Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5 Dec. '15. No. 2006
EEN AANWINST VAN HET RIJKS-MUSEUM
BARTOLOMMEO MONTAGNA (pl.m. 1445?1523).
Maria met het kindeke Jezus
Deze schilderij werd aangekocht en in bruikleen afgestaan aan het Rijks-Museum
door een Amsterdamsch liefhebber
Een Italiaansch Schilderij in het
Rijksmuseum
Niet alleen het aantal Italiaansche schilde
rijen in onze musea is klein, ook hun ge
halte is, gemiddeld, niet buitengewoon
uitgezonderd zijn alleen de beide prachtige
portretten door Piero di Cosimo, die het
Mauritshuis bezit en die ons door menig
buitenlandsch museum, zelfs door de Itali
aansche worden benijd.
Buiten de musea vindt men hier zoo goed
alsnergensorigineeleltaliaanscheschilderijen.
Men kan niet zeggen, dat Italiaansche kunst
hier te lande niet mooi gevonden wordt,
maar het is gemakkelijker om aan een
Hollandsch schilderijtje te komen dan om zich
een Italiaan" aan te schaffen.
Een loffelijke uitzondering vormt de ver
zameling (niet uitsluitend van schilderijen:
ook van meubels, beeldhouwwerk enz.), die
Prof, Lanz te Amsterdam met veel moeite
en groote liefde en toewijding heeft
bijeengebracht. Van daar en van Dr. Pit's
belangstelling in Italiaansche kunst en kui
tuur zou de bezieling uitgegaan kunnen
zijn, die een Amsterdamsch liefhebber er
toe heeft gebracht, te komen tot het
aankoopen van de aantrekkelijke schilderij,
die bij deze regels is afgebeeld en die hij
met erkentelijkheid zij dit geconstateerd
niet in zijn woning behield maar, als
bruikleen van een ongenoemde, aan het
publiek te genieten gaf in het Rijksmuseum,
waar het in het kleine kamertje van het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
(naast de voormalige Nachtwachtzaal) is
tentoongesteld.
Toen wij de schilderij, nu eenige maanden
geleden, bij Frederik Muller & Co. zagen,
als een vreemde eend in den bijt, zetten wij
groote oogen op. Doch men verzekerde ons
daar, dat er hier te lande animo begon te
komen om zooiets precieus' te koopen. Wer
kelijk, het zou een gelukwensen waard zijn,
De Magiër. Fantastisch spel en een pre
lude in drie bedrijven, van G. K. t
HESTERTON. (Die Haghespelers". Dir.
E. VERKADE)
Onder een voortdurend gegichel en
gegrinnek van een zeer onopgevoed publiek
heb ik Chesterton's De Magiër" met groote
belangstelling en bewondering zien opvoeren.
De hoofdindruk van het publiek was blijk
baar, dat de schrijver het eens te pakken
had willen nemen, maar dat het niet zoo
dom was hi! hi! hi! om er in te loopen.
Een portret, dat aan den wand hangt, be
gint heen en weer te schommelen, een stoel,
die opeens omvalt zonder aangeraakt te zijn,
een rood lantarenlicht, dat plotseling in een
groen verandert... nu ja, daar loopen we
niet in, denkt het publiek, die trucjes kennen
we, en het zit onbedaarlijk te lachen bij
deze dingen, zoo als het lachte, toen de
goochelaar op het tooneel een kom
goudvisschen onder zijn rokspanden vandaan haalde.
En ziedaar nu precies de indruk, dien
Chesterton had w Hen teweeg brengen. Het
komt mij voor, dat hij met zijn De Magiër"
een loopje - een zér fijn, voornaam loopje
met het publiek heeft willen nemen.
Er komt in het stuk een Hertog voor, die,
zoo wordt ons er in 't programma bij ver
teld, den Staat zou moeten symboliseeren,
maar in zekeren zin stelt hij ook de onbe
nulligheid van een zoogenaamd beschaafd''
publiek voor.
In De Magiër" kietelt Chesterton me1
indien het verzamelen van Italiaansche
schilderijen hier te lande ging toenemen.
De schilderij, die wij bedoelen, is een werk
van Bartolommeo Montagna (± 1445?1523)
en voluit met diens naam geteekend op de
zelfde wijze als b.v. een schilderij van hem
in het Keizer Frederik Museum te Berlijn.
Het stelt Maria voor, staande vór een
neerhangend tapijt en achter groene
ballustrade, waarop het kindeke zit te spelen
met een vogeltje (puttertje). Maria, die rond
Haar witten hoofddoek een ook de schouders
bedekkenden, mat blauw met grijs gestreepten
doek dra gt, is verder gekleed in een
donkerblauwen mantel, waaronder Haar
karmijnkleurig kleed zichtbaar is. Maria's gelaats
uitdrukking is zeer bijzonder, vooral door
de modell ering van mond, oogen en neus.
Zij mijmert over het lot van Haren Zoon,
daarbij achteloos met een in rood en goud
gebonden boekske spelend tusschen de
teere vingers van Haar linkerhand.
Het kindeke, met een rood- en blauwen
keten om den hals, speelt onbezorgd, doch
ernstig, en vol voor het vogeltje.
De achtergrond is een tapijt tegen donker
fond. Het is sapgroen, met roode strepen
aan weerskanten. Op dit rood is geel en
blauw-grijs ornament. In geheel de schil
derij heerscht een prachtige, teere toon; alle
kleuren zijn naar grijs getemperd en zeer
rijp. Vooral de toonwaarden van het don
kerblauw en donkerrood zijn bewonderens
waardig juist afgemeten.
De schilderij was door de firma Fred.
Muller te Milaan gekocht. Het is een
onderwerp, dat Montagna in de jaren 1502
tot 1523 meer dan eens en op verschil
lende wijze heeft geschilderd en naar een
van welke zelfs een prent bestaat, toe
geschreven aan Montagna's zoon Benedetto.
Bartolommeo Montagna is omstreeks 1445
a 1450, vermoedelijk te Orzinuovi bij
Brescia, geboren en overleed te Vicenza. Hij
toont zich een geheel onder Venetiaansche
invloeden staand meester van beteekenis.
Vooral aan de kunst van Mantegna, Bellini
Carpaccio heeft hij veel te danken. Werken
van hem vindt men o. a. in de Musea te
Bergamo, Berlijn, bonden, Milaan, Parijs en
Venetië, voorts in de Certosa di Pavia, in
den dom te Vicenza en in het oratorium
van den S. Biagio te Verona.
Het was een gelukkige gedachte van de
een fijn, humoristisch salon-zweepje de
beschaafde, intellectueele menschen, die
absoluut geen besef hebben van de boven
zinnelijke wereld, welke in het Oosten even
reëel, zoo niet reëeler is dan de met de
zintuigen waarneembare. Die zoo zeker
van al haar zaken zijnde matter of fact"
wereld, die aan haar intellect genoeg meent
te hebben, verklaart alle voor haar niet
direct verklaarbare verschijnselen door ze
als goochelarij te definieeren.
Er zijn echter dingen, buiten alle voor
zintuigen waarneembare en met het intel
lect controleerbare waarneming vallend, die
voor zulke menschen absoluut onverklaarbaar
zijn, omdat zij in de bovenzinnelijke sfeer
vallen, waar die waarneming nooit in door
dringt. Tut die dingen behooren bijvoorbeeld
de zoogenaamde elementalen", geesten, dan
wel bezielde krachten, niet met het oog
waarneembaar, waarvan in het mystieke
Oosten iedereen het bestaan aanneemt en
zelfs kent.
De Magiër" van Chesterton's stuk heeft,
in zoogenaamde zwarte magie" ingewijd,
beschikking over zulke geesten gekregen en,
wanneer hij door een' onhebbelijken jongen
Morris Carleon op tartende wijze ge
sommeerd wordt, eenige wonderen" te doen,
n.l. het zonder voorbereiding bewegen of
veranderen van voorwerpen, roept hij zulke
geesten op, die het wonder" voor hem
verrichten.
De Magiër" is tevens goochelaar een
alleraardigste vondst van den schrijver
en van de toeren die hij als zoodanig ver
richt in het kasteel >-an den hertog weet een
ieder, dat er een verklaarbare truc" achter
zit. De nuchtere intellectueele wereld gelooft
wél aan goochelen, door listige Irucs te
verklaren, maar niet aan wonderen". Als
de Magiër" handig een kom goudvisschen
achter zijn evening-dress vandaan goochelt,
vinden ze dat verbazend knap. Maar als hij,
Museum-directie, om een drietal andere Ita
liaansche schilderijen tijdelijk in hetzelfde
vertrek te hangen, n.l. een aanbidding der
Koningen door Garofalo, een Madonna van
Cima en een Graflegging van B. Zaganelli
da Cotignola. W. MARTIN
* * *
Wisselingh
IN HET PANORAMA MESDAG, DEN HAAG
Hier handhaven de Hollanders zich. Bauer
toont zijn vooruitgang zoowel in de rose
stad, als in dien maanlichten avend die er
naast hangt; hij toont een' nacht, dien hij
de Sphinx noemde, maar die de nacht is.
Breitner's sterk geweld is duidelijkst in de
Amsterdamsche Meiden". Dysselhoff laat
zijn kunde en bekoring zien in de
teekeningen op planken; Gabriël karakteriseert
zich allerzuiverlijkst in het schilderij met
de witte lucht. Jacob Maris is rijp en rijk
en dreigend van kracht in de aquarel met
de wilgestompen en de sneeuw; Akkeringa
is op de schaduwen na, voor zijn doen uit
stekend in het stilleven met de witte
bessen".
Naast deze krachtigen of bekorenden,
zuiveren, opmerkers en phantaiseerenden, is
Rops te noemen, die den dood doet dansen,
omshawld, en Mendlik, die de zee geeft in
Indië, zoowel als hier. Het is niet over
dreven te zeggen, dat hij de zee geeft, want
zijn golf is niet slechts het hoogste punt der
diepte; zij is een voortbrengsel van de diepte,
die de grootere is. Menalik kent, zooals ik
eens schreef, de valleien tusschen de gol
ven, rood van schijnsel sorns; hij weet hoe
staande wolken zich kaatsen in den stillen
spiegel van 't water, of ook, hoe wolken
en water en steenige kust een dreigende
eenzaamheid kunnen zijn. Hij schildert dit
alles in sterke waarneming, niet overdreven.
PLASSCHAERT
* * *
Genootschap Architectura et
Amicitia
12e LUSTRUM
Tentoonstelling voor architectuur en
verwante kunsten. Stedelijk Museum,
Nov.?Dec. 1915.
Deze zestigjarige heeft zijn jeugd weten
te behouden! Voorwaar geen geringe lof
voor een vereeniging! Dit speciaal plaat
selijk Amsterdamsch Genootschap verstaat
de kunst de jongeren tot zich te trekken,
en tevens de ouderen (zijne jongeren van
voorheen) aan zich gebonden te houden.
Zoo zien wij dan ook op deze tentoon
stelling, hoewel zij allerminst de allure heeft
compleet te zijn, noch op het gebied van
architectuur, noch op dat der verwante kuns
ten, heel wat verscheidens bijeen, waar
door een bezoek opwekkend is. We zien er
werken, van mannen wier weg reeds lang
gebaand, wier richting iedereen bekend is,
ook van architecten die zich op het hoogte
punt van hun kunnen bewegen, al of niet
nog hooger reikende, naar welk proces wij
belangstellend toezien, sommigen weer
bewegen zich jong en zelfbewust op geheel
ongekende banen: dwaas" zeggen enkele
bezoekers, levend" zeggen andere, zonder
daarmede de eersten ten volle tegen te
spreken.
Indien stijl uitsluitend traditie ware, dan
heeft deze tentoonstelling zeer weinig stijl,
is hij echter evolutie dan zag ik zelden
stijlvoller bouwkundige exposiiie. Bekend
als het is dat groeiende stijl zoowel tra
ditie als evoluiie vereenigt, komen we
hier tot de slotsom dat juist beider verhou
ding uitmaakt of hij den indruk van
ouderdomsverstarring, jeugdleven, of de
tusschenvormen daarvan, bij ons opwekt.
Een grout deel architectonische evolutie
vanaf veertig jaren geleden lot op den dag
der opening van de tentoonstelling, ligt hier
voor ons, vandaar dus de frissche, opwek
kende, jeugdige geest die van haar uitgaat.
Een gevoelige schets van dr. Cuypers
(kerk te Venlo, kapel te Hoeven *) is hier
als 't ware uitgangspunt voor de geschie
denis der architectuur tot op heden. In zijn
kunst toch herleefde op nederlandschen stam
de diepzinnige schoonheid der middeleeuwen,
natuurlijk anders, niet zoo vér-dragend,
en meer als een réveille, als een bouw
kundige weerspiegeling van een nieuwe
cultuur die stond gevormd te worden. Wat
men van het oeuvre van den
OudenCuypers" ook moge zeggen, het heeft in
zich lichtgloor als van een dageraad.
*) Tusschen haakjes zijn aangegeven de werken
waarvan inzendingen der genoemde architecten up dezi
teritounsU-'lling aanwe/.ig zijn.
uitgetart door een onhebbelijken vlegel, wer
kelijk een z.g. wonder" doet, met behulp
van geesten, dan meenen ze natuurlijk dat
daar k een truc" in 't spel is, en de wer
kelijke verklaring er van kunnen zij niet
begrijpen, omdat deze buiten hun intellec
tueele en zintuigelijke waarneming valt.
Zulke menschen gelooven allén wat zij op
die manier waarnemen kunnen, en van een
bovenzinnelijke wereld vermoeden zij zelfs
het bestaan niet.
Zoodra er zich iets uit die bovenzinnelijke
wereld aan hun manifesteert, raken zij deklut
kwijt en verlangen zij een verklaring uit
hun eigen stoffelijke wereld, die niet gegeven
kan worden, omdat zij er niet in te vinden
is en uit de boven-stoffelijke moet komen.
Chesterton heeft in zijn De Magiër" op
een alleifijnste manier de groote mas.^a der
westersche menschen te pakken, die abso
luut niet gelooven in een bovenzinnelijke
wereld.
Als exemplaren, en tevens symbolen uit
de verschillende categoriën dier menschen
neemt hij een Hertog, die een Staat, en zijn
secretaris, die het geregeerde volk voorstelt
een dokter, die de medische en een Reve
rend" die de theologische wetenschap sym
boliseert, een jonejmensch, in wien 't materia
lisme verpersoonlijkt is en een jong meisje
dat gelooft, want intuïtief voelt, in de
hovenzinnelijke wereld. Het jonge geëxalteerde
meisje ziet visioenen en fantastische beelden
zooals de materialistische wetenschap zou
zeggen, en om haar hiervan af te leiden en
te genezen, inviteert haar voogd, de hertog
een goochelaar, die allerlei wonderen za
doen en ten slotte door handige trucs ver
klaren. Die goochelaar is echter een me
occultisme b.'kend man, die in zwarte
magie ingewijd, ook wérkelijk wonderen
kan doen, en als hij, hiertoe uitgetart, ze
werkelijk verricht, wordt het uitdagende
jongemensch die het materialisme
verJaren later komen zijne geestelijke kin
deren aan 't woord, kinderen van zeer
verscheiden karakter en uiting.
De Bazel's werk (plan Raadhuisbouw
Roterdam, dienstgebouw Heidemaatschappij,
woonhuizen, en derg) nog van diepzinniger
schoonheid misschien, en met meer eigen
heid, maar toch nog volop getrouw aan
de tradities. De in- en uitwendige
archi:ectuur, hoezeer ook met ietwat
oosterschen invloed, is voor alles hollandsch
n welbewuste overwogenheid.
Hoe zijn zijne adepten ? Zullen zij in deze
richtirg nog overwogeners, nog bewusters
cunnen scheppen ? Of zullen zij den meester
copieerende zonder zijne inspiratie te be
zitten, deze richting in de bouwkunst
on:ijdig het leven benemen ?
Dr. Berlage (Pantheon der Menschheid,
cantoorgebouw te London, woningen en
ornament) is ook een gothikervan beginsel,
doch ontvankelijker voor alle strikte eischen
van het heden, en voor de internationale
wisselwerkingen die op het gebied der kunst,
met den dag sterker werden! Koeler en
effectzoekender dan de-Bazel, doch even
principieel, niet alleen holland-van-vroeger
[traditie) doch vooral holland-van-heden.
Zooals Nederland in 't algemeen zich meer
dan voorheen internationaal roert, zoo vinden
wij in Berlage's bouwkunst tegenwoordig door
duitsche en vooral amenkaansche Invloe
den, een meer internationale toon (evolutie).
Zijn volgelingen komen mij voor frisscher
te zijn, dan die van de Bazel, hoewel nog
te rauw, te wild, te veel jagend naar sterke
effecten voordat de elementen daarvan hen
wezenlijk eigen zijn geworden.
Joseph Cuypers (effectenbeurs, villa's) een
man die in menig bouwwerk heeft ge
toond dat ook hij anders wil dan alleen
herscheppen het oude, en evenzeer vraagt aan
de Stinx van het Heden: Wat wilt Gij van ons?
Wat zoekt Gij ? In de effectenbeurs ligt een
bijzonder zoeken, ruimten te scheppen die,
wellicht nog de principes van constructie
en smaak van de middeleeuwen bezittende,
toch in ruimteontwikkeling, materiaal en
kleur, daarvan sterk afwijken. Met hem
vragen S'uyt (Heilige-Land stichting; Lim
burg (villa, kantoren, kazerne). Lauweriks
(tentoonstellingszalen, woningen) en andere
bouwmeesters, die niet tot de direct jon
geren behooren zich af: welke zal de ruimte
omsluiting zijn, karakteristiek voor onze
dagen, zooals de tempel het was voor de
Grieken, de cathedraal voor de middeleeuwen,
het woonhuis-paleis voor de renaissance ?
Is 't het woon- of landhuis ? Het gemeen
schapsgebouw voor staat, kerk of sociale
groepeering? Het station, de fabriek?
Juist omdat deze architecten reeds veel
bouwden, reeds veel evolueerden, reeds lang
zichzelven deze vragen hebben gesteld en
ten deele beantwoord, zijn hunne uitin
gen van bijzondere beteekenis.
Daarop volgen de zér-jongen: van der
Meij (scheepvaarthuis), Kramer
(Bondsgebouw minder marine personeel, clubgebouw,
en derg.), de Klerk (volkswoningen, water
toren, rouwkapel), van Aurooy (verzorgings
huis, landhuizen). Men voelt zich tegenover
deze uitingen als tegenover die der cubisten
futuristen : men erkent het talent, men twij
felt aan 't resultaat, en men haat de midde
len. Het eerste wegens de werkelijk origineele
concepties die gevonden worden, ook voor
onderwerpen op welker gebied men elke
nieuwe uiting haast voor onmogelijk had
gehouden. Het tweede doordat men vreest
dat de resultaten straks zullen zijn als die
der korte modes van de vermicelli-", de
van-de-Velde-", of de Darmstadter"- stijl
wier talentvolle individualiteit niemand zal
ontkennen, doch wier algemee e blijvende
schoonheid al zér weinig duurzaam en
diepgaand is gebleken. Het derde wijl men
zich afvraagt of deze gewilde anarchie van
compositie, van gevelverdeeling, van d
tailgroepeering, en de opzettelijke afwijking
van veel ambachtelijke axioma's, waarmede
de geschiedmis der bouwconstructies ons
na eeuwen zoekens heeft verrijkt, wel
verdedigbaar zijn en wel noodig, om zulke
talenten hun plaats in de zon te doen vinden.
Het devies van deze richting ligt m.i. in
de woorden van Mephistopheles":
Grau teurer Freund, ist alle Theorie,
Und grün des Lebens goldner Baum.
Een reactie dus tegen het
overbewustworden, een reaciie tegen het al te
wiskunstige in opbouw en ornament, tegen het al
te geslotene van het hollandsche karakter,
waartegenover wordt gesteld de
uitingsdrang van het frissche talent, het directe
van de vrije vormgeving, en het opene van
de, desnoods wilde, durf. Ziehier een pro
gramma, dat het tentoongestelde van deze
persoonlijk! krankzinnig. Dit is alleraar
digst gevonden en ook als symbool koste
lijk: het materialisme raakt zijn hoofd kwijt
zoodra het bovenzinnelijke verschijnselen
ziet, die het niet verklaren kan. Er is maar
n weg, zegt de medicus, om den armen
krankzinnige te genezen; hem het wonder
intellectueel te verklaren. Maar juist dat is
onmogelijk. De verklaring is namelijk alleen
begrijpelijk voor niet-materialisten, in de
boven-zinnelijke wereld ligt de verklaring,
en die bestaat niet voor materialisten. Dan
offert ten slotte de Magiër zich op en ver
klaart het als een handige truc. Nu is het
materialisme in den jongen Carleon ge
symboliseerd gered, en het leeft weer op,
omdat het nu materialistisch-intellectueel
verklaren kan! Is 't niet allerkostelijkst?
Hoe de Magiër" ten slotte door een ander
wonder, dat der Litfde, het geëxalteerde
meisje voor zich wint, en dan tevens van
zijn kwade geesten bevrijd raakt, is van
dit stuk het litf poëtisch slot, maar de voor
naamste waarde er van ligt m. i. in de
fijn-humoristische manier, waarop Chesterton
de voor 't bovenzinnelijke omvatbare wes
tersche wereld, die alles negeert wat niet
met de zintuigen waarneembaar is, er in te
pakken heeft.
De Hertog, die er in voorkomt, is een
juweel van typeering, en Cor Ruys speelt
hem op een manier, die ik niet anders dan
schitterend kan noemen. Het publiek zat
aan n stuk door om deze prachtige creatie
te schateren, maar de wijze, waarop Cor
Ruys dezen zuiligen, onbenulligen, maar
altijd gentleman blijvende figuur uitbeeldde
was zóprachtig-af en gaaf, dat ik het
geheele stuk door gespannen in eerbiedige
bewondering er voor heb gezeten. Dit is,
qua tooneelspeelkunst, een van de allerbeste
prestaties, clie ik in langen tijd zag.
Eduard Verkade, wiens sublieme spel in
de Dienstknecht in Huis" ik mij altijd voor
schaar aan mij opdringt, een programma
dat veel belooft... maar ook veel doet
eischen. De eerstvolgende jaren reeds zullen
leeren, in hoeverre de beloften voor de toe
komst in vervulling zullen gaan.
Een nadere beschouwing van deze expo
sitie zou voor dit blad te ver voeren, ik
eindig dus nog met een kleine opsomming
van enkele onderwerpen en kunst, naars. In
de Eerezaal de buitenlandsche inzendingen
van Prof. Schumacher (Hamburg), Prof.
Rosen (Kopenhagen) Bitzan (Zabor,
Bohemen). In een extra zaal de gemeentelijke
inzending betreffende de volkshuisvesting
in Amsterdam, opzichzelf genoeg om een
dag bezoek met vrucht te vullen. Voorts
kunstnijverheid in hoofdzaak van bouwkun
digen aard, geen kleine kunst dus, van de
hand van Thorn Prikker (mosaiek en cartons
daarvan), Zijl (bouwfragmenten en beeldjes
in brons, hout en gips), Mendes da Costa
(bronzen havik), Lion Cachet (kunstnijver
heid ten behoeve van het stoomschip Jan
Pz. Coen), Roland Holst (voorstudies, schil
derijen, en derg.) Poggenbeek (tegels),
Colenb-ander (tapijt), Toorop (cartons voor
glasramen in lood), v. d. Eijnde (beeldhouw
werken scheepvaarthuis), Tjipke Visser
(beeldjes).
Lang niet al hetgeen een bespreking waard
was kon hier worden behandeld, doch ik
hoop de overtuiging te hebben gevestigd
dat belangstellenden den tocht naar deze
tentoonstelling niet mogen verzuimen,
en dat aan het jubileerend Genootschap, bij
zulk een krachtige uiting, mag worden
toegewenscht: een nog lang en nuttig voort
bestaan.
den Haag.
S. DE CLERCQ.
* * *
Heraldische Tentoonstelling
te Rotterdam
Met een enkel woord wensch ik de aan
dacht van de lezers van de Groene" te
vestigen op eene interessante expositie,
op het gebied van Heraldische kunst, die
van 28 Nov. tot 26 December gehouden
wordt in de kunstzalen Van Unger en Van
Mens, Eendrachtsweg 27 ie Rotterdam.
Zooeven ontving ik een exemplaar van
Catalogus en Inleiding" bewerkt en ge
schreven door den heer H. H. Van Dam C. Hzn.
en... allén de aanschaffing van dit
zeerinteressante, en goed-gedocumenteerde boekje
zou m.i. reeds een gang naar de Eendrachts
weg wettigen.
Bij ondervinding wetend, hoe dikwijls het
Nederlandsch publiek een tentoonstelling
tracht te bezoeken, die... reeds lang is
afgeloopen,... achtte ik het wenschelijk thans
reeds van deze collectie melding te maken,
in dit blad.
Blijkens meergemeld werkje is de heer
Van Dam er in geslaagd eene fraaie collectie
op Wapenkunstig gebied saam te brengen.
Gaarne zal ik in dit blad daarover uit
voeriger schrijven.
In den laatsten tijd is er een opbloei
merkbaar van de verschillende hulpweten
schappen der Geschiedenis: Heraldiek, Gene
alogie, Sphragistiek, Numismatiek, etc.
Wapens worden ook thans nog op vele
kunstvoorwerpen aangebracht,... maar...
de wijze waarop, laat dikwijls te wenschen
over.
In den laatsten tijd is er verbetering te
bespeuren, en er verschijnen, ook bij
ons te lande, uitmuntende werken op dit
gebied.
Men denke slechts aan Wapens, Vlaggen
en Ztgels van Nederland", door T. van der
Laars.
Als mijn wensch spreek ik uit, dat ook
deze tentoonstelling er toe moge bijdragen,
de belangstelling voor de edele conste
van blasoene" aan te wakkeren, vooral bij
hen, die er tot nog toe onverschillig voor
bleven of... er wellicht nog nimmer van
hoorden! C. W. H. VERSTER
Driebergen, l Dec. 1915
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii IIHII iiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiMiiiiiiiiiiiii'
Inhoud van Tijdschriften
La Rtu'tte de HoUniide (Nov.): Ilenri Malo: La
Siynilication du mouvement rcgionaliste en rYanee.?Kmile
Verhaeren: Deux heures d'automne. poème. Baron
Falck, Ambassadeur des Pays-Bas a Vienne: Journal
inèdit (1838-39) suite et fin. J. Tersteeg La Libert
de i'artiste. Arthur van Schendel: Le vagebond
amoureux roman, traduit du hollandais par Louis Piérard
(suite et ii i). A.-Kerdinand llfrold: La Place an
soleil, poóme. Jules Sageret: la Paix (Jermanique.
IJeorges Pnlti: Dignitéde la Littératui e N. K. 1).
Courrier d'Orient. Revue des Jievnes: hollandaises.
t'iancaises. allemandes. uiiglaises, par P. Valkhuff, ('h.
llerbiet, A. D. L. Mague. Notes, faits et documents.
iiiimiinmiiiiMiiiiii
den geest haal op't oogenblik dat ik geneigd
ben woedend op hem te worden als hij een
fransch tooneelstuk (b.v. Amoureuse") laat
bederven en er zelf een hoofdrol in ver
knoeit, geeft als de Magiër" weer superieur
spel, indien hij tenminste geen al te pathe
tische gebaren behoeft te maken. Op voor
treffelijke wijze wist hij van zijn Magiër
figuur een mysterie en een hoogheid te
doen uitstralen, zonder welke zij onaanne
melijk zou worden. Zijn stille spel aan de
tafel, bij het gebeuren der wonderen', na
melijk weergevend de psychische afmatting
bij het oproepen der geesten, zal den meesten
ontgaan zijn, maar het was bewonderens
waardig.
Enny Vrede heeft, behalve andere,
voordeelige en charmante talenten, tevens het
talent, mystieke rollen te bederven, en ge
affecteerde graftonen aan te wenden om dat
gemis aan mystieke uitbeeldin2 en huiverend
mysterie te vergoeden. Daardoor kwam van
de mooie rol van Patricia weinig terecht.
Zeer veel terecht kwam van het werkelijk
mystiek-droomerige decor in de prelude, een
partij fijne berkeboompjes in mist. Het leek
op een schilderij van Thijs Maris en was
van een onmaterieele fijnheid.
Uit een begeleidend inlegblad in het pro
gramma blijkt, dat dit fantastisch spel"
de Magiër" (?Magie") door Chesterton ge
schreven is na een uitdaging, eens zelf een
stuk te schrijven, nadat hij Bernard Shaw
als dramatisch schrijver had aangevallen.
Dit stuk heeft niets van de striemende, sar
castische geestigheid die Shaw somtijds kan
doen zwiepen, maar het heeft een fijnen
filosofischen humor, die in elk geval be
minnelijker is dan dien van Shaw, en ook
een tikje voornamer. De hertog, i ie in Magie"
zijn stommiteiten debiteert, is een belache
lijke uil, maar blijft aldoor gentleman.
HENRI BOREL