De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 november pagina 2

21 november 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Nov. '15. No. 2004 schuldiging, dat hij zelf de onderneming heeft doorgedreven, tegen het advies van deskundige autoriteiten in. Dit advies is gevraagd en het luidde gunstig; het werd voor mogelijk gehouden, dat alleen de vloot den doortocht door de zeeëngten zou forceeren. Lord Fisher (de First Sea Lord) schijnt van den beginne af niet veel ver trouwen in den uitslag te hebben gehad, maar hij heeft de onderneming ook niet ontraden; ware dit geschied, dan zou zij niet zijn begonnen, Het groote verzuim is geweest, dat men niet bijtijds een landingsmacht uitgerust, voor het geval dat de vloot alleen het werk niet zou afkunnen. Op 18 Maart werden de pogingen van de vloot gestaakt; eerst den 25sten April landden de troepen van Sir Yan Hamilton. In dien tusschentijd hadden de Turken hunne posities onneembaar gemaakt. Het langst sprak Churchill over de Dardanellen ; maar voor ons, Nederlanders, heeft speciaal belang, wat hij over de expeditie naar Antwerpen zei. Hoevelen onzer hebben indertijd niet gevraagd: waarom bracht Engeland, dat toch, naar men meende, er alles op zou willen zetten om de Duitschers buiten Antwerpen te houden, eerst zoo laat en zoo weinig afdoende hulp? Het ant woord op die vraag vindt men grootendeels in Churchill's rede. Reeds den 6den September 1914 heeft Churchill zijne collega's Asquith, Qrey en Kitchener opmerkzaam gemaakt op den ge vaarlijken toestand, waarin Antwerpen begon te verkeeren, en o. a. het plan geopperd om een divisie van het territoriale leger aan de stad ter hulp te zenden. No action was taken upon thaf'; waarom niet? daarover zwijgt de rede; veonoedelijk omdat men in Enge land niet efn voldoend aantal troepen tot behoud van Antwerpen gereed had of bijtijds kon uitrusten. Eerst in den laten avond van den 2den October, in een vergadering ten huize van Kitchener, hoorde Churchill, dat Kitchener en de Fransche regeering een plan hadden opgemaakt om Antwerpen te ontzetten; maar juist dienzelfden avond was er bericht gekomen van de Belgische regee ring, dat zij had besloten de stad te ont ruimen. In overleg met zijne collega's besloot Churchill toen om terstond over te steken en zich ervan te vergewissen, of eventueele hulp nog iets zou kunnen uitrichten. Na gehouden beraadslaging met de Belgische regeering en met de Engelsche staf-officieren, die reeds te Antwerpen waren, werd toen het volgende vastgesteld: de Belgen zouden Antwerpen zoo krachtig mogelijk blijven verdedigen; binnen drie dagen zouden de Engelsche en de Fransche regeering laten weten; of zij hulptroepen konden zenden, en zoo ja, hoeveel; in elk geval echter zou de Engelsche regeering troepen zenden naar Gent en naburige plaatsen, om den terug tocht van het Belgische veldleger te helpen dekken. Uit Engeland kwam daarop bericht, dat hulptroepen in aantocht waren. Een ieder weet, dat deze den val va'n Ant werpen niet hebben kunnen beletten. Maar tevergeefs is de komst van de Engelsche marine-troepen toch niet geweest. De Duit schers zijn langer voor Antwerpen opge houden ; hun generale staf heeft een oogen blik gemeend, dat een groot Engelsch kger in aantocht was; de operatiën zijn daardoor vertraagd; de groote slag is geleverd aan den oever van de Ijzer, inplaats van 20 of 30 mijlen verder naar het Zuiden. Niettemin blijft het waar, dat Antwerpen misschien behouden had kunnen worden, indien Engeland eenige weken vroeger hulp had gezonden. Maar Churchill kan geen ver wijt daarover treffen; hij heeft bijtijds ge waarschuwd ; hij is ook niet de man geweest, die zooals tot dusverre dikwijls werd aangenomen een zwakke en vruchtelooze poging om Antwerpen te redden, heeft ge mproviseerd. De verantwoordelijkheid daar voor rust op de geheele Engelsche regeering, met name op Kitchener. De Times is van meening, dat Churchill op zijn post in Engeland had moeten blijven en dat hij zich een veel slechter naam heeft bezorgd, dan hij verdient, door zijn ingekankerde neiging om zich met dingen te bemoeien, die hem niet rechtstreeks aangaan. Van dit laatste is veel waar; de minister van marine was niet de aangewezen man om te beslissen, of er nog kans op ontzet van Antwerpen was. Maar waarom ging Kitchener dan zelf niet? Churchill's rede heeft hem schoon gewasschen van allerlei vuil, dat op hem was geworpen; maar met geen zeep weg te wrijven zijn de moedervlekken van te groot vertrouwen in zichzelf en te weinig bedwang over zijne tong. In zijne rede van 15 Nov. heeft hij meer zelfbeheersching getoond dan in zoo menige andere; misschien zal het verblijf in de loopgraven hem grondig onder richten in de kunst om op zijne hoede te zijn. 17 Nov. 1915. G. W. KERNKAMP Verbetering: In het vorige Buitenlandsch Overzicht (blz. l, vijfde kolom) moet de alinea, die MEVROUW NIELS' TRIOMF DOOR MINCA VERSTER-BOSCH REITZ II Maar mevrouw Niels gaf geen antwoord, lachte alleen maar toeschietelijk lievig, wui vend met quasi achteloos gebaar haar hand vol bankbiljetten die zij tusschen duim en vingers genepen, voor Johanna Pluysgat's oogen heen en weer liet wapperen Kan je me gauw even 'n plezier doen," vroeg ze weifelend, en toen ze de onver holen verbazing over al dat papiergeld in mevrouw Pluysgat's gezichts-uitdrukking zag, kwam plotseling de triomf van die oogenschijnlijke weelde over haar: Ik... ik heb de freuletjes van Ellickhoven en Sitsingha bij me zitten," vervolgde ze, quasi achteloos, en heb ik ze geholpen met wat geld wis selen;... ik heb liever zilver, voor mijn huishouding hè? en zij hadden liever papier. Maar rfou heb ik net allemaal klein papier, en ze hadden zoo graag groot... twee honderd, bijvoorbeeld Heb je dat misbegint met de woorden : Zówas de stand van den oorlog" naar onderen verhuizen en onmiddellijk voorafgaan aan de alinea, waarvan de eerste woorden zijn: «Des ondanks zijn er op den Guildhall-maaltijd". BIJ 'T LICHT VAN DE OORLOGSVLAM XIV Holland's taak Het volkencomplex, dat binnen de Duitsche rijksgrenzen leeft, is oovertuigd dat er een bizondere Duitsche cultuur bestaat, die noodig is voor de menschheid en die met alle macht gehandhaafd moet worden. Maar daarbij is Duitschland agressief. Het heeft zich zoogenaamd verdeedigd, door aan te vallen. Daaruit blijkt, ondanks alle woorden die het teegendeel zeggen, door de feiten en daden die algemeen bekend en ook erkend zijn, dat Duitschland niet enkel vertrouwt op zijn goed recht en op de kracht van zijn kuituur. Had het dat gedaan, dan had het een aanval afgewacht en ware nooit zelf als eerste aanvallend opgetreeden. In dit optreeden schuilt ook een element van vrees. Ook angst was een der motieven tot dezen oorlog. Angst voor een complot, voor een aanval, voor de dreigende houding der andere natiën. Een volkomen moedig man, bewust van zijn kracht, verdeedigt zich niet door aanval. Hij wacht af. Het is de domme porlogsfilosofie, de faktiek der eerzuchtigen en machtlievenden die tot aanvallen dwong. De Duitscher verheft zich op zijn weerkJacht, en zijn geduld, soberheid en arbeid zaamheid in den economischen strijd. Ware het juist, dat de mededingende naties het wilden afsluiten en verworgen dan had het in dfe deugden juist de beste wapens. Door geduld, arbeid en schranderheid zou de waereld te verooveren zijn geweest. Voor iederen geweldigen aanval wist het zich veilig. Maar de Duitsche professoren, opgeru'd door de heerschende kaste, de Mantsjoe, verweezen naar de geschiedenis, naar Frederik de Groote en Bismarck, naar geweeren en artillerie. De uitkomst heeft nu al beweezen hoe kortzichtig en onwijsgeerig die krijgs-filosofie was. Juist door zijn aanvallende hou ding heeft Duitschland de sympathie der overige waereld verlooren. En welk een onpractisch hulpmiddel de artillerie is om de waereld economisch te verooveren, dat zal weldra blijken. Men kan er nog eerder vliegen mee vangen In Holland is geen sprake van agressivi teit. Des te krachtiger kan daarom onze invloed op de menschheid zijn. Ook wij voelen iets als een roeping. Ook wij hebben iets te verdeedigen. Maar wij gelooven niet aan een speciaalHollandsche kuituur, zooals Duitschland aan een Duitsche gelooft. Dat is een waan. Er is evenmin een speciaal Hollandsche of Duitsche kuituur als er een speciaal Hol landsche of Duitsche weetenschap of waar heid is. Maar wij, in Holland, moogen met meer recht dan de Duitschers zeggen dat wij een heiligdom bewaken. Dat heiligdom is de geestelijke en zeedelijke vrijheid. Dat is geen Hollandsch fabrikaat of mono polie. Dat is de vrijheid die elk volk be geert en noodig heeft voor zijn hoogste ontwikkeling. Maar door de opgenoemde bijzondere omstandigheid zijn wij beeter in staat die vrijheid zuiver te voelen en in praktijk te brengen, dan de meeste andere landen. Door onze bescheiden positie is er bij ons geen chauvinisme, geen nationale verblin ding in 't spel. En toch hebben wij een sterk groepsgevoel, een sterk besef van saamhoorigheid. Dat is het goede, zuivere natio nalisme. Geen volk heeft in eigen historie zooveel gelegenheid gevonden om te leeren dat uiterlijk geweld en stoffelijke macht niet het hoogste is waarnaar een volk streeven kan. Wij zijn sints lang niet meer gewoon op eigen grootheid te snoeven. Dat wij ons nu een weinigje meer zelf verheffen, komt door dat wij de onvrijheid, de verblinding, de onoprechtheid der groepen bemerken die elkander beschimpen en bestrijden. Daar teegenoover moeten wij echter ook bewonderen en navolgen hun moed, hun geestdrift, hun zelfverloochening, hun saamhoorigheid. Het komt er op aan ons zelven scherpkritisch maar juist en billijk te beoordeelen. Eerlijk en deemoedig onze zwakheeden te te erkennen, onze nationale gebreeken zooals onze blinde gewinzucht, ons wan trouwen, onze nuchterheid, onze twijfelzucht, kleingeestigheid en angstvalligheid. Dan kunnen wij ook trots zijn op onze werkelijke deugden: ons sterk rechtsbesef, ons begrip van vrijheid, onze afkeer van uiterlijk vertoon en schijn, ons gezond ver stand, onze eerbied voor diepe, ernstige schien gauw even? Ik heb hier aan veertigjes en muntjes en zoo, twee honderd bij me".... Mevrouw Johanna Pluysgat hield in haar linkerhand een zeer broos glazen spinnewiel, in haar rechter- een dito jachthond met verwonderlijk dubbelgevouwen, opgetilde voorpoot; beide kunstvoorwerpen vergat ze neer te zetten; ze keek, kon niets anders doen dan kijken naar Margaretha Niels n naar Margaretha Niels' handvol bank- en muntbiljetten. En jjist die woordelooze, starre verbazing waarvan mevrouw Niels 't schrijnend beleedigende onderging, zweepte haar plotse ling op tot roekeloozen durf: Toe, gauw ... of... schikt 't je misschien niet... zeg 't maar gerust... dan moeten ze mijn lapjes van tien en vijfentwintig en veertig en zestig maar voor lief nemen... maar ze kunnen nu niet rg lang meer wachten... gunst, we hebben al onze tijd zitten verkletsen... ze moeten voort weg" Dat stak Johanna Pluysgat. Niet die flauwe insinuatie of 't wel schikte" phfft! dat zou ze dadelijk bewijzen! Maar die intimiteit met, ja, je kan gerust zeggen met de upper-ten" van 't dorp, dat stak haar zoo hevig dat ze zich bloot gaf. Tjee ik wist heelemaal niet dat je conversatie hield met de Ellickhovens en met de Sitsingha's ook niet!"... O nee? Gunst, 't is nooit bij me opge komen om dat zoo te vertéllen ik heb ' er ook eigenlijk nooit over gedacht of je 't wist of niet: 't is eigenlijk heel gewoon bespiegeling, onze weetenschappelijkheid en deegehjkheid. Die deugden hebben we, al zien we ooveral om ons heen groote afwijkingen. Al is onze stadsbevolking niet minder ligtzinnig, niet minder flauw en smakeloos dan de grootsteedelingen in andere landen er is een goede kern in onze groep, die hooger staat, die vatbaar is voor beeter. En dat is de ruggegraat, de weerstand in een volk. Nu gaat het er om, in het groote conflikt, die kleine wijkplaats van zeedelijke vrijheid van rechtsgevoel en oprechte vroomheid te bewaren. Dat is onze roeping. Daaraan kunnen allen meedoen, man nen, vrouwen, jonge menschen, kinderen zelfs. Het komt er op aan alle groote motieven van het menschelijk leeven zuiver te houden. Wij kunnen vormen een vast-aaneengeslooten groep, wakker en vastberaden, heilig beslooten onze idealen te handhaven en te letten op de zuivere richting van het compas des Leevens. Dan eerst zullen wij de schoonst denk bare rol spelen in de groote Tragedie. Alle goede neigingen, motieven en in stellingen zijn op dit oogenblik onzuiver, verduisterd en vertroebeld door een valschen schijn. Nationalisme zou een van de heerlijkste gevoelens zijn, als het begreepen werd als groepsgevoel van een aantal menschen die elkander helpen en voor elkander werken. Maar nu zien we het als Chauvinisme en Imperialisme dat alles goed en recht noemt wat het eigen volk en laag en slecht wat een ander volk doet, dat zich opblaast en spreekt van goddelijke uitverkiezing, dat macht verlangt en de waereld wil beheerschen en regeeren naar eigen inzicht, met geweld en dwang. Teegenoover dit onzuiver nationalisme moeten wij ons zuiver groepsgevoel plaat sen, het reedelijke, liefdevolle, rechtvaardige gevoel dat eedele en broederlijk gezinde menschen zoekt onder alle volken, dat van alle volken leeren wil en in eerlijk verkeer met allen wil treeden, dat nooit agressief of aanmatigend of gewelddadig optreedt, dat een gemeenschappelijk recht erkent voor al wat mensch is, dat andere volken wil helpen in kuituur, maar ze niet wil bedrie gen tot eigen voordeel. Tot zulk een demonstratie van nationa lisme in den hoogsten zin, zijn wij bij uit stek geschikt. Wij hebben immers een koloniaal rijk, bewoond door een groot volk dat zeer ontfankelijk is voor kuituur, dat zelf een hooge artistieke ontwikkeling heeft bereikt en schatten van kunst en literatuur bezit en bronnen van oude, verheeven Wijsheid. Laten wij toonen hoe men een volk, als het Javaansche volk, kan helpen, opheffen en tot hooge zelfstandige kuituur voeren, zonder het uit te zuigen, te brutaliseeren of te demoraliseeren. Laat ons, midden tusschen de strijdenden, zonder haat of hartstocht oordeelen, en onze persoonlijke vrienden trachten te behouden in elk land. Even als er een zuiver en onzuiver groeps gevoel is, zoo is er ook een zuivere en onzuivere godsdienst. Wij, Nederlanders zijn geneigd tot zuivere eenvoudige, oprechte vroomheid. Wij zijn, meer dan eenig volk, wars van aanstellerij wij houden weinig, soms zelfs al te weinig naar mijn smaak van praal en uiterlijk vertoon. In deeze zucht naar eenvoudige waarheid, naar echtheid en innerlijkheid, hebben wij geen volk booven ons. Wij zijn ook een weetenschappelijk, kritisch en bedachtsaam volk. Maar bij onzen eerbied voor de na tuurwetenschap willen wij het godsdien stige het gevoel van ons hoogste Godde lijke zelf, niet verliezen. Men mag zeggen wat men wil oover onze onverschilligheid en pretmakerij dat alles is niet wat ons volksleeven kenmerkt. Dat zijn afdwalingen, zooals ze ooveral voorkoomen, wild geworden driften. De machtigste motieven die ons volks leeven beheerschten waren ten eerste de zucht naar het eenvoudig ware wat vol gens mijn voorige beschouwingen neerkomt die met het eerste samenhangt. Er is konflikt ontstaan tusschen deeze twee, eigenlijk identieke neigingen tus schen weetenschap en vroomheid. Waardoor? Door de dwaling van het materialisme, die het volk weeder terugcreef in de armen eener kerkelijke godsdienst. De vrijdenkers wilden de eenvoudige waarheid, en belandden in een doolhof van voorstellingen stof en kracht. Daar voelde de meenigte, dat ze verdoold was, en keerde terug tot een kerk, welke ook. Dit alleen verklaart den invloed van het neo-calvinisme, en de teegenstand die de sociaal-democratie ondervindt, omdat ze zich vereenzelvigde met het materialisme der natuurweetenschap. Maar deze oorlog heeft getoond dat het hé?.... toe, wissel je nou even?" Ik heb ze nooit bij jelui ontmoet, vroe ger,'' zei mevrouw Pluysgat, taai. O nee? nou, dat kan wel Ik kom ook meer bij hun dan zij bij mij. We zitten samen in allerlei comités, gunst.... sinds jaar en dag al en dan hebben we meestal onze vergaderingen bij hun.... op Vlie tenburg''. Tjee! op Vlie-ten-burg? daar heb je me nooit wat van gezegd," hield mevrouw Pluys gat koppig vol. O nee? nou dat is toch ook eigenlijk niet de moeite waard, wel ? Van de week hebben we ook weer vergadering.... Don derdag-middag ... Toe, wissel nou even ..." Zwijgend, met majesteitelijke kalmte, zette Johanna Pluysgat 't glazen spinnewiel en de dito hazewindhond neer, snuffelde hoor baar ontstemd, en ging de kamer uit. Mevrouw Niels wachtte. Genoegelijk drentelde zij de kamer op en neer; hemeltje-lief wat had ze d'r lekker getroefd! Strijdlustig was ze niet en aan liegen had ze ook een hekel, ronduit, een formidabele hekel, maar?als 't geluk je zoo dient! O, o, hoeveel pijnlijk ver duurde speldeprikken waren nu gewroken,.. . hoeveel geniepige vuiltjes met woeker terug gegeven! Door de vitrages bleef ze naar buiten kijken Wat kon je toch alles zien,... gewoon alles!... gek... zoo je eigen huis te zien Lekker gehoor, dat getrappel van die paardjes al maar heen en weer Nu verstandelijk weeten, het intellekt, onvol doende is om der menschheid den weg te wijzen. En ook is de onmacht aan 't licht ge komen, zoowel van sociaal-demokratie als van kerkelijke godsdienst. Hun onzuiverheid maakt hen beiden nu onmachtig. De zuivere godsdienst is universeel, niet gebonden aan kerk, dogma of ritueel. Geen volk verstaat dat zoo goed als het onze. Er zijn er honderd-duizenden bij ons die vroom zijn naar eigen aandrang, die hun geloofsgenooten zoeken bij alle diep-denkende menschen op den ganschen aardbol. En zoo is er een zuiver en een onzuiver socialisme. Het onzuivere stelt dogma's op, ontwerpt politieke programma's, en meent te steunen op exacte" weetenschap. Het is geheel verstandelijk, intellektueel. Het zuivere socialisme, de betrekkelijke waarde van verstand en weetenschap er kennend, steunt op het Recht, als de alge meen m.nschelijke Richting?door mij ge symboliseerd in het kompas en reekent elk mensch tot socialist die zijn meedemensch niet wil exploiteeren en bedriegen, maar wil helpen in eerlijk verkeer. Voor zulk een socialisme is Holland zoo geschikt en gereed als n volk op aarde. Ik ontmoette eigenlijk nooit een eerlijk land genoot die niet die zuiver-socialistische neiging in 't hart droeg. Men meent dat ze niet samen kan gaan met zucht naar weelde en bezit. Dat is een dwaaling. Er is een zuivere handel moegelijk en een zuivere welvaart, die gepaard gaat met zelfbeheer sching van den enkeling, en berust op een beginsel van universeel recht. Dat de Hollanders zulk een verkeer, en zulk een welvaart niet kennen, ligt niet aan hun aard, maar aan hun gebrek aan organisatie hun gemis aan orde en ini tiatief. O! ze zouden zoo graag als een groep genoomen allen eerlijk zijn en recht vaardig. Ze vonden nooit, in die dingen, een leider die ze begrepen en vertrouwden. Djt zulk een leider nu onmiddellijk na den oorlog, of in den oorlog zal opdagen, verwacht ik niet. Maar deeze oorlog kon het Hollandsche volk wakker maken en attent: zoodat ze zijn weg effenen als hij komt. FREDERIK VAN EEDEN Dietsche Stemmen Opgericht om in dezen voor dengeheelen Nederlandschen stam kritieken ure het zuiver Nederlandsch standpunt te belichten. Noch sympathie, noch antipathie ten opzichte van vreemde volken of vreemde politiek, maar alleen het besef van de dringende nood zakelijkheid, om het Nederlandsche volk te wijzen op wat aan de nationale en interna tionale vraagstukken voor de levensmogelijk heden van den Nederlandschen stam onafscheidbaar verbonden." Aldus dient zich het onder den naam Dietsche stemmen nieuw optredende maand schrift aan; en vraagt onze belangstelling (redactie: Bodenstein, Renéde Clercq, Coers, Van Es, Gerritsen, Rietjens, Sandberg en Van Vessem). Wat wij hierboven uit het programma overschreven, is zeker, goede taal. Mits deze zorg voor de Nederlandsche be langen dan ook worde gediend van het eenig juiste standpunt: der volstrekte Neder landsche onafhankelijkheid. En niet van eenige toenadering, naar rechts of naar links. Men heeft ten onzent het nieuwe tijd schrift in zooverre reeds weer als onzuiver beticht, en naar den Duitschen hoek ver wezen. En het moet erkend, dat verschillende namen in de medewerkerslijst, en ook ver schillende stukken van deze eerste aflevering, wijzen naar die eigenaardige en bedenkelijke groep van nederlandsche pan-germanisten, wier denkbeelden men moet weigeren nog als nationaal nederlandsche te erkennen. Intusschen zou ik, gehoord de verzeke ringen van oprechte Nederlandsche bedoe lingen, door de oprichters gegeven, er tegen willen waarschuwen, deze Dietsche stemmen te gereedelijk onder de verraders te rang schikken. Laat een groep jeugdigen en warmvoelenden de gelegenheid, hun liefde voor de zaak van het Nederlandsche volk en den Nederlandschen stam te doen getuigen; al gaat het dan op soms wat fantastische of riskante wijze! Hun kracht bevat immers ook veel wat ten goede strekt. En wij mogen in Nederland waarlijk wel eiken vonk van nationaal idealisme aanmoedigen, omdat er zeker niet te veel van is! Ik geef dit dringend in overweging aan hen, die zoo dadelijk gereed staan om ver raad" en Duitscherij" te krijten, ook tegen wat soms deugdelijk Nederlandsch bedoeld kan zijn, en gevoeld. Werkelijke gevaren moeten wij, zonder eenige halfheid, weten af te wijzen! Maar tevens: niet aanstonds versiooten, doch trachten vast te houden, wat aan natio naal nederlandsch besef ten onzent helaas zonder eenige leiding wordt gelaten van wist vast de heele buurt dat zij zoo'n lang bezoek had gehad... en dat nog wel van de van Ellickhoven's! Achter haar hoorde zij Johanna Pluysgat's piepkrakende huisschoentjes; toen keerde zij zich om. Heb je 't voor me ? ja ? erg lastig hè? ... enfin, tot 't zelfde bereid hoor, als jij 't zoo eens treft" ... Maar mevrouw Pluysgat toonde zich royaal; phff... of 't haar schikte! ver beeld je! ... Kijk eens," zei ze gemoedelijk, nu zal ik je eens goed op streek helpen; daar heb je nou twee van honderd, en hier een van twee honderd, wat heb je nou liever? En. nou heb je hier nog een van driehonderd, die kan je ook krijgen, dan kom ik van avond of zoo, jou ontbrekende honderd wel halen kies nou maar gerust wat je hart begeert!" Ontzag beving mevrouw Niels. In hoeveel jaren had ze zoo'n bedrag niet meer bij elkaar gezien Nu ja, op pensioendag... dat was ook 'n aardig sommetje, maar dat zag ze in haar verbeelding nooit anders dan als een legkaart van veel kleine betalinkjes ... ieder stukje, 'n achterstallige reke ning... en, al de stukjes compleet, de leg kaart vol... op was dan weer je heele pensioen. 'n Ondeelbaar oogenblik viel de zorg weer op haar, maar ze verweerde zich, lachte weer onbekommerd. Dank je wel hoor... wat 'n moeite doe je nou voor me!... Nee, die een van tweeSanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. wege de Regeering of het Nederlandsen Verbond. Maar de mannen van de Dietsche Stemmen, mogen zij doordrongen zijn van de onnederlandsche dwaalwegen, waarop koorts achtig overspannen nationalistische opvat tingen heden ten dage onwillekeurig soms voeren kunnen. Hun programma, hun eerste aflevering, hun opzet, geven hun nog geen ander recht, dan: te bewijzen dat hun werkzaamheid zal zijn van niets, niets, niets dan van dietschen bloede! v. H. Kindervreugde, twee bundels tweestem mige liedjes met pianobegeleiding; woorden en muziek van H. J. VAN DER KRAAN. Geteekend door B. en J. MIDDERIGH BOKHORST. G. B. van Goor Zonen, Gouda, f 0.75 per bundel. Wie deze boekjes ziet en veel van kin deren houdt, moet zich verheugen over het fraaie geheel, dat hier geboden wordt. De plaatjes, de prentjes, de muziek, de omlijs ting der bladzijden, het hoort alles bij elkander. Het eerste liedje het beste Dorpsdansje" spreekt al geheel voor de jeugd. Daar heb je Steven met zijn viool en de echte boerenkindertjes eromheen, een en al oor; straks speelt hij een rondedans en de heele vroolijke troep springt en zingt in een kring, die zoo natuurlijk geteekend is, dat men lust krijgt zelf nog eens mee te doen; dan komt de polka en eindelijk gaat de schoolbel en stuift.alles naar binnen. Woor den, muziek en prentjes, ze doen het voor treffelijk; en zooals het met dit eene liedje is, is het eigenlijk met alle tien. Nog een, slechts schijnbaar onbelangrijke, verdienste is, dat de boekjes buitengewoon stevig zijn gecartonneerd; op dat punt zijn we in ons land waarlijk niet verwend. TH. M. K. Grootmoeder komt sprookjes vertellen, door ANNA WENSMA-KLAASSEN met prentjes van JAN WIEGMAN. Uitge geven in de Zonne-Bibliotheek door Meulenhoff en Co. te Amsterdam. Gecartonneerd ? l .25. Gebonden ? l .50. De Zonne-Bibliotheek wil boekjes geven voor kinderen van vijf tot tien jaar. Dat is een moeilijke taak, die de uitgevers zich gesteld hebben, maar naar het mij schijnt is die taak hun niet te zwaar. In de eerste plaats ziet het boekje, dat ik hier voor me heb, er allersmakelijkst uit; de druk is zeer duidelijk en de plaatjes zijn zoo, dat de kinderen tot vervelens toe zullen dwingen om het mooie boekje nog ns te mogen zien. Al die in actie zijnde dieren en planten in verschillende verhaaltjes zijn juist, wat de kleintjes zoo graag hebben. En dan niet alleen ervan te hooren vertellen, maar ze ook afgebeeld te zien in hun koddige be wegingen, dat doet ze schateren. De vertellingen, die voor een deel uit verschillende bundels bijeengebracht zijn, voldoen zeer goed; verder enkele grappige oude versjes, die wij in onze jeugd al leer den en die zeker bij de kleintjes van tegen woordig nog zullen inslaan. Of de bedoeling van 't tooneelstukje is, om werkelijk door kinderen van vijf tot tien jaar te worden opgevoerd, weet ik niet; dan is het zeker te moeilijk. Maar mevrouw Wensma en het tooneel hooren nu eenmaal bij elkander, niet waar ? TH. M. K. honderd heb ik 't liefst... hier heb je de heele rommel, tel ze maar na, zie je wel ?... nou ga ik gauw ... nogmaals bedankt".... Ze had 't bankbiljet van tweehonderd genomen, en tegelijkertijd haar handvol klein papier aan mevrouw Pluysgat overgegeven. Even later schoof ze, achter de equipage om, haar huis weer in. Toen ze de deur van de zijkamer open deed, hoorde ze tusschen haar bezoeksters 'n onderdrukt gepraat dat dadelijk afge broken werd toen ze binnen kwam; dat maakte haar weer hoekig en onzeker, als vreemde zich voelend in eigen huis. En om dat armelijk gevoel van verlegenheid af te schudden, maakte zij drukke gebaren, en praatte burgerlijk vrijpostig. Ziezoo, daar was ik weer met mijn lapje van tweehon derd," en onbenullig hield zij 't bankbiljet tusschen beide bezoeksters in. Ze zag Kathelijne van Ellickhoven's blank-blozend gezicht met spottende lach-oogen gewend naar Charlot Sitsingha die, gansch ver diept, de inhoud van haar portefeuille onderzocht. Maar vraag 't dan liever aan mevrouw...e... Niels," drong Lynie, zoo kan je nog wel een uur tellen en rekenen, als je niet eens precies weet wat je in kas had l" Charlot antwoordde niet, frutselde nog wat in haar portefeuille, keek toen mevrouw Niels vol in 't gezicht. Ik kan mij niet meer herinneren of ik

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl