De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 november pagina 7

14 november 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

14 Nov. '15. No. 2003 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Huygens?Worp Het [land van Rembrandt" heeft Busken Huet ons vaderland gedoopt; in de dagen van Rembrandt zelven, toen de kunst nog geen export-artikel was op de wereldmarkt, is Holland voor velen geweest het land van Dr. J. A. Worp (Foto's Francis Kramer, Utrecht) Huygens. Wie toch, die in de toen bekende wereld iets beteekende op eenig gebied van kunst of wetenschap, stond niet in brief wisseling met den heer van Zuylichem, als secretaris de vertrouwde van den Stadhouder, en als begaafd kunstenaar en kunstbescher mer zoo vaak de raadgever van Amalia van Solms. Amateur componist, die zelf met groote vaardigheid eenige instrumenten be speelt ; dichter, wien ondanks allerlei tijdroovenen arbeid vaak verre van huis schier geen dag kan voorgijgaan, zonder in gebonden stijl iets "op het papier te brengen, dat nu nog leesbaar is; prozaist, even gemakkelijK in de klassieke talen schrijvende als in het Engelsch, Fransch, Spaansch of Italiaansch; beoefent hij de wetenschappen van zijn tijd, zooals hij teekent, danst en paard rijdt. En alhoewel nu in een dis puutgezelschap te beweren valt maar dan ook eveneens valt tegen te spreken dat hij als staatsman niet gerekend mag worden en dat van hem als dichter en schrijver voor het tegenwoordige geslacht niet veel te waardeeren overblijft, dat hij slechts is een grootheid in naam, terwijl hij als ge leerde nauwelijks in aanmerking komt, Con stantijn Huygens is niettemin en ontegen zeggelijk geweest een zeer buitengewoon man, die in zijn lang leven veel tot den roem van Holland heeft bijgedragen, en die in zijne geschriften onder veel meer, ons heeft nagelaten rijke bronnen tot de kennis van de gouden eeuw. Eerst in de latere jaren heeft men dat volkomen begrepen. Nog in 1881, toen onder toezicht" van Beets door de Holl. Maatschappij van Fraaie Kunsten en Weten schappen de volledige dichtwerken' zouden worden uitgegeven, werd dit in het pro spectus genoemd een blijk van waardeerring" aan Huygens, die met Hooft en Vondel prijkt aan het hoofd onzer vaderlandsche dichters ... als het drietal sterren in Orions gordelriem aan den nachthemel, een schittede trits." Huet, wien vermoedelijk dit reclama-prozais ontgaan, schreef kort daarop: Men is aan Huygens in de laatste jaren, nadat sedert het aan den dag komen van zijn Cluyswerck in 1842 een soort van sta king was ingetreden, te onzent weer veel gaan doen. Een nieuwe tekstuitgave zijner korenbloemen is ondernomen, nadat reeds vroeger een nieuwe volksuitgaaf bezorgd was. Zijn leven is tot onderwerp eener wel is waar nog niet voltooide monografie ge kozen. Onuitgegeven fransche stukken van zijn hand hebben het licht gezien. Zijn werk zaamheden als toonzetter heeft de stof ge leverd voor een afzonderlijk boekdeel. In een herdruk onzer beste litteratuur geschiede nis is een geheel nieuw hoofdstuk aan hem gewijd. Zijn dagboek, naar het afschrift van een kleinzoon, werd onlangs voor het eerst naar de pers gezonden. Zijn briefwisseling staat op de voordracht." Intusschen was men in het blijk van waardeering" door P. Leendertz Wzn. be werkt blijven steken na de verschijning van slechts twee afleveringen, ondanks Beets, en ondanks de daartoe benoemde permanente Commissie", hetgeen ten slotte alleen een tegenvaller voor de uitgevers bleek te zijn, want tien jaren later bezorgde dr. J. A. Worp de Gedichten van Constantijn Huygens naar het handschrift uitgegeven", zó, dat men een dier beide afleveringen van Leendertz' bewerking slechts even heeft te vergelijken met Worp's uitgave, om te begrijpen, hoe gene arbeid niet in de schaduw kan staan van deze. En moge van Lennep's Vondel" het oog meer bekoren, in volledigheid en in wetenschappelijke beteekenis wordt zij door de complete Gedichten van Huygens" verre overtroffen. Negen deelen versche nen tusschen 1892 en 1899 is dit werk groot, en slechts weinigen bevroeden hoe veel kennis en belezenheid er noodigisom een dergelijken arbeid op te zetten en te vol tooien, gezwegen nog van het geduld en van den grooten speurzin welke het vordert. Alleen groote toewijding en liefde voor de Een hoekje van de studeerkamer De ongeweten dingen, door INA BOUDIER BAKKER. Amst., P. N. v. Kampen & Zn. Wél goed is deze naam. De Ongeweten Dingen, d. z. de dingen, die niet geweten worden, niet beredeneerd kunnen worden; de dingen, die liggen achter het tastbare het zichtbare achter de feiten: Zóen zóis het. Zoo gebeurde het. Zódeed ik goed en toch?? En in de uren, dat wij de stilte in ons hebben, licht soms plotseling op het intuïtief gevoel, van achter de feiten en gebeurte nissen: dat er nog iets anders is iets hét dat is achter alle menschelijk gedoe, dat de gedachten vervormt en het oordeel milder maakt. Toen ik dit boek gelezen had, en het stil was in me, doezelden weg de personen het tastbare van hun leven (zooals de schrijfster die personen en levens wist tast baar te maken, door met weinige woorden het onzichtbare zoover naar voren te bren gen, doordat zij in deze verhalen, in ieder weer afzonderlijk, wist aan te brengen als 'n gevoeligen achtergrond: De Ongeweten Dingen. En zógoed is zij hierin geslaagd, dat onder haar uitbeelding, bijna alle antipathieke personen (afgaande op het zichtbare) ten slotte menschen worden voor wien je wel 'n warm, beschermend gevoel hebt. iimimiliiiiMiiimiiiiimiillMHnilHMMiiMiiiMiiiiimiMMniimiiMliiiiimiiM Daar is dan achter het leelijke en onaan gename zooveel leed, zooveel teleurgesteld verlangen, zooveel fel gevoelde armoede. Achter de heftige jalouzie van Emma (Hagar Ie schets) b.v. ligt zulk 'n zee van mede lijden voor haar ongelukkig kind, zulk 'n hunkerend verlangen om het kind ook maar een uurtje gelukkig te zien als alle andere gezonde schoolvriendinnetjes, dat wij hier achter den haat heel duidelijk voelen het ongewetene: het medelijden en de liefde. Zoo ook achter de prikkelbare, norschestroeve vrouwenfiguur (Een Pleit), hoe voelen we daar heel haar leege leven, haar hunkeren, hongeren bijna naar 'n eigen huis, 'n gezin. Och dat vroolijke, fleurige huishouden bij Dora en Koen, ze deed altijd maar of ze niets merkte, dat Jeannet als ze daar geweest was, dagen lang verbitterder en stiller was dan ooit." (bldz. 134) Zótobt de oude moeder in haar hoekje bij het raam met achter haar de schemer donkere kamer waarin alleen de stem van Koen leeft, tegenover het norsche, doode zwijgen van Jeannet. Een vrouw moet wat hebben om te vertroetelen en te verzorgen een oude moeder, dat is het niet." Om wat te vertroetelen en te verzor gen voelen we door deze woorden, ook niet, hoe de oude vrouw, op haar langen levensgang haar ideaal niet heeft hoog kunnen houden, hoe het ook in haar is verworden tot iets tastbaars, iets liefs iets zwaks... hoe ze niet heeft kunnen reiken tot de Ongeweten Dingen." En Jeannet hoe voelen we hier ook de teleurgestelde, verworden liefde in die vrouw, te zwak om haar verlangen naar hel wetenschap stellen een geleerde in staat iets dergelijks tot stand te brengen. De noten reeds, betrekking hebbende op een duizend tal personen, vormen een zeer belangrijke bijdrage tot de kennis van het schitterendste tijdperk uit Holland's verleden, terwijl er na Worp's uitgave omtrent den dichterlijken arbeid van Huygens uit een historisch oog punt geen nieuws meer te vertellen valt. Zoo was dan ruim twee eeuwen na zijn dood althans voor een deel Constanter's wensch vervuld, dien hij had neergeschreved in zijn testament, als opdracht aan zijn zoons, n.l. om datgene van zijne geschriften uit te geven, wat daartoe in aanmerking zou komen. En hoe zou hij het hebben gewaardeerd, alle zijne dichtwerken aldus :e zien geschikt en toegelicht door een kunstlievend geleeerde, op wien zoo ten volle van toepassing is: Du gleichst dem Geist, den du begreifst." Huet's mededeeling, dat ook de briefwis seling op de voordracht stond om te worden ;edrukt, was juist geweest, doch de voorracht raakte in het vergeetboek Noch Adriaan de Vries en Unger, noch de Com missie door Letterkunde" benoemd, zouden er in slagen den rijken brievenschat van en aan Huygens door den druk tot gemeen ;oed te maken, en aldus stond het te vreezen at de Huygens' handschriften in 1822 plotseling te voorschijn gekomen, en daarna ten deele zoo goed opgeborgen, dat zij in 1870 opnieuw werden ontdekt voor immer slechts te raadpleggen zouden zijn in de verschillende bibliotheken, waarin zij ver zeilden, voor zooverre zij althans niet ge borgen liggen in particuliere verzamelingen, welke niet zoo gemakkelijk zijn binnen te treden. Gelukkig heeft de Commissie voor s Rijks Geschiedkundige Publicatien" al spoedig na hare oprichting het anders ge wild, en heeft zij tevens begrepen, hoe slechts een man als Worp een dergelijke reuzenfaak kon aanvaarden en tot een goed einde brengen. Een reuzentaak, niets minder. Wel zijn van de naar schatting 36000 particuliere brieven door en aan Constantijn Huygens geschreven, er nu geen tienduizend meer te vinden, doch wat er nog over is heinde en ver verspreid vormt toch eene collectie zoo omvangrijk, dat er jaren ver liepen eer iets aan den drukker kon worden toevertrouwd, en daarna moest elk blad weer zorgvuldie gecorrigeerd en gerevideerd worden, terwijl dan nog kwamen de regis ters. Natuurlijk was niet elke brief of ieder kattebelletje van beteekenis, evenmin kon het gewenscht heeten alle stukken onver kort op te nemen, doch die beperking der gedrukte stof eischte weer meer van den bewerker, die nu te schiften kreeg en het niet woordelijk op te nemen gedeelte] kort en duidelijk had weer te geven. Toen Dr. Worp z'ch aan dezen arbeid zette, had hij juist voltooid zijn Geschie denis van het Drama en van het Tooneel in Nederland" een bronnenstudie en een standaardwerk, welke reeds voldoende zoude wezen om zijn naam als geschiedkundig literator voorgoed te vestigen, om dan verder te zwijgen over de talrijke meer verspreide artikelen van zijn hand op historisch en letterkundig gebied. Maar Worp dacht niet aan rusten; en ondanks een langdurige periode van lichamelijk lijden, welke hem o. a. noopte Groningen te verlaten om zich in Bosch en Duin te vestigen waar hij in de heerlijke natuur herstel vond zette hij zich aan Huygens' briefwisseling als hadde de Tijd op zijn energie geen vat. In 1905 ving Dr. Worp met het werk aan, en reeds binnen zes jaren verscheen het eerste deel. Thans liggen er vier kwartijnen voor ons, te zamen ruim twee duizend bladzijden tellende. Hadden 's lands geld middelen het gedoogd, de twee nu nog in handschrift liggende deelen zouden in n enkel jaar het geheel voltooien. Ook in werkkracht evenaart alzoo Worp den man, die voor zijn letterkundige en historische nalatenschap geen geleerder en trouwe executeur hadden kunnen vinden. Zoo is dan ook deze reuzenarbeid voor een goed deel voltooid, en zoo zijn ze dan voor ieder te bekomen, die duizenden brieven vele in het Hollandsen, maar ook vele in het Latijn; sommige in het Engelsch, andere in het Fransch; de Spaansche ontbreken evenmin als de Italiaansche; citaten in het Grieksch worden allerminst gemist. Voor den klassiek gevormden bewerker, welke tevens vele der moderne talen machtig is, leverde het polyglottische geen bezwaar op; en ook viel het dezen geleerde zoo doorkneed in onze geschiedenis niet moeielijk de meer of mindere historische beteeke nis van die duizenden brieven te bepalen. Wel mag men hier vragen, hoeveel moeite het kostte het handschrift van zoo menig brief te ontcijferen wie ooit een Franschen zichtbare ideaal 'n man en 'n huis gezin" te doen stijgen naar het Onge ziene" naar dat, wat is achter alle dingen en alle menschen en wat wel het meest ongeweten" is. En evenals in Emma plotseling, 'n onge weten" ding oplicht, weet de schrijfster het ook voor ons te doen oplichten in deze enkele regels (bldz. 69). Wat had zij meenen te vinden, dan wat er was den heelen dag, uur voor uur, vlak naast haar en onder haar oogen: altijd die andere altijd die twee. De dingen, die niet bewezen kunnen wor den en niet beredeneerd, maar die je veelt plotseling als hei eens stil in je is geworden en dan telkens en telkens weer de dingen, die niet meer weg te praten zijn." En in de Andere Weg" bldz. 123. Toen had vader een heele poos uit het raam zitten kijken en hoorde niet, toen hij hem wat vroeg..." Dan op bldz. 116 En zij herinnerde zich hoe haar man haar eens gezegd had, dat ze zoo weinig haar best deed het ge zellig in huis te maken." Hoe scherp voelen we hier zijn zichniet-gelukkig en niet begrepen voelen zijn verlangen, naar gezelligheid, naar warmte zijn armoede tenslotte. En ik vraag mezelf af nu ik dit boek gelezen heb hoe het komt, dat zoovele vrouwen, die wél lief kunnen hebben, toch hun liefde niet kunnen doen reiken tot De Ongeweten Dingen". Hoe het komt, dat zij niet kunnen voelen - Die onzichtbare dingen" als zij teleurgesteld zijn in de zichtbare hoe ze niet kunnen voelen achter de feiten en de gebeurtenissen, dat, De Villa te Bosch enlDuin brief van Amalia van Solms onder de oogen heeft gehad, kan dat eenigszins begrijpen ; hoeveel zorg en toewijding de aanteekeningen vereischten; wat er moest gevorscht en gespeurd naar allerlei personen door Huy gens of zijn correspondenten immers, niet alleen de brieven door hem geschreven, maar ook die aan hem gericht werden voor een groot deel opgenomen genoemd of ter loops vermeld; welke zorgvuldigheid er noodig was om de registers samen te stel len, gezwegen nog van den arbeid daartoe gevorderd. Zonder die registers en zonder die aanteekeningen zoude het hoog-wetenschappelijke werk slechts een betrekkelijke waarde bezitten, thans is de brief wisseling van Con stantijn Huygens voor alle verdere tijden een onmisbare bron tot de kennis der vaderlandsche geschiedenis in het schoonste tijdperk van ons bestaan. Dat heeft men te danken aan den hoogst bescheiden geleerde, die niet buiten het gewone leven staat, maar zich ook nergens op den voorgrond drong en zich tevreden stelde met de plaats die het groot maatschappelijk leven voor hem open liet. Kalm voortarbeidende en metevenveel belangstelling het wereldgedoe van hel den volgende, als de mooiste episodes uit onze geschiedenis, zocht hij zich een Cluys" in een aardige villa, hoog op een der zand heuvels van Bosch en Duin, niet verre van het stationnetje der Centraal". En mocht hij evenals Huygens nog eenmaal een Cluyswerk schrijven, hoe zoude hij daarin kunnen gewagen van de talrijke vrienden, die de gastvrije maar zelden gastenvrije woning zoo gaarne binnengaan en slechts noode verlaten; dat gezellige huis met die eenvoudige en toch zoo aantrekkelijke werk kamer, waar luim en scherts evenmin mis plaatst zijn als ernst en kunde. En als Huygens zoude Worp kunnen ge tuigen : ... de minste van mijn sorgen Is kelder-sorgh geweest en keuken-angst?" om de eenvoudige reden, dat hij geluk kiger dan de, echtgenoot van Suzanne van Baerle, die zoo spoedig weduwnaar werd zijn Cluys mag deelen met de hoogstaande, sympathieke vrouw, wier levensidealen voor zoovele Nederlandsche vrouwen eene opwek king zijn geweest, gelijk haar stil en be scheiden streven menigeen ten goede kwam. Wat Worp voor Huygens deed, is zijne echtgenoote steeds voor hem en zijne vrien den geweest; en zooals dezen dat waar deeren, mogen de Nederlandsche intellectuels nog eenmaal erkennen, hoeveel zij ver schuldigd zijn aan den man, die voor goed zijn naam aan dien van Huygens heeft ver bonden. F. A. B. Dr. Worp aan zijn studeertafel wat er toch altijd is. Wist ze nu, terwijl haar leege handen zich klemden in elkaar, dat haar hart en haar oogen blind waren geweest. Wist ze wat het betere zou geweest zijn. Ook voor haar." Ik vraag me af, waardoor zoovele vrouwen, als hét niet is, zooals ze gedacht en gehoopt hebben, altijd al het bestaande willen ver breken (meenende dan alles te verbreken), belèedigd, omdat hun trots hun langer ver biedt liefde te geven waar deze niet naar waarde geschat wordt. Ik dacht, dat liefde, altijd intuïtief voelen kon, waar het hapert en waar ze zich moet verbreeden, inplaats van af te breken. Tot slot haal ik nog even Slachtoffer" aan als de eenige schets, waarin de afgebeelde personen sterk antipathiek blijven (wat hier blijkbaar ook de bedoeling van de schrijfster is) zoo burgerlijk zoo eng bekrompen zoo volkomen grof materi alistisch dat de Ongeweten Dingen wel absoluut ongeweten" voor hen zullen blij ven. De eenige, voor wie het Ongewetene in den meest groots*chen vorm weldra zal oplichten: als het Eeuwige" en Het Oneindige", is het doodzieke kind, met z'n nameloos leed van pijn en benauwdheid z'n onbewust wanhopig alleen-zijn. Het doodzieke kind liggende in de lugubremuffe alcoof, waarheen afdrijven al de vieze, bedorven luchtjes uit de voorkamer, waar de visite zit: deetende-drinkende-rookendekletsende visite. Geen van hen merkt ook maar het geringste van het ontzettende lijden in het kind van zijn pijn en benauwdheid dan alleen even de moeder, die aan het heete hoofdkussen meent te merken, dat 't kind koorts heeft maar haar ongerustheid maar al te graag laat wegpraten door den vader, die terug verlangt naar z'n glas en z'n sigaren en z'n visite. En langzaam gaat het gebeuren in die vuile-muffe alcoof. Zoo zou ik door willen gaan, willen be spreken schets na schets, het kinderleven en het groote menschengedoe dit en dat aanhalende als fijn gevoeld en scherp geteekend. Laat ik echter dit eene nogmaals herhalen : Achter ieder leven - in dit boek aange raakt voelen we : De Ongeweten Dingen, zooals ze door de personen zelf gevoeld worden in de oogenblikken dat het even heel stil in hen is geworden en niet door hen gevoeld, maar slechts vulgaire, platte luidruchtigheid in hen is. G. V. E WEQQEMAN GULDEMONT. Een Kloos terling. 's Gravenhage, C. L. G. Veldt, 1915, 2 dln. Dit is een kerkhistorische roman tijdens bisschop Boudewijn van Utrecht circa 1200. In een nawoord deelt Emilie Guldemont mede, dat zij dit boek als twintigjarige" schreef en het eerst na jaren" uitgaf, voorts dat zij thans werk van meer practische waarde met betrekking tot het actueele leven" heeft te doen. Dit doet veronderstellen, dat zij leerares aan een H.B.S. of iets dergelijks is. Vroeger verscheen van haar hand Rome en Utrecht", eveneens geschreven met groote kennis van kerkelijke historie. Dat eerste boek was taai maar braaf, vermoeiend door

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl