De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 5 december pagina 5

5 december 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

5 Dec. '15. No. 2006 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V )OR NEDERLAND St. Nicolaasavond Als dit weekblad verschijnt, staat voor den deur: de St. Nicolaasavond, het huise lijke feest bij uitnemendheid. , Men heeft beproefd dien avond uit de feestdagenlijst te schrappen en er het Kerst feest voor in de plaats te stellen. Want ons Nederland is het bevoorrechte land, dat het bezoek van den heilige ont vangt, andere landen trekt hij door, aan zijn naamdag zijn daar geene feestlijkheden verbonden. Maar de belofte van het Kerstfeest, is niet te vereenigen met de viering van den dag aan St. Nicolaas gewijd. De Kerstboom met zijn heiligen, lichtenden schijn, met zijn sytribool van waarheid en vrede, verbiedt de luidruchtige grap, de goedige spot eigen aan den St. Nicolaasavond. Waarom die zoo wijd uiteenloopende feestelijkheden dus een van beide te doen verdwijnen ? Ze hebben beide hunne groote beteekenis in het gezins- en maatschappelijk leven. Ze zijn lichtpunten in dezen tijd van groote duisternis over de aarde, lichtpunten van liefde en vriendschap, uitstralend in eigen kring en daarbuiten. Wij doen niet aan St. Nicolaas", klinkt het vaak, het kost allemaal maar geld, de kinderen zijn groot, we hebben 't afgeschaft." Gij, die zoo spreekt, laat die prozaïsche levensopvatting varen. Laat geen enkelen huiselijken feestdag onbemerkt voorbijgaan. 't Zijn mijlpalen op uw levensweg. Maar ge hebt geen gezin! Is er dan niemand in uw omgeving, die ge hartelijkheid kunt bewijzen? Zijn er geen zieken, geen armen? Kent ge de macht niet van een ver rassing, een kleinigheid van weinig waarde wellicht, maar die door het plotse, het geheimzinnige, een ongekende vreugde brengt in menig hart! De vrouw, de moeder, het jonge meisje zij hebben op den St. Nicolaasavond in het gezinsleven, het leeuwenaandeel in de bemoeiïngen. Moge het sociale leven bij dagelijkschen arbeid haar krachten geheel in beslag nemen, d i e avond behoort aan haar en de haren ! De vrouw brenge en houde er de fleur in. Het geldt de poëzie van ons huis, en ons huis maakt deel uit van de groote maat schappij, een niet onbelangrijk deel voor waar, want het beoogt de vorming van verstand en hart van allen die nu of later er een plaats bekleeden. ELIS. M. ROGGE * * * Een V. V. V. Sinterklaastafel Wél heeft zich de silhouet van de strijd sters voor deze groote zaak in den loop der jaren aanmerkelijk gewijzigd. De ouderen oader ons in zijn lezing in Diligentia te 's-Gravenhage, herinnerde dr. v. Eeden er nog aan kunnen zich nog zeer goed die eerste ptoaoiers in het geheugen roepen, met haar kortgeknipt haar, smakelooze, manachtige of hobbezakkige kleeding en gewild-onvrouwdgte manieren. Vooral bij een eenigszins MMtame bijeenkomst sprong het verschil zoo duidelijk ia het oog. Trouwens, in dien goeden ouden tijd, die over enkele jaren door de jongeren als legendarisch zal beschouwd woeden, waren mondaine bijeenkomst" en .^MUwenbewegjng" twee heterogene begrip pen, volkomen met elkaar in strijd. In den loop van deze, betrekkelijk nog weinige jaren hebben onze vrouwen getoond, dat zij k in den strijd voor de rechten der vrouw, het echt-vrouwelijke hebben weten te behouden, er in hebben weten te brengen wat liefelijk is en wèlluidt. De door het propaganda-comitéte 's Hage op touw gezette Sinterklaastafel - minder banaal en teekenender dan het afgezaagde bazar" is n groot succes geweest in alle opzichten. Het was er druk en vol, en gezellig en vriendschappelijk; er waren mooie, artistieke en nuttige St. Nicolaasgeschenken, er was aardige muziek, er waren elegante toiletten en modieuse kapsels, het was er vol feministen, die toonden dat ze verwantiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii Het IJsvogeltje Aan de onbekommerdheid van de rond zwervende wintervogels wordt door een paar dagen van sneeuw en vorst spoedig een einde gemaakt. Elke soort wordt, om zoo te zeggen, op zijn plaats gezet. De steltloopers verlaten de hooge gronden en zoeken de rivieroevers en slijkerige stranden op. Kraaien en duiven toonen op eens een groote voorliefde voor den boschrand.Groenvinken zoeken de rozen hagen en lijsters van verschillende soorten betrekken troepsgewijze de wacht in de heestergroepen, die nog een bessenvoorraad be vatten en weten hun eigendom behoorlijk te verdedigen tegen de nieuwe benden, die nu uit het oosten komen opzetten. De hulsten, tot nu toe versmaad, gaan thans opgeld doen en ook de harde vruchtjes van de dwerg mispel, die een paar jaar geleden zoo'n wel kom voedsel leverden voor de pestvogels, moeten er nu reeds aan gelooven. Ieder wandelaar, die zijn buurt goed kent, weet nu mooie, levendige wintertafreeltjes te vinden. Als de slooten en vaarten zijn dicht gevroren zoekt hij het beekje, dat ontspringt aan den duinvoet en mist er zelden of nooit de watersnippen, die daar nog aan 't werk zijn. Soms hebben de wellen een wijde plas gevormd, de elzen groeien er omheen en strekken rechte takken uit, wijd over het water, 't Is altijd de moeite waard om zoo'n plekje voorzichtig te naderen en onder de hand die takken af te zoeken. De ijsvogel, die daar zitten kan, is maar een klein diertje en valt ondanks zijn schitterende kleuren niet gemakkelijk in het oog, zoolang hij onbeweeglijk blijft. Meestal ook zult ge hem met luid geschreeuw zien wegvliegen, een breede blauwe streep vlak over het water, schap tusschen de woorden femme en femi niste ten volle begrepen hebben. Er heerschte zoo'n prettigen toon. Hoewel de leden van het comitéwel gezorgd hebben dat men het doeLniet uit het oog verloor, werd er niet te veel gepropageerd en er werd niet de minste pressie uitgeoefend. Dat was .trouwens ook niet noodig. Er was kooplust genoeg, zoowel voor propagandaartikelen als voor Sint-Nicolaas cadeau x. In het theezaaltje was het doorloopend stampvol. Aan ons tafeltje kwamen een paar dames zitten, een jong vrouwtje, aanstaand moedertje met een oudere vriendin. Ze be keken en bespraken haar inkoopen, het doel en streven van de vereeniging, en toen kwam de conversatie op babies en hun aardige kleine trekjes; beiden waren niet uitgeput in verhalen over een klein neefje en het aardige dochtertje van een vriendin... Precies als gewone vrouwen, vond met eenige verwondering een bejaard vriend, dien ik tegen wil en dank had meegesleept, en die verklaard tegenstander is van al wat de vrouw buiten haar sfeer, het huishouden brengt. En gewonnen door die gewoonheid, die voor hem zoo ongewoon was, heeft hij meer belangstelling ook finantieele voor de zaak getoond, dan ik had durven verwachten. Als hij niet totaal bekeerd is, zijn wij toch een groote stap nader gekomen. En zoo zullen er velen zijn. CLAUDINE DELAVERGE « * '.? Een Poppententoonstelling-indrukje Ik stond in het achterste zaaltje, de knusse oude poppenmeubeltjes om me heen, de secrétaires en commodes, de hemel-ledikanten en hoekkastjes, de persjes en trekmangeltjes; en de stijve, waardige oude poppen. Toen verzonk opeens heel de pratende, bewegende, roezemoezige menschenmassa om me heen, en ik was alleen met het stille, statige poppengezelschap. En ik begon tegen ze te praten. Ik zei: zie, tegen jullie moet ik van mijn eigen jeugd vertellen, omdat bij jullie de herin nering zoo sterk wordt, ik voel me zoo thuis met jullie, je bent zoo gezellig." En ik vertelde ze van de groote warme kinderkamer in het oude huis midden in den tuin, dat al lang onder mokers handen verdwenen is, daar, waar nu een pronkende villa staat. Ik vertelde ze van onzen win kel, met de tonnetjes, groen met gouden randjes waar thee" en koffie" op stond, en waar altijd een geur in hing (nog ruik ik 't soms, opeens, ergens), alsof 't een heusche kruidenierswinkel was; al ver kochten we er met wonderlijk koopmans instinct de verschillendste koopwaar, stukjes goed, lintjes, bandjes, knoopen, haken en oogen, al wat maar uit moeders heerlijke oude voorraaddoozen van onze gading was, en van ieder, die maarjop onzen weg kwam. Ik vertelde van het vele verdiepingen hooge pakhuis, waar met een katrol een ontelbaar aantal houten kazen op en neer en neer en op geheschen werd; tot op 't eind van onze kinderdagen behield 't een geheimzinnige bekoring voor ons, omdat het er donker binnenin op de zoldertjes was; we konden maar n voor n met n oog voor 't kleine raampje gluren, waar de kazen terecht kwamen, en moesten, met altijd frissche nieuwsgierigheid, wat naar achter gerold was, met n vinger naar voren peuteren. Van het schooltje vertelde ik, met de rijen nauwe bankjes, waarin we de kinderen zetten, stijf, met n knak in hun middel, de beenen ;naar voren, en de armen naar weerskanten recht uitgestoken; en de meester voor 't bord; die zakte telkens ineen, kwam recht op den grond te zitten en moest weer overeind geholpen worden. Maar dat deed niets af aan zijn meesters waardigheid, die wij diep voelden en deden gelden, ook toen al zijn, in veelkleurige zijden jasjes gekleede leerlingen zoozeer door den tand des tijds" beknaagd waren, dat er nog maar een paar presentabele, volledig van hoofd, armen en beenen voorziene, over waren. Ik vertelde van de poppenkamer, waar van de meubels me zoo dierbaar waren als misschien, nooit een stuk groote menschenmeubel me geworden is. Daar was 't ronde tafeltje op een middenpoot, dat altijd helde hoeveel papiertjes ik er ook onder legde, de stoeltjes met het roode fluweel, ook een ?iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiitiiiiiiMiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiim waarvan hij alle kronkelingen rolgt. Maar soms wordt hem dat te machtig en dan vliegt hij hoog over de struiken om dwars door 't bosch een veiliger plek te zoeken. Behalve de binnenwateren zoekt de ijsvogel nu ook de zee op, vooral wanneer hij er een steil kantje kan vinden vlak bij 't water. Daarvoor bestaat in ons land niet veel ge legenheid, maar ik heb hem toch wel langs de Zuiderzee aangetroffen aan buitendijksche kleilandjes, die stijl waren uitgespoeld. Daar loert hij dan op kreeftachtige diertjes, want visch komt er niet veel. Die kan hij echter weer wel bereiken, als hij post vat op de bakens en lichten van den strekdam tegen over Durgerdam. Dit alles maakt, dat men den ijsvogel in den winter meer te zien krijgt, dan in den chesterfield-canapé, die in later dagen zijn achterpooten miste, maar tegen den muur gezet, nog een heel goed figuur maakte; 't ovale spiegeltje en 't penduletje, en dat alles moest afgestoft worden met 't kleine zwarte stoffertje met het bloempje, dat gaf dagelijks weerkeerende huisvrouwen-zorgen! Daar was 't groote poppenledikant, neen, niet zoo een uit een winkel, maar door den meubelmaker gemaakt, waar moeder al 't beddengoed voor had genaaid, de matras en de dekentjes en degordijntjes, de nachtzak met goeden nacht" er op: en al de lakentjes met popjes initiaal. Daar was ook 't groote poppenfornuis dat echt" met houtskool gestookt werd, en waarmee we iederen zomer naar 't tuinhuis trokken, en het vaste menu heusch kookten en braadden: gehakt, aardappelen en appelmoes. Och, ik had nog zoolang door kunnen vertellen, van het witte eetserviesje waarop 't verorberd werd, en het roode theeserviesje met de eekhoorntjes; van de stijve zijden knikkerzakken,die alleen staan" konden: van overgrootmoeders zijden japon gemaakt", zeiden we met trots, en we voelden de statige pracht, die onze woorden uitdrukten. Maar mijn gedachten dwaalden af, want ik begon van onze lievelingspoppen te ver tellen, die grootmoeder aangekleed had, en van een paar onnoozele poppen-lichamen tot karaktervolle wezens had omgetooverd: Klaas en Ant, de Hollandsche boer en boerin. Met geen levend wezen hebben we onze heele jeugd lang, zulk een levendig en intiem verkeer gehad als met deze twee poppenkinderen. We vertrouwden ze al onze gehei men, onze nieuwtjes en onze phantasiën toe. We zaten met ze als Indianen onder de struiken bij de schutting, en we gingen met ze op visite bij den koning. Dan had Klaas een deftige zwarte jas aan en een zijden pet op, en een tipje van een roodzijden zakdoek kwam parmant uit zijn zak gekeken, en Ant droeg een paarse japon, en een prachtig oorijzer onder haar kanten muts. Maar over dag had ze een saaien rok, en een schort met een bont stuk aan en een klein zwart mutsje op, zooals de vrouwen op het dorp, waar grootmoeder woonde. En ik vertelde van grootmoeder, die elk stuk van die kleine kleertjes met haar nijvere handen gemaakt had; daarginds in het dorpshuis met de geschoren linden ervoor; en achter, het keurig geschrobde straatje; de schuur met den rolmangel, het tuintje met de bloeiende hortensia's, en dan de groote moestuin met het boschje waar veel geheimzinnige laantjes in waren, die alle uitkwamen bij de bank achter aan de sloot, waar men over de wei landen zag, en grootmoeder 's avonds ver haaltjes vertelde. En binnenshuis, daar was de gang met de houten vloer, en de koperen zwavelstokkenbak; en de keuken met de rietmatten; alles zoo anders dan thuis, en zóheerlijk; maar 't heerlijkste de zijkamer, waar die eigenaardige geur hing, die ouderwetsche dorpshuizen eigen is, met de zachte lavendelgeur uit het linnen van veel voorbijgegane geslachten; daar stonden het groote kabinet, en de stijve stoelen met de koperen inlegsels; daar mochten we Zondags op stoven zitten, en speelden, o heel ernstig, en heel plechtig, kerkje. En ik zei tegen de poppen: zie, ons menschenleven is zoo druk, zoo uiteengerafeld, zoo leeg dikwijls, zoo zonder bezonkenheid; hoe rustig, hoe geconcentreerd is het kinder leven. Het beweegt zich heel om 't eigen kleine wereldje. De poppen zijn het leven, de liefde, de omgang der kinderen. Kan dat tegenwoordig nog zoo mooi zijn als vroeger, nu ieder stuk n uit duizend is, zonder voornaamheid, zonder individualiteit of eigenaardigheid? Kan daar de suggestie van uitgaan, die tot ons komt uit die oude meubeltjes ? Zie het profiel van dat wortelnoten kabinetje met de blauwe pulletjes; kijk naar de intieme lijn van het groote, diepe ledikantje; let op het bedrijvige trekmangeltje ieder stuk wekt de phantasie op, is vol van gedachte, van uitstralende kinderliefde, warm, rijk, sug gestief. Moet 't niet weer zoo worden ? Of heeft alles zijn tijd, en is voorbij voorgoed. Hebben onze moeders te veel vergaderingen en concerten, onze tantes te veel colleges en lezingen, om die lakentjes te borduren, die kleertjes te naaien ? En de stijve, stille, statige poppenlijfjes knikten meewarig met de hoofdjes, ik wist zomer en daaraan heeft het beest dan ook zijn killen naam te danken. Ook geloof ik wel, dat er 's winters meer ijsvogels in ons land zijn dan 's zomers, ongetwijfeld moeten zij wel uit Midden- en Oost-Europa trekken naar den zeekant. Niet in groote hoeveel heden echter, want men neemt ze slechts zelden op den trek waar. In den goeden tijd, toen Helgoland nog de wezenlijke Vogelwarte" was, kreeg de vlijtige Ga'tke er ieder jaar slechts enkele te zien. De ijsvogel met zijn wonderlijke mooie kleuren lijkt hier ook niet thuis te hooren en inderdaad heeft zijn familie haar hoofd kwartier in de tropen, met name in het oosten van onzen Indischen Archipel en in Nieuw Guinea, waar ze de even schitte rende paradijsvogels tot buren hebben. Ook Op DE POPPENTENTOONSTELLING Hoe de kleintjes uit het R. K. Maagdenhuis te Amsterdam eenige oogenblikken konden genieten van een mooie pop niet, ja of neen. Toen liep ik stilletjes naar buiten. Daar liep een klein meisje zachtjes te snikken omdat ze naar huis moest weg uit 't paradijs. Groote menschen huilen niet meer. SONJA * & * Over Boeken Duitschland's groei en het Pruisisch over wicht, door mej.dr. CH. A.VAN MANEN. 93 blz. De economische groei en de staatkundige organisatie van het Duitsche Rijk na 1870 heeft dr. v. M. in een helder en vlot ge schreven boekje uiteengezet. Hier is iemand aan het woord, die het Duitsche leven kent met zijne licht- en schaduwzijden, met zijne sterke contrasten tusschen moderne organi- j satie en met star conservatisme vastgehouden middeleeuwsche instellingen. Het leert helder beseffen den enormen afstand, die er nog bestaat tusschen het vrije, democratische West-Europa en het conservatieve Middel-Europa, waar de Fransche revolutie hare bevrijdende werking nog niet heeft volbracht. Dit is de oorzaak van de gewel dige spanning in de binnenlandsche toe standen in het Duitsche Rijk. Ook de Duitsche psyche heeft sinds de dagen van Goethe een geweldige verande ring ondergaan, maar het is geene verfijning: Nergens vindt men eene zoo pijnlijke discordant tusschen verstandsbeschaving en karakterbeschaving; het is de discordant die men in het Duitsche recht ook telkenmale tegen komt; er is rechtsgeleerdheid, maar weinig rechtsbewustzijn, verstandelijke ver fijning, maar geen zedelijke verfijning." Ieder Hollander leze dit boekje om recht te leeren beseffen, wat onze traditioneele vrijheid een kostelijk, niet hoog genoeg te schatten erfgoed der vaderen is. Slechts een volk, dat zich intens bewust is van de on vergankelijke waardij zijner historische vrij heden, is in staat deze niet alleen ongeschon den, maar tevens verrijkt en verdiept aan het nageslacht over te reiken. Dr. J. v. D. BERGH v. EYSINGA?ELIAS l N-m 11U41 m i H m M 111 m 11 IIMHMHHIimillllltll 6 DECEMBER a.s. WINTER-OPRUIMING VAN BLOUSES, ROKKEN EN PEIGNOIRS 3 VOORDBBLIGE SERIES BLOUSES. A. Verschillende Pantasies f 3.50 B. Prima Waschecht Planel ,, 5.75 G. Peau de Suède en Rips , 6.90 GEENE ZICHTZENDINGEN. H. MEIJER, KONINGSPLEIN AMSTERDAM. Het IJsvogeltje Foto van A. Burdet leven er op Nieuw-Holland en in Amerika en daar zijn er bij, die haast nooit water te zien krijgen en zich te voeden hebben met reptielen en insecten. Ons ijsvogeltje eet ook niet alleen visch, wat ook de booze wereld zeggen moge. Zelfs haalt hij zijn prooi niet altijd uit 't water; hij is handig genoeg, om een libel in de vlucht te pakken of een schietmotte snappen, juist op 't oogenblik dat die zijn pophuid verlaat om zijn zwerftocht over 't water te beginnen. Intusschen valt niet te ontkennen, dat zijn hoofdvoedsel uit visch bestaat. Dat is bijzonder goed te zien bij 't nest. Ijsvogels broeden door ons heele land, of schoon in beperkt aantal. Het groot grond bezit is hun behoud, uitgestrekte niet al te drukke buitenplaatsen herbergen allicht ieder jaar een of twee ijsvogelhuishoudens en schooner sieraad is er niet te bedenken. Hun huishouden is een tamelijk vies gedoe, maar 't zit veilig en wel onder den grond. De vogels zelf schitteren en pronken langs de waterpartijen, hetzij ze zitten te loeren op hun tak, hetzij ze klapwiekend stilstaan in de lucht, biddend boven hun prooi, 't Is maar jammer, dat ze niet vaker gezien worden. In Engeland wordt als reden voor de zeldzaamheid der ijsvogels veelal opge geven dat men ze daar veel vangt om ze op te zetten en om van de veeren kunst matige vliegen te maken voor de forellenen zalmvisscherij. Bij ons geldt die reden niet, wij doen niet aan fly-fishing en we geven ook niet gaarne veel geld uit om vogels behoorlijk te doen opzetten. Dat is maar goed ook. Toch moet bij ons ook menig ijsvogeltje sneuvelen en wel omdat de visschers hem als schadelijk gedierte beschouwen. Weliswaar staat hij niet op de zwarte lijst en mag niemand zonder ver gunning ijsvogels vangen of dooden, maar 't schijnt wel, dat de vergunning gemak kelijk wordt verstrekt en dat men het ook wel eens zonder doet. De ijsvogels vangen alleen kleine vischjes, dingetjes van een pink of nog kleiner en die vinden ze 't gemakkelijst aan de vischkweekerijen, waar men dan ook geducht het land aan hen heeft en in de kweekerijen van de Heidemaatschappij worden ze elk jaar bij dozijnen gedood. Men kan de vraag stellen of een zoo modern en ten-voorbeeldstrekkend lichaam wel zoo klakkeloos mag optreden, temeer daar het volstrekt niet be wezen is, dat de ijsvogels merkbare schade zouden aanrichten. Indien de Maatschappij eens een jaar of wat de vogels ongemoeid wilde laten, zou hoogstwaarschijnlijk blijken, dat de opbrengst der uitgestrekte vijvers er niet belangrijk grooter door werd. Er is nog een andere kant aan de kwestie. De ijsvogels die aan die vijvers komen visschen zijn afkomstig uit de heele buurt, wie weet van hoever. Wanneer ze daar nu wor den geschoten of, wie weet, met klemmen of stappen gevangen, dan vormen die vijvers als 't ware een val voor de ijsvogels van een uitgebreide streek. Had het visschersbedrijf zich daar niet gevestigd, dan waren de vogels ongemoeid gebleven en dan hadden ze daar hun eigen blijde leven kunnen leiden, tot vreugd van ieder, die ze te zien kreeg. Nu echter gaat dat bedrijf op deze onverwachte manier de schoon heid van de streek verarmen. Ook daarom, dunkt mij, zou het voor de Maatschappij een voorzichtige en welwillende politiek zijn, indien zij de ijsvogels ongemoeid liet. Het leven dier vogels bestudeerende zou zij er al licht toe komen om door doelmatige inrichtingen de vischjes tegen hun belagers te beveiligen. Daar is wel iets op te vinden. En mocht na een reeks van proefjaren blijken dat er werkelijk belangrijke schade wordt geleden (wat mij niet waarschijnlijk voor komt) dan zou zij de Vereenigingen tot bescherming van vogels kunnen aanspreken om schadevergoeding. Want het zijn onze vogels, vogels van Nederland en de wet huldigt het beginsel, dat niemand ze mag deren, tenzij ze de volkswelvaart in gevaar brengen. En dat is toch nog lang niet het geval. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl