De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 28 november pagina 6

28 november 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Nov. '15. No. 2005 Ambachts- enlNijverheidskunst FRANS ZWOLLO, Edelsmid F. ZWOLLO, In tombak gedreven schotel (Foto M. M. Couvée) Na een verblijf van vijf jaren in het bui tenland is Zwollo (sedert Sept. 1914) weer in Nederland terug. Het was ons allen een genoegen zijn terugkomst te vernemen, ge lijk wij het destijds hebben betreurd dat hij, evenals zoovele van onze knappe kunstnijveren, naar het buitenland werdt geroepen. Frans Zwollo, een onzer eminentste vak beoefenaren, bestemd om door zijn werk eene leidende plaats in te nemen tusschen de hedendaagsche ambachts-kunstenaars, Zwollo is weer in ons land en laten we hopen, voor goed nu. Laat ons wenschen dat ook de anderen, nu nog afwezig, weer naar Holland zullen terugkeeren, en dat zij in het eigen land de erkenning van hunne kwaliteiten zullen vinden. In het buitenland wordt hen die niet onthouden. Dan eerst zal de heden daagsche Ambachts- en Nijverheidskunst in volle kracht zich kunnen ontwikkelen. Gelijk bekend is Zwollo destijds door Lauweriks mede naar Hagen (Westfalen) genomen, 't Is echter niet door den oorlog dat hij is teruggekeerd. Geheel thuis heeft Zwolle zich in Hagen nooit gevoeld al vond hij veel vergoeding in de uitnemende samenwerking met den architect Lauweriks. De algemeene samenwerking met personen uit zijne onmiddelijke omgeving was niet geheel wat het zijn moest, en men was er niet over gesticht, dat diie Hollanders (Lauweriks, Nienhuis en Zwollo) aan een staatsschool als leidende krachten verbon den waren. Intusschen, en dit erkent Zwolle dankbaar, heeft men er, meer dan in Nederland geleOver de voorstelling van Notabelen", naar Kotzebue, waarmede Royaards zijn nieuwen Haagschen Princesseschouwburg heeft ingewijd, kan de kroniekschrijver kort zijn. Om de eenvoudige reden, dat het eene voorstelling is om te zien, meer dan om over te schrijven. Men heeft de vraag gesteld, waarom Royaards zijn paleisje heeft betrokken met de opvoering van zoo'n onbeduidende klucht. Zou het antwoord misschien dit zijn, dat juist door dit middel hij kon te zien geven, wat niet van den schrijver, of van den dichter komt, maar van den tooneespeler: tooneelspeelkunst? Een onbeduidend, ja, vrij banaal stuk geeft de meest en zuiverste gelegenheid, om spel, regie, vertooning en aankleeding te doen zien. En daarin is Royaards zeker rijk geslaagd! Er wordt zoo gespeeld, dat de spelers het publiek steeds vasthouden, geestig, kleurig en in stijl. Zoo is het met de kostuums; zoo met de tooneelinrichting. Men proefde de inspanning, waarmede allen hier werkten; maar ook het gulle genoegen, dat 't hun deed, zoo iets goeds af te leveren. Tot zelfs het hondje toe. Als inwijding van een theater, is deze voorstelling dus een waar succes. Zij blijft dit ook, als voortreffelijke proeve van thea trale kunst. Voor interessantere stukken mag later wel weer worden gezorgd. En de substantieele liefhebbers ten onzent, die dadelijk spraken van onbeduidend stuk", moeten zich eens wat guller overgeven aan 't genot van dramatischen arbeid, dat hier onvervalscht geboden werd. Alleen het vierde bedrijf zakte bij de voor stelling. Het werd matter en langzamer, soms veel te zwaarwichtig gespeeld. Te Berlijn, bij Reinhardt's voorstelling, kreeg men denzelf den indruk. Of het dan hoofdzakelijk aan het stuk ligt ? Royaards zou hier waarlijk de parforcetoer nog verhoogen, waarmede hij drie bedrijven lang den opgewonden bur gemeester volhoudt, waarmee mevrouw de lieftallige Sabijnlje doet zweven, waar mede de oude vrijsters zich zelve gelijk blijven, en waarmede Sophie de Vries als eene, onvermijdelijk wat te jonge groot moeder, rondbaast, wanneer hij ook de laatste akte zoo pittig kon weten vol te houden. Waarde Kotzebue, wat zoudt ge u ver baasd hebben, uw Biedermaierstuk" zoo te zien marcheeren, neen: cancanneeren, in een coquet zaalije, in het Haagje, in de 20ste eeuw! Welk eene metamorphose. Maar het stond niet kwaad. QUIBS genheid gehad schoone en kostbare dingen te maken. Behalve voor het bekende Folkwang museum en andere Duitsche musea heeft men voor vele particulieren in Duitschland en Amerika opdrachten u tgevoerd. Zwollo behoort niet tot het soort kunstnijveren" of ontwerpers" welke aan een werkman-uitvoerder een zwierig krabbeltje voordraaien, de papieren artisten" zooals ik ze zou willen noemen. Zij toch laten het aan den willekeur van een uitvoerder over, en wat er van komt is dikwijls vreemd aan hetgeen zij zich aanvankelijk voorstelden. Maar voor alles is Zwollo iemand die het vak kent en door de zuivere vakbeoefening, de bewerking vooral van het materiaal, schoonheid schept. Een ontwerp van Zwollo is een krabbel, niet meer dan het vastleggen der eerste groote gedachte; al wat noodig is als voorloopige compositie staat er op, meer niet. Het is niet meer dan een voorlooper der uitvoering, behoort er bij en is zonder dat niets. Maar voor hem, de uit voerder-kunstenaar is het te maken ding alles, gaat het alleen om wat groeien zal onder zijn handen. Arbeidende opent het werk nieuwe mogelijkheden en verschieten, behoorende bij het metaal en de techniek. En het zal blijken waar de hamerslagen het breede veld zullen laten, een fijnere pons het ornament zal drijven, en waar misschien een steen op mooie wijze gezet het voor werp zal volmaken. En telkens weer, en bij ieder werkstuk voelt men te doen te hebben met een ambachtskunstenaar, en niet met een teeke naar alleen. En dit is voor mij het goede begrip. Zeker, Zwollo kan een voorwerp volgens het ontwerp van een ander uitvoeren, zoo als hij dat in Hagen meermalen naar gegevens van Lauweriks heeft gedaan. Maar een ont werper dient daarbij aan het metier en de opvatting van Zwollo te denken en kan daarbij aannemen dat de artist-uitvoerder ook een woordje mee zal spreken. De moog'lijkheid bestaat dat de wijze van uit voering en de opvatting daarvan de overheerschende toon aan het werkstuk geeft. Waarmee ik maar wil zeggen dat hier een groot verschil is in vergelijking b.v. met een doode, slaafsche uitvoering of een machinale reproductie. Een treffend voorbeeld voor hetgeen ik bedoel is de reproductie van de hierbij afge beelde schotel. Is het niet erg eenvoudig? Wat is dit voor een ontwerper, voor n dan die het op papier alleen doet? Maar wat is het een belangrijk ding voor den uit voerder. Wat een rafinement in vakbeoefe ning. Dit is toch wel metaalbewerking in de beste beteekenis; het opdrijven van het koper, het lijnenspel over de plaat, de soepele eindigingsvormen aan de rand, de prettige, kantige hamerslagen tusschen de lijnen, en de gaafheid van het geheel. Zwollo's werk vertoont het plezier van den arbeid; oogenschijnlijk doet hij met het materiaal wat hij wil, omdat hij het vak tot in alle onderdeden kent. Intusschen is Zwollo door bestuurderen der Haagsche Academie naar hier geroepen. Hij heeft een klas gesticht voor de beoefe ning der edelsmeedkunst. Hij hoopt dat dit (de derde maal) nu de laatste maal zal zijn dat hij een dergelijke taak op zich neemt. Hij meent (hoopt) dat van uit den Haag Onze Tooneelmenschen over Zichzelven Naverteld door Nan Zuikerberg C. C. VAN SCHOONHOVEN. Nog nmaal de Gijsbreght spelen als Herman Roelvink 't wil, en dan, aan 't eind van dit seizoen, afscheid nemen ! Voorloopig heb ik niets meer te verlangen! Niets meer l Ik heb nou den gezegenden leeftijd van acht en zestig bereikt en ik verzeker u, dat ik nog niet weg zou gaan, als ik zelf niet voelde, dat mijn krachten gaan verminderen en dat het moeilijk gaat, nieuwe rollen te leeren ! Vandaag of morgen moet 't toch gebeu ren, dat ik de planken bonjour ga zeggen; dan maar liever nou, dan langer nog te wachten. Acht-en-zestig gepasseerd ! En gisteravond in De Koopman" als de prins van Marokko nog gedongen naar Portia's hand. Wilt u wel gelooven, dat ik me af en toe schaam, op mijn leeftijd nog zóte staan wurmen? Misschien dat 't me vergund zal zijn, nog een paar kalme jaren door te brengen in 't Sint Bavo gesticht in Heemstede, daar heb ik me ingekocht u weet toch, dat ik Roomsch ben voor 't geld, dat ik onder anderen ook van mijn jubilee heb overge houden, dat Pastoor van Neuvillette"-jubilee, waar 't zoo ellendig mee geloopen is; dat hier en daar werd verboden... en toen in den doofpot gestopt! In den laatsten tijd spelen de zenuwen me nogal eens parten, 't Is jaren geleden, dat ik een reuzenknauw heb gekregen in mijn zenuwgestel. Bij de reprise van Othello was dat, toen Laroche aan 't Neerlandsch kwam en Bouwmeester opvolgde. Bouw meester had den Moor gespeeld in Van Lenneps vertaling, (ik speel den Jago). La roche bracht hem in Kosters verzen voor het voetlicht. Ik moest toen de eerste rol uit mijn hoofd werken, de tweede erin. Sommige strophen waren onveranderd ge bleven ... begrijpt u mijn getob ? En dat ik 's nachts bepeinsde: Dat haal je nooit! Daar kom je niet door, kerel!' En nu, 'n paar maanden geleden, met de Ccsarinerepetities, begonnen die beroerde zenuwen me weer te treiteren. Toen heb ik het be sluit genomen om maar heen te gaan. Nieuwe rollen leeren gaat niet meer. Denk nou niet, dat ik het land heb ge kregen aan mijn werk! O, neen! Ik leef als ik na een dag van sombere, vervelende over peinzingen op het tooneel sta, al dat licht rondom me zie, de menschen in de zaal, in de zachtroode fluweelen fauteuils, het ge schitter van verguld decor en mooie requisieten, die klatergoud zijn Ja, ik heb het tooneel lief gekregen in de vele jaren, dat ik heb meegeholpen om den menschen een lach te brengen en een traan ^ l Nu nog eens, nog nmaal Gijsbreght te mogen zijn, ik zei het u reeds, dat hoop ik innig! In 1880 speelde ik hem voor 't eerst op den Nieuwjaar^avond in Van Lier's Schouwburg en sindsdien, telkens als ik op den eersten Januari in dat meesterstuk van Vondel optrad, is de Nieuwjaarsavond een feestavond voor me geweest! Je gaat dan al in een feeststemming naar de comedie, Je wenscht elkander achter de coulissen een gelukkig jaar, je weet, dat een stampvolle zaal daar over 't voetlicht zit te wachten en je steekt je in je middeneeuwsche rideen artistieke invloed over het geheele land uit zal gaan ten gunste van het kunstvak. Wij hopen dit allen. Den Haag komt niet geheel achteraan, al was Amsterdam een tijd vooraf. Wij zijn het bestuur der Haagsche Academie dankbaar voor dezen eersten stap. Maar een goede klasse voor metaalbewer kers maakt nog geen goede school voor de algemeene ontwikkeling der hedendaagsche ambachtskunsten. Intussschen hadden we de eerste tentoon stelling van werken onder Zwollo's leiding vervaardigd. Treffend was het resultaat in eenige maanden verkregen. Vanaf het kleinste voorwerp daarbij was iets mooi-, iets begeerenswaardigs gemaakt. En we zijn heen gegaan in de voile overtuiging dat althans dit deel van het onderwijs in goede handen is. Belangstellend zien wij naar verder werk van den metaaldrijver Zwollo uit. CORN. VAN DER SLUYS Het Tooneelschool-Gebouw (Slot). Jan Stoete heeft gemaakt, dat ik aan het uitweiden ben geraakt en een Buitensingel ben omgegaan zooals ouwe Amsterdammers zeiden voor het gebruiken van omhaal , maar Jan Stoete bracht me op en van, en nu weer op het terrein waar ik wezen wilde, op het terrein tusschen Leidsche- en Raam poort, waar een invloedsfeer van het tooneel is en was. Op dat terrein was voor een veertig jaar de grond goedkoop, en het plan tot het aanleggen van de Marnixstraat op verre na niet volvoerd. Reden waarom het Bestuur van het Nederlandsch Tooneelverbond daar, meer haar de Raampoort, grond kocht om er een gebouw voor de Tooneelschool te doen optrekken. De Tooneelschool was eerst geweest in een heerenhuis op de Prinsengracht bij de Berenstraat en kwam later op het Singel hoek Warmoesgracht in een dito. Bij Raadsbesluit van 25 Juli 1877 stonden Burgemeester en Wethouders van Amsterdam aan het Tooneelverbond af een stuk gemeentegrond ter grootte van 214 centiaren, gelegen aan den Schans (de Vesten) nabij de Raampoort tegen een erfpacht van 214 gulden 's jaars. Den Ssten November 1877 werd het bouwen van eene Tooneelschool met Directeurs woning naar het plan van den architect A. L. van Gendt aanbesteed en gegund aan de laagste inschrijvers P. Groenhoff en A. G. Haak voor de som van 18 duizend 9 hon derd gulden. De termijn van oplevering werd gesteld op l Augustus 1878. Ze vond echter iets later plaats, zoodat het gebouw eerst 8 November van dat jaar kon worden ingewijd, daags vór de algemeene verga dering van het Nederlandsen Tooneelver bond ; officieel voor afgevaardigden en genoodigden. Het schoolgebouw fmet een gevelbreedte van 21.40 bij eene diepte van 7.95 meter, heeft op den beganen grond twee vensters aan weerskanten van den ingang en op de bovenverdieping vijf hooge, breede ramen. De voorgevel is in donkeren baksteen met geelgrijzen zandsteen ontworpen, waarvan de vormen grootendeels aan den Rornaanschen stijl zijn ontleend. Het beneden gedeelte der school bevat aan beide zijden van den gang, die met eene trap naar de derkleeren met zoo'n speciaal genoegen met het aparte plezier van den Nieuwjaars dag, Want den tweeden Januari voel je je alweer hél anders, is 't net, of je een stortbad hebt gekregen, is de verhoogde stem ming voorbij, ben je weer ontnuchterd als na een feestroes. In die dagen hoor je dan wel eens op straat wandelend, de menschen tegen elkan der zeggen: Kijk, daar heb je Gijsbreght!'' Die opmerkzaamheid der voorbijgangers heeft me altijd plezier gedaan. Ik kwam eens bij een keeldokter voor een kleine aandoening, Weet u hoe de medicus mij begroette ? bovenverdieping leidt, de vier kamers, oor spronkelijk bestemd voor Directeurswoning. Rechts en links van een tweeden gang, even wijdig met de school en achter de woonvertrekken, zijn: keuken en kelder. Het ruim uitgebouwd trapportaal naar de eerste verdieping scheidt zich halverwege in tweeën en leidt naar de schoollokalen. Deze zijn hoog, ruim en luchtig, ten getale van drie, voor even zoo vele klassen, waar van n ingericht met een tooneel, een heel klein tooneel. Het had in den beginne twee kameradécors en n boschdécor, evenals scherm en manteaux, geschilderd door v. d. Hilst, decorateur van den Stadsschouwburg. De drie lokalen konden door twee tot aan de plafonds reikende en zich in vieren vou wende deuren tot n groote zaal gevormd worden, waar plaats kwam voor een kleine honderd menschen. Twee kleedkamertjes zijn bezijden tooneel en achterste schoolvertrek; in den muur van twee lokalen be vinden zich kasten voor berging van requisieten, boeken, enz. In de middelste kamer stond een pianino, en hing een grooten spiegel ten dienste der lessen in mim ek, plastiek, grimeeren en houding. De bibliotheek is onder ge bracht in drie groote, mahoniehouten kasten voor twee rijen boeken. Alle vertrekken waren in drie schakeeringen bruin geschil derd en hadden een eenvoudig, net en ge zellig aanzien. Een marmeren buste van den vroeg ge storven dichter J. L. Wertheim, een zeer bemind secretaris der Commissie van Toe zicht en Beheer op de school, versierde de Tooneelkamer, waar tegen de muren prijk ten de portretten van den eersten direc teur Rennefeld en van Mevrouw M. J. Kleine Gartman, en ook de oirconde hing aan haar bij haar afscheid van het Tooneel in 1885 door de Amsterdamscheafdeeling opge dragen, een meesterlijke penteekening van Antoine Grevenstuck. De Bibliotheekkamer bevatte de portretten van J. L. Wertheim (foto) en van Mevrouw Wattier-Ziesenis in de rol van Epicharis en van Andries Snoek en die van Orestes. Met den tijd is in het schoolgebouw wel het een en ander gewijzigd, maar voor eene algeheele, zeer noodige restauratie ontbraken de gelden, en dan.... men sleurde voort tot het vorige jaar, onder vele leerlingen de geest des oproers" erger dan De Brand in een meisjeskostschool" uitbrak. Dit viel samen kort vór het aftreden van den heer S. B. Bouberg Wilson, die de scnool een veertig jaar lang bestuurd heeft. Als van zelf kwam met de benoeming van den nieuwen directeur, den heer Balthazar Verhagen, de reorgani satie der school ter sprake. Bij besprekingen bleef het niet. Men ging aan het reorganiseeren, benoemde Mevrouw Theo Mann Bouwmeester naast mevrouw Betty Holtrop van Gelder tot Houfdleerares en Adriaan van der Horst tot Hoofdleeraar, en Meijer van Beem tot leeraar in typeeren, mimeeren en grimeeren, terwijl zelfs Louis Bouwmeester zich bereid verklaarde het Hoofdleerarschap te aanvaarden. De overige leeraars en leeraressen voor de bijvakken bleven allen. Eene dezer, Jeanne Poppelhouwer, leerares in het Fransch, ontviel door haar verscheiden op 23 October 11. aan de school, om hare uitnemende eigenschappen als mensen en docente oprecht door hare Zó, Gijsbreght ? Waar kan ik je mee helpen ?" En professor Pel, wien ik eens om consult vroeg, zei, toen ik hem verzocht, me te vertellen, hoeveel ik hem schuldig was: Niets, kerel! Kunst en wetenschap gaan hand aan hand !" Ik kan den Gijsbreght" nog niet los laten. Dat begrijpt u! 't Is een stuk van | mijn leven geworden ! Mijn eerste Badeloch was mevrouw KleineGartman ; later volgden elkander in die rol op: Sophie de Vries, (de moeder van Henri en Sophie), Christine Poolman, mevrouw Holtrop, mevrouw Mann. Arend heb ik successievelijk gespeeld met Morin, Tour leerlingen betreurd. De reorganisatie kon zich nog niet uitstrekken tot het maken der Tooneelschool tot een Vakschool: vele der nieuwe leerlingen bleken voorf-ereiding niet te kunnen missen. De Commissie van Toe zicht stuurt echter met den directeur op Vakschool aan. Met de reorganisatie van het onderwijs viel de restauratie van het schoolgebouw saam. Maar de gelden een zeven duizend gulden ontbraken. Een der Commissie leden, jhr. A. W. G. van Riemsdijk, door wiens ijveren groote talenten als Louis Bouwmeester en Theo Mann?Bouwmeester zich aan de school wilden verbinden, pakte de koe bij de horens en wist door goed voorgaan bij welgestelde tooneelvrienden het hooge bedrag bijna geheel bijeen te brengen. Toen kon men aan het restaureeren gaan. En er is gerestaureerd met luste. Van de tinne des daaks tot aan de koperen deur knop Men ving aan het geheele gebouw met bezemen te keeren ; daarna sloegen de timmerlieden aan het vertimmeren der boven verdieping, voornamelijk der schuifdeuren, aan het vergrooten van het tooneel, eerst zoo klein, dat de leerlingen het de stoof" en later bij meerdere vergrooting de bed stee" noemden, en dat thans werkelijk aan den naam: toonee"!, beantwoordt. Schilders en stukadoors kwamen na de timmerlieden. Onder aangeven van kleur en versiering door den heer Knap, schilderden de schilders de leerzalen in zachte, rustige toon, waarbij de kleur der benedenvertrekken anders is dan in het groote bovenlokaal. De kamers aan straat, eerst dienende tot woning van den directeur, werden tot leerzalen ingericht, die er thans allerbehagelijkst uitzien. Zij hebben een haard, een flinken spiegel, en aan den wand of po-tretten van beroemde tooneelartiesten of van de zeldzame en kostbare, gekleurde en ongekleurde gravures van het oude tooneel, van tooneeldécor, enz. De gangen zien er brandhelder uit; ook daar afbeeldingen, onder welke in de vestibule naar de tooneelzaal de portretten van Snoek en- Wattier, dezelfde die in Nieuwenhuis Petjeskomedie" op de Schans hingen. De directeurskamer is ook geheel nieuw inge richt, zelfs keuken, kelder en zolder. De grootste en meest practische verandering is die van tooneel- en tooneelzaal. Thans kan men zeggen, dat de inrichting smaakvol, met tooneelkarakter, ja zelfs voor beeldig is ingericht. De leerlingen kunnen in de meest aangename stemming het onder wijs genie en. De directeur Balthazar Ver hagen, zittende als de opperste God, troonend als een Apollo tusschen zijne leerlingen, wier aantal evenals dat der Muzen negen bedraagt, kan met dank baarheid getuigen: Het oude is voorbij gegaan, ziet het is alles nieuw geworden", eene overtuiging, die hem opwekken moge om dat ook van de onderwijsreorganisatie met der lijd te kunnen zeggen. Wat ook aan de Tooneelschool veranderd zij, het uiterlijk bleef tot heden onveranderd. De buurt der school is niet meer eene ver latene, de gronden zijn er allen volbouwd. Het schoolgebouw vormt thans, met de Hoogere Burgerschool, de Bank van Leening, het Politiebureau, een Kliniek, een Waschen S'rijkinrichting, enz. alles in zijne onmid delijke nabijheid, een wereldje op zichzelf. J. H. RÖSSINQ C. C. van Schoonhoven in enkele zijner rollen niaire, De Jong, Lobo en Reule; de Bode met Bouwmeester, De Jong, Laroche, Bouw meester. Levensbijzonderheden heb ik niet mee te deelen. Ik heb nooit mirakeldingen beleefd en op reis ga ik altijd gewoonweg mijn gang. Ik houd van een lekker dinenje en in hotel Kiek in Groningen wordt een ziek mensch weer gezond, als hij daar appelmoes eet of gestoofde snoek. Ik wou nog wel vertellen, dat ik altijd heb gedweept met Christine Poolman; een bijoutje van een actrice. Met Fie Pauwels ook! Wat had ze een nige taille vór haar huwelijk; wat een smaak om zich te kleeden; wat een prachtig orgaan! Voor Theo Frenkel! Nou ja, mevrouw Mann ! Ik noem haar nog altijd Frenkel! Een kraan van een vrouw! Reuzensterk en zoo goed als niet wispelturig. Dat kan niet van iedere vrouw, laat staan van iedere actrice gezegd worden! Maar k niet van eiken acteur! Respect en bewondering heb ik voor Louis Bouwmeester! Fijn, zijn Sancho Pancha, klein, ineengedoken, krieberig en springerig bij mijn lang-uitgerekten don Quichotte, nog hooger oprijzende ridderfiguur naast den nietigen, boersch-prozaïschen schildknaap! Voor Jan C. met zijn fijn spel heb ik be wondering. En ook Guusje de Vos heeft altijd een zekere charme voor me. Denk eens aan haar schat'ig kamenier-rolletje in Driekoningenavond'. Aan haar beerlijken lach, waarmee ze mijn opkomen moet aan kondigen. Dat is de verrukkelijkste intro ductie, die je je kunt voorstellen en als je een goeden steun hebt aan een ander, dan releveert dat steeds je eigen rol. In de oude stukken, daarin voel ik me nog thuis; daarin weet ik, wat ik kan. Breng me Choiseuil uit Narciss; of Scarpia uit Tosca of Thereisias uit Oedipus; geef me den vader uit La dame aux Camélias of Malvolio uit Driekoningenavond. Ik lees ze over ik leer n avond en ik ben rolvast. Dat zijn de rollen, die in je hersens zitten ge roest ; dat zijn persoonlijkheden karakters, die je hebt geleerd en bestudeerd, toen je nog in de kracht van je leven stondt. Malvolio in Driekoningenavond! Dat voor m'naf>cheid. Als 't kon,zou't wel heerlijk zijn. Maar we zijn nog niet zoover, we hebben den tijd nog. Ik zal er zelfs wel toe moeten over gaan om vórdien nogeensm'nportret telaten maken. Ja, da's nog een penibel onderwerp. Omdat u me om portretten gevraagd hebt. 'n Jeugdportret ? Bestaat eenvoudig niet van me! Ik meen, dat ik eens n in m'n bezit heb gehad. Is me afhandig gemaakt. En andere ? Hier hebt u m'n heelen schat. Kijk maar eens, of er iets bij is, wat de moeite waard is. We hebben nooit aan portretteeren gedaan, in de familie. Van m'n vader heb ik niet eens een conterfei, van moeder een enkele vergrooting, gemaakt naar het nige kiekje dat ooit van haar is genomen met haar kleinkind op schoot. Och, de menschen kennen den ouwen Van Schoonhoven wel, die altijd nog zoo recht loopt als een kaars", zooals een goeie vriend me altijd prijst. Ze kennen hem wel. Moeten ze hem nog leeren kennen, daa hebben ze zich te haasten, 'n Krappe acht maanden nog.... dan zal het gezellig-rustelooze plaats maken voor meer intieme ge zelligheid tusschen de Sint Bavo muren in het stille Heemstede. * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl