De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 november pagina 1

21 november 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2004 Zondag 21 November A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12* UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . o ?0.25 . . .030 . 0.40 INHOUD t Bladz. 1: Haring of Kuit, door v. H. Waarschuwing,door een KamerJidderLinkerzijde. Bnitenlandsoh Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti.?2: Feuilleton: Mevrouw Niels' Triomf, II, door Minoa Verster-Bosch Reitz. Bjj 't Licht^an de Oorlogsvlam, door Frederik van Eedeu. 3: Jjietscbe Stemmen, door T. H. De Nederlandsche Opera,door Carel J. Ströer. Spreetzaal. BoekbespreKing, door Th. M. K.?5: Voor Vrouw., d. Elis M. Rogge. 6: Bommen op Venetië, door dr. H. I. Hoogewerf. Over den oorspiong van het stylistisehc Cnbisme, do :r Conrad Kickert. Henri Poolman. - De Princesse-Schonwburg in den Haag. Dramatische Kroniek, door Henri Borel. 7: Het Tconeelsehool-gebouw. I, door J. H. Bössing. Tooueelschool of niet ? door J. H. Gerhardt. 9: Van Vlaanderen : Ons Volk en zjjn Letterkunde, door Kenéde Clercq, Aanbouw van Filialen, teekening door George van Baemdonck. TJit de Natuur, door Jac. P. Thgsse. 11: Financieele en Economische Kroniek: Balkan-Sympathiëu, door v. d. 8. 12: Politieke Satiren, door Sam. Trip, ill. Henri van de Velde. Leekenspiegel. Vinkenbescherming in België, door Jordaan. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland, 13: Djambi Concessies verworpen, teekening van Joh. Braakensiek. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Bijvoegsel: uy het met verlof van Landweerlichting 1908, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii HARING OF KUIT De Toekomst"! Er is iets, waarvan het tijd wordt, dat wij hier te lande vernemen, waaraan we toe zijn. Wii mogen verlangen haring of kuit. Tot dusverre meenden wij niet, dat het nog al eens genoemde weekblad De Toekomst als voldoende gewichtig te beschouwen viel, om zekere over dit orgaan ingekomen bijzonderheden ter sprake te brengen. Intusschen is de redactie in de latere nummers met luider stemmen begonnen te verkondigen: dat het weekblad er prachtig in gaat, en aan lezers wint, gelijk geen ander!" Dit wordt van een blad, dat er week aan week op uit is, de publieke opinie in Nederland ten gunste van Duitschland murw te kloppen, bedenkelijk. De Nederlandsche natie heeft heusch zuiverder en onschadelijker kost noodig, dan de pan-germanistische propaganda, welke de Toekomstredacteuren haar wekelijks trachten in te lepelen. Bovendien begint het er naar te lijken, of het blad, met zijn snijdigen" toon, op onze regeering en onze militaire autoriteiten pressie probeert te gaan uit oefenen l Er zijn verschillende gevallen aan te wijzen, waarin de redactie zich met verkapte sommatie's heeft gemengd in bepaalde aangelegenheden van ons buitenlandsch regeeringsbeleid. Dit alles zoo zijnde, wordt het tijd voor 't volle licht; en zij deze vraag ge steld : z ij t g ij Nederlandse h, of zijt g ij Duitsch? Met andere woorden: zijn uwe mee ningen alleen maar landsgevaarlijk onver stand? Of zijn zij kwaadaardig vergif? * * De heeren van De Toekomst zullen terstond en met klem antwoorden, dat zij zijn: vaste Nederlanders; en dat hun blad slechts schrijft ten belange van Nederland. Dit hebben zij reeds bij her haling verzekerd. Zij zullen dit ook weer deze week doen. Maar wacht nu eens even! Wij zouden deze zaak niet te berde brengen, indien er niet meer was. Het gaat niet om verdachtmakingen en ver denkingen, maar om feiten. En dan wenschen wij de vraag te stellen, of van de zijde van De Toe komst" deze feiten zullen worden ontkend: dat de Toekomst is in 't leven geroepen door een Duitscher. Niet door een par ticulieren Duitscher, maar door een sinds den oorlog te 's Gravenhage wenenden agent van Duitschland (uit België over gekomen) ; ook bij onze autoriteiten als zoodanig gesignaleerd. Zijn naam is Reichmann. Van zijne persoonlijkheid doet verder alleen ter zake, dat hij voor zekere doeleinden in de ruimste mate over fondsen beschikte en beschikt; dat de staat door hem in Den Haag gevoerd, is die van een groot heer; dat hij met de zekerste, ook officieele, Duitsche con necties nauwe betrekking heeft; en dat hij de minence grise is geweest van de geheele roe&omsfonderneming. Hij heeft eerst een dagblad opge richt, dat in ons land propaganda moest maken voor de Duitsche zaak, De Toe stand. Dit is later 't weekblad De Toe komst geworden. Ofschoon de heer Reich mann na de oprichting hiervan, voor de buitenwereld achter de redacteuren is schuil gegaan, en die hem ook wel hebben willen verschuilen, is deze Duitsche agent de promotor" van de Toekomstonderneming geweest, en de garant van het financieele welslagen; degene, op wiens initiatief redacteuren en medewer kers bijeen zijn gebracht; degeen bij wien Geld keineRolle"speelde; heeren meester van het blad; die aan DeToe komst" adres hield; die vrijen voet had bij redactie en administratie; kortom: de papa. Dit alles zoo zijnde, is dan het pro-nederlandsche weekblad De Toekomst, dat nu een opgangmaakt gelijk geen ander" wel op treffend vaderlandsche wijze in de wereld gekomen en zijn loopbaan begonnen! Eerst onder de gewenschte leiding van de heeren Sleeswijk, Valckenier Kips en Van Vredenburgh. In de redactiesamenstelling is overigens sindsdien herhaaldelijk verandering ge komen ; want er is geen blad, waar op wonderlijker wijze, telkens zonder dat er ook maar een woord van toelichting aan 't publiek over werd gezegd, wisselingen in de redactie waar te nemen zijn: nu ziet men den heer Kips ineens van de redacteuren naar de medewerkers verhuizen, dan weer prijken plotseling onder de redactie de namen van Steinmetz en Valter; Labberton komt er bij, en Verrijn Stuart, kortom, lang zamerhand ieder die kan zeggen: und nennt man die besten Namen, so wird auch der meine genannt". Maar het gaat niet om een dezer heeren persoonlijk. Het gaat om eene zaak van zeer groot gewicht. * * Terecht heeft, zoo juist, in het blad Ons Land, Mr. van Ketwich Verschuur uiteengezet, hoe 'n bedenkelijken invloed deze Toekomst voor de waarachtige toe komst voor ons land, hebben kan. Verschillende van deze Nederlandsche broeders voeren zeer openlijk de treurige theorie in hun schild: dat Nederland immers van zelf bestemd is om in het Duitsche Rijk op te gaan, en daarvan niets dan profijt hebben zal. Zij trachten ons volk te vervullen met aanbidding van Duitschland, en van Duitschland's succes; met afkeer van de tegenpartij. Hunne propaganda zou Neder land er bij doen neerzitten als het konijn tje, dat gedweeëlijk wacht totdat het lang genoeg onder den indruk is geweest, om door den grooten boa constrictor te worden opgeslokt. Eene geheele geestesrichting, die voor onze nationale belangen alleronverstandigst is. Zelfs als zij voortspruit uit zuivere Nederlandsche gevoelens, die dan immers deerlijk op het verkeerde pad zijn! Maar wat wordt het, wanneer deze actie, gelijk wij zagen, is opgeweld en gevoed uit een andere bron: uit buitenlandsche bron, aan de Duitsche zijde zelve? Indien achter alle zoo'n bijzonderen opgang makende" toekomst-propaganda, de Duitsche invloed zelf steekt, die op deze wijze in Nederland zoekt veld te winnen? * * Dan zullen, hopen wij, delandgenooten, die anders nog argeloosweg de in deze Toekomst verkondigde wijsheid mochten opnemen, beter op hun tellen gaan passen; beseffen, dat het geen Neder landsche denkbeelden zijn, die zij bin nenlaten; maar: de Duitsche voorpos ten, die zoo zijn uitgestuurd om ons te besluipen. Wanneer men dit maar goed weet, en steeds weer beseft, och, dan zal men het weekblad gerustelijk nog wel kunnen blijven inzien! Want dan weet men eens vooral, waarvoor het eigenlijk is bestemd; en dat de Nederlander tegenover zulke drankjes de lippen stevig op elkaar heett te persen! Waarlijk, wij behooren niet tot degenen, die de deugden en de praestatie's der Duitschers miskennen, mits zij ons maar in niets te na komen. En tot eene politiek van blind vertrouwen in de Entente, of tot idealiseering van de Engelsche staatkunde, zouden wij ons volk zeker niet willen raden. Van Toe komstpogingen van dien kant, zouden wij ook niet gediend zijn. Maar wat vooral niet kan worden geduld, is het pogen, om de oogen hier te lande ervoor te doen sluiten, dat ons ernstigst en meest onmiddelijk gevaar ligt in de Duitsche expansie. En daarop werkt de Toekomst. Wij bevroeden nu, van welk uitgangspunt, en met welken achtergrond. * * Dit is ook de reden, waarom wij voor heden een zoo speciaal punt in bespre king brengen. Het is immers in waarheid van zeer algeméne beteekenis. Het wijst op een geheele weloverwogen en doelbewuste activiteit. Ten slotte daarom ook nog twee woorden, voor 't geval dat de Toekomst op dit geschrevene in mocht gaan. In de eerste plaats dit: slecht zaad wordt nooit goed gewas. Het kwaad is niet hersteld, ook al mocht men later eenige maatregelen genomen hebben, om den verkeerden oorsprong zoo goed en zoo kwaad het ging te bemantelen en te vergoelijken. Dit heeft voor ons land geene beteekenis; want een kogel blijft nu eenmaal in de richting vliegen, waarin hij is afgevuurd geworden. En dat de aanvangsrichting zoo is geweest, als hier boven werd uiteengezet, zal net ernstig kunnen worden ontkend? In de tweede plaats dit: de polemiek in De Toekomst" heeft zich wel eens gekenmerkt door dien quasi-grappigen en persoonlijk-smalenden toon, die meer in zekere buitenlandsche gele pers, dan ten onzent pleegt beoefend te worden, en die hier te lande geacht wordt, geen hout te snijden. Op zulk een polemiek nu evenwel, zou dezerzijds niet worden ingegaan. v. H. Een Waarschuwing! Er dient een waarschuwend woord te worden gesproken. Een woord ronduit. Tot de parlementsleden die in 't algemeen tot de linkerzijde gerekend kunnen worden in de eerste plaats, tot het publiek, tot de provinciale pers die tot de linkerzijde be hoort, tot de kiesvereenigingen endeafdeelingen der S. D. A. P. in de tweede plaats. Maar k is het gericht tot de groote pers, die dagelijks door inderdaad bekwame mannen vanaf de perstribune de parlemen taire gebeurtenissen laat volgen, en wier kamer-persmannen evengoed weten wat er gaande is, wat er op het spel staat, en wat er laboreert, als de meeste parlementsleden, ja, velen zelfs nog béter. Wanneer de fractiën der Linkerzijde, de sociaaldemocraten inbegrepen, geen andere werkwijze volgen dan tot nu toe, wanneer zij niet beter overleg plegen dafl de laatste maanden, niet mér over kleinigheden heen stappen, niet geslotener, beslister en beter georganiseerd optreden, en niet beter op hun post zijn, er van de hervormingen die voor de gansche linkerzijde een levensbelang zijn en waarvan de tot stand koming niet slechts 1917, maar ook de geheele toekomst onzer binnenlandsche politiek beheerscht, niets, niets, NIETS terecht komt. Eén enkel woord slechts over hetgeen er nog te doen ligt, en over den tijd dien nog voor behandeling rest. Deze week is er begonnen met de open bare behandeling der Indische begrooting. De aanvang was al zeer wijdloopig, maar dat is niet zoo erg. Indië is een uitvoerige bespreking over-waard en heeft zorg en be langstelling meer aan ooit dringend noodig. De debatten over Ned. Indië zullen nog de volgende week wel in beslag nemen. Duren de beraadslagingen over de andere hoofd stukken even lang als het voiige jaar, en komen er nog een 6-tal dagen bij voor debat over Posthuma's levensmiddelenpolitiek, dan zal December en het grootste deel van Januari er mee gemoeid zijn. Klagen over langdurige behandeling der begrooting helpt nu eenmaal niet: er zijn vraagstukken, die slechts bij de begrooting kunnen, en die daarbij ook moeten besproken worden. Daarop laat zich nu eenmaal niet veel bekorten. Maar dan. Dan komt de berg! Dan komen: eerst een aantal belastingontwerpen, die moeten worden afgedaan omdat versterking der middelen de niet te ontkomen voorwaarde is voor elke hervor ming die geld kost, in de eerste plaats voor de in voering vandeouderdoms-pensioneering. De versterking der Rijksmiddelen met onge veer 30 millioen per jaar is onverwijld noodzakelijk", zoo luidt de Memorie van Antwoord (blz. 11). van den Minister van Financiën kan niet worden verwacht, dat hij zich verantwoord zou achten, het beheer van 's Rijks schatkist te blijven voeren, indien hem die onverwijld noodzakelijke , middelen tot versterking der middelen onthouden werd." Dat is klaar en duidelijk, en iedereen die den ernst van den toestand beseft, zal moe ten erkennen, dat wat dezen eisch betreft, Treub volkomen gelijk heeft. De regeering noemt als voor eerste behandeling in aan merking komende : de dividend- en tanti mebelasting, de inkomstenbelasting, de ver mogensbelasting, de pensioenbelasting, de successie-, zegel- en registratierechten, het statistiek-recht en den bier-accijns. Men kan over de prioriteit van een enkel dezer ontwerpen van meening verschillen, maar als men er n schrapt, moet er een ander toch voor in de plaats komen. Geld, veel geld moet er zijn, en de Lin kerzijde, wil zij het groote werk wat op het spel staat, niet in de war sturen en tot hopelooze verwarring mee aanleiding geven, moet Treub daarbij terzijde staan. Daarop volgt de Wet op de uderdomspensioneering, en vervolgens: de grond wetsvoorstellen. Een parlement hetwelk den tijd heeft, zou, bij de wijze van behandeling gelijk we die de laatste jaren gewend zijn, wel gemak kelijk twee zittings-jaren met deze wets ontwerpen kunnen zoek brengen. Maar déze wetsontwerpen moeten nu een maal, wil de Linkerzijde niet tot een grondig fiasco komen, het volgende jaar worden afgehandeld. En nu is mijn waarschuwing allereerst tot tot de Kamerleden: zorgt op uw post te zijn. De gebeurtenissen van deze week, het onverhoedsche en ongemotiveerde voorstel van mr. Kooien tegenover dat van den voor zitter, in de zitting van jl. Maandag, om de behandeling van de interpellatie-Sannesn/e/ te doen plaats vinden op Maandag 22, maar op Dinsdag 23 November, en het niet-aanwezig zijn van een voldoend aantal leden bij de stemming dienzelfden middag, ver volgens het niet-aanwezig zijn van een vol doend aantal leden op Dinsdagvoormiddag van deze week, toen zelfs een groot aantal Haagsche Kamerleden ontbraken, zijn een veeg en ernstig teeken. Wanneer het zómoet gaan, komt er van een snelle behandeling niets terecht, staat men elk oogenblik voor straflijstjes" en is men oorzaak dat er niet tijdig gereed komt wat gereed moet komen. Pers, provinciale en groote, en kiesver eenigingen, let er op. Roept uw kamerleden ter verantwoording, schrijft hen dat gij de absentie hebt opgemerkt, spoort hen aan aanwezig te zijn in 't groote belang der zaken waarvoor zij mede de verantwoor delijkheid dragen. Tweedens; er is overleg noodig. Overleg, met wat breed standpunt aan alle zijden, overleg tusschen de voorzitters der fractiën, of van elk der fractiën enkele leden. Zonder dat overleg zal men aan al te wijdloopige beschouwingen niet ont komen, en toch dat moet. En derdens: past op de commissiën! Tal van vrijzinnige en sociaal-demokratische kamerleden zitten vol" met commissiën. De commissie-arbeid neemt hen zóin beslag, dat zij hun komerarbeid als bijzaak beschouwen, en slechts zelden komen. Ook daarin moeten de kamerleden zich beperken. Nog eens: ernstige dingen staan op het spel. Ik spreek tot de vrijzinnige kamerleden en tot de sociaal-democratische. Niet tegen die der rechterzijde, want ook daar worden deze euvelen zér gevoeld. Doch tot de vrijzinnigen sociaal-demo craten, omdat hun pogrom op hetspelstaqt, en 1917 hen met resultaten moet kunnen zien verschijnen. Er moet een straffere, kortere, beter over legde werkwijze komen en er moet meer presentie zijn, en anders komt er van dit program niets niets terecht. EEN KAMERLID VAN DE LINKERZIJDE Winston Churchill is uit de rij der Engel sche staatslieden getreden en zal straks als officier zijne plaats gaan innemen bij zijn regiment, dat in Frankrijk staat. Indien hij den oorlog overleeft, zal hij ongetwijfeld later wederom een rol spelen in de ge schiedenis van zijn land. Want hij is een begaafd en eerzuchtig man; te impulsief misschien voor iemand, die in ernstige tijden groote verantwoordelijkheid draagt, maar niet zoo roekeloos, als waarvoor velen hem zijn gaan houden. Dit is gebleken uit de redevoering, waar mede hij op 15 November 11. zijn beleid als minister van marine heeft verdedigd. Vier jaren bekleedde hij dat ambt, van 1911 tot in Mei 1915; bij de vorming van het coalitie kabinet bleef hij deel uitmaken van het ministerie, maar nam niet langer een in het oog vallende plaats in en moest zich tevre denstellen met de decoratieve waardigheid van kanselier van Lancaster. Al was hij geen minister van marine meer, hij bleef toch deelnemen aan de beraadslagingen over de belangrijkste vraagstukken van den oor log. Dit hield op, toen kort geleden uit het ministerie een speciale oorlogsraad werd gevormd, waarin aan hem geen zitting werd gegeven; voor spek en boonen wilde hij niet meedoen; daarom nam hij zijn ontslag. Sang und Klanglos" is hij heengegaan, schreef de Könische Zeitung verleden Zater dag. Een paar dagen te vroeg want Churchill's rede van 15 November klonk als een klok. De vergadering van het Lagerhuis, waarin zij werd uitgesproken, zal mede tellen onder de historische zittingen; wie later de geschiedenis van den oorlog zullen Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confettf. De N. R. Ct. weet te verhalen van een ongeval met de schipbrug te Arnhem, en vertelt : Het verkeer over de brug, dat natuur lijk dadelijk gestremd was, wordt thans met roeibooten en de pont onderhouden. Ach, waarom ook niet? Vervoerden de Duitschers niet hun onderzeeërs over land naar Zeebrugge? Maar toch ware het ver keer te voet over de brug o. i. verkieselijker. * Met een beetje Fransch komt men de wereld door! De Woningwet heeft iets tegen de bed steden maar de Holl. Ijzeren Spoorwegmaa' schappij weet daar raad op en verdoopt in haar vertrekken de oud-hollandsche slaapplaatsen in vast ledikant". * In de Toekomst schrijft de heer J. Versluys: Wie een der groote Duitsche couranten geregeld leest, is beter ingelicht dan een Nederlander, die zijn wijsheid put uit een partijdige Nederlandsche Courant, zelfs als hij daarbij nog wat Fransche en Belgische lektuur geniet." Wat moeten de stumperds onder ons dan doen, die de Duitsche taal niet machtig zijn? Of acht de Toekomst het bestaan van zulke personen in ons lieve vaderland niet meer mogelijk? j. Versluijs Jzn. in het kern-Nederlandsche blad De Toekomst. De schrijver verwacht van eene Russi sche overheersching een algeméne uittocht der joodsche bevolking in Galicie." Wie doet daarna zijn /«tocht uit Galicie ? * Ongeteekend Toekomst geschrijf: Wanneer deze schilder wat meer van hun (d. i. van zijn sujetten) innerlijk naar voren weet te brengen, dan kan hij zich zeker nog tot een belang rijk portrettist ontwikkelen." Zou de man zich met zulke aspiraties niet beter tot chirurg hervoorwerken ? MiiiiiiMiHiimiiMiiliimiiMniHiMMjmiiiiniiiMimmmiiiiHiMiiiiiiiiiiii schrijven, vinden in Churchill's rede kost baar materiaal. Een groot aantal ministers daaronder Asquith, Grey, Lloyd George, Balfour, Bonar Law waren aanwezig. In de Peer's Gallery zaten tal van leden van het Hoogerhuis. Zonder eenige interruptie werd de rede aan gehoord ; alleen Asquith gof eenmaal twijfel te kennen aan de juistheid van een détail in Churchill's mededeelingen omtrent de onderneming tegen de Dardanellen. Toen de oud-minister had uitgesproken, werd hij door zoo goed als het geheele Huis toegejuicht. Churchill was niet gaan zitten op de banken der oppositie ; zijn rede was geen aanval, maar een verdediging. Het parle mentaire gebruik in Engeland laat aan een afgetreden minister de volle vrijheid om de redenen, waarom hij heenging, uiteen te zetten. Churchil heeft een uur lang ge sproken, niet over de reden van zijn ont slag, maar om de ernstige verwijten af te weren, die tot hem als leider van het depar tement van marine waren gericht. De aanklacht liep over vier punten : over het verzuimen van maatregelen om den ondergang van de Engelsche schepen in den slag bij Coronel (aan de kust van Chili) te voorkomen ; over het roekeloos bloot stellen van de drie kruisers, die in 1914 in de Noordzee werden getorpedeerd ; over de expeditie naar Antwerpen en die tegen de Dardanellen. Over de beide eerste sprak hij maar kort; hij vertrouwde, dat zijn beleid zou worden goedgekeurd, zoodra alle stukken daarover zouden worden gepublicterd; naar zijn oor deel kon dit reeds nu geschieden. Maar uit drukkelijk noemde hij het onwaar, dat de ramp van de drie kruisers aan hem persoon lijk was te wijten, omdat hij, in strijd met de meening der marine-autoriteiten, zou hebben gelast, dat deze schepen in de Noordzee moesten blijven. Verreweg het grootste gedeelte van zijne rede werd in beslag genomen door wat hij te zeggen had over de expeditie tegen de Dardanellen. Het was van het hoogste be lang. Niet alleen zich zelf, maar de geheele regeering had hij te verdedigen tegen het zoo vaak uitgesproken verwijt, dat deze onderneming lichtvaardig was begonnen, om politieke redenen, zonder behoorlijke voorbereiding, zonder het advies te hebben ingewonnen en de instemming te hebben verkregen van de militaire experts. Aan elk, die zich hierover zelf een oordeel wil vormen, kan ik slechts aanraden een der groote Engelsche couranten van 16 Nov. 11. te koopen, waarin Churchill's rede van den vorigen dag volledig is opgenomen ; het loont de moeite, deze in haar geheel te lezen. Mijn indruk is, dat Churchill zich geheel vrij heeft kunnen pleiten van de be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl