Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Nov. '15. No. 2004
schuldiging, dat hij zelf de onderneming
heeft doorgedreven, tegen het advies van
deskundige autoriteiten in. Dit advies is
gevraagd en het luidde gunstig; het werd
voor mogelijk gehouden, dat alleen de vloot
den doortocht door de zeeëngten zou
forceeren. Lord Fisher (de First Sea Lord)
schijnt van den beginne af niet veel ver
trouwen in den uitslag te hebben gehad,
maar hij heeft de onderneming ook niet
ontraden; ware dit geschied, dan zou zij
niet zijn begonnen, Het groote verzuim is
geweest, dat men niet bijtijds een
landingsmacht uitgerust, voor het geval dat de vloot
alleen het werk niet zou afkunnen. Op 18
Maart werden de pogingen van de vloot
gestaakt; eerst den 25sten April landden
de troepen van Sir Yan Hamilton. In dien
tusschentijd hadden de Turken hunne posities
onneembaar gemaakt.
Het langst sprak Churchill over de
Dardanellen ; maar voor ons, Nederlanders, heeft
speciaal belang, wat hij over de expeditie
naar Antwerpen zei. Hoevelen onzer hebben
indertijd niet gevraagd: waarom bracht
Engeland, dat toch, naar men meende, er
alles op zou willen zetten om de Duitschers
buiten Antwerpen te houden, eerst zoo laat
en zoo weinig afdoende hulp? Het ant
woord op die vraag vindt men grootendeels
in Churchill's rede.
Reeds den 6den September 1914 heeft
Churchill zijne collega's Asquith, Qrey en
Kitchener opmerkzaam gemaakt op den ge
vaarlijken toestand, waarin Antwerpen begon
te verkeeren, en o. a. het plan geopperd om
een divisie van het territoriale leger aan de
stad ter hulp te zenden. No action was taken
upon thaf'; waarom niet? daarover zwijgt
de rede; veonoedelijk omdat men in Enge
land niet efn voldoend aantal troepen tot
behoud van Antwerpen gereed had of bijtijds
kon uitrusten. Eerst in den laten avond
van den 2den October, in een vergadering
ten huize van Kitchener, hoorde Churchill,
dat Kitchener en de Fransche regeering een
plan hadden opgemaakt om Antwerpen te
ontzetten; maar juist dienzelfden avond was
er bericht gekomen van de Belgische regee
ring, dat zij had besloten de stad te ont
ruimen.
In overleg met zijne collega's besloot
Churchill toen om terstond over te steken
en zich ervan te vergewissen, of eventueele
hulp nog iets zou kunnen uitrichten. Na
gehouden beraadslaging met de Belgische
regeering en met de Engelsche staf-officieren,
die reeds te Antwerpen waren, werd toen
het volgende vastgesteld: de Belgen zouden
Antwerpen zoo krachtig mogelijk blijven
verdedigen; binnen drie dagen zouden de
Engelsche en de Fransche regeering laten
weten; of zij hulptroepen konden zenden,
en zoo ja, hoeveel; in elk geval echter zou
de Engelsche regeering troepen zenden naar
Gent en naburige plaatsen, om den terug
tocht van het Belgische veldleger te helpen
dekken. Uit Engeland kwam daarop bericht,
dat hulptroepen in aantocht waren.
Een ieder weet, dat deze den val va'n Ant
werpen niet hebben kunnen beletten. Maar
tevergeefs is de komst van de Engelsche
marine-troepen toch niet geweest. De Duit
schers zijn langer voor Antwerpen opge
houden ; hun generale staf heeft een oogen
blik gemeend, dat een groot Engelsch kger
in aantocht was; de operatiën zijn daardoor
vertraagd; de groote slag is geleverd aan
den oever van de Ijzer, inplaats van 20 of
30 mijlen verder naar het Zuiden.
Niettemin blijft het waar, dat Antwerpen
misschien behouden had kunnen worden,
indien Engeland eenige weken vroeger hulp
had gezonden. Maar Churchill kan geen ver
wijt daarover treffen; hij heeft bijtijds ge
waarschuwd ; hij is ook niet de man geweest,
die zooals tot dusverre dikwijls werd
aangenomen een zwakke en vruchtelooze
poging om Antwerpen te redden, heeft ge
mproviseerd. De verantwoordelijkheid daar
voor rust op de geheele Engelsche regeering,
met name op Kitchener.
De Times is van meening, dat Churchill
op zijn post in Engeland had moeten blijven
en dat hij zich een veel slechter naam heeft
bezorgd, dan hij verdient, door zijn
ingekankerde neiging om zich met dingen te
bemoeien, die hem niet rechtstreeks aangaan.
Van dit laatste is veel waar; de minister
van marine was niet de aangewezen man
om te beslissen, of er nog kans op ontzet
van Antwerpen was. Maar waarom ging
Kitchener dan zelf niet?
Churchill's rede heeft hem schoon
gewasschen van allerlei vuil, dat op hem was
geworpen; maar met geen zeep weg te
wrijven zijn de moedervlekken van te groot
vertrouwen in zichzelf en te weinig bedwang
over zijne tong. In zijne rede van 15 Nov.
heeft hij meer zelfbeheersching getoond dan
in zoo menige andere; misschien zal het
verblijf in de loopgraven hem grondig onder
richten in de kunst om op zijne hoede te zijn.
17 Nov. 1915. G. W. KERNKAMP
Verbetering:
In het vorige Buitenlandsch Overzicht
(blz. l, vijfde kolom) moet de alinea, die
MEVROUW NIELS' TRIOMF
DOOR
MINCA VERSTER-BOSCH REITZ
II
Maar mevrouw Niels gaf geen antwoord,
lachte alleen maar toeschietelijk lievig, wui
vend met quasi achteloos gebaar haar hand
vol bankbiljetten die zij tusschen duim en
vingers genepen, voor Johanna Pluysgat's
oogen heen en weer liet wapperen
Kan je me gauw even 'n plezier doen,"
vroeg ze weifelend, en toen ze de onver
holen verbazing over al dat papiergeld in
mevrouw Pluysgat's gezichts-uitdrukking zag,
kwam plotseling de triomf van die
oogenschijnlijke weelde over haar: Ik... ik heb
de freuletjes van Ellickhoven en Sitsingha
bij me zitten," vervolgde ze, quasi achteloos,
en heb ik ze geholpen met wat geld wis
selen;... ik heb liever zilver, voor mijn
huishouding hè? en zij hadden liever papier.
Maar rfou heb ik net allemaal klein papier,
en ze hadden zoo graag groot... twee
honderd, bijvoorbeeld Heb je dat
misbegint met de woorden : Zówas de stand
van den oorlog" naar onderen verhuizen en
onmiddellijk voorafgaan aan de alinea,
waarvan de eerste woorden zijn: «Des
ondanks zijn er op den Guildhall-maaltijd".
BIJ
'T LICHT VAN DE
OORLOGSVLAM
XIV Holland's taak
Het volkencomplex, dat binnen de Duitsche
rijksgrenzen leeft, is oovertuigd dat er een
bizondere Duitsche cultuur bestaat, die
noodig is voor de menschheid en die met
alle macht gehandhaafd moet worden.
Maar daarbij is Duitschland agressief. Het
heeft zich zoogenaamd verdeedigd, door aan
te vallen. Daaruit blijkt, ondanks alle woorden
die het teegendeel zeggen, door de feiten en
daden die algemeen bekend en ook erkend
zijn, dat Duitschland niet enkel vertrouwt
op zijn goed recht en op de kracht van
zijn kuituur.
Had het dat gedaan, dan had het een
aanval afgewacht en ware nooit zelf als
eerste aanvallend opgetreeden.
In dit optreeden schuilt ook een element
van vrees. Ook angst was een der motieven
tot dezen oorlog. Angst voor een complot,
voor een aanval, voor de dreigende houding
der andere natiën.
Een volkomen moedig man, bewust van
zijn kracht, verdeedigt zich niet door aanval.
Hij wacht af. Het is de domme
porlogsfilosofie, de faktiek der eerzuchtigen en
machtlievenden die tot aanvallen dwong.
De Duitscher verheft zich op zijn
weerkJacht, en zijn geduld, soberheid en arbeid
zaamheid in den economischen strijd. Ware
het juist, dat de mededingende naties het
wilden afsluiten en verworgen dan had
het in dfe deugden juist de beste wapens.
Door geduld, arbeid en schranderheid zou
de waereld te verooveren zijn geweest. Voor
iederen geweldigen aanval wist het zich
veilig.
Maar de Duitsche professoren, opgeru'd
door de heerschende kaste, de Mantsjoe,
verweezen naar de geschiedenis, naar
Frederik de Groote en Bismarck, naar geweeren
en artillerie.
De uitkomst heeft nu al beweezen hoe
kortzichtig en onwijsgeerig die
krijgs-filosofie was. Juist door zijn aanvallende hou
ding heeft Duitschland de sympathie der
overige waereld verlooren. En welk een
onpractisch hulpmiddel de artillerie is om
de waereld economisch te verooveren, dat
zal weldra blijken. Men kan er nog eerder
vliegen mee vangen
In Holland is geen sprake van agressivi
teit. Des te krachtiger kan daarom onze
invloed op de menschheid zijn. Ook wij
voelen iets als een roeping. Ook wij hebben
iets te verdeedigen.
Maar wij gelooven niet aan een
speciaalHollandsche kuituur, zooals Duitschland aan
een Duitsche gelooft. Dat is een waan. Er
is evenmin een speciaal Hollandsche of
Duitsche kuituur als er een speciaal Hol
landsche of Duitsche weetenschap of waar
heid is.
Maar wij, in Holland, moogen met meer
recht dan de Duitschers zeggen dat wij een
heiligdom bewaken. Dat heiligdom is de
geestelijke en zeedelijke vrijheid.
Dat is geen Hollandsch fabrikaat of mono
polie. Dat is de vrijheid die elk volk be
geert en noodig heeft voor zijn hoogste
ontwikkeling.
Maar door de opgenoemde bijzondere
omstandigheid zijn wij beeter in staat die
vrijheid zuiver te voelen en in praktijk te
brengen, dan de meeste andere landen.
Door onze bescheiden positie is er bij ons
geen chauvinisme, geen nationale verblin
ding in 't spel. En toch hebben wij een sterk
groepsgevoel, een sterk besef van
saamhoorigheid. Dat is het goede, zuivere natio
nalisme.
Geen volk heeft in eigen historie zooveel
gelegenheid gevonden om te leeren dat
uiterlijk geweld en stoffelijke macht niet het
hoogste is waarnaar een volk streeven kan.
Wij zijn sints lang niet meer gewoon op
eigen grootheid te snoeven. Dat wij ons nu
een weinigje meer zelf verheffen, komt door
dat wij de onvrijheid, de verblinding, de
onoprechtheid der groepen bemerken die
elkander beschimpen en bestrijden.
Daar teegenoover moeten wij echter ook
bewonderen en navolgen hun moed, hun
geestdrift, hun zelfverloochening, hun
saamhoorigheid.
Het komt er op aan ons zelven
scherpkritisch maar juist en billijk te beoordeelen.
Eerlijk en deemoedig onze zwakheeden te
te erkennen, onze nationale gebreeken
zooals onze blinde gewinzucht, ons wan
trouwen, onze nuchterheid, onze
twijfelzucht, kleingeestigheid en angstvalligheid.
Dan kunnen wij ook trots zijn op onze
werkelijke deugden: ons sterk rechtsbesef,
ons begrip van vrijheid, onze afkeer van
uiterlijk vertoon en schijn, ons gezond ver
stand, onze eerbied voor diepe, ernstige
schien gauw even? Ik heb hier aan
veertigjes en muntjes en zoo, twee honderd bij me"....
Mevrouw Johanna Pluysgat hield in haar
linkerhand een zeer broos glazen spinnewiel,
in haar rechter- een dito jachthond met
verwonderlijk dubbelgevouwen, opgetilde
voorpoot; beide kunstvoorwerpen vergat ze
neer te zetten; ze keek, kon niets anders
doen dan kijken naar Margaretha Niels n
naar Margaretha Niels' handvol bank- en
muntbiljetten.
En jjist die woordelooze, starre verbazing
waarvan mevrouw Niels 't schrijnend
beleedigende onderging, zweepte haar plotse
ling op tot roekeloozen durf: Toe, gauw ...
of... schikt 't je misschien niet... zeg 't
maar gerust... dan moeten ze mijn lapjes
van tien en vijfentwintig en veertig en zestig
maar voor lief nemen... maar ze kunnen
nu niet rg lang meer wachten... gunst,
we hebben al onze tijd zitten verkletsen...
ze moeten voort weg"
Dat stak Johanna Pluysgat. Niet die flauwe
insinuatie of 't wel schikte" phfft! dat zou
ze dadelijk bewijzen! Maar die intimiteit
met, ja, je kan gerust zeggen met de
upper-ten" van 't dorp, dat stak haar zoo hevig
dat ze zich bloot gaf.
Tjee ik wist heelemaal niet dat je
conversatie hield met de Ellickhovens
en met de Sitsingha's ook niet!"...
O nee? Gunst, 't is nooit bij me opge
komen om dat zoo te vertéllen ik heb
' er ook eigenlijk nooit over gedacht of je
't wist of niet: 't is eigenlijk heel gewoon
bespiegeling, onze weetenschappelijkheid en
deegehjkheid.
Die deugden hebben we, al zien we
ooveral om ons heen groote afwijkingen. Al
is onze stadsbevolking niet minder
ligtzinnig, niet minder flauw en smakeloos dan de
grootsteedelingen in andere landen er is
een goede kern in onze groep, die hooger
staat, die vatbaar is voor beeter. En dat is
de ruggegraat, de weerstand in een volk.
Nu gaat het er om, in het groote conflikt,
die kleine wijkplaats van zeedelijke vrijheid
van rechtsgevoel en oprechte vroomheid te
bewaren. Dat is onze roeping.
Daaraan kunnen allen meedoen, man
nen, vrouwen, jonge menschen, kinderen
zelfs.
Het komt er op aan alle groote motieven
van het menschelijk leeven zuiver te houden.
Wij kunnen vormen een
vast-aaneengeslooten groep, wakker en vastberaden, heilig
beslooten onze idealen te handhaven en
te letten op de zuivere richting van het
compas des Leevens.
Dan eerst zullen wij de schoonst denk
bare rol spelen in de groote Tragedie.
Alle goede neigingen, motieven en in
stellingen zijn op dit oogenblik onzuiver,
verduisterd en vertroebeld door een
valschen schijn.
Nationalisme zou een van de heerlijkste
gevoelens zijn, als het begreepen werd als
groepsgevoel van een aantal menschen die
elkander helpen en voor elkander werken.
Maar nu zien we het als Chauvinisme en
Imperialisme dat alles goed en recht noemt
wat het eigen volk en laag en slecht
wat een ander volk doet, dat zich opblaast
en spreekt van goddelijke uitverkiezing, dat
macht verlangt en de waereld wil
beheerschen en regeeren naar eigen inzicht, met
geweld en dwang.
Teegenoover dit onzuiver nationalisme
moeten wij ons zuiver groepsgevoel plaat
sen, het reedelijke, liefdevolle, rechtvaardige
gevoel dat eedele en broederlijk gezinde
menschen zoekt onder alle volken, dat van
alle volken leeren wil en in eerlijk verkeer
met allen wil treeden, dat nooit agressief
of aanmatigend of gewelddadig optreedt,
dat een gemeenschappelijk recht erkent voor
al wat mensch is, dat andere volken wil
helpen in kuituur, maar ze niet wil bedrie
gen tot eigen voordeel.
Tot zulk een demonstratie van nationa
lisme in den hoogsten zin, zijn wij bij uit
stek geschikt.
Wij hebben immers een koloniaal rijk,
bewoond door een groot volk dat zeer
ontfankelijk is voor kuituur, dat zelf een hooge
artistieke ontwikkeling heeft bereikt en
schatten van kunst en literatuur bezit en
bronnen van oude, verheeven Wijsheid.
Laten wij toonen hoe men een volk, als
het Javaansche volk, kan helpen, opheffen
en tot hooge zelfstandige kuituur voeren,
zonder het uit te zuigen, te brutaliseeren of
te demoraliseeren.
Laat ons, midden tusschen de strijdenden,
zonder haat of hartstocht oordeelen, en onze
persoonlijke vrienden trachten te behouden
in elk land.
Even als er een zuiver en onzuiver groeps
gevoel is, zoo is er ook een zuivere en
onzuivere godsdienst.
Wij, Nederlanders zijn geneigd tot zuivere
eenvoudige, oprechte vroomheid. Wij zijn,
meer dan eenig volk, wars van aanstellerij
wij houden weinig, soms zelfs al te
weinig naar mijn smaak van praal en
uiterlijk vertoon.
In deeze zucht naar eenvoudige waarheid,
naar echtheid en innerlijkheid, hebben wij
geen volk booven ons. Wij zijn ook een
weetenschappelijk, kritisch en bedachtsaam
volk. Maar bij onzen eerbied voor de na
tuurwetenschap willen wij het godsdien
stige het gevoel van ons hoogste Godde
lijke zelf, niet verliezen.
Men mag zeggen wat men wil oover onze
onverschilligheid en pretmakerij dat alles
is niet wat ons volksleeven kenmerkt. Dat
zijn afdwalingen, zooals ze ooveral
voorkoomen, wild geworden driften.
De machtigste motieven die ons volks
leeven beheerschten waren ten eerste de
zucht naar het eenvoudig ware wat vol
gens mijn voorige beschouwingen neerkomt
die met het eerste samenhangt.
Er is konflikt ontstaan tusschen deeze
twee, eigenlijk identieke neigingen tus
schen weetenschap en vroomheid. Waardoor?
Door de dwaling van het materialisme, die
het volk weeder terugcreef in de armen
eener kerkelijke godsdienst.
De vrijdenkers wilden de eenvoudige
waarheid, en belandden in een doolhof van
voorstellingen stof en kracht. Daar
voelde de meenigte, dat ze verdoold was,
en keerde terug tot een kerk, welke ook.
Dit alleen verklaart den invloed van het
neo-calvinisme, en de teegenstand die de
sociaal-democratie ondervindt, omdat ze zich
vereenzelvigde met het materialisme der
natuurweetenschap.
Maar deze oorlog heeft getoond dat het
hé?.... toe, wissel je nou even?"
Ik heb ze nooit bij jelui ontmoet, vroe
ger,'' zei mevrouw Pluysgat, taai.
O nee? nou, dat kan wel Ik kom
ook meer bij hun dan zij bij mij. We zitten
samen in allerlei comités, gunst.... sinds
jaar en dag al en dan hebben we meestal
onze vergaderingen bij hun.... op Vlie
tenburg''.
Tjee! op Vlie-ten-burg? daar heb je me
nooit wat van gezegd," hield mevrouw Pluys
gat koppig vol.
O nee? nou dat is toch ook eigenlijk
niet de moeite waard, wel ? Van de week
hebben we ook weer vergadering.... Don
derdag-middag ... Toe, wissel nou even ..."
Zwijgend, met majesteitelijke kalmte, zette
Johanna Pluysgat 't glazen spinnewiel en
de dito hazewindhond neer, snuffelde hoor
baar ontstemd, en ging de kamer uit.
Mevrouw Niels wachtte.
Genoegelijk drentelde zij de kamer op en
neer; hemeltje-lief wat had ze d'r lekker
getroefd! Strijdlustig was ze niet en aan
liegen had ze ook een hekel, ronduit, een
formidabele hekel, maar?als 't geluk je
zoo dient! O, o, hoeveel pijnlijk ver
duurde speldeprikken waren nu gewroken,.. .
hoeveel geniepige vuiltjes met woeker terug
gegeven!
Door de vitrages bleef ze naar buiten
kijken Wat kon je toch alles zien,...
gewoon alles!... gek... zoo je eigen huis
te zien Lekker gehoor, dat getrappel van
die paardjes al maar heen en weer Nu
verstandelijk weeten, het intellekt, onvol
doende is om der menschheid den weg te
wijzen.
En ook is de onmacht aan 't licht ge
komen, zoowel van sociaal-demokratie als
van kerkelijke godsdienst. Hun onzuiverheid
maakt hen beiden nu onmachtig.
De zuivere godsdienst is universeel, niet
gebonden aan kerk, dogma of ritueel. Geen
volk verstaat dat zoo goed als het onze. Er
zijn er honderd-duizenden bij ons die vroom
zijn naar eigen aandrang, die hun
geloofsgenooten zoeken bij alle diep-denkende
menschen op den ganschen aardbol.
En zoo is er een zuiver en een onzuiver
socialisme. Het onzuivere stelt dogma's op,
ontwerpt politieke programma's, en meent
te steunen op exacte" weetenschap. Het is
geheel verstandelijk, intellektueel.
Het zuivere socialisme, de betrekkelijke
waarde van verstand en weetenschap er
kennend, steunt op het Recht, als de alge
meen m.nschelijke Richting?door mij ge
symboliseerd in het kompas en reekent
elk mensch tot socialist die zijn meedemensch
niet wil exploiteeren en bedriegen, maar wil
helpen in eerlijk verkeer.
Voor zulk een socialisme is Holland zoo
geschikt en gereed als n volk op aarde.
Ik ontmoette eigenlijk nooit een eerlijk land
genoot die niet die zuiver-socialistische
neiging in 't hart droeg. Men meent dat
ze niet samen kan gaan met zucht naar
weelde en bezit. Dat is een dwaaling. Er is
een zuivere handel moegelijk en een zuivere
welvaart, die gepaard gaat met zelfbeheer
sching van den enkeling, en berust op een
beginsel van universeel recht.
Dat de Hollanders zulk een verkeer, en
zulk een welvaart niet kennen, ligt niet
aan hun aard, maar aan hun gebrek aan
organisatie hun gemis aan orde en ini
tiatief.
O! ze zouden zoo graag als een groep
genoomen allen eerlijk zijn en recht
vaardig. Ze vonden nooit, in die dingen,
een leider die ze begrepen en vertrouwden.
Djt zulk een leider nu onmiddellijk na
den oorlog, of in den oorlog zal opdagen,
verwacht ik niet. Maar deeze oorlog kon
het Hollandsche volk wakker maken en
attent: zoodat ze zijn weg effenen als hij
komt.
FREDERIK VAN EEDEN
Dietsche Stemmen
Opgericht om in dezen voor dengeheelen
Nederlandschen stam kritieken ure het zuiver
Nederlandsch standpunt te belichten.
Noch sympathie, noch antipathie ten opzichte
van vreemde volken of vreemde politiek,
maar alleen het besef van de dringende nood
zakelijkheid, om het Nederlandsche volk te
wijzen op wat aan de nationale en interna
tionale vraagstukken voor de levensmogelijk
heden van den Nederlandschen stam
onafscheidbaar verbonden."
Aldus dient zich het onder den naam
Dietsche stemmen nieuw optredende maand
schrift aan; en vraagt onze belangstelling
(redactie: Bodenstein, Renéde Clercq, Coers,
Van Es, Gerritsen, Rietjens, Sandberg en
Van Vessem).
Wat wij hierboven uit het programma
overschreven, is zeker, goede taal.
Mits deze zorg voor de Nederlandsche be
langen dan ook worde gediend van het
eenig juiste standpunt: der volstrekte Neder
landsche onafhankelijkheid. En niet van eenige
toenadering, naar rechts of naar links.
Men heeft ten onzent het nieuwe tijd
schrift in zooverre reeds weer als onzuiver
beticht, en naar den Duitschen hoek ver
wezen. En het moet erkend, dat verschillende
namen in de medewerkerslijst, en ook ver
schillende stukken van deze eerste aflevering,
wijzen naar die eigenaardige en bedenkelijke
groep van nederlandsche pan-germanisten,
wier denkbeelden men moet weigeren nog
als nationaal nederlandsche te erkennen.
Intusschen zou ik, gehoord de verzeke
ringen van oprechte Nederlandsche bedoe
lingen, door de oprichters gegeven, er tegen
willen waarschuwen, deze Dietsche stemmen
te gereedelijk onder de verraders te rang
schikken. Laat een groep jeugdigen en
warmvoelenden de gelegenheid, hun liefde voor
de zaak van het Nederlandsche volk en den
Nederlandschen stam te doen getuigen; al
gaat het dan op soms wat fantastische of
riskante wijze! Hun kracht bevat immers
ook veel wat ten goede strekt. En wij mogen
in Nederland waarlijk wel eiken vonk van
nationaal idealisme aanmoedigen, omdat
er zeker niet te veel van is!
Ik geef dit dringend in overweging aan
hen, die zoo dadelijk gereed staan om ver
raad" en Duitscherij" te krijten, ook tegen
wat soms deugdelijk Nederlandsch bedoeld
kan zijn, en gevoeld.
Werkelijke gevaren moeten wij, zonder
eenige halfheid, weten af te wijzen!
Maar tevens: niet aanstonds versiooten,
doch trachten vast te houden, wat aan natio
naal nederlandsch besef ten onzent helaas
zonder eenige leiding wordt gelaten van
wist vast de heele buurt dat zij zoo'n lang
bezoek had gehad... en dat nog wel van
de van Ellickhoven's!
Achter haar hoorde zij Johanna Pluysgat's
piepkrakende huisschoentjes; toen keerde
zij zich om. Heb je 't voor me ? ja ? erg
lastig hè? ... enfin, tot 't zelfde bereid hoor,
als jij 't zoo eens treft" ...
Maar mevrouw Pluysgat toonde zich
royaal; phff... of 't haar schikte! ver
beeld je! ...
Kijk eens," zei ze gemoedelijk, nu zal
ik je eens goed op streek helpen; daar heb
je nou twee van honderd, en hier een van
twee honderd, wat heb je nou liever? En.
nou heb je hier nog een van driehonderd,
die kan je ook krijgen, dan kom ik van
avond of zoo, jou ontbrekende honderd wel
halen kies nou maar gerust wat je hart
begeert!"
Ontzag beving mevrouw Niels. In hoeveel
jaren had ze zoo'n bedrag niet meer bij
elkaar gezien Nu ja, op pensioendag...
dat was ook 'n aardig sommetje, maar dat
zag ze in haar verbeelding nooit anders
dan als een legkaart van veel kleine
betalinkjes ... ieder stukje, 'n achterstallige reke
ning... en, al de stukjes compleet, de leg
kaart vol... op was dan weer je heele
pensioen.
'n Ondeelbaar oogenblik viel de zorg weer
op haar, maar ze verweerde zich, lachte
weer onbekommerd.
Dank je wel hoor... wat 'n moeite doe
je nou voor me!... Nee, die een van
tweeSanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
wege de Regeering of het Nederlandsen
Verbond.
Maar de mannen van de Dietsche Stemmen,
mogen zij doordrongen zijn van de
onnederlandsche dwaalwegen, waarop koorts
achtig overspannen nationalistische opvat
tingen heden ten dage onwillekeurig soms
voeren kunnen.
Hun programma, hun eerste aflevering,
hun opzet, geven hun nog geen ander recht,
dan: te bewijzen dat hun werkzaamheid zal
zijn van niets, niets, niets dan van dietschen
bloede! v. H.
Kindervreugde, twee bundels tweestem
mige liedjes met pianobegeleiding;
woorden en muziek van H. J. VAN DER
KRAAN. Geteekend door B. en J.
MIDDERIGH BOKHORST. G. B. van Goor
Zonen, Gouda, f 0.75 per bundel.
Wie deze boekjes ziet en veel van kin
deren houdt, moet zich verheugen over het
fraaie geheel, dat hier geboden wordt. De
plaatjes, de prentjes, de muziek, de omlijs
ting der bladzijden, het hoort alles bij
elkander. Het eerste liedje het beste
Dorpsdansje" spreekt al geheel voor de jeugd.
Daar heb je Steven met zijn viool en de
echte boerenkindertjes eromheen, een en al
oor; straks speelt hij een rondedans en de
heele vroolijke troep springt en zingt in een
kring, die zoo natuurlijk geteekend is, dat
men lust krijgt zelf nog eens mee te doen;
dan komt de polka en eindelijk gaat de
schoolbel en stuift.alles naar binnen. Woor
den, muziek en prentjes, ze doen het voor
treffelijk; en zooals het met dit eene liedje
is, is het eigenlijk met alle tien.
Nog een, slechts schijnbaar onbelangrijke,
verdienste is, dat de boekjes buitengewoon
stevig zijn gecartonneerd; op dat punt zijn
we in ons land waarlijk niet verwend.
TH. M. K.
Grootmoeder komt sprookjes vertellen,
door ANNA WENSMA-KLAASSEN met
prentjes van JAN WIEGMAN. Uitge
geven in de Zonne-Bibliotheek door
Meulenhoff en Co. te Amsterdam.
Gecartonneerd ? l .25. Gebonden ? l .50.
De Zonne-Bibliotheek wil boekjes geven
voor kinderen van vijf tot tien jaar. Dat is
een moeilijke taak, die de uitgevers zich
gesteld hebben, maar naar het mij schijnt
is die taak hun niet te zwaar. In de eerste
plaats ziet het boekje, dat ik hier voor me
heb, er allersmakelijkst uit; de druk is zeer
duidelijk en de plaatjes zijn zoo, dat de
kinderen tot vervelens toe zullen dwingen
om het mooie boekje nog ns te mogen
zien. Al die in actie zijnde dieren en planten
in verschillende verhaaltjes zijn juist, wat
de kleintjes zoo graag hebben. En dan niet
alleen ervan te hooren vertellen, maar ze
ook afgebeeld te zien in hun koddige be
wegingen, dat doet ze schateren.
De vertellingen, die voor een deel uit
verschillende bundels bijeengebracht zijn,
voldoen zeer goed; verder enkele grappige
oude versjes, die wij in onze jeugd al leer
den en die zeker bij de kleintjes van tegen
woordig nog zullen inslaan.
Of de bedoeling van 't tooneelstukje is,
om werkelijk door kinderen van vijf tot tien
jaar te worden opgevoerd, weet ik niet;
dan is het zeker te moeilijk. Maar mevrouw
Wensma en het tooneel hooren nu eenmaal
bij elkander, niet waar ?
TH. M. K.
honderd heb ik 't liefst... hier heb je de
heele rommel, tel ze maar na, zie je wel ?...
nou ga ik gauw ... nogmaals bedankt"....
Ze had 't bankbiljet van tweehonderd
genomen, en tegelijkertijd haar handvol klein
papier aan mevrouw Pluysgat overgegeven.
Even later schoof ze, achter de equipage
om, haar huis weer in.
Toen ze de deur van de zijkamer open
deed, hoorde ze tusschen haar bezoeksters
'n onderdrukt gepraat dat dadelijk afge
broken werd toen ze binnen kwam; dat
maakte haar weer hoekig en onzeker, als
vreemde zich voelend in eigen huis. En om
dat armelijk gevoel van verlegenheid af te
schudden, maakte zij drukke gebaren, en
praatte burgerlijk vrijpostig. Ziezoo, daar
was ik weer met mijn lapje van tweehon
derd," en onbenullig hield zij 't bankbiljet
tusschen beide bezoeksters in. Ze zag
Kathelijne van Ellickhoven's blank-blozend
gezicht met spottende lach-oogen gewend
naar Charlot Sitsingha die, gansch ver
diept, de inhoud van haar portefeuille
onderzocht.
Maar vraag 't dan liever aan mevrouw...e...
Niels," drong Lynie, zoo kan je nog wel
een uur tellen en rekenen, als je niet eens
precies weet wat je in kas had l"
Charlot antwoordde niet, frutselde nog
wat in haar portefeuille, keek toen mevrouw
Niels vol in 't gezicht.
Ik kan mij niet meer herinneren of ik