Historisch Archief 1877-1940
14 Növ. '15. No. 2003
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET ATELIER VAN H. W. MESDAG
Het Atelier van
Hendrik Willem Mesdag
Indien het al waar is, dat voor de karak
teristiek van iemands wezen, zijn vrienden,
zijn boeken en milieu in 't algemeen bepa
lend zijn, dan dient men toch ten opzichte
van sommige persoonlijkheden eene zekere
omzichtigheid bij 't trekken van bepaalde
conclusies te betrachten.
Niet ieder milieu b.v. staat in onmiddellijk
zichtbaar rapport met de meest
domineerende karaktertrekken van den maker. Het
schijnt er soms zelfs in tastbaar contrast
mee, bij voorkeur gezocht, zooals bij
Matthijs Mans, wiens ijle droom-meditaties,
wiens mythische princessen en ridderknapen
het meest sobere artiesten-milieu bevolken,
dat de wereld ooit heeft gekend. En hoe
eenvoudig was niet ook het atelier van
Weiss,' schamel haast in zijn burgerlijkheid,
waar de wanden, instede van met gobelins,
met een eenvoudig papieren behangseltje,
de vloer met studies bezaaid inplaats van
met de in z'n laatsten tijd steeds meer in
ateliers begeerde Perzische tapijten bekleed
waren.
Niet min sober was het atelier van Jozef
Israëls, dat tenminste de allure van een
weidsche ruimheid had, waar men zich in
een toonvolle, door hoog binnenvallend licht
beheerschte atmosfeer toch princelijk op
zijn gemak gevoelde, al was er van eigen
lijke weelde evenmin sprake. Doch dit atelier
maakte het tenminste meer direct aannemelijk,
dat de bewoner er van een het weidsche en
diepe zoekende geest was, die zich ruim
gevoelde in het meest bekrompen
boerenof visschers-interieur. Het was tenminste
niet, als bij Weiss en Matthijs Maris, een
tastbaar contrast... (begrijpelijk evenwel
bij geesten die zich om niets bekommerden
dan om de verlokkende weidschheid van
het frisch ademend buiten en om een de
werkelijkheid f vergetende, of
transformeerende droomwereld) maar een zekere
innerlijke en als men wil ook uiterlijke har
monie.
Jozef Israëls was als Mesdag uit Gronin
gen. Maar behalve in andere dingen, onder
scheidden zich de beide vrienden ook door
de richting van hun geest ten opzichte van
het wereldsche. Niet dat Israëls in zijn im
mers voorname patriarchale woning niet
gesteld zou zijn op schoonheid en comfort,
maar Mesdag had even als Alma Tadema,
een besliste prachtlievende neiging, die
typisch Noordsch is en zich misschien nog
het meest in den Frieschen weeldezin open
baart, welke in legendarische tijden welhaast
fabelachtige afmetingen aannam en zich
thans nog manifesteert in een typisch
volksche kunstnijverheid. In Mesdag scheen zich
nog iets van den geest der oude
handelsvorsten en zeekoningen te openbaren. Hij
was een man die breed en groot deed in
alles, een heerschersnatuur, geboren om een
leidende plaats te vervullen in de maat
schappelijke domeinen der kunst.
Men heeft Mesdag niet alleen geëerd als
schilder, maar ook zijn beteekenis geschetst
ais den maker, den vormer althans van het
maatschappelijk wezen van Pulchri Studio.
Het is waar, dat Mesdag zich hier thuis
gevoelde als in zijn eigen huis en met
die voortvarende stuurmanskunst, welke hem
kenmerkte, ook het genootschappelijk roer
stevig in handen hield toen het schip fei
telijk al in voldoende veilige haven beland
mocht heeten.Het is ongetwijfeld waar, dat zijn
bestier van grooten invloed is geweest op den
lateren koers der impressionistische
schilderschool en haar breeder en ruimer maat
schappelijk beweeg. Maar niet minder
belangwekkend dan dit deel van de levens
taak van dezen enorm werkkrachtigen
genootschappelijken leider, was de beteeke
nis van den schilder, die zich een
alleenheerscher gevoelde in de domeinen der zee
en die als kunstenaar niet alleen een trouw
hartig vriend, maar tevens het type van den
met gullen hand doch menschen en
zaken doorzienden weidoenden
kunstmaecenaat was.
In zijn huis aan de Laan van
Meerdervaart toch leerde men Mesdag op zijn best
kennen. Daar regeerde zijn kloeke bemin
nelijkheid zijn ruig en breed temperament.
Daar was de man, die al zoo weinig pose
kende en die met vorsten en
hoogwaardigheidsbekleeders omsprong op een wijze en
met een zelfbewust gemak, die velen zich
deed afvragen, in wie nu wel de ware vor
stelijkheid troonde: in den breed zich ge
barenden schilder, of in den bedeesd mee
gaande* kunstdiscipel... daar was deze
forsche, voortvarende en toch bedaagde
Wanneer het Vrede zal zijn....
(Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck)
patrichiër wel geheel de schilder die zijn
hart verpand had aan de kunst en wat hare
grootheid en haar welzijn bevorderde.
In dit huis, dat steeds meer tot een tem
pel werd der kunst, wijlen de schoonste
herinneringen. Men kan zeggen, dat het in
zekeren zin het vorstelijk paleis en de
regeeringszetel der moderne schoonheid was.
Hier hield op gezette tijden het maat
schappelijk hoofd der schilders open hof;
hier werd menig moeilijk taktisch probleem
breed en gemakkelijk opgelost; hier ging
menige ziel wankelend binnen, om sterk en
met opgerichten hoofde den strijd opnieuw
te aanvaarden; hier - laten wij het nu maar
openlijk boekstaven is het menigen dap
pere, menig talent en menig genie mogelijk
gemaakt, dat hij zijn kunst langzamerhand
steeds weidscher en ruimer kon ontplooien
op de basis van maatschappelijk huishou
delijke zekerheid in privaten zin.
Maar in dit huis, welks atmosfeer nu nog
levend is door zooveel diepe en plechtige
herinneringen, lag ook de bakermat van een
ander, later met steeds breeder gebaar ont
wikkeld museum-concept. Aan het echtpaar
Mesdag, dat eerst op gevorderden leeftijd
zich zelf aan de kunst wijdde, waren uit de
jaren, waarin zij, minder beoefenaars dan
kunstminnaars of wel dit alleen waren, de
belangstelling en liefde voor anderer werk
bijgebleven, ja, het is wel merkwaardig, dat,
in den tijd van eigen werkzaamheid, die
aparte eigenschappen welke den rasechten
verzamelaar kenmerken, toen eerst tot volle
ontwikkeling en bloei kwamen, waartoe
zeer zeker ook de meer directe en intieme
relatie tot de kunstenaars het hare zal heb
ben bijgedragen.
Hoe dit ook zij, de grond der eigenlijke
latere, door zijne ongemeene, zoo aparte
samenstelling beroemd geworden collectie,
is gelegd in dit huis. Daar werden eerst
de schatten verzameld, die zich niet alleen
bepaalden tot schilderkunst. Neen, alles wat
mooi was, het schoonste Satsoema, het
mooie oude werk van Colenbrander, ge
dreven koper uit Arabië, brons uit China
en Japan, Perzisch tapijtwerk, enz. diende
om ook het milieu zelf, afgesloten door zoo'n
kader van magistrale schoonheid, luister bij
te zetten. Eerst toen de collectie langzamer
hand te groot werd, toen niet alles meer
uitgezet kon worden, werd uitvoering ge
geven aan het plan van een ruimer
museumbijbouw. En toen kreeg het publiek meer
algemeen de gelegenheid deze zeldzame
collectie te leeren kennen, die, al nam zij
ook eene andere kleinere vreemde collectie
in zich op, toch zoo geheel den stempel
draagt van geniale keuze, van kunst om
de kunst en die niet alleen tal van de
schoonste exempels van de meer gedragen
geestdrift der Hollandsche schilders, maar
ook de véhémente passiën van de
Barbizonsche school in zoo wonderbare totaal
harmonie laat bewonderen. Een dusdanige
door zuivere kunstontroering schokkende
en overweldigende collectie, waar het on
stuimige schildersgenie van de eerste helft
der 19e eeuw een zoo schoone en delicate
afstemming vindt in de van een zelfde
geestdrift doorgloeide, maar toch gedragener
werken der Haagsche school, is wel iets
unieks. Genie en meesterschap, zij reiken
elkaar in dit museum op haast symbolische
wijs de hand en nergens klopt de harteslag
van deze tijden inniger en direct
waarneembaarder dan hier. Dit is niet alleen de ver
zameling van een collectionneur, maar de
verzameling van een collectionneur die be
gaafd was met het onfeilbare instinct van
den kunstenaar zelf.
Thans leidt de toegang naar dit Museum,
langs den officieel afgebakenden weg. Maar
hoeveel eigenaardiger, hoeveel ongemeener
was de vroegere. Men belde aan, presen
teerde een visitekaartje of noemde een naam.
Door een ruime hal werd men, langs een
trap, geleid naar het museum. Het oog bleef
HET ATELIER VAN H. W. MESDAG
er wijlen op schoone teekeningen en men
ontdekte er het origineel van een van
Matthijs Maris' schoonste liefdes-poeëmen,
Om in het museum te geraken moest men
noodwendig voorbij den met gordijnen af
gesloten ingang tot Mesdags atelier. En dan
kon het den bezoeker gebeuren dat een
zware, hartelijke, ietwat nasale stem van
breed, indrukwekkend timbre, belangstellend
riep, wie daar was, en men, binnen tredend,
den schilder voor zijn ezel vond, nog geïn
teresseerd voor zijn eigen werk, maar toch
tevens niet minder belangstellend naar zijn
gast en de kunst in t algemeen.
Dit atelier is door de Eurppeesche ver
maardheid van de persoonlijkheid die er
in werkte, een der bekendste der wereld
geworden. Tal van beroemde en gezagheb
bende mannen, kunstenaars, vorsten en
hoogwaardigheidsbekleeders, hebben het betre
den. En het zag er naar uit alsof het heel
wel in staat was deze grootheden te ont
vangen, zonder dat het zijn karakter van
het intieme atelier eens schilders te zijn,
verloor. Het spiegelde treffend de beide kanten
van de persoonlijkheid van Mesdag weer,
zoowel de artistieke als de maatschappelijke.
De indeeling was hoogst zakelijk. Trad
men binnen, dan passeerde men een lang
werpige tafel waarop, op een Perzisch kleed,
eenige potten en pullen stonden en p.m.
een vaas met penseelen een paar fraai ge
sneden kasten, waarop aanstonds eenige
bommen en schuiten in verkleinde repro
ductie de aandacht trokken. In 't midden
van het vertrek stonden, in het volle
noorderlicht, dat door een breed, hoog venster
viel, een paar ezels, waarachter de kloeke,
breede gestalte van den schilder met zijn
gezonde zeemansuiterlijk gebaarde en die niet
naliet naar aanleiding van de schilderijen
welke hij meestal een paar tegelijk on
derhanden had, met u van gedachten daarover
te wisselen, om dan tot de algemeene vraag
stukken van den dag over te gaan. Er hin
gen eenige luchters met kaarsen en de wanden
waren er behangen met prachtige gobelins
en kostelijk goudleer, welk laatste een
rustig genoeg fond opleverde voor eenige
schilderijen, een enkele teekening, een baro
meter, die den zeeschilder eenige controle
gaf over de weêrsveranderingen, en verder
eenige zaken die hem bizonder ter harte
gingen. Daaronder was niet het minst be
langrijk, de beroemde ramskop van Matthijs
Maris, die den meester soms zoo diep en
wezenlijk van leven toescheen, dat hij, zoo
als hij zelf vertelde, hem wel goeden morgen
placht te wenschen. Rechts daarboven hing
in een lijstje de eigenhandige signatuur van
Millet, met de mededeeling van de bekende
Parijsche bekroning, welke Mesdags roem
rijke loopbaan officieel inluidde. De deuren,
toonvol afgestemd, droegen op hunne
paneelen, behalve schilderingen van hem zelf, die
van beroemde kunstbroeders, waaronder van
de besten van zijn tijd. Een paar schuifdeuren
gaven toegang naar de andere vertrekken. In
het eerste placht Mesdag veelal te aquarellen,
hoewel ook dit geheel het karakter van een
kamer droeg, waarin zich kostbare hout
snijwerken, schoone meubelen en vazen en
een schat van uitgezochte teekeningen en
schilderijen bevonden, w.o. bekende
Millets. Een kostelijk Colenbrander-tapijt sierde
den grond. Heel dit milieu ademde ook
verder een geest van deftige rijkheid, die
niet door overvolheid, maar door de har
monische samenvoeging en door de gedegen
kostbaarheid van elk stuk op zich zelf
imponeerde. Het was er schoon, breed en
indrukwekkend, zonder pompeus te ?ijn n
men voelde dat een der belangwekkendste
mannen van zijn tijd, door keuze en smaak,
in samenwerking met den kostelijken takt
zijner eminente gade, ook hierop zijn stem
pel had gedrukt.
Onwillekeurig is men geneigd in den ver
leden tijd te spreken. Toch is er feitelijk
nog niets wezenlijks veranderd in dit milieu,
waarin wel het befaamste schilders-echtpaar
van onzen tijd ademde en leefde, er
streed voor een nieuwer kunst, en door
een kloek voorbeeld, toewijding, invloed en
maatschappelijken takt, den weg hielpen
banen tot een roem, die thans onverminderd
de wereld vervult. De geschiedenis ervan,
die eenmaal nauwkeurig beschreven ver
diende te worden, zou de intiemste blad
zijden leveren voor een standaardwerk ge
wijd aan deze, wel algemeen als zeldzaam
erkende collectie met zoo breed en konink
lijk gebaar aan ons volk geschonken. Het
vormt er de intiemste zijden van, maar
ook nu nog is het met zijn, niet bij het
museumbezit gevoegde kunstschatten, een
eigenaardig completeerende schakel in het
gansche eigenaardige oorspronkelijke mu
seum-verband, dat iederen kunstminnaar in
zijn geheel steeds het liefst en prijzenswaar
digst was, en hem in historisch genetischen
zin steeds het merkwaardigst en meest
monumentaal voor kwam te zijn.
H. DE BOER
En in hare armen zal moeder Vrede verzamelen heur uitgeputte kinderen
IMtlIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIDIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIinilllIllllllllllllilllllllHIIIIIIIIlIHlIlllin
Bij Unger en van Mens, te Rotterdam
(Notities)
Deze tentoonstelling bevat een aantal W.
Maris'; werk van Bauer, van Tholen, van
Th. van Hoytema; n Toorop; Allebé's
kerk met poseerende figuren: een aantal
tragische teekeningen van Suze Robertson;
de Zwart's Witte Brugje.
De W. Maris' hier zijn typeerende, en
eigenaardige, afzonderlijke. In die eigen
aardige vindt ge eene (No. 27), waaraan
Poggenbeek duidelijk verwant is; een andere
met het vlondertje behoort eveneens tot de
niet gewone, zooals het landschap uit Noor
wegen ook daartoe te rekenen is (zie verder
29, 32, 33, 34, 41) Tholen's af zanderij is een
wijd-gehouden schets, waarin ge zijn vaar
digheid vindt en zijn vermogen gemaklijk
de vormen te om-vangen. Bosboom is voor
velen onverwacht met zijn smidse (een ge
maklijk gedaan intérieur van een smederij);
gewoner met zijn Midwolda (12) en de
Kerk (18).
Bauer is het zuiverst in No. 7, dat iets
heeft van een decor van Craig; in 8, de
kameel voor de stad; in 9 en in No. 11, het
Café-Concert. De Toorop is vermoedelijk
eene uit Katwijk, met het
tragisch-romantisch accent, (een Visch-afslag?) Den
gevoeligen Th. van Hoytema vindt ge in zijn
kalkoenen (uit 1893), een der meest beschaafde
sobere kleurgeheelen van de tentoonstelling.
Het snijwerk van J. Vermeijren verdient
voor dit tijdschrift een afzonderlijke, uit
voeriger bespreking met afbeeldingen.
PLASSCHAERT
* *
*
M. ADAMSE, JAN FRANK (NIEMANTS
VERDRIET) EN JAN WlTTENBERG TE
DORDRECHT (IN PICTURA) NOTITIES.
Ge zoudt Mar.s Adamse kunnen rang
schikken onder de symbolici; Frank (onder
den invloed van W. van Konijnenburg) als
zoekend naar een stijl, romantisch naar aard;
Jan Wittenberg als een stillevenschilder, met
neiging tot bezinning; in zijn Zierikzee's als
trachtend naar een fleurig gekleurde breed
heid ; in zijn phantaisieën over landschappen
het minst geslaagd.
Adamse zou voorts u kunnen blijken te
zijn dengene, die den versten worp (het
meest geestelijk) wil doen, maar het doel
niet bereikt; Frank het natuurlijkst in zijn
2 Hpndekopje's" (31 en 32) het strafst van
modéléin zijn krabben (No. 38), verder te
oneigen, te zeer zijn voorbeeld, zijn meester
volgend in de beboomde landschappen.
Wittenberg is van deze drie jonge schil
ders, die zich (59, 50) het zuiverst realiseert.
In twee gezichten op Zierikzee; in het
krachtig Bloemstuk (met de werklijke sterke
rooden) en in het stilleven van het Vogeltje
(op de schaduw na), No. 39, vindt ge hem
als den krachtigste hier.
PLASSCHAERT
* ?:? *
Willem Weissenbruch bij Buffa
Jan Heyse bij van Gogh
Willem Weissenbruch werd in 1864 ge
boren. Hij is een zoon van Jan Hendrik
Weissenbruch wiens roem nog steeds was
sende is en een neef van den anderen, minder
grootschen, maar toch fijnen en
conscientieusen Jan Weissenbruch, voor wiens werk
ook de waardeering stijgt. Het schilderen zit
hem dus in 't bloed en daarvan legt zijn
werk onmiskenbaar en in de eerste plaats
getuigenis af. Het métier is hem een lust.
Hij schildert lekker, sappig, vol in de verf;
hij schildert om het schilderen. Hij heeft
ook oog voor schilderachtige gevallen en zij
staan op het doek voor hij het weet. Het
moet hem ee« vreugde zijn rond te gaan in
het kleine pittoreske Holland vol kleine
pittoreske gezichten. Als een plukker in
een gaarde gaat hij en waar hij wat vindt
verwijlt hij en legt het vast op het doek
met kleine kruimige vegen. Want hij is
bovenal een vlot schilder, met een vief
en scherp oog; snel en zeker weegt hij
de kleuren en de toonwaarden en raak
en fleurig zet hij neer het rood en blauw
van de daakjes, het fijne grijs van de lucht,
het geel der muurtjes door de zon beschenen
en het haast oranjekleurige strand. Zoo pu
rende toefde hij bij Zand voort en Katwijk,
te Castricum en aan de Kaag, bij Deventer
en bij Sassenheim. En wat hij, daarbuiten,
schilderde heeft soms meer en soms minder
de bekoring van het opene, frissche,
ongedwongene. Wie zoo schildert voldoet spoedig
een publiek dat gaarne aan de oppervlakte
wijlt en aan wat smakelijk is voorgedragen
en smeuïg is toebereid zijn genoegen heeft.
Maar de schilder zelf is slechts voldaan met
reserve. Hij voelt dat deze schilderijen vooral
waarde hebben als notities. Hij weet zich
daar waar de eigenlijke moeilijkheid en mis
schien ook de kunst, pas begint. En waar
hij zich zette tot een grooter doek, op het
atelier voltooid, daar gevoelde hij dat het
innerlijk oog nog niet ziet als het andere
dat zoo snel en zeker kleur en toon absor
beert en waarnaar de penseelende hand zich
zoo willig voegt. Vluchtigheid is nog te veel
de vijand van het goede in Willem
Weissenbruchs kunst.
Van Jan Heyse, die een klein aantal schil
derijen en teekeningen bij van Gogli expo
seert kan men hetzelfde niet zeggen. Meer
dan alles schijnt hij bevreesd aan de opper
vlakte te blijven. De kern der dingen wil
hij zoeken, de strakke gestyleerde lijn, de
verinnigde door licht en atmospheer opge
zogen kleur. Zijn ideaal reikt ongetwijfeld
hooger dan dat van Willem Weissenbruch
maar ook hij is nog ver van het bereiken.
Van huis uit is hij geen schilder; het is
meer zijn eigen zachte, discrete natuur die
hij tracht uit te zeggen in even discrete
schilderijen en teekeningen. Eigenaardig komt
hem daarbij een stadje als Veere te pas,
overgebleven als een steen geworden droom
van vervlogen eeuwen. Zoo ziet hij het en
schildert hij het en dat is een verdienste
van hem. Maar zijn visie is niet reëel en
zijn hartstocht niet fel genoeg om het pp
te stuwen tot iets van groote schoonheid,
Hij blijft vaag met iets liefs maar ook iets
slaps er in. Men waardeert hem om zijn
fijn kleurgevoel en zijn bedoelen, meer dan
om zijn bereiken. Intusschen bracht zijn
neiging tot het decoratieve hem tot het
versieren van een viertal kalenderbladen en
tot ontwerpen van illustraties, waaraan zijn
talent zich wonderwel past. Hier kan men
zeggen ligt zijn terrein. Eenvoudige tot de
hoofdzaak teruggaande lijnen, eenvoudige
maar fijn samenstemmende kleuren, een
voudige maar groot gehouden composities.
Ook in een droge-naald: lezend meisje vindt
ge terug de vrouwelijke gevoeligheid en
de stille, rustige, geduldige maar niet diepe,
niet felle, niet strak gespannen aandacht,
die dezen teekenaar-schilder eigen is.
H.
ficmda/erksn bevaf een zeer
ruime sorfGering .van de
eenvoudigste 'fol c/e Fynste
genres!
1 Grage 4£iftS