in koks-travesti, toen
hij zijn liefste Rosine, in de armen van een
bruut zag, dezen de hersens had ingeslagen,
zou hij sympathiek zijn geweest, maar nu
hij er moppen bij tapt en een omelette ser
veert is hij een lafaard. Het slot van die
acte is dégoütant hierdoor.
In de 2e acte houdt hij een allerridicuulst
gesprekje met Rosines mof, die natuurlijk
geen antwoord geeft, en zegt er zulke hope
loos weeïge, ridicule dingen tegen, dat de
zaal proest van 't lachen.
Alweer een parijsch stuk, waarbij men
lenkt: het werd tijd voor de fransche
tooneel-literatuur dat de oorlog kwam! Het
zou voor mij ongenietbaar zijn geweest
zonder mevrouw Duymaer van Twist, want
de andere hoofdpersoon, Poliche, alias Didier
Meireuil, werd door C. van der Lugt Melsert
voorgesteld als een sentimenteel burger
mannetje, een kapper, die is gaan rente
nieren, of zoo iets. Deze Didier Meireuil is
echter, ondanks al zijn lieverigheid, toch
heusch geen hollandsch burgermannetje. O !
die fransche messieurs" op ons
nederlandsche tooneel! Zelfs de mooie bruut",
een chic cavalerie-officier, door Alex Frank
voorgesteld, was hoogstens een chef-chauffeur
of opperstalknecht van een adellijke familie
in de provincie.
Maar Mien Duymaer van Twist weet wat
een amoureuse" is. Toen hier 't vorig sei
zoen Amoureuse" werd gespeeld, maakte
Enny Vrede daar een gracieuze, lief-kokette,
elegante vrouw van, om te kussen snoezig
maar niet amoureuse". Mevr. Duymaer van
Twist was het tot in haar vingertoppen. Zij
heeft ook in haar stem de brandende vlam,
die verteert, en toen zij daarmede zeide:
je bent een bruut, maar een mooien bruut'
en laat me dat plekje hier van je mond
kussen", was dat om te huiveren. Laat Rika
Hopper datzelfde zeggen, en het zal knap
zijn, maar niet doen rillen, niet branden.
Een franschman zeide, na afloop der voor
stelling tegen mij Quelle femme"!, Quel
temperament"! Het was schitterend, en 't
werd niet alleen gezegd met den mond,
maar uitgestraald door het geheele, prachtige
lichaam.
Zoodra echter de rol niet uitsluitend meer
amoureus werd, maar er ernstig spel bij
moest komen, van ander sentiment, was de
charme verdwenen, en kwam gemaaktheid
in de plaats.
De derde acte, n lijzige verveling, was
daardoor zócriant onuitstaanbaar, dat het
moeilijk was, er niet onder weg te loopen.
* « *
De Meikevers, Blijspel in drie bedrijven
van EUGÈNE BRIEUX. (?Die Haghe
spelers" Dir. E. Verkade).
Even criant vervelend als voor het groot
ste deel Poliche'' was, zooals V'erkade's
gezelschap het speelde, even amusant was
de opvoering van Brieux' Meikevers".
Dit blijspel, dat hier en daar ietwat meer
komedie is, is een spel van den huiselijken
liaison-haard, met nimmer eindigende
kijverijen, een onhebbelijke dienstmeid, een
herriemakende conciërge, ruzie tusschen vier
hoog" en vijf hoog", een schipper die een
juffrouw uit het water haalt, een ziek hondje,
dat Moesies Toetepetoetje" heet, enz. enz.
allen dingen en situaties, die Heyermans
jaloersch zouden maken. Alleen, Brieux
behandelt dat alles minder grof, met fijner
humor en, wat het zoo beminnelijk maakt,
met een zweem van voorname melancholie
deor al dien humor heen.
Brieux laat ons in dit kostelijke blijspel
zien, hoe in een liaison de amant, die bijna
mari is, en de maitresse, elkaar in de liefde,
wreed als die der meikevers, steeds pijn
doen en ellendig maken, maar toch niet van
elkaar af kunnen. Uit egoïsme is Pierre,
veertiger als 't stuk begint, vijf jaar geleden
een collage"' begonnen met een meisje uit
het volk, omdat hij bang is voor 't huwelijk,
en omdat het goedkooper is dan de
petites femmes". Hij en Charlotte staan ver van
elkaar, hebben daarom over alles ruzie,
leven in een hel van herrie en scènes, maar
komen alleen door den hartstocht, 's nachts,
tot elkaar. Als zij hem ns bedrogen heeft
naar zij zegt zonder er bij te denken"
met een ouden jeugd-vriend, komt er een
scène de tous les diables", er wordt van
scheiden gesproken, hij moedigt haar aan
als ze voorwendt weg te willen, en ten
slotte gaat ze, hopend dat hij haar zal terug
roepen. Beneden woont een meneer, die
in 't zelfde geval verkeert, en in een zelfde
hel leeft, en als de vrouwen ruzie krijgen,
o. a. om een plasje" van den hond (een
heerlijk Falklandje) en meneer komt Pierre
woedend rekenschap vragen, voelen zij zich
ten slotte verwant in hun misère en drukken
elkaar ontroerd de hand. Deze scène en
een paar andere die tusschen de twee
lotgenooten volgen, zijn juweeltjes van humor
en vage melancholie. Zulke fijne, geestige
Falklandjes kan wel Brieux maar niet Heyer
mans schrijven.
Als Charlotte is vertrokken, is Pierre vrij,
hij voelt zich opgelucht als een echt-ge
trouwde man die van zijn vrouw verlost is,
hij mag uitgaan als hij wil, eten wat hij wil,
rooken als hij wil, en met zijn voeten op de
canapéliggen, en blagueert over zijn heerlijk
levenije tegen den meneer van vier hoog,
die nog in de hel van zijn collage leeft. Dit
tooneeltje is alweer kostelijk humoristisch.
Maar Charlotte maakt een keurige
miseen-scène van een zelfmoord in de Seine,
laat zich opvisschen en zoogenaamd ver
dronken bij Pierre in huis dragen, en het
einde is een verzoening, en hervatting van
het leven van ruzie en kwelling. Chez les
hannetons les moeurs amoureuses sont
particulièrement cruelles" laat Brieux Pierre,
die leeraar in de botanie is, in de eerste acte
uit een leerboek oplezen.
Het stuk heeft zulke levendige dialogen,
en is zódoortinteld van fijne psychologische
aardigheden, dat het de drie bedrijven dór
zonder haperingen amuseert en in spanning
houdt, hoewel ze alle drie in n zelfde
kamer vijf hoog" spelen, en eigenlijk van
dezelfde soort handeling zijn.
Het beminnelijke er van is, dat de humor,
die het geheele blijspel doortrilt, nooit grof
of bijtend is, maar steeds fijn en voornaam,
en het verwonderlijke, dat dit blijspel tegelijk
eigenlijk een tragedie is en, in den grond,
eerder diepzinnig dan luchtig. Men voelt
achter dit stuk den schrijver als een
gedistingueerden geest, wiens lach uit een
groote ziel komt en die de blijspel-figuren,
die hij schiep, niet striemend spot, maar
eigenlijk deernis waard vindt.
Mevr. Lobo Braakensiek vindt in deze
Charlotte een rol, die haar op 't lijf ge
schreven is", en maakt er dan ook iets
uitmuntends van, alleen een beetje te echt
hollandsch, een aanmerking, die voor alle
spelers in dit stuk geldt. De heer Lobo vindt
in de rol van Pierre een gelegenheid om het
ietwat sukkelige van zijn te lange figuur,
vergoed door een nu en dan zeer warme
stem, juist tot iets zeer voordeeligs in het
karakter en de situaties er van te maken.
Het kwam mij voor, dat het hollandsche
publiek te uitsluitend het kluchtige van de
toestanden genoot, getuige het onbedaarlijke,
ietwat domme lachen, maar niet den voor
namen, fijnen humor voornaam wist te
savoureeren.
HENRI BOREL
Humor uit Zuid-Afrika
Nie prakties genoeg nie
'n Baje vergeetagtige professor het iedere
oggend die grootste moeite om sij klere bij
mekaar te krij. Dit was 'n groot verlies van
tijd en buitedien 'n rede van onenigheid
tussen die professor en sij vrouw, want hij
wou beslis hèdat s ij nou moet weet waar
h ij vorige aand sij goed neergegooid het.
Om 'n einde te maak aan die ellende trek
hij toe 'n lijs op en plak dit teen die muur.
Die volgende het op die lijs gestaan:
Baatjie-derde knop van die kapstok regs.
Broek?op stoel bij die bed.
Boordjie?aan de deurknop.
Das-deur die oog van die sleutel.
Onderbaatje?op die vloer bij die raam.
Borshemd?aan die regse hoek van die
linnekas.
Sokkies - oor die spiel.
Skoene-buite die deur.
Professor?in bed.
Die volgende morre gaat dit uitstekend;
stuk vir stuk krij hij sij goed, na hij eers
die lijs geraadpleeg het; maar toe hij bij
die laaste pos op die lijs kom, loop dit ver
keerd, want toe hij in die kooi kijk, was dit
leeg.
Die plan was tog nie so prakties soos ik
gedenk het nie, mompel hij bij hom self;
nou moet ik tog weer soek.
(Die Brandwag)
Toe ik van morre kerkplein toe rij met
die trem, kom die kondukteur bij mij virbij
en kijk mij aan alsof ik nog nie betaal het ne.
En wat het jij gedoen? vra sij vrind.
Ik het gekijk alsof ik wel betaal het!
(Die Brandwag)
Inhoud van Tijdschriften
De Vrouwen haar Huis (November): JanJ.Zeklenthuis,
Luchtig Liedje.?J.H.l
ssing,JacquelineRoyaards-Sandberg (met teekening van Wouterse i-v. Doesburg). J.
Kerkmeijer-Bakker. Brieven uit een achterkamer. Aty
Brunt, Over van Hoytema's Kinderboeken. C. de
Leeuw-Schönberg, Lielljes. J. van der Kous, Medi
sche wenken. A. de Graaf-Wiipperman, Jokken.
L. Viss r, Gasthuisindrukken.?E. Heijruans-yaa Beek,
Kinderhandwerkjes. Klise M. Rogg>-, Liefdadigheid.
St. Nicolaaswerk. Wintertoiletten. Elk wat wils.
Natuur en Vernu/t (III): De periscoop. Ue cachelot
of potviscli. Diepe grotten, De wenschen van Ican i
vervuld. Watervallen. De kleur van den hemel.
Die Brandwan (Z. Afr. Tydxkrf vir die Huisgetin)
(Oktober): D. S. du Plooy, 'n Ontvlugting. Besigheirt
is besigheid. D. T. Malherbe, Slaap. J. K E.
Celliers, Kontra t. Dr. H. C. Breijer, De Ekspedisie naar
Maputaiand. De eerste hulp bij gevallen van be
roerte. Chris. C. Euvrard, Lena. S. H. Pellissier,
Maruska. p die hoogte. Vir ous Kinders.
Afrikaanse Speliëels. Brierve uit Oos- en
WesAfrika, en uit Suid-Amenka.
Jeugd (November): Het Nieuws van de maand.
.). Been, Vogeltje Grijp. B. van Hasselt, Iets over
Oude Kunst. Neef Jan, Tijdens de Mobilisatie in
dienst. Jan Politiet, Holland'. B. van Hasselt, De
l'laut. Eigen tuintje. Rubrieken.