Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Nov. '15. No. 2005
Ambachts- enlNijverheidskunst
FRANS ZWOLLO, Edelsmid
F. ZWOLLO, In tombak gedreven schotel
(Foto M. M. Couvée)
Na een verblijf van vijf jaren in het bui
tenland is Zwollo (sedert Sept. 1914) weer
in Nederland terug. Het was ons allen een
genoegen zijn terugkomst te vernemen, ge
lijk wij het destijds hebben betreurd dat
hij, evenals zoovele van onze knappe
kunstnijveren, naar het buitenland werdt geroepen.
Frans Zwollo, een onzer eminentste vak
beoefenaren, bestemd om door zijn werk
eene leidende plaats in te nemen tusschen
de hedendaagsche ambachts-kunstenaars,
Zwollo is weer in ons land en laten we
hopen, voor goed nu.
Laat ons wenschen dat ook de anderen,
nu nog afwezig, weer naar Holland zullen
terugkeeren, en dat zij in het eigen land de
erkenning van hunne kwaliteiten zullen
vinden. In het buitenland wordt hen die
niet onthouden. Dan eerst zal de heden
daagsche Ambachts- en Nijverheidskunst in
volle kracht zich kunnen ontwikkelen.
Gelijk bekend is Zwollo destijds door
Lauweriks mede naar Hagen (Westfalen)
genomen, 't Is echter niet door den oorlog
dat hij is teruggekeerd.
Geheel thuis heeft Zwolle zich in Hagen
nooit gevoeld al vond hij veel vergoeding
in de uitnemende samenwerking met den
architect Lauweriks.
De algemeene samenwerking met personen
uit zijne onmiddelijke omgeving was niet
geheel wat het zijn moest, en men was er
niet over gesticht, dat diie Hollanders
(Lauweriks, Nienhuis en Zwollo) aan een
staatsschool als leidende krachten verbon
den waren.
Intusschen, en dit erkent Zwolle dankbaar,
heeft men er, meer dan in Nederland
geleOver de voorstelling van Notabelen",
naar Kotzebue, waarmede Royaards zijn
nieuwen Haagschen Princesseschouwburg
heeft ingewijd, kan de kroniekschrijver kort
zijn. Om de eenvoudige reden, dat het eene
voorstelling is om te zien, meer dan om over
te schrijven.
Men heeft de vraag gesteld, waarom
Royaards zijn paleisje heeft betrokken met
de opvoering van zoo'n onbeduidende klucht.
Zou het antwoord misschien dit zijn, dat juist
door dit middel hij kon te zien geven, wat
niet van den schrijver, of van den dichter
komt, maar van den tooneespeler:
tooneelspeelkunst?
Een onbeduidend, ja, vrij banaal stuk
geeft de meest en zuiverste gelegenheid, om
spel, regie, vertooning en aankleeding te doen
zien.
En daarin is Royaards zeker rijk geslaagd!
Er wordt zoo gespeeld, dat de spelers het
publiek steeds vasthouden, geestig, kleurig
en in stijl. Zoo is het met de kostuums;
zoo met de tooneelinrichting. Men proefde
de inspanning, waarmede allen hier werkten;
maar ook het gulle genoegen, dat 't hun
deed, zoo iets goeds af te leveren. Tot zelfs
het hondje toe.
Als inwijding van een theater, is deze
voorstelling dus een waar succes. Zij blijft
dit ook, als voortreffelijke proeve van thea
trale kunst.
Voor interessantere stukken mag later wel
weer worden gezorgd. En de substantieele
liefhebbers ten onzent, die dadelijk spraken
van onbeduidend stuk", moeten zich eens
wat guller overgeven aan 't genot van
dramatischen arbeid, dat hier onvervalscht
geboden werd.
Alleen het vierde bedrijf zakte bij de voor
stelling. Het werd matter en langzamer, soms
veel te zwaarwichtig gespeeld. Te Berlijn, bij
Reinhardt's voorstelling, kreeg men denzelf
den indruk. Of het dan hoofdzakelijk aan
het stuk ligt ?
Royaards zou hier waarlijk de
parforcetoer nog verhoogen, waarmede hij drie
bedrijven lang den opgewonden bur
gemeester volhoudt, waarmee mevrouw
de lieftallige Sabijnlje doet zweven, waar
mede de oude vrijsters zich zelve gelijk
blijven, en waarmede Sophie de Vries als
eene, onvermijdelijk wat te jonge groot
moeder, rondbaast, wanneer hij ook de
laatste akte zoo pittig kon weten vol te
houden.
Waarde Kotzebue, wat zoudt ge u ver
baasd hebben, uw Biedermaierstuk" zoo
te zien marcheeren, neen: cancanneeren, in
een coquet zaalije, in het Haagje, in de
20ste eeuw! Welk eene metamorphose. Maar
het stond niet kwaad. QUIBS
genheid gehad schoone en kostbare dingen
te maken. Behalve voor het bekende
Folkwang museum en andere Duitsche musea
heeft men voor vele particulieren in
Duitschland en Amerika opdrachten u tgevoerd.
Zwollo behoort niet tot het soort
kunstnijveren" of ontwerpers" welke aan een
werkman-uitvoerder een zwierig krabbeltje
voordraaien, de papieren artisten" zooals
ik ze zou willen noemen. Zij toch laten het
aan den willekeur van een uitvoerder over,
en wat er van komt is dikwijls vreemd aan
hetgeen zij zich aanvankelijk voorstelden.
Maar voor alles is Zwollo iemand die het
vak kent en door de zuivere vakbeoefening,
de bewerking vooral van het materiaal,
schoonheid schept. Een ontwerp van Zwollo
is een krabbel, niet meer dan het vastleggen
der eerste groote gedachte; al wat noodig
is als voorloopige compositie staat er op,
meer niet. Het is niet meer dan een
voorlooper der uitvoering, behoort er bij en is
zonder dat niets. Maar voor hem, de uit
voerder-kunstenaar is het te maken ding
alles, gaat het alleen om wat groeien zal
onder zijn handen. Arbeidende opent het
werk nieuwe mogelijkheden en verschieten,
behoorende bij het metaal en de techniek.
En het zal blijken waar de hamerslagen het
breede veld zullen laten, een fijnere pons
het ornament zal drijven, en waar misschien
een steen op mooie wijze gezet het voor
werp zal volmaken.
En telkens weer, en bij ieder werkstuk
voelt men te doen te hebben met een
ambachtskunstenaar, en niet met een teeke
naar alleen. En dit is voor mij het goede
begrip.
Zeker, Zwollo kan een voorwerp volgens
het ontwerp van een ander uitvoeren, zoo
als hij dat in Hagen meermalen naar gegevens
van Lauweriks heeft gedaan. Maar een ont
werper dient daarbij aan het metier en de
opvatting van Zwollo te denken en kan
daarbij aannemen dat de artist-uitvoerder
ook een woordje mee zal spreken. De
moog'lijkheid bestaat dat de wijze van uit
voering en de opvatting daarvan de
overheerschende toon aan het werkstuk geeft.
Waarmee ik maar wil zeggen dat hier een
groot verschil is in vergelijking b.v. met
een doode, slaafsche uitvoering of een
machinale reproductie.
Een treffend voorbeeld voor hetgeen ik
bedoel is de reproductie van de hierbij afge
beelde schotel. Is het niet erg eenvoudig?
Wat is dit voor een ontwerper, voor n dan
die het op papier alleen doet? Maar wat
is het een belangrijk ding voor den uit
voerder. Wat een rafinement in vakbeoefe
ning. Dit is toch wel metaalbewerking in
de beste beteekenis; het opdrijven van het
koper, het lijnenspel over de plaat, de soepele
eindigingsvormen aan de rand, de prettige,
kantige hamerslagen tusschen de lijnen, en
de gaafheid van het geheel.
Zwollo's werk vertoont het plezier van
den arbeid; oogenschijnlijk doet hij met het
materiaal wat hij wil, omdat hij het vak tot
in alle onderdeden kent.
Intusschen is Zwollo door bestuurderen
der Haagsche Academie naar hier geroepen.
Hij heeft een klas gesticht voor de beoefe
ning der edelsmeedkunst. Hij hoopt dat dit
(de derde maal) nu de laatste maal zal zijn
dat hij een dergelijke taak op zich neemt.
Hij meent (hoopt) dat van uit den Haag
Onze Tooneelmenschen over
Zichzelven
Naverteld door Nan Zuikerberg
C. C. VAN SCHOONHOVEN.
Nog nmaal de Gijsbreght spelen als
Herman Roelvink 't wil, en dan, aan 't
eind van dit seizoen, afscheid nemen !
Voorloopig heb ik niets meer te verlangen!
Niets meer l Ik heb nou den gezegenden
leeftijd van acht en zestig bereikt en ik
verzeker u, dat ik nog niet weg zou gaan,
als ik zelf niet voelde, dat mijn krachten
gaan verminderen en dat het moeilijk gaat,
nieuwe rollen te leeren !
Vandaag of morgen moet 't toch gebeu
ren, dat ik de planken bonjour ga zeggen;
dan maar liever nou, dan langer nog te
wachten.
Acht-en-zestig gepasseerd ! En gisteravond
in De Koopman" als de prins van Marokko
nog gedongen naar Portia's hand. Wilt u
wel gelooven, dat ik me af en toe schaam,
op mijn leeftijd nog zóte staan wurmen?
Misschien dat 't me vergund zal zijn, nog
een paar kalme jaren door te brengen in
't Sint Bavo gesticht in Heemstede, daar
heb ik me ingekocht u weet toch, dat
ik Roomsch ben voor 't geld, dat ik onder
anderen ook van mijn jubilee heb overge
houden, dat Pastoor van Neuvillette"-jubilee,
waar 't zoo ellendig mee geloopen is; dat
hier en daar werd verboden... en toen in
den doofpot gestopt!
In den laatsten tijd spelen de zenuwen
me nogal eens parten, 't Is jaren geleden,
dat ik een reuzenknauw heb gekregen in
mijn zenuwgestel. Bij de reprise van Othello
was dat, toen Laroche aan 't Neerlandsch
kwam en Bouwmeester opvolgde. Bouw
meester had den Moor gespeeld in Van
Lenneps vertaling, (ik speel den Jago). La
roche bracht hem in Kosters verzen voor
het voetlicht. Ik moest toen de eerste rol
uit mijn hoofd werken, de tweede erin.
Sommige strophen waren onveranderd ge
bleven ... begrijpt u mijn getob ? En dat
ik 's nachts bepeinsde: Dat haal je nooit!
Daar kom je niet door, kerel!' En nu, 'n
paar maanden geleden, met de
Ccsarinerepetities, begonnen die beroerde zenuwen
me weer te treiteren. Toen heb ik het be
sluit genomen om maar heen te gaan.
Nieuwe rollen leeren gaat niet meer.
Denk nou niet, dat ik het land heb ge
kregen aan mijn werk! O, neen! Ik leef als
ik na een dag van sombere, vervelende over
peinzingen op het tooneel sta, al dat licht
rondom me zie, de menschen in de zaal, in
de zachtroode fluweelen fauteuils, het ge
schitter van verguld decor en mooie
requisieten, die klatergoud zijn Ja, ik heb het
tooneel lief gekregen in de vele jaren, dat
ik heb meegeholpen om den menschen een
lach te brengen en een traan ^ l
Nu nog eens, nog nmaal Gijsbreght te
mogen zijn, ik zei het u reeds, dat hoop ik
innig! In 1880 speelde ik hem voor 't eerst
op den Nieuwjaar^avond in Van Lier's
Schouwburg en sindsdien, telkens als ik op
den eersten Januari in dat meesterstuk van
Vondel optrad, is de Nieuwjaarsavond een
feestavond voor me geweest! Je gaat dan
al in een feeststemming naar de comedie,
Je wenscht elkander achter de coulissen een
gelukkig jaar, je weet, dat een stampvolle
zaal daar over 't voetlicht zit te wachten
en je steekt je in je middeneeuwsche
rideen artistieke invloed over het geheele land
uit zal gaan ten gunste van het kunstvak.
Wij hopen dit allen. Den Haag komt niet
geheel achteraan, al was Amsterdam een tijd
vooraf. Wij zijn het bestuur der Haagsche
Academie dankbaar voor dezen eersten stap.
Maar een goede klasse voor metaalbewer
kers maakt nog geen goede school voor de
algemeene ontwikkeling der hedendaagsche
ambachtskunsten.
Intussschen hadden we de eerste tentoon
stelling van werken onder Zwollo's leiding
vervaardigd. Treffend was het resultaat in
eenige maanden verkregen. Vanaf het kleinste
voorwerp daarbij was iets mooi-, iets
begeerenswaardigs gemaakt. En we zijn heen
gegaan in de voile overtuiging dat althans
dit deel van het onderwijs in goede handen
is. Belangstellend zien wij naar verder werk
van den metaaldrijver Zwollo uit.
CORN. VAN DER SLUYS
Het Tooneelschool-Gebouw
(Slot).
Jan Stoete heeft gemaakt, dat ik aan het
uitweiden ben geraakt en een Buitensingel ben
omgegaan zooals ouwe Amsterdammers
zeiden voor het gebruiken van omhaal ,
maar Jan Stoete bracht me op en van, en
nu weer op het terrein waar ik wezen wilde,
op het terrein tusschen Leidsche- en Raam
poort, waar een invloedsfeer van het tooneel
is en was. Op dat terrein was voor een
veertig jaar de grond goedkoop, en het plan
tot het aanleggen van de Marnixstraat op
verre na niet volvoerd. Reden waarom het
Bestuur van het Nederlandsch
Tooneelverbond daar, meer haar de Raampoort, grond
kocht om er een gebouw voor de
Tooneelschool te doen optrekken. De Tooneelschool
was eerst geweest in een heerenhuis op de
Prinsengracht bij de Berenstraat en kwam
later op het Singel hoek Warmoesgracht in
een dito. Bij Raadsbesluit van 25 Juli 1877
stonden Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam aan het Tooneelverbond af een
stuk gemeentegrond ter grootte van 214
centiaren, gelegen aan den Schans (de Vesten)
nabij de Raampoort tegen een erfpacht van
214 gulden 's jaars.
Den Ssten November 1877 werd het bouwen
van eene Tooneelschool met Directeurs
woning naar het plan van den architect A.
L. van Gendt aanbesteed en gegund aan de
laagste inschrijvers P. Groenhoff en A. G.
Haak voor de som van 18 duizend 9 hon
derd gulden. De termijn van oplevering
werd gesteld op l Augustus 1878. Ze vond
echter iets later plaats, zoodat het gebouw
eerst 8 November van dat jaar kon worden
ingewijd, daags vór de algemeene verga
dering van het Nederlandsen Tooneelver
bond ; officieel voor afgevaardigden en
genoodigden.
Het schoolgebouw fmet een gevelbreedte
van 21.40 bij eene diepte van 7.95 meter,
heeft op den beganen grond twee vensters
aan weerskanten van den ingang en op de
bovenverdieping vijf hooge, breede ramen.
De voorgevel is in donkeren baksteen met
geelgrijzen zandsteen ontworpen, waarvan
de vormen grootendeels aan den
Rornaanschen stijl zijn ontleend. Het beneden
gedeelte der school bevat aan beide zijden
van den gang, die met eene trap naar de
derkleeren met zoo'n speciaal genoegen
met het aparte plezier van den Nieuwjaars
dag, Want den tweeden Januari voel je je
alweer hél anders, is 't net, of je een
stortbad hebt gekregen, is de verhoogde stem
ming voorbij, ben je weer ontnuchterd als
na een feestroes.
In die dagen hoor je dan wel eens op
straat wandelend, de menschen tegen elkan
der zeggen: Kijk, daar heb je Gijsbreght!''
Die opmerkzaamheid der voorbijgangers
heeft me altijd plezier gedaan.
Ik kwam eens bij een keeldokter voor een
kleine aandoening, Weet u hoe de medicus
mij begroette ?
bovenverdieping leidt, de vier kamers, oor
spronkelijk bestemd voor Directeurswoning.
Rechts en links van een tweeden gang, even
wijdig met de school en achter de
woonvertrekken, zijn: keuken en kelder.
Het ruim uitgebouwd trapportaal naar de
eerste verdieping scheidt zich halverwege
in tweeën en leidt naar de schoollokalen.
Deze zijn hoog, ruim en luchtig, ten getale
van drie, voor even zoo vele klassen, waar
van n ingericht met een tooneel, een heel
klein tooneel. Het had in den beginne twee
kameradécors en n boschdécor, evenals
scherm en manteaux, geschilderd door v. d.
Hilst, decorateur van den Stadsschouwburg.
De drie lokalen konden door twee tot aan
de plafonds reikende en zich in vieren vou
wende deuren tot n groote zaal gevormd
worden, waar plaats kwam voor een kleine
honderd menschen. Twee kleedkamertjes
zijn bezijden tooneel en achterste
schoolvertrek; in den muur van twee lokalen be
vinden zich kasten voor berging van
requisieten, boeken, enz.
In de middelste kamer stond een pianino,
en hing een grooten spiegel ten dienste
der lessen in mim ek, plastiek, grimeeren
en houding. De bibliotheek is onder ge
bracht in drie groote, mahoniehouten kasten
voor twee rijen boeken. Alle vertrekken
waren in drie schakeeringen bruin geschil
derd en hadden een eenvoudig, net en ge
zellig aanzien.
Een marmeren buste van den vroeg ge
storven dichter J. L. Wertheim, een zeer
bemind secretaris der Commissie van Toe
zicht en Beheer op de school, versierde de
Tooneelkamer, waar tegen de muren prijk
ten de portretten van den eersten direc
teur Rennefeld en van Mevrouw M. J. Kleine
Gartman, en ook de oirconde hing aan
haar bij haar afscheid van het Tooneel in
1885 door de Amsterdamscheafdeeling opge
dragen, een meesterlijke penteekening van
Antoine Grevenstuck.
De Bibliotheekkamer bevatte de portretten
van J. L. Wertheim (foto) en van Mevrouw
Wattier-Ziesenis in de rol van Epicharis
en van Andries Snoek en die van Orestes.
Met den tijd is in het schoolgebouw wel
het een en ander gewijzigd, maar voor eene
algeheele, zeer noodige restauratie ontbraken
de gelden, en dan.... men sleurde voort tot
het vorige jaar, onder vele leerlingen de
geest des oproers" erger dan De Brand in
een meisjeskostschool" uitbrak. Dit viel samen
kort vór het aftreden van den heer S. B.
Bouberg Wilson, die de scnool een veertig jaar
lang bestuurd heeft. Als van zelf kwam met
de benoeming van den nieuwen directeur,
den heer Balthazar Verhagen, de reorgani
satie der school ter sprake. Bij besprekingen
bleef het niet. Men ging aan het
reorganiseeren, benoemde Mevrouw Theo Mann
Bouwmeester naast mevrouw Betty Holtrop
van Gelder tot Houfdleerares en Adriaan
van der Horst tot Hoofdleeraar, en Meijer
van Beem tot leeraar in typeeren,
mimeeren en grimeeren, terwijl zelfs Louis
Bouwmeester zich bereid verklaarde het
Hoofdleerarschap te aanvaarden. De overige
leeraars en leeraressen voor de bijvakken
bleven allen. Eene dezer, Jeanne
Poppelhouwer, leerares in het Fransch, ontviel door
haar verscheiden op 23 October 11. aan de
school, om hare uitnemende eigenschappen
als mensen en docente oprecht door hare
Zó, Gijsbreght ? Waar kan ik je mee
helpen ?" En professor Pel, wien ik eens
om consult vroeg, zei, toen ik hem verzocht,
me te vertellen, hoeveel ik hem schuldig
was: Niets, kerel! Kunst en wetenschap
gaan hand aan hand !"
Ik kan den Gijsbreght" nog niet los
laten. Dat begrijpt u! 't Is een stuk van
| mijn leven geworden !
Mijn eerste Badeloch was mevrouw
KleineGartman ; later volgden elkander in die rol
op: Sophie de Vries, (de moeder van Henri
en Sophie), Christine Poolman, mevrouw
Holtrop, mevrouw Mann. Arend heb ik
successievelijk gespeeld met Morin, Tour
leerlingen betreurd. De reorganisatie kon
zich nog niet uitstrekken tot het maken der
Tooneelschool tot een Vakschool: vele der
nieuwe leerlingen bleken voorf-ereiding niet
te kunnen missen. De Commissie van Toe
zicht stuurt echter met den directeur op
Vakschool aan.
Met de reorganisatie van het onderwijs
viel de restauratie van het schoolgebouw
saam. Maar de gelden een zeven duizend
gulden ontbraken. Een der Commissie
leden, jhr. A. W. G. van Riemsdijk, door
wiens ijveren groote talenten als Louis
Bouwmeester en Theo Mann?Bouwmeester
zich aan de school wilden verbinden, pakte
de koe bij de horens en wist door goed
voorgaan bij welgestelde tooneelvrienden
het hooge bedrag bijna geheel bijeen te
brengen. Toen kon men aan het restaureeren
gaan. En er is gerestaureerd met luste. Van
de tinne des daaks tot aan de koperen deur
knop Men ving aan het geheele gebouw
met bezemen te keeren ; daarna sloegen de
timmerlieden aan het vertimmeren der boven
verdieping, voornamelijk der schuifdeuren,
aan het vergrooten van het tooneel, eerst
zoo klein, dat de leerlingen het de stoof"
en later bij meerdere vergrooting de bed
stee" noemden, en dat thans werkelijk aan
den naam: toonee"!, beantwoordt. Schilders
en stukadoors kwamen na de timmerlieden.
Onder aangeven van kleur en versiering door
den heer Knap, schilderden de schilders de
leerzalen in zachte, rustige toon, waarbij de
kleur der benedenvertrekken anders is dan
in het groote bovenlokaal. De kamers aan
straat, eerst dienende tot woning van den
directeur, werden tot leerzalen ingericht, die
er thans allerbehagelijkst uitzien. Zij hebben
een haard, een flinken spiegel, en aan den
wand of po-tretten van beroemde
tooneelartiesten of van de zeldzame en kostbare,
gekleurde en ongekleurde gravures van het
oude tooneel, van tooneeldécor, enz. De
gangen zien er brandhelder uit; ook daar
afbeeldingen, onder welke in de vestibule
naar de tooneelzaal de portretten van Snoek
en- Wattier, dezelfde die in Nieuwenhuis
Petjeskomedie" op de Schans hingen. De
directeurskamer is ook geheel nieuw inge
richt, zelfs keuken, kelder en zolder. De
grootste en meest practische verandering is
die van tooneel- en tooneelzaal.
Thans kan men zeggen, dat de inrichting
smaakvol, met tooneelkarakter, ja zelfs voor
beeldig is ingericht. De leerlingen kunnen
in de meest aangename stemming het onder
wijs genie en. De directeur Balthazar Ver
hagen, zittende als de opperste God,
troonend als een Apollo tusschen zijne
leerlingen, wier aantal evenals dat der
Muzen negen bedraagt, kan met dank
baarheid getuigen: Het oude is voorbij
gegaan, ziet het is alles nieuw geworden",
eene overtuiging, die hem opwekken moge
om dat ook van de onderwijsreorganisatie
met der lijd te kunnen zeggen.
Wat ook aan de Tooneelschool veranderd
zij, het uiterlijk bleef tot heden onveranderd.
De buurt der school is niet meer eene ver
latene, de gronden zijn er allen volbouwd.
Het schoolgebouw vormt thans, met de
Hoogere Burgerschool, de Bank van Leening,
het Politiebureau, een Kliniek, een
Waschen S'rijkinrichting, enz. alles in zijne onmid
delijke nabijheid, een wereldje op zichzelf.
J. H. RÖSSINQ
C. C. van Schoonhoven in enkele zijner rollen
niaire, De Jong, Lobo en Reule; de Bode
met Bouwmeester, De Jong, Laroche, Bouw
meester.
Levensbijzonderheden heb ik niet mee te
deelen. Ik heb nooit mirakeldingen beleefd
en op reis ga ik altijd gewoonweg mijn
gang. Ik houd van een lekker dinenje en
in hotel Kiek in Groningen wordt een ziek
mensch weer gezond, als hij daar appelmoes
eet of gestoofde snoek.
Ik wou nog wel vertellen, dat ik altijd
heb gedweept met Christine Poolman; een
bijoutje van een actrice. Met Fie Pauwels
ook! Wat had ze een nige taille vór
haar huwelijk; wat een smaak om zich te
kleeden; wat een prachtig orgaan! Voor
Theo Frenkel! Nou ja, mevrouw Mann ! Ik
noem haar nog altijd Frenkel! Een kraan
van een vrouw! Reuzensterk en zoo goed
als niet wispelturig. Dat kan niet van iedere
vrouw, laat staan van iedere actrice gezegd
worden! Maar k niet van eiken acteur!
Respect en bewondering heb ik voor Louis
Bouwmeester! Fijn, zijn Sancho Pancha,
klein, ineengedoken, krieberig en springerig
bij mijn lang-uitgerekten don Quichotte, nog
hooger oprijzende ridderfiguur naast den
nietigen, boersch-prozaïschen schildknaap!
Voor Jan C. met zijn fijn spel heb ik be
wondering. En ook Guusje de Vos heeft
altijd een zekere charme voor me. Denk
eens aan haar schat'ig kamenier-rolletje in
Driekoningenavond'. Aan haar beerlijken
lach, waarmee ze mijn opkomen moet aan
kondigen. Dat is de verrukkelijkste intro
ductie, die je je kunt voorstellen en als je
een goeden steun hebt aan een ander, dan
releveert dat steeds je eigen rol.
In de oude stukken, daarin voel ik me
nog thuis; daarin weet ik, wat ik kan. Breng
me Choiseuil uit Narciss; of Scarpia uit
Tosca of Thereisias uit Oedipus; geef me
den vader uit La dame aux Camélias of
Malvolio uit Driekoningenavond. Ik lees ze over
ik leer n avond en ik ben rolvast. Dat
zijn de rollen, die in je hersens zitten ge
roest ; dat zijn persoonlijkheden karakters,
die je hebt geleerd en bestudeerd, toen je
nog in de kracht van je leven stondt.
Malvolio in Driekoningenavond! Dat voor
m'naf>cheid. Als 't kon,zou't wel heerlijk zijn.
Maar we zijn nog niet zoover, we hebben den
tijd nog. Ik zal er zelfs wel toe moeten over
gaan om vórdien nogeensm'nportret telaten
maken. Ja, da's nog een penibel onderwerp.
Omdat u me om portretten gevraagd hebt.
'n Jeugdportret ? Bestaat eenvoudig niet van
me! Ik meen, dat ik eens n in m'n bezit
heb gehad. Is me afhandig gemaakt. En
andere ? Hier hebt u m'n heelen schat. Kijk
maar eens, of er iets bij is, wat de moeite
waard is. We hebben nooit aan portretteeren
gedaan, in de familie. Van m'n vader heb
ik niet eens een conterfei, van moeder een
enkele vergrooting, gemaakt naar het nige
kiekje dat ooit van haar is genomen met
haar kleinkind op schoot.
Och, de menschen kennen den ouwen
Van Schoonhoven wel, die altijd nog zoo
recht loopt als een kaars", zooals een goeie
vriend me altijd prijst. Ze kennen hem wel.
Moeten ze hem nog leeren kennen, daa
hebben ze zich te haasten, 'n Krappe acht
maanden nog.... dan zal het
gezellig-rustelooze plaats maken voor meer intieme ge
zelligheid tusschen de Sint Bavo muren in
het stille Heemstede.
* *