Historisch Archief 1877-1940
5 Dec. '15. No. 2006
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V )OR NEDERLAND
St. Nicolaasavond
Als dit weekblad verschijnt, staat voor
den deur: de St. Nicolaasavond, het huise
lijke feest bij uitnemendheid. ,
Men heeft beproefd dien avond uit de
feestdagenlijst te schrappen en er het Kerst
feest voor in de plaats te stellen.
Want ons Nederland is het bevoorrechte
land, dat het bezoek van den heilige ont
vangt, andere landen trekt hij door, aan
zijn naamdag zijn daar geene feestlijkheden
verbonden.
Maar de belofte van het Kerstfeest, is niet
te vereenigen met de viering van den dag
aan St. Nicolaas gewijd. De Kerstboom met
zijn heiligen, lichtenden schijn, met zijn
sytribool van waarheid en vrede, verbiedt
de luidruchtige grap, de goedige spot eigen
aan den St. Nicolaasavond.
Waarom die zoo wijd uiteenloopende
feestelijkheden dus een van beide te doen
verdwijnen ? Ze hebben beide hunne groote
beteekenis in het gezins- en maatschappelijk
leven. Ze zijn lichtpunten in dezen tijd van
groote duisternis over de aarde, lichtpunten
van liefde en vriendschap, uitstralend in
eigen kring en daarbuiten.
Wij doen niet aan St. Nicolaas", klinkt
het vaak, het kost allemaal maar geld, de
kinderen zijn groot, we hebben 't afgeschaft."
Gij, die zoo spreekt, laat die prozaïsche
levensopvatting varen. Laat geen enkelen
huiselijken feestdag onbemerkt voorbijgaan.
't Zijn mijlpalen op uw levensweg.
Maar ge hebt geen gezin!
Is er dan niemand in uw omgeving, die
ge hartelijkheid kunt bewijzen? Zijn er geen
zieken, geen armen?
Kent ge de macht niet van een ver
rassing, een kleinigheid van weinig
waarde wellicht, maar die door het plotse,
het geheimzinnige, een ongekende vreugde
brengt in menig hart!
De vrouw, de moeder, het jonge meisje
zij hebben op den St. Nicolaasavond in
het gezinsleven, het leeuwenaandeel in de
bemoeiïngen.
Moge het sociale leven bij dagelijkschen
arbeid haar krachten geheel in beslag nemen,
d i e avond behoort aan haar en de haren !
De vrouw brenge en houde er de fleur in.
Het geldt de poëzie van ons huis, en ons
huis maakt deel uit van de groote maat
schappij, een niet onbelangrijk deel voor
waar, want het beoogt de vorming van
verstand en hart van allen die nu of later
er een plaats bekleeden.
ELIS. M. ROGGE
* * *
Een V. V. V. Sinterklaastafel
Wél heeft zich de silhouet van de strijd
sters voor deze groote zaak in den loop der
jaren aanmerkelijk gewijzigd. De ouderen
oader ons in zijn lezing in Diligentia te
's-Gravenhage, herinnerde dr. v. Eeden er nog
aan kunnen zich nog zeer goed die eerste
ptoaoiers in het geheugen roepen, met haar
kortgeknipt haar, smakelooze, manachtige
of hobbezakkige kleeding en
gewild-onvrouwdgte manieren. Vooral bij een eenigszins
MMtame bijeenkomst sprong het verschil
zoo duidelijk ia het oog. Trouwens, in dien
goeden ouden tijd, die over enkele jaren door
de jongeren als legendarisch zal beschouwd
woeden, waren mondaine bijeenkomst" en
.^MUwenbewegjng" twee heterogene begrip
pen, volkomen met elkaar in strijd.
In den loop van deze, betrekkelijk nog
weinige jaren hebben onze vrouwen getoond,
dat zij k in den strijd voor de rechten
der vrouw, het echt-vrouwelijke hebben
weten te behouden, er in hebben weten te
brengen wat liefelijk is en wèlluidt.
De door het propaganda-comitéte 's Hage
op touw gezette Sinterklaastafel - minder
banaal en teekenender dan het afgezaagde
bazar" is n groot succes geweest in
alle opzichten. Het was er druk en vol, en
gezellig en vriendschappelijk; er waren mooie,
artistieke en nuttige St. Nicolaasgeschenken,
er was aardige muziek, er waren elegante
toiletten en modieuse kapsels, het was er
vol feministen, die toonden dat ze
verwantiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii
Het IJsvogeltje
Aan de onbekommerdheid van de rond
zwervende wintervogels wordt door een paar
dagen van sneeuw en vorst spoedig een einde
gemaakt. Elke soort wordt, om zoo te zeggen,
op zijn plaats gezet. De steltloopers verlaten
de hooge gronden en zoeken de rivieroevers
en slijkerige stranden op. Kraaien en duiven
toonen op eens een groote voorliefde voor
den boschrand.Groenvinken zoeken de rozen
hagen en lijsters van verschillende soorten
betrekken troepsgewijze de wacht in de
heestergroepen, die nog een bessenvoorraad be
vatten en weten hun eigendom behoorlijk te
verdedigen tegen de nieuwe benden, die nu
uit het oosten komen opzetten. De hulsten,
tot nu toe versmaad, gaan thans opgeld doen
en ook de harde vruchtjes van de dwerg
mispel, die een paar jaar geleden zoo'n wel
kom voedsel leverden voor de pestvogels,
moeten er nu reeds aan gelooven.
Ieder wandelaar, die zijn buurt goed kent,
weet nu mooie, levendige wintertafreeltjes
te vinden. Als de slooten en vaarten zijn dicht
gevroren zoekt hij het beekje, dat ontspringt
aan den duinvoet en mist er zelden of nooit
de watersnippen, die daar nog aan 't werk
zijn. Soms hebben de wellen een wijde plas
gevormd, de elzen groeien er omheen en
strekken rechte takken uit, wijd over het
water, 't Is altijd de moeite waard om zoo'n
plekje voorzichtig te naderen en onder de
hand die takken af te zoeken. De ijsvogel,
die daar zitten kan, is maar een klein diertje
en valt ondanks zijn schitterende kleuren
niet gemakkelijk in het oog, zoolang hij
onbeweeglijk blijft. Meestal ook zult ge hem
met luid geschreeuw zien wegvliegen, een
breede blauwe streep vlak over het water,
schap tusschen de woorden femme en femi
niste ten volle begrepen hebben.
Er heerschte zoo'n prettigen toon. Hoewel
de leden van het comitéwel gezorgd hebben
dat men het doeLniet uit het oog verloor,
werd er niet te veel gepropageerd en er
werd niet de minste pressie uitgeoefend.
Dat was .trouwens ook niet noodig. Er was
kooplust genoeg, zoowel voor
propagandaartikelen als voor Sint-Nicolaas cadeau x.
In het theezaaltje was het doorloopend
stampvol. Aan ons tafeltje kwamen een paar
dames zitten, een jong vrouwtje, aanstaand
moedertje met een oudere vriendin. Ze be
keken en bespraken haar inkoopen, het doel
en streven van de vereeniging, en toen kwam
de conversatie op babies en hun aardige
kleine trekjes; beiden waren niet uitgeput
in verhalen over een klein neefje en het
aardige dochtertje van een vriendin...
Precies als gewone vrouwen, vond
met eenige verwondering een bejaard vriend,
dien ik tegen wil en dank had meegesleept,
en die verklaard tegenstander is van al wat
de vrouw buiten haar sfeer, het huishouden
brengt.
En gewonnen door die gewoonheid, die
voor hem zoo ongewoon was, heeft hij meer
belangstelling ook finantieele voor de
zaak getoond, dan ik had durven verwachten.
Als hij niet totaal bekeerd is, zijn wij toch
een groote stap nader gekomen.
En zoo zullen er velen zijn.
CLAUDINE DELAVERGE
« * '.?
Een Poppententoonstelling-indrukje
Ik stond in het achterste zaaltje, de knusse
oude poppenmeubeltjes om me heen, de
secrétaires en commodes, de
hemel-ledikanten en hoekkastjes, de persjes en
trekmangeltjes; en de stijve, waardige oude
poppen.
Toen verzonk opeens heel de pratende,
bewegende, roezemoezige menschenmassa
om me heen, en ik was alleen met het stille,
statige poppengezelschap.
En ik begon tegen ze te praten. Ik zei:
zie, tegen jullie moet ik van mijn eigen
jeugd vertellen, omdat bij jullie de herin
nering zoo sterk wordt, ik voel me zoo
thuis met jullie, je bent zoo gezellig."
En ik vertelde ze van de groote warme
kinderkamer in het oude huis midden in
den tuin, dat al lang onder mokers handen
verdwenen is, daar, waar nu een pronkende
villa staat. Ik vertelde ze van onzen win
kel, met de tonnetjes, groen met gouden
randjes waar thee" en koffie" op stond,
en waar altijd een geur in hing (nog ruik
ik 't soms, opeens, ergens), alsof 't een
heusche kruidenierswinkel was; al ver
kochten we er met wonderlijk koopmans
instinct de verschillendste koopwaar, stukjes
goed, lintjes, bandjes, knoopen, haken en
oogen, al wat maar uit moeders heerlijke
oude voorraaddoozen van onze gading was,
en van ieder, die maarjop onzen weg kwam.
Ik vertelde van het vele verdiepingen
hooge pakhuis, waar met een katrol een
ontelbaar aantal houten kazen op en neer
en neer en op geheschen werd; tot op 't
eind van onze kinderdagen behield 't een
geheimzinnige bekoring voor ons, omdat
het er donker binnenin op de zoldertjes
was; we konden maar n voor n met
n oog voor 't kleine raampje gluren, waar
de kazen terecht kwamen, en moesten, met
altijd frissche nieuwsgierigheid, wat naar
achter gerold was, met n vinger naar
voren peuteren.
Van het schooltje vertelde ik, met de
rijen nauwe bankjes, waarin we de kinderen
zetten, stijf, met n knak in hun middel,
de beenen ;naar voren, en de armen naar
weerskanten recht uitgestoken; en de meester
voor 't bord; die zakte telkens ineen, kwam
recht op den grond te zitten en moest weer
overeind geholpen worden. Maar dat deed
niets af aan zijn meesters waardigheid, die
wij diep voelden en deden gelden, ook toen
al zijn, in veelkleurige zijden jasjes
gekleede leerlingen zoozeer door den tand
des tijds" beknaagd waren, dat er nog maar
een paar presentabele, volledig van hoofd,
armen en beenen voorziene, over waren.
Ik vertelde van de poppenkamer, waar
van de meubels me zoo dierbaar waren als
misschien, nooit een stuk groote
menschenmeubel me geworden is. Daar was 't ronde
tafeltje op een middenpoot, dat altijd helde
hoeveel papiertjes ik er ook onder legde,
de stoeltjes met het roode fluweel, ook een
?iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiitiiiiiiMiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiim
waarvan hij alle kronkelingen rolgt. Maar
soms wordt hem dat te machtig en dan
vliegt hij hoog over de struiken om dwars
door 't bosch een veiliger plek te zoeken.
Behalve de binnenwateren zoekt de ijsvogel
nu ook de zee op, vooral wanneer hij er een
steil kantje kan vinden vlak bij 't water.
Daarvoor bestaat in ons land niet veel ge
legenheid, maar ik heb hem toch wel langs
de Zuiderzee aangetroffen aan buitendijksche
kleilandjes, die stijl waren uitgespoeld. Daar
loert hij dan op kreeftachtige diertjes, want
visch komt er niet veel. Die kan hij echter
weer wel bereiken, als hij post vat op de
bakens en lichten van den strekdam tegen
over Durgerdam.
Dit alles maakt, dat men den ijsvogel in
den winter meer te zien krijgt, dan in den
chesterfield-canapé, die in later dagen zijn
achterpooten miste, maar tegen den muur
gezet, nog een heel goed figuur maakte;
't ovale spiegeltje en 't penduletje, en dat
alles moest afgestoft worden met 't kleine
zwarte stoffertje met het bloempje, dat gaf
dagelijks weerkeerende huisvrouwen-zorgen!
Daar was 't groote poppenledikant, neen, niet
zoo een uit een winkel, maar door den
meubelmaker gemaakt, waar moeder al 't
beddengoed voor had genaaid, de matras
en de dekentjes en degordijntjes, de nachtzak
met goeden nacht" er op: en al de lakentjes
met popjes initiaal.
Daar was ook 't groote poppenfornuis dat
echt" met houtskool gestookt werd, en
waarmee we iederen zomer naar 't tuinhuis
trokken, en het vaste menu heusch kookten en
braadden: gehakt, aardappelen en appelmoes.
Och, ik had nog zoolang door kunnen
vertellen, van het witte eetserviesje waarop
't verorberd werd, en het roode theeserviesje
met de eekhoorntjes; van de stijve zijden
knikkerzakken,die alleen staan" konden: van
overgrootmoeders zijden japon gemaakt",
zeiden we met trots, en we voelden de statige
pracht, die onze woorden uitdrukten.
Maar mijn gedachten dwaalden af, want
ik begon van onze lievelingspoppen te ver
tellen, die grootmoeder aangekleed had, en
van een paar onnoozele poppen-lichamen
tot karaktervolle wezens had omgetooverd:
Klaas en Ant, de Hollandsche boer en boerin.
Met geen levend wezen hebben we onze
heele jeugd lang, zulk een levendig en intiem
verkeer gehad als met deze twee
poppenkinderen. We vertrouwden ze al onze gehei
men, onze nieuwtjes en onze phantasiën toe.
We zaten met ze als Indianen onder de
struiken bij de schutting, en we gingen met
ze op visite bij den koning. Dan had Klaas
een deftige zwarte jas aan en een zijden pet
op, en een tipje van een roodzijden zakdoek
kwam parmant uit zijn zak gekeken, en Ant
droeg een paarse japon, en een prachtig
oorijzer onder haar kanten muts. Maar over
dag had ze een saaien rok, en een schort
met een bont stuk aan en een klein zwart
mutsje op, zooals de vrouwen op het dorp,
waar grootmoeder woonde. En ik vertelde
van grootmoeder, die elk stuk van die kleine
kleertjes met haar nijvere handen gemaakt
had; daarginds in het dorpshuis met de
geschoren linden ervoor; en achter, het
keurig geschrobde straatje; de schuur met
den rolmangel, het tuintje met de bloeiende
hortensia's, en dan de groote moestuin met
het boschje waar veel geheimzinnige laantjes
in waren, die alle uitkwamen bij de bank
achter aan de sloot, waar men over de wei
landen zag, en grootmoeder 's avonds ver
haaltjes vertelde. En binnenshuis, daar
was de gang met de houten vloer, en de
koperen zwavelstokkenbak; en de keuken
met de rietmatten; alles zoo anders dan
thuis, en zóheerlijk; maar 't heerlijkste
de zijkamer, waar die eigenaardige geur
hing, die ouderwetsche dorpshuizen eigen is,
met de zachte lavendelgeur uit het linnen
van veel voorbijgegane geslachten; daar
stonden het groote kabinet, en de stijve
stoelen met de koperen inlegsels; daar
mochten we Zondags op stoven zitten, en
speelden, o heel ernstig, en heel plechtig,
kerkje.
En ik zei tegen de poppen: zie, ons
menschenleven is zoo druk, zoo uiteengerafeld,
zoo leeg dikwijls, zoo zonder bezonkenheid;
hoe rustig, hoe geconcentreerd is het kinder
leven. Het beweegt zich heel om 't eigen
kleine wereldje.
De poppen zijn het leven, de liefde, de
omgang der kinderen. Kan dat tegenwoordig
nog zoo mooi zijn als vroeger, nu ieder stuk
n uit duizend is, zonder voornaamheid,
zonder individualiteit of eigenaardigheid?
Kan daar de suggestie van uitgaan, die tot
ons komt uit die oude meubeltjes ? Zie het
profiel van dat wortelnoten kabinetje met de
blauwe pulletjes; kijk naar de intieme lijn
van het groote, diepe ledikantje; let op het
bedrijvige trekmangeltje ieder stuk wekt
de phantasie op, is vol van gedachte, van
uitstralende kinderliefde, warm, rijk, sug
gestief.
Moet 't niet weer zoo worden ? Of heeft
alles zijn tijd, en is voorbij voorgoed.
Hebben onze moeders te veel vergaderingen
en concerten, onze tantes te veel colleges
en lezingen, om die lakentjes te borduren,
die kleertjes te naaien ?
En de stijve, stille, statige poppenlijfjes
knikten meewarig met de hoofdjes, ik wist
zomer en daaraan heeft het beest dan ook
zijn killen naam te danken. Ook geloof ik wel,
dat er 's winters meer ijsvogels in ons land
zijn dan 's zomers, ongetwijfeld moeten zij
wel uit Midden- en Oost-Europa trekken
naar den zeekant. Niet in groote hoeveel
heden echter, want men neemt ze slechts
zelden op den trek waar. In den goeden tijd,
toen Helgoland nog de wezenlijke
Vogelwarte" was, kreeg de vlijtige Ga'tke er ieder
jaar slechts enkele te zien.
De ijsvogel met zijn wonderlijke mooie
kleuren lijkt hier ook niet thuis te hooren
en inderdaad heeft zijn familie haar hoofd
kwartier in de tropen, met name in
het oosten van onzen Indischen Archipel en
in Nieuw Guinea, waar ze de even schitte
rende paradijsvogels tot buren hebben. Ook
Op DE POPPENTENTOONSTELLING
Hoe de kleintjes uit het R. K. Maagdenhuis te Amsterdam
eenige oogenblikken konden genieten van een mooie pop
niet, ja of neen. Toen liep ik stilletjes
naar buiten. Daar liep een klein meisje
zachtjes te snikken omdat ze naar huis
moest weg uit 't paradijs.
Groote menschen huilen niet meer.
SONJA
* & *
Over Boeken
Duitschland's groei en het Pruisisch over
wicht, door mej.dr. CH. A.VAN MANEN.
93 blz.
De economische groei en de staatkundige
organisatie van het Duitsche Rijk na 1870
heeft dr. v. M. in een helder en vlot ge
schreven boekje uiteengezet. Hier is iemand
aan het woord, die het Duitsche leven kent
met zijne licht- en schaduwzijden, met zijne
sterke contrasten tusschen moderne organi- j
satie en met star conservatisme vastgehouden
middeleeuwsche instellingen. Het leert helder
beseffen den enormen afstand, die er nog
bestaat tusschen het vrije, democratische
West-Europa en het conservatieve
Middel-Europa, waar de Fransche revolutie
hare bevrijdende werking nog niet heeft
volbracht. Dit is de oorzaak van de gewel
dige spanning in de binnenlandsche toe
standen in het Duitsche Rijk.
Ook de Duitsche psyche heeft sinds de
dagen van Goethe een geweldige verande
ring ondergaan, maar het is geene verfijning:
Nergens vindt men eene zoo pijnlijke
discordant tusschen verstandsbeschaving en
karakterbeschaving; het is de discordant die
men in het Duitsche recht ook telkenmale
tegen komt; er is rechtsgeleerdheid, maar
weinig rechtsbewustzijn, verstandelijke ver
fijning, maar geen zedelijke verfijning."
Ieder Hollander leze dit boekje om recht
te leeren beseffen, wat onze traditioneele
vrijheid een kostelijk, niet hoog genoeg te
schatten erfgoed der vaderen is. Slechts een
volk, dat zich intens bewust is van de on
vergankelijke waardij zijner historische vrij
heden, is in staat deze niet alleen ongeschon
den, maar tevens verrijkt en verdiept aan
het nageslacht over te reiken.
Dr. J. v. D. BERGH v. EYSINGA?ELIAS
l N-m 11U41 m i H m M 111 m 11
IIMHMHHIimillllltll
6 DECEMBER a.s.
WINTER-OPRUIMING
VAN
BLOUSES, ROKKEN EN PEIGNOIRS
3 VOORDBBLIGE SERIES BLOUSES.
A. Verschillende Pantasies f 3.50
B. Prima Waschecht Planel ,, 5.75
G. Peau de Suède en Rips , 6.90
GEENE ZICHTZENDINGEN.
H. MEIJER,
KONINGSPLEIN
AMSTERDAM.
Het IJsvogeltje
Foto van A. Burdet
leven er op Nieuw-Holland en in Amerika
en daar zijn er bij, die haast nooit water te
zien krijgen en zich te voeden hebben met
reptielen en insecten.
Ons ijsvogeltje eet ook niet alleen visch,
wat ook de booze wereld zeggen moge. Zelfs
haalt hij zijn prooi niet altijd uit 't water;
hij is handig genoeg, om een libel in de
vlucht te pakken of een schietmotte snappen,
juist op 't oogenblik dat die zijn pophuid
verlaat om zijn zwerftocht over 't water te
beginnen. Intusschen valt niet te ontkennen,
dat zijn hoofdvoedsel uit visch bestaat.
Dat is bijzonder goed te zien bij 't nest.
Ijsvogels broeden door ons heele land, of
schoon in beperkt aantal. Het groot grond
bezit is hun behoud, uitgestrekte niet al te
drukke buitenplaatsen herbergen allicht
ieder jaar een of twee ijsvogelhuishoudens
en schooner sieraad is er niet te bedenken.
Hun huishouden is een tamelijk vies gedoe,
maar 't zit veilig en wel onder den grond.
De vogels zelf schitteren en pronken langs
de waterpartijen, hetzij ze zitten te loeren
op hun tak, hetzij ze klapwiekend stilstaan
in de lucht, biddend boven hun prooi, 't Is
maar jammer, dat ze niet vaker gezien
worden.
In Engeland wordt als reden voor de
zeldzaamheid der ijsvogels veelal opge
geven dat men ze daar veel vangt om ze
op te zetten en om van de veeren kunst
matige vliegen te maken voor de
forellenen zalmvisscherij. Bij ons geldt die reden
niet, wij doen niet aan fly-fishing en we
geven ook niet gaarne veel geld uit om
vogels behoorlijk te doen opzetten. Dat is
maar goed ook. Toch moet bij ons ook
menig ijsvogeltje sneuvelen en wel omdat
de visschers hem als schadelijk gedierte
beschouwen. Weliswaar staat hij niet op
de zwarte lijst en mag niemand zonder ver
gunning ijsvogels vangen of dooden, maar
't schijnt wel, dat de vergunning gemak
kelijk wordt verstrekt en dat men het ook
wel eens zonder doet.
De ijsvogels vangen alleen kleine vischjes,
dingetjes van een pink of nog kleiner en
die vinden ze 't gemakkelijst aan de
vischkweekerijen, waar men dan ook geducht het
land aan hen heeft en in de kweekerijen
van de Heidemaatschappij worden ze elk
jaar bij dozijnen gedood. Men kan de vraag
stellen of een zoo modern en
ten-voorbeeldstrekkend lichaam wel zoo klakkeloos mag
optreden, temeer daar het volstrekt niet be
wezen is, dat de ijsvogels merkbare schade
zouden aanrichten. Indien de Maatschappij
eens een jaar of wat de vogels ongemoeid
wilde laten, zou hoogstwaarschijnlijk blijken,
dat de opbrengst der uitgestrekte vijvers er
niet belangrijk grooter door werd.
Er is nog een andere kant aan de kwestie.
De ijsvogels die aan die vijvers komen
visschen zijn afkomstig uit de heele buurt, wie
weet van hoever. Wanneer ze daar nu wor
den geschoten of, wie weet, met klemmen
of stappen gevangen, dan vormen die
vijvers als 't ware een val voor de ijsvogels
van een uitgebreide streek. Had het
visschersbedrijf zich daar niet gevestigd, dan
waren de vogels ongemoeid gebleven en
dan hadden ze daar hun eigen blijde leven
kunnen leiden, tot vreugd van ieder, die ze
te zien kreeg. Nu echter gaat dat bedrijf
op deze onverwachte manier de schoon
heid van de streek verarmen. Ook daarom,
dunkt mij, zou het voor de Maatschappij
een voorzichtige en welwillende politiek zijn,
indien zij de ijsvogels ongemoeid liet. Het
leven dier vogels bestudeerende zou zij er
al licht toe komen om door doelmatige
inrichtingen de vischjes tegen hun belagers
te beveiligen. Daar is wel iets op te vinden.
En mocht na een reeks van proefjaren blijken
dat er werkelijk belangrijke schade wordt
geleden (wat mij niet waarschijnlijk voor
komt) dan zou zij de Vereenigingen tot
bescherming van vogels kunnen aanspreken
om schadevergoeding.
Want het zijn onze vogels, vogels van
Nederland en de wet huldigt het beginsel,
dat niemand ze mag deren, tenzij ze de
volkswelvaart in gevaar brengen. En dat is
toch nog lang niet het geval.
JAC. P. THIJSSE