Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Nov. '15. No. 2004
De Bommen op Venetië
Het dreigde. Maar men geloofde er eigenlijk
nauwelijks aan dat het dreigde. In den nacht
van 25 op 26 October zijn er door de Oos
tenrijkers drie aanvallen met vliegtuigen
tegen Venetië ondernomen, bij helderen
hemel en bijkans volle maan.
1 Venetië is geen oorlogshaven, doch heeft
een'arsenaal. Dat ligt oostelijk van de stad
op een landpunt, ver van alle monumenten.
Op het arsenaal had men het echter niet
gemunt, doch blijkbaar op het station, dat
aan het andere uiteinde gelegen is. In de
onmiddellijke nabijheid daarvan staat n
gebouw van monumentale beteekenis: de
kerk der Scalzi" (Barrevoeters). Het ongeluk
nu heeft gewild, dat niet het station maar
juist deze kerk het heeft moeten ontgelden.
Daar bevond zich een beroemde gewelf
schildering van Tiepolo. Een bom sloeg het
geheele gewelf uiteen. Bij onderzoek bleek
de vernieling erger dan de eerste berichten
deden vermoeden. Zij was ten eenenmale
afdoende en van het meesterwerk is alleen
het puin over.
Dat het een meesterwerk gold, helaas,
weet ieder die de blanke uitbundigheid van
dit fresco ooit aanschouwde. Het werd in
1743?'44 geschilderd en stelde voor de
wonderbaarlijke overbrenging naar Loreto
van het huisje, waarin het Christuskind met
zijn ouders te Nazareth zou hebben ge
woond. Omstoeid van engelen, zag men het
door de lucht gevoerd; niet merkbaar
getorscht. Het transport geleek en gril der
hemelingen. Vederlicht voer het gebouwtje
daar heen. Rondom was de wijde, blonde
gloed van den hemel.
't Was een werk der XVIIIe eeuw; niet
Over den Oorsprong van het
Stylistische Cubisme *)
dOOr CONRAD KlCKERT
Impressionisme is tweedenrangs kunst.
Want hooger dan de vluchtigheid van de
impressie staat de bezonnenheid van den stijl,
zooals hooger dan een schets het monu
mentale schilderij staat. Het impressionisme
was een tijdelijke overtuiging, die, als reactie
op de burgerlijke Barbizon-school, haar nut
had voor wie na kwamen, in verheldering
van het palet, verlevendiging van de voor
stelling. Het was in Frankrijk want alleen
de Fransche school is, na de Renaissance,
van belang voor de historie der opvolgende
scholen, een richting van petits-maitresRenoir,
Pissarro, Sisley, Monet, die, na Manet's koele
kunst, steeds verder afweken van de klas
sieke grpote meesters met hun breed gebaar
en architecturale conceptie. Het was een
school, die haar aanhangers te voren doemde
tot uitputting voor hun dood, die een stij
gende ontwikkeling niet in zich borg. Leven
van impressies! hoe is het mogelijk te den
ken, dat een schilder tot zijn laten dood steeds
maar impressies, impressies geeft, steeds
maar gevoeligheden zegt, steeds maar in
drukken ontvangt en frisch weergeeft, zon
der bij het rijper worden zijner jaren zijn
kunst op te voeren tot de monumenten van
hen, die niet van indrukken alleen kunnen
leven. Het moet dan wel aan de kleinheid
van de onbewogen tijden die dezen tijd
voorafgegaan zijn, toegeschreven worden,
want nooit is groote kunst gemaakt in
vredestijd en aan het feit dat de meeste
menschen zelf schetsen van een Mensch
zijn, dat het impressionisme is kunnen ont
staan als een overtuiging, een school, een
succes.
Het heeft nog een nut gehad, het heeft
Cézanne en Vincent van Gogh mogelijk
gemaakt.
Zij, met Gauquin als hun mindere vor
men de eenige groote schilders van de periode
die aan de onze voorgaat. En het is een
algemeene dwaling deze drie onder de im
pressionisten te rekenen, want hoezeer zijn
zij superieur!
Zij hebben voorvoeld waarnaar de aederen
nooit getaald hebben, dat er meer is dan
het buitenlicht en kleine kleurtjes, meer dan
het moment van den dag" en de stem
ming van het lieflijke landschap", dat er is
*) Er zijn zulke eigenaardige opvattingen
in omloop omtrent de bedoelingen der
kubisten, futuristen enz. dat wij gemeend
hebben, goed te doen door onze lezers
daaromtrent nader in te lichten. De leider"
der modernisten hier te lande, de schil
der Cdnrad Kickert, was zoo welwillend,
op ons verzoek deze uiteenzetting te geven
die, naar wij hopen, door meer, op zich zelf
staande studies over de modernen, van
Kickert's hand, zal worden gevolgd.
RED.
Een vernield kunstwerk van TIEPOLO: De overbrenging van het H. Huis naar
Loretto; gewelfschildering in de Kerk der Scalzi" te Venetië
klassiek, zeer overdadig van bewegingen.
Maar van conceptie een wonder. De wijze
waarop de ruimte en de weelde van het
zonnig luchtgewelf hier tot hun recht waren
gebracht, op dat gewelf van steen, dat zijn
laatste starheid verloor en zich opende voor
de oogen, was inderdaad onovertroffen.
De hier bijgevoegde afbeelding stelt het
middengedeelte voor. Naar beide zijden was
het fresco nog eens zoo groot. Een kleine
studie op doek is in de verzameling van
den beeldhouwer Dal Zotto te Venetië. Doch
Tripolo *), die zich ook door zijn eigen
voorstudies niet binden liet, wijzigde bij de
uitvoering vél.
Bekende gewelffresco's van hem zijn er
behalve te Venetië (Carmine) ook te Udine
(Chiesa della Purita). Loopen ook die ge
vaar?
De dagbladen melden, dat een andere
bom, een brandbom ditmaal, in dien fata
len nacht neerkwam op de Piazzetta, op
twintig passen van het Dogenpaleis en vlak
in de nabijheid van San Marco. Als dit
bevestigd wordt, zou de toeleg infaam zijn.
Belangrijk is de indruk, dien de aanslag in
Italië heeft gemaakt. Door heel het land
sidderde de verontwaardiging. De eerbied
voor kunstzaken is hier altijd grooter ge
weest dan elders. Het schoone heeft in de
geesten, zelfs der nederigen, een andere,
betere waardeering dan bij ons. De vijand
heeft met de vernietiging van dit eene fresco
de ziel van een natie meer getroffen dan
zou geschied zijn, als er drie oorlogsschepen
in den grond waren geboord. Indien er
eenige misnoegdheid begon te heerschen,
omdat het offensief in de Alpen niet z
snelle vorderingen maakte als men wel ge
hoopt had, dan is nu de oorlog weer zoo
populair als hij ooit geweest is.
De bom op de kerk der Scalzi" heeft in
tweeërlei opzicht haar doel gemist!
Rome, 27 Oct. 1915 Dr. G. I. HOOOEWERFF
*) Giovanni Battista Tiepolo, een der
grootste Italiaansche fresco-schilders, ge
boren te Venetië 1696, overleden te Madrid
in 1770.
stijl, dat er is vorm en lijn door geest ge
spannen, dat een landschap niet is een
kiekje door een kader maar een kathedraal
van architectuur.
Cézanne meer dan de anderen was de
groote vermoeder eener toekomst. Meer
dan Van Gogh, die een laaiende vulkaan
was, waarop niet te bouwen valt, was hij
een fundament niet van Gogh, is de directe
voorganger der modernen, hij was een uiterste
spits waarop geen vervolg mogelijk is noch
voor anderen noch voor hem.
Het was logisch en noodwendig dat hij
zich den dood gaf na tien jaar werken
zooals dat trouwens al dezulken te hunner
juisten tijd doen hij was uitgebrand en
had verder niets nieuws te zeggen, al was,
wat hij gezegd heeft, grootsch voor dien tijd.
Op den leeftijd van veertig, toen dit Van
Gogh overkwam, begon'^eerst Cézanne zich
te vinden. En hoe logisch lijkt ons, mo
dernen, dit stijgend leven van ononderbroken
zoeken en verdiepen, van onverstoorbaar
werken met voortdurende eigen vondsten
en hervindingen der oude wetten.
Hoe, in den geest van wat komen moet
en komen gaat is dit stage werken op klas
sieken grondslag, deze eerbied en bewon
dering voor oude meesters, de groote
Italianen, de groote Grieksche Spanjaarden,
zijn eigen rasgenooten. Want moderne kunst
is voortgezette traditie, traditie van het
eigen ras in eerste plaats. Kunst is het
voortbrengsel van de hoogste potentie van
een volk en de groote kunstenaar kan alleen
door een gezamenlijk groot volk gevormd
worden.
Uit Cézanne, Van Gogh, Gauquin is het
wel eens zoogenaamde expressionisme"
voortgekomen. Uit dat heele tiental jaren
zal wellicht alleen Mattisse eenigen tijd
genoemd blijven, de anderen, Monguin.
Marquet, Laprade, Puy. zijn in hun mach
teloosheid reeds ten doode opgeschreven.
Voor Holland is, uit die periode, slechts
van Dongen soms van belang.
Het is eigenaardig op te merken hoe, na
Rembrandts tijd, de Hollandsche kunst steeds
de mindere van der Fransche is gebleven
en steeds de meerdere die der overige
volken. Zeker, ons ras heeft hoogten be
reikt van het allergrootste en daarbij ver
geleken is de Fransche schilderkunst steeds
van tweede orde gebleven. Want neem den
grootsten Poussin, die, ongetwijfeld te ver
gelijken met Ruysdael, Hobbema is als
waarde, toch zeker niet tot de gigantische
hoogte vaneenRembrandt, eenRafaël, Michel
Angelo of El Greco steeg, zoomin als een
Clouet of Fouquet reikten aan Giotto
Cimabue, van Eyck, Van der Weijden, Gerard
David.
Maar sinds dien is de Fransche schilder
kunst voor de heele wereld de leidende en
de Hollandsche de tweede. Waar David en
Ingres de meesters waren van de Empire,
is Ary Scheffer hun goede volger. Waar
Renoir, Sisley, Pissarro, Monet de impres
sionisten in Frankrijk waren, was de Hol
lander Jongkindt meer dan hun volger,
op z'n minst hun gelijke.
Waar Cézanne de grootste schilder van
zijn tijd was, is Van Gogh zonder twijfel
de eenige andere, en zelfs is achter Mattisse
Van Dongen, achter Redon Verhoeven te
noemen, terwijl in de pointilléschool van
Seurat Toorop, hoewel geen Hollander,
superieur is aan Signac, Cioss, Rijsselberghe.
Cézanne heeft niet vergeefs gevochten
om een stijl. Langzaam, en men weet niet
hoe, is het gekomen in de hoofden van
sommige jongeren, het bewustzijn, dat het
zoo" niet langer ging! Dat de anarchie
van het expressionisme naar het nihil voerde,
dat wat tot fondament Cézanne gegrond
vest had, moest opgebouwd worden. Wie
er mee begonnen is, wij weten het zelf niet.
Was het wellicht Braque, of was Picasso
de eerste, of Le Fauconnier? Het is van
weinig belang. Feit is dat omstreeks 1908
Braque in de Provence, het land van Cézanne
en Le Fauconnier in Ploumanach (Bretagne)
onafhankelijk van elkander begonnen hun
kleurtjes en slippertjes en lichte vlekjes over
boord te werpen en dat, de een in bruin,
de tweede op een basis van grijs, beiden
tot het inzicht kwamen dat, als er n waarde
verloren was gegaan en door Cézanne her
vonden, het die van het volume en den
vorm was.
Een goed schilderij is slechts dat, het
welk alle noodwendige eigenschappen in
zich vereenigt, zooals ook het genie is, die
welke gansch volledig is en de vereeniging
van een geheelen tijd, of van de geheele
menschheid. Mankeert een eigenschap slechts,
hetzij die van vormduiding, of licht- en
donker, of atmospheer, of evenwicht, of wat
dan ook van de tientallen eischen waaraan
een schilderij moet voldoen, het stuk is
waardeloos. Maar elke periode, elke school
verheft een van alle noodwendige eigen
schappen tot haar ideaal en proclameert
haar als de eerst noodige.
Zoo hadden de impressionisten de culte
van het buitenlicht, van het alles omzwe
vende, alles soms verwazende, vertrillende
buitenlicht. Het is schoon en geen minder
ideaal dan de clair-obscur illuzie van
Rembrandt of Tintoretto.
En zoo hadden de jongeren, die door een
criticus spottend cubisten" geheeten wer
den, de cultus van den vorm, van het volume
aanduiden voor alles.
Het was, in den beginne, een reactie tegen
het vormverwaarloozen der impressionisten,
een zich keeren tegen de bandeloosheid van
de vrijheid. Reeds waren hun de z.g.
neoimpressionisten voorafgegaan. Die toch had
den van Seurat, den strengen, stijlrijken,
koelen Seurat de discipline van de kleur
geleerd. Wetenschappelijk werd de kleur ont
leed en het diviseeren werd tot een
confettischilderij in zijn navolgers opgedreven.
Daar tegenover stelden de cubisten de
discipline van den vorm.
Vorm! Is er n eigenschap die in beel
dende kunst (l'art plastique) minder te
verwaarloozen valt? Is er n ding minder
aartsnoodzakelijk dan vormgeving, dan het
plastische? En was er een eigenschap meer
te loor gegaan dan deze?
Vorm! Dat is het intellectueele element.
Dat is dat wij, jongeren, naast ons gevoel
wederom ons koele verstand laten meewer
ken, dat is dat er weer nagedacht en bere
kend en weloverwogen moet worden in het
schilderij. Niet is schilderen een bandelooze
uitstorting van gevoel, maar kunst is: bij
zonderlijk verbeelde of gestyleerde uiting
van het, in kern eeuwig gelijk blijvende,
geestelijk gevoel"; of ancïers: kunst is ge
styleerde gevoelsuiting.
Vorm weer! Stijl. Maar niet een
vormideaal met verwaarloozing van andere
eigenschappen, niet de frischheid van het
impressionisme doen verloren gaan in koele
verstandelijkheid.
Behouden de hartstocht die vibeeren doet
een toets de streek doet spannen en trillen,
behouden de warm diepe toonkleur die den
gevoeligen eigen is, behouden wat eenmaal
verworven is geweest en dan dat alles heffen
in een houding, een monument van even
wicht tusschen het golvende gevoel en het
beheerschende verstand.
Trouwens, zóis niet een reactie, of zij
is met de zonden der voorvaderen beladen.
Waar allen uit het impressionisme zich
moesten loswerken, daar kleefde hun het
disciplinelooze nog wel aan. En zoo zagen
wij Braque-Picasso, want deze virtuoze
Spanjaard nam aanstonds de leiding in
toets en vibreering impressionistisch blijven,
zij het in grauw-bruine kleur en gestyleerden
vorm, terwijl daartegenover Le Fauconnier,
geleid door zijn intellect, zich vrijer
maakte, om tot een, den grooten meesters
nadere verwantschap te stijgen.
Reeds van het begin af waren beide,
Picasso en Le Fauconnier gescheiden en er
ware een vermakelijke en onverkwikkelijke
historie te schrijven hoe de eerste boven op
Montmartre, de andere te Montparnasse,
Parijs, het oer-conservatieve salon Parijs
bestookten met de zich om hen vormende
groepjes. Want n ding is verbazingwekkend
en dat is hoe het mogelijk is geweest dat
de kiem voor een nieuwe oude waarheid
geboren is kunnen worden en heeft leven
kunnen schieten in de verpeste milieu's
van Parijs voor den oorlog. Hoe het mogelijk
is geweest, dat wat waarlijk een nieuwe
periode zal bouwen, is kunnen ontstaan onder
de inferieure individuen als geesten, als
moreele karakters, als persoonlijkheden, die
om die twee beginners heen konkelden en
knoeiden in hun soms krankzinnige
machteloosheden.
Uit die beide kampen heeft zich een derde
ontwikkeld, de Hollanders wederom; want
nog altijd, hopen wij, zijn wij, het Fran
kische volk van de westkust, van Haarlem
met Geertjen in de Gothiek tot Arras met
Le Fauconnier der Cubisten het schildersras
par excellence en zijn wij, Hollanders, 't
nog niet verleerd dat Van Eyck en Rogier
en David en Van Leyden, dat Breughel en
Rubens, Van Dyck en Watteau, dat
Rembrandt en Steen en Van Goyen van Leiden
en Vermeer van Delft en Hals van Mechelen
en Ruysdael van Haarlem geboren zijn aan j
de zeekust van het Y tot de Seine. j
Zoo herhaalt zich de geschiedenis en ben ;
ik overtuigd, dat wederom Holland, nogmaals
voorgelicht door Frankrijk, een grooten tijd :
tegemoet kan gaan, wanneer tenminste het j
onweer van den wereldoorlog voldoende j
de hemelen van kleinheid en onmacht zal
gezuiverd hebben.
Wij stellen ons voor, wanneer de gastvrije
uitnoodiging van de Redactie zich mocht
herhalen, deze drie groepen, de Picasso |
de Le Fauconnier en de nu in Amsterdam
exposeerende Moderne Kunstkring groep,
nader te ontleden alvorens tot critische
beschouwing over de voornaamste der leden
over te gaan, terwijl wij te voren verklaren
alleen daarom hiertoe geneigd te zijn geweest,
omdat, niettegenstaande wij 't air zouden
hebben den lof van eigen genooten te ver
kondigen, overtuigd waren iets tot het zuiver
begrip van onze idealen te kunnen bijbrengen.
HENRI POOLMAN
als de wijnkooper Massenbach in
De Zwevende Maagd"
(Foto Berssebrugge)
FMtMCUffffKI
rrnTWtrïi
??l
DRAM4U/CHE KRONIEK
Ora et Labora. Een spel van het land in
3 bedrijven, van HERMAN HEIJERMANS
(N. V. Tooneelvereeniging, Directeur
Herman Heijermans).
De latijnsche titel van dit werk, die een
van Riemsdijk's stuk eer aan zou doen, doet
een beetje zonderling bij dit plattelands-spel.
Toen jaren geleden de première van dit
stuk ging was ik ver over de zee, en het
was den eersten keer dat ik het zag, nu
Heijermans het in 1915 weer op het reper
toire heeft gebracht. Ik meen mij te herin
neren dat dit Spel van 't Land" indertijd
niet veel succes heeft gehad, maar, al kan
ik niet zeggen dat ik er diep door ontroerd
ben, meegevallen is het mij toch.
De tooneelschikking, die alle drie bedrij
ven hetzelfde blijft, en waardoor de scène
in twee deelen wordt verdeeld, het eene
een hutje op de heide en 't andere de heide (??)
met een vaart er door, lijkt mij niet gelukkig.
Als n deel van het tooneel niet gevuld is en
bijna voortdurend leeg blijft,krijgt het andere,,
gevulde deel iets miniatuurs, iets bijna
onwezenlijks. Die leegte doet zich de geheele
drie acten door gevoelen. Als nu die leege
ruimte maar, door kunstige schildering en
perspectief een oneindige heide-verte sug
gereerde, dan kon het kleine hutje er iets
zér eenzaams, en zelfs bijna plechtigs door
krijgen, maar zij was zóstumperig
tooneelachtig gefabriekt, dat men enkel den indruk
van gemaaktheid kreeg.
Ik zal, zooveel jaren na de eerste opvoe
ring, een exposévan den inhoud van dit
stuk, met zér weinig handeling en geen
climax, gerust achterwege kunnen laten. Het
viel mij op, hoe b.v. het tweede bedrijf, op
zichzelf, een heel goed geheel zou kunnen
vormen, en hoeveel goede tableaux-vivants,
als naar schilderijen van goede hollandsche
meesters, maar hoe weinig eigenlijk logisch,
noodzakelijk zich ontwikkelend conflict er
in voorkomen. Hoe vreemd het verder ook
schijne, daar toch Friesche plattelandsbe
woners zóveel van Zuid-Hollandsche
visschers verschillen, keer op keer geeft
dit Ora et Labora" ons herinnering, aan
Op hoop van Zegen". Men voelt in die
Friesche plaggestekers en schippersmenschen,
vooral als ze om een tafel zitten, en samen
eten en drinken, dezelfde lieden als die in
Op Hoop van Zegen" bijeenzaten, en de
groote fout die, vermoed ik, het weinige
sukces indertijd verklaart .?ditmaal zonder
de charme van het nieuwe, ongeziene. Zelfs
Eelke, in zijn karakter, zijn geheele houding,
n zijn gezegden in het stuk lijkt duidelijk
p Geert in Op Hoop van Zegen."
Maar nog een bezwaar voelde ik opkomen
tegen het aannemelijk vinden van de per
sonen uit Ora et Labora". Alles wat de
eenvoudige, in die misère levende Friesche
heiboeren zeggen lijkt... zoo Amsterdamsch,
en in plaats van de plaggestekers en schip
pers hoort men onmiskenbaar Herman Heijer
mans praten en zelfs bespiegelen.
Er komt b.v. een scène in voor, waarin
Watze, de boer, als zijn grond op het punt
is verkocht te worden op executie, een lange
bewering vol pathos en geen bizonder
dichterlijk, maar al te rhetorisch pathos
tegen dien grond afsteekt, met het gezicht
er naar toe. Men voelt direct: dat is niet
Watze die hier staat uit te halen, maar dat
is Heijermans, die eens erg mooi wil doen.
Ik spreek nu nog niet eens van het
Amsterdamsche accent, dat eenige acteurs en
acDe nieuwe Princesse-Schouwburg te 's Gravenhage
(waar de N. V. Het Tooneel", d/r. Willem Royaards, Zaterdag 20 dezer voor het eerst spelen zal)