Historisch Archief 1877-1940
N°. 2004
Zondag 21 November
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10,
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12*
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. o ?0.25
. . .030
. 0.40
INHOUD t Bladz. 1: Haring of Kuit, door v. H.
Waarschuwing,door een KamerJidderLinkerzijde.
Bnitenlandsoh Overzicht, door G. W. Kernkamp.
Confetti.?2: Feuilleton: Mevrouw Niels' Triomf, II,
door Minoa Verster-Bosch Reitz. Bjj 't Licht^an
de Oorlogsvlam, door Frederik van Eedeu. 3:
Jjietscbe Stemmen, door T. H. De Nederlandsche
Opera,door Carel J. Ströer. Spreetzaal.
BoekbespreKing, door Th. M. K.?5: Voor Vrouw., d. Elis M.
Rogge. 6: Bommen op Venetië, door dr. H. I.
Hoogewerf. Over den oorspiong van het
stylistisehc Cnbisme, do :r Conrad Kickert. Henri
Poolman. - De Princesse-Schonwburg in den Haag.
Dramatische Kroniek, door Henri Borel. 7: Het
Tconeelsehool-gebouw. I, door J. H. Bössing.
Tooueelschool of niet ? door J. H. Gerhardt.
9: Van Vlaanderen : Ons Volk en zjjn Letterkunde,
door Kenéde Clercq, Aanbouw van Filialen,
teekening door George van Baemdonck. TJit de
Natuur, door Jac. P. Thgsse. 11: Financieele
en Economische Kroniek: Balkan-Sympathiëu,
door v. d. 8. 12: Politieke Satiren, door Sam.
Trip, ill. Henri van de Velde. Leekenspiegel.
Vinkenbescherming in België, door Jordaan.
Schaakspel, red. dr. A. G. Olland, 13: Djambi
Concessies verworpen, teekening van Joh.
Braakensiek. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: uy het met verlof van
Landweerlichting 1908, teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii
HARING OF KUIT
De Toekomst"! Er is iets,
waarvan het tijd wordt, dat wij hier te
lande vernemen, waaraan we toe zijn.
Wii mogen verlangen haring of kuit.
Tot dusverre meenden wij niet, dat
het nog al eens genoemde weekblad
De Toekomst als voldoende gewichtig
te beschouwen viel, om zekere over dit
orgaan ingekomen bijzonderheden ter
sprake te brengen.
Intusschen is de redactie in de latere
nummers met luider stemmen begonnen
te verkondigen: dat het weekblad er
prachtig in gaat, en aan lezers wint,
gelijk geen ander!"
Dit wordt van een blad, dat er week
aan week op uit is, de publieke opinie
in Nederland ten gunste van Duitschland
murw te kloppen, bedenkelijk.
De Nederlandsche natie heeft heusch
zuiverder en onschadelijker kost noodig,
dan de pan-germanistische propaganda,
welke de Toekomstredacteuren haar
wekelijks trachten in te lepelen.
Bovendien begint het er naar te lijken,
of het blad, met zijn snijdigen" toon,
op onze regeering en onze militaire
autoriteiten pressie probeert te gaan uit
oefenen l Er zijn verschillende gevallen
aan te wijzen, waarin de redactie zich
met verkapte sommatie's heeft gemengd
in bepaalde aangelegenheden van ons
buitenlandsch regeeringsbeleid.
Dit alles zoo zijnde, wordt het tijd
voor 't volle licht; en zij deze vraag ge
steld : z ij t g ij Nederlandse h, of
zijt g ij Duitsch?
Met andere woorden: zijn uwe mee
ningen alleen maar landsgevaarlijk onver
stand? Of zijn zij kwaadaardig vergif?
* *
De heeren van De Toekomst zullen
terstond en met klem antwoorden, dat
zij zijn: vaste Nederlanders; en dat hun
blad slechts schrijft ten belange van
Nederland. Dit hebben zij reeds bij her
haling verzekerd. Zij zullen dit ook weer
deze week doen.
Maar wacht nu eens even!
Wij zouden deze zaak niet te berde
brengen, indien er niet meer was. Het
gaat niet om verdachtmakingen en ver
denkingen, maar om feiten.
En dan wenschen wij de vraag te
stellen, of van de zijde van De Toe
komst" deze feiten zullen
worden ontkend:
dat de Toekomst is in 't leven geroepen
door een Duitscher. Niet door een par
ticulieren Duitscher, maar door een sinds
den oorlog te 's Gravenhage wenenden
agent van Duitschland (uit België over
gekomen) ; ook bij onze autoriteiten
als zoodanig gesignaleerd. Zijn naam
is Reichmann.
Van zijne persoonlijkheid doet verder
alleen ter zake, dat hij voor zekere
doeleinden in de ruimste mate over
fondsen beschikte en beschikt; dat de
staat door hem in Den Haag gevoerd,
is die van een groot heer; dat hij met
de zekerste, ook officieele, Duitsche con
necties nauwe betrekking heeft; en dat
hij de minence grise is geweest van de
geheele roe&omsfonderneming.
Hij heeft eerst een dagblad opge
richt, dat in ons land propaganda moest
maken voor de Duitsche zaak, De Toe
stand. Dit is later 't weekblad De Toe
komst geworden. Ofschoon de heer Reich
mann na de oprichting hiervan, voor de
buitenwereld achter de redacteuren is
schuil gegaan, en die hem ook wel hebben
willen verschuilen, is deze Duitsche
agent de promotor" van de
Toekomstonderneming geweest, en de garant van
het financieele welslagen; degene, op
wiens initiatief redacteuren en medewer
kers bijeen zijn gebracht; degeen bij
wien Geld keineRolle"speelde; heeren
meester van het blad; die aan DeToe
komst" adres hield; die vrijen voet had bij
redactie en administratie; kortom: de papa.
Dit alles zoo zijnde, is dan het
pro-nederlandsche weekblad De Toekomst, dat
nu een opgangmaakt gelijk geen ander"
wel op treffend vaderlandsche wijze in
de wereld gekomen en zijn loopbaan
begonnen! Eerst onder de gewenschte
leiding van de heeren Sleeswijk,
Valckenier Kips en Van Vredenburgh. In
de redactiesamenstelling is overigens
sindsdien herhaaldelijk verandering ge
komen ; want er is geen blad, waar op
wonderlijker wijze, telkens zonder dat er
ook maar een woord van toelichting aan
't publiek over werd gezegd, wisselingen
in de redactie waar te nemen zijn: nu
ziet men den heer Kips ineens van
de redacteuren naar de medewerkers
verhuizen, dan weer prijken plotseling
onder de redactie de namen van
Steinmetz en Valter; Labberton komt er bij,
en Verrijn Stuart, kortom, lang
zamerhand ieder die kan zeggen: und
nennt man die besten Namen, so wird
auch der meine genannt".
Maar het gaat niet om een dezer
heeren persoonlijk.
Het gaat om eene zaak van zeer groot
gewicht.
* *
Terecht heeft, zoo juist, in het blad
Ons Land, Mr. van Ketwich Verschuur
uiteengezet, hoe 'n bedenkelijken invloed
deze Toekomst voor de waarachtige toe
komst voor ons land, hebben kan.
Verschillende van deze Nederlandsche
broeders voeren zeer openlijk de treurige
theorie in hun schild: dat Nederland
immers van zelf bestemd is om in het
Duitsche Rijk op te gaan, en daarvan
niets dan profijt hebben zal.
Zij trachten ons volk te vervullen met
aanbidding van Duitschland, en van
Duitschland's succes; met afkeer van de
tegenpartij. Hunne propaganda zou Neder
land er bij doen neerzitten als het konijn
tje, dat gedweeëlijk wacht totdat het lang
genoeg onder den indruk is geweest, om
door den grooten boa constrictor te
worden opgeslokt.
Eene geheele geestesrichting, die voor
onze nationale belangen
alleronverstandigst is. Zelfs als zij voortspruit uit zuivere
Nederlandsche gevoelens, die dan immers
deerlijk op het verkeerde pad zijn!
Maar wat wordt het, wanneer deze
actie, gelijk wij zagen, is opgeweld
en gevoed uit een andere bron: uit
buitenlandsche bron, aan de Duitsche
zijde zelve?
Indien achter alle zoo'n bijzonderen
opgang makende" toekomst-propaganda,
de Duitsche invloed zelf steekt, die op
deze wijze in Nederland zoekt veld
te winnen?
* *
Dan zullen, hopen wij, delandgenooten,
die anders nog argeloosweg de in deze
Toekomst verkondigde wijsheid mochten
opnemen, beter op hun tellen gaan
passen; beseffen, dat het geen Neder
landsche denkbeelden zijn, die zij bin
nenlaten; maar: de Duitsche voorpos
ten, die zoo zijn uitgestuurd om ons
te besluipen.
Wanneer men dit maar goed weet,
en steeds weer beseft, och, dan zal
men het weekblad gerustelijk nog wel
kunnen blijven inzien! Want dan weet
men eens vooral, waarvoor het eigenlijk
is bestemd; en dat de Nederlander
tegenover zulke drankjes de lippen stevig
op elkaar heett te persen!
Waarlijk, wij behooren niet tot degenen,
die de deugden en de praestatie's der
Duitschers miskennen, mits zij ons
maar in niets te na komen. En tot
eene politiek van blind vertrouwen in
de Entente, of tot idealiseering van de
Engelsche staatkunde, zouden wij ons
volk zeker niet willen raden. Van Toe
komstpogingen van dien kant, zouden
wij ook niet gediend zijn.
Maar wat vooral niet kan worden
geduld, is het pogen, om de oogen hier
te lande ervoor te doen sluiten, dat ons
ernstigst en meest onmiddelijk gevaar
ligt in de Duitsche expansie.
En daarop werkt de Toekomst. Wij
bevroeden nu, van welk uitgangspunt, en
met welken achtergrond.
* *
Dit is ook de reden, waarom wij voor
heden een zoo speciaal punt in bespre
king brengen.
Het is immers in waarheid van zeer
algeméne beteekenis. Het wijst op een
geheele weloverwogen en doelbewuste
activiteit.
Ten slotte daarom ook nog twee
woorden, voor 't geval dat de Toekomst
op dit geschrevene in mocht gaan.
In de eerste plaats dit: slecht zaad
wordt nooit goed gewas. Het kwaad is
niet hersteld, ook al mocht men later
eenige maatregelen genomen hebben, om
den verkeerden oorsprong zoo goed en
zoo kwaad het ging te bemantelen en
te vergoelijken. Dit heeft voor ons land
geene beteekenis; want een kogel blijft
nu eenmaal in de richting vliegen, waarin
hij is afgevuurd geworden. En dat de
aanvangsrichting zoo is geweest, als hier
boven werd uiteengezet, zal net ernstig
kunnen worden ontkend?
In de tweede plaats dit: de polemiek
in De Toekomst" heeft zich wel eens
gekenmerkt door dien quasi-grappigen
en persoonlijk-smalenden toon, die meer
in zekere buitenlandsche gele pers, dan
ten onzent pleegt beoefend te worden,
en die hier te lande geacht wordt, geen
hout te snijden.
Op zulk een polemiek nu evenwel,
zou dezerzijds niet worden ingegaan.
v. H.
Een Waarschuwing!
Er dient een waarschuwend woord te
worden gesproken.
Een woord ronduit.
Tot de parlementsleden die in 't algemeen
tot de linkerzijde gerekend kunnen worden
in de eerste plaats, tot het publiek, tot de
provinciale pers die tot de linkerzijde be
hoort, tot de kiesvereenigingen
endeafdeelingen der S. D. A. P. in de tweede plaats.
Maar k is het gericht tot de groote
pers, die dagelijks door inderdaad bekwame
mannen vanaf de perstribune de parlemen
taire gebeurtenissen laat volgen, en wier
kamer-persmannen evengoed weten wat er
gaande is, wat er op het spel staat, en wat
er laboreert, als de meeste parlementsleden,
ja, velen zelfs nog béter.
Wanneer de fractiën der Linkerzijde, de
sociaaldemocraten inbegrepen, geen andere
werkwijze volgen dan tot nu toe, wanneer
zij niet beter overleg plegen dafl de laatste
maanden, niet mér over kleinigheden heen
stappen, niet geslotener, beslister en beter
georganiseerd optreden, en niet beter op
hun post zijn, er van de hervormingen die
voor de gansche linkerzijde een levensbelang
zijn en waarvan de tot stand koming niet
slechts 1917, maar ook de geheele toekomst
onzer binnenlandsche politiek beheerscht,
niets, niets, NIETS terecht komt.
Eén enkel woord slechts over hetgeen er
nog te doen ligt, en over den tijd dien nog
voor behandeling rest.
Deze week is er begonnen met de open
bare behandeling der Indische begrooting.
De aanvang was al zeer wijdloopig, maar
dat is niet zoo erg. Indië is een uitvoerige
bespreking over-waard en heeft zorg en be
langstelling meer aan ooit dringend noodig.
De debatten over Ned. Indië zullen nog de
volgende week wel in beslag nemen. Duren
de beraadslagingen over de andere hoofd
stukken even lang als het voiige jaar, en
komen er nog een 6-tal dagen bij voor debat
over Posthuma's levensmiddelenpolitiek, dan
zal December en het grootste deel van
Januari er mee gemoeid zijn.
Klagen over langdurige behandeling der
begrooting helpt nu eenmaal niet: er zijn
vraagstukken, die slechts bij de begrooting
kunnen, en die daarbij ook moeten besproken
worden. Daarop laat zich nu eenmaal niet
veel bekorten.
Maar dan.
Dan komt de berg!
Dan komen: eerst een aantal
belastingontwerpen, die moeten worden afgedaan
omdat versterking der middelen de niet te
ontkomen voorwaarde is voor elke hervor
ming die geld kost, in de eerste plaats voor
de in voering vandeouderdoms-pensioneering.
De versterking der Rijksmiddelen met onge
veer 30 millioen per jaar is onverwijld
noodzakelijk", zoo luidt de Memorie van
Antwoord (blz. 11).
van den Minister van Financiën kan
niet worden verwacht, dat hij zich
verantwoord zou achten, het beheer van
's Rijks schatkist te blijven voeren,
indien hem die onverwijld noodzakelijke
, middelen tot versterking der middelen
onthouden werd."
Dat is klaar en duidelijk, en iedereen die
den ernst van den toestand beseft, zal moe
ten erkennen, dat wat dezen eisch betreft,
Treub volkomen gelijk heeft. De regeering
noemt als voor eerste behandeling in aan
merking komende : de dividend- en tanti
mebelasting, de inkomstenbelasting, de ver
mogensbelasting, de pensioenbelasting, de
successie-, zegel- en registratierechten, het
statistiek-recht en den bier-accijns.
Men kan over de prioriteit van een enkel
dezer ontwerpen van meening verschillen,
maar als men er n schrapt, moet er een
ander toch voor in de plaats komen.
Geld, veel geld moet er zijn, en de Lin
kerzijde, wil zij het groote werk wat op het
spel staat, niet in de war sturen en tot
hopelooze verwarring mee aanleiding geven, moet
Treub daarbij terzijde staan.
Daarop volgt de Wet op de
uderdomspensioneering, en vervolgens: de grond
wetsvoorstellen.
Een parlement hetwelk den tijd heeft, zou,
bij de wijze van behandeling gelijk we die
de laatste jaren gewend zijn, wel gemak
kelijk twee zittings-jaren met deze wets
ontwerpen kunnen zoek brengen.
Maar déze wetsontwerpen moeten nu een
maal, wil de Linkerzijde niet tot een grondig
fiasco komen, het volgende jaar worden
afgehandeld.
En nu is mijn waarschuwing allereerst tot
tot de Kamerleden: zorgt op uw post te zijn.
De gebeurtenissen van deze week, het
onverhoedsche en ongemotiveerde voorstel
van mr. Kooien tegenover dat van den voor
zitter, in de zitting van jl. Maandag, om de
behandeling van de interpellatie-Sannesn/e/
te doen plaats vinden op Maandag 22, maar
op Dinsdag 23 November, en het
niet-aanwezig zijn van een voldoend aantal leden
bij de stemming dienzelfden middag, ver
volgens het niet-aanwezig zijn van een vol
doend aantal leden op Dinsdagvoormiddag
van deze week, toen zelfs een groot aantal
Haagsche Kamerleden ontbraken, zijn een
veeg en ernstig teeken.
Wanneer het zómoet gaan, komt er van
een snelle behandeling niets terecht, staat
men elk oogenblik voor straflijstjes" en is
men oorzaak dat er niet tijdig gereed komt
wat gereed moet komen.
Pers, provinciale en groote, en kiesver
eenigingen, let er op. Roept uw kamerleden
ter verantwoording, schrijft hen dat gij de
absentie hebt opgemerkt, spoort hen aan
aanwezig te zijn in 't groote belang der
zaken waarvoor zij mede de verantwoor
delijkheid dragen.
Tweedens; er is overleg noodig.
Overleg, met wat breed standpunt aan
alle zijden, overleg tusschen de voorzitters
der fractiën, of van elk der fractiën enkele
leden. Zonder dat overleg zal men aan al
te wijdloopige beschouwingen niet ont
komen, en toch dat moet.
En derdens: past op de commissiën! Tal
van vrijzinnige en sociaal-demokratische
kamerleden zitten vol" met commissiën.
De commissie-arbeid neemt hen zóin
beslag, dat zij hun komerarbeid als bijzaak
beschouwen, en slechts zelden komen.
Ook daarin moeten de kamerleden zich
beperken.
Nog eens: ernstige dingen staan op het
spel.
Ik spreek tot de vrijzinnige kamerleden
en tot de sociaal-democratische.
Niet tegen die der rechterzijde, want ook
daar worden deze euvelen zér gevoeld.
Doch tot de vrijzinnigen sociaal-demo
craten, omdat hun pogrom op hetspelstaqt,
en 1917 hen met resultaten moet kunnen
zien verschijnen.
Er moet een straffere, kortere, beter over
legde werkwijze komen en er moet meer
presentie zijn, en anders komt er van dit
program niets niets terecht.
EEN KAMERLID VAN DE LINKERZIJDE
Winston Churchill is uit de rij der Engel
sche staatslieden getreden en zal straks als
officier zijne plaats gaan innemen bij zijn
regiment, dat in Frankrijk staat. Indien hij
den oorlog overleeft, zal hij ongetwijfeld
later wederom een rol spelen in de ge
schiedenis van zijn land. Want hij is een
begaafd en eerzuchtig man; te impulsief
misschien voor iemand, die in ernstige tijden
groote verantwoordelijkheid draagt, maar
niet zoo roekeloos, als waarvoor velen hem
zijn gaan houden.
Dit is gebleken uit de redevoering, waar
mede hij op 15 November 11. zijn beleid als
minister van marine heeft verdedigd. Vier
jaren bekleedde hij dat ambt, van 1911 tot
in Mei 1915; bij de vorming van het coalitie
kabinet bleef hij deel uitmaken van het
ministerie, maar nam niet langer een in het
oog vallende plaats in en moest zich tevre
denstellen met de decoratieve waardigheid
van kanselier van Lancaster. Al was hij
geen minister van marine meer, hij bleef
toch deelnemen aan de beraadslagingen over
de belangrijkste vraagstukken van den oor
log. Dit hield op, toen kort geleden uit het
ministerie een speciale oorlogsraad werd
gevormd, waarin aan hem geen zitting werd
gegeven; voor spek en boonen wilde hij
niet meedoen; daarom nam hij zijn ontslag.
Sang und Klanglos" is hij heengegaan,
schreef de Könische Zeitung verleden Zater
dag. Een paar dagen te vroeg want
Churchill's rede van 15 November klonk als
een klok. De vergadering van het Lagerhuis,
waarin zij werd uitgesproken, zal mede
tellen onder de historische zittingen; wie
later de geschiedenis van den oorlog zullen
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confettf.
De N. R. Ct. weet te verhalen van een
ongeval met de schipbrug te Arnhem, en
vertelt :
Het verkeer over de brug, dat natuur
lijk dadelijk gestremd was, wordt thans
met roeibooten en de pont onderhouden.
Ach, waarom ook niet? Vervoerden de
Duitschers niet hun onderzeeërs over land
naar Zeebrugge? Maar toch ware het ver
keer te voet over de brug o. i. verkieselijker.
*
Met een beetje Fransch komt men de
wereld door!
De Woningwet heeft iets tegen de bed
steden maar de Holl. Ijzeren
Spoorwegmaa' schappij weet daar raad op en verdoopt
in haar vertrekken de oud-hollandsche
slaapplaatsen in vast ledikant".
*
In de Toekomst schrijft de heer J. Versluys:
Wie een der groote Duitsche couranten
geregeld leest, is beter ingelicht dan een
Nederlander, die zijn wijsheid put uit een
partijdige Nederlandsche Courant, zelfs als
hij daarbij nog wat Fransche en Belgische
lektuur geniet."
Wat moeten de stumperds onder ons dan
doen, die de Duitsche taal niet machtig zijn?
Of acht de Toekomst het bestaan van zulke
personen in ons lieve vaderland niet meer
mogelijk?
j. Versluijs Jzn. in het kern-Nederlandsche
blad De Toekomst.
De schrijver verwacht van eene Russi
sche overheersching een algeméne
uittocht der joodsche bevolking in
Galicie."
Wie doet daarna zijn /«tocht uit Galicie ?
*
Ongeteekend Toekomst geschrijf:
Wanneer deze schilder wat meer van
hun (d. i. van zijn sujetten) innerlijk
naar voren weet te brengen, dan
kan hij zich zeker nog tot een belang
rijk portrettist ontwikkelen."
Zou de man zich met zulke aspiraties
niet beter tot chirurg hervoorwerken ?
MiiiiiiMiHiimiiMiiliimiiMniHiMMjmiiiiniiiMimmmiiiiHiMiiiiiiiiiiii
schrijven, vinden in Churchill's rede kost
baar materiaal.
Een groot aantal ministers daaronder
Asquith, Grey, Lloyd George, Balfour, Bonar
Law waren aanwezig. In de Peer's Gallery
zaten tal van leden van het Hoogerhuis.
Zonder eenige interruptie werd de rede aan
gehoord ; alleen Asquith gof eenmaal twijfel
te kennen aan de juistheid van een détail
in Churchill's mededeelingen omtrent de
onderneming tegen de Dardanellen. Toen de
oud-minister had uitgesproken, werd hij door
zoo goed als het geheele Huis toegejuicht.
Churchill was niet gaan zitten op de
banken der oppositie ; zijn rede was geen
aanval, maar een verdediging. Het parle
mentaire gebruik in Engeland laat aan een
afgetreden minister de volle vrijheid om de
redenen, waarom hij heenging, uiteen te
zetten. Churchil heeft een uur lang ge
sproken, niet over de reden van zijn ont
slag, maar om de ernstige verwijten af te
weren, die tot hem als leider van het depar
tement van marine waren gericht.
De aanklacht liep over vier punten : over
het verzuimen van maatregelen om den
ondergang van de Engelsche schepen in
den slag bij Coronel (aan de kust van Chili)
te voorkomen ; over het roekeloos bloot
stellen van de drie kruisers, die in 1914 in
de Noordzee werden getorpedeerd ; over de
expeditie naar Antwerpen en die tegen de
Dardanellen.
Over de beide eerste sprak hij maar kort;
hij vertrouwde, dat zijn beleid zou worden
goedgekeurd, zoodra alle stukken daarover
zouden worden gepublicterd; naar zijn oor
deel kon dit reeds nu geschieden. Maar uit
drukkelijk noemde hij het onwaar, dat de
ramp van de drie kruisers aan hem persoon
lijk was te wijten, omdat hij, in strijd met
de meening der marine-autoriteiten, zou
hebben gelast, dat deze schepen in de
Noordzee moesten blijven.
Verreweg het grootste gedeelte van zijne
rede werd in beslag genomen door wat hij
te zeggen had over de expeditie tegen de
Dardanellen. Het was van het hoogste be
lang. Niet alleen zich zelf, maar de geheele
regeering had hij te verdedigen tegen het
zoo vaak uitgesproken verwijt, dat deze
onderneming lichtvaardig was begonnen,
om politieke redenen, zonder behoorlijke
voorbereiding, zonder het advies te hebben
ingewonnen en de instemming te hebben
verkregen van de militaire experts.
Aan elk, die zich hierover zelf een oordeel
wil vormen, kan ik slechts aanraden een der
groote Engelsche couranten van 16 Nov. 11.
te koopen, waarin Churchill's rede van den
vorigen dag volledig is opgenomen ; het
loont de moeite, deze in haar geheel te
lezen. Mijn indruk is, dat Churchill zich
geheel vrij heeft kunnen pleiten van de
be