Historisch Archief 1877-1940
5 Dec. '15. No. 2006
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het nieuwe bibliotheekgebouw van de Technische Hoogeschool te Delft
De hal van het bibliotheekgebouw
De Bibliotheek der Technische
Hoogeschool
Op het oude Excercitie-veld te Delft is
de nieuwe bibliotheek van de T. H. S. ver
rezen, het eerste gebouw van een reeks, die
o.m.een hoofdgebouw met aula, senaatskamer
enz. zal bevatten, benevens nog drie ge
bouwen, respectievelijk
voor het onderwijs in
de algemeene weten
schappen,weg- en water
bouwkunde en bouw
kunde.
De bibliotheek is ont
worpen door den
rijksbouwmeester J. A. W.
Vrijman. Zij staat geheel
vrij, met het front naar
een inoud-Hollandschen
stijl aangelegden tuin.
" De hierbij gevoegde afbeelding toont dui
delijk aan, dat het geheel bestaat uit twee
gedeelten. Het eerste is een naar den trant
der oud-Hollandsche Renaissance gebouwd
hoofdgebouw, waarin de wetenschappelijke
en administratieve arbeid alsmede het
bindwerk enz. verricht wordt, terwijl het tweede
een afzonderlijk, ook stilistisch anders
beNieuws over Jacques Perk
Jacgues Perk's Mathilde-Cyclus in den
oorspronkelijken vorm hersteld, door
A. C. J. A. QREEBE. 's-Qravenhage,
Martinus Nijhoff, 1915.
door J. B. SCHEPERS
Hoe heeft een jong geslacht gegrasduind
in de verzen van Jacques Perk en er de
melodie van ingezogen! En toch waren er
ook toen al, die daar niet tevreden mee
waren en met reden! Zet een heftig
lyrikus. een liefhebber van mooie klank, aan
de filologiese behandeling van nagelaten
handschriften en hij kan er haast niet in
slagen van die wetenschappelike taak iets
goeds te maken, evenmin als 't omgekeerde
zou lukken, en iemand als dr. A. C. J. A.
Greebe een ontboezemende Inleiding" als
die mooie voor de verzen van Jacques Perk
zou kunnen schrijven.
Het is maar jammer, dat dit niet voldoende
in het oog gehouden is bij de uitgave van
Perk's gedichten. De heer Kloos heeft ge
noten van de mooie klanken der nagelaten
verzen; maar dan weer ergerde hij zich,
omdat er in de handschriften een vrije keuze
gegeven werd tussen drie varianten. De
stemming werd verbroken en hij ging kiezen;
maar ook als er geen variant was, ging hij
veranderen, omdat het hem niet mooi
toeklonk l). De gevolgen zijn niet uitgebleven:
waar veel van de willekeur van een.lyries
dichter afhing, kreeg men een beeld van de
dichter-zelf te zien, dat niet voldeed. Het
was geschapen naar het beeld van de uit
gever en zo heeft de eerste druk alleen
indruk gemaakt op wie van versregels en
klankmooi hielden en het Nederlandse be
schaafde publiek bleef niettegenstaande de
roemende Inleidingen, niettegenstaande de
Nieuwe-Gids-lof er skepties tegenover staan,
net of het bij instinkt gevoelde: dat is niet
de echte mens-Perk, die daar uit die verzen
omhoog stijgt; en ook later, toen het eerste
bundeltje van 72 sonnetten uitgebreid werd
tot 107, toen de 4de druk er zo geheel anders
uitzag als de Ie, toen voldeden nadere be
schrijvingen van de dichter door meevoe
lenden als mej. dr. J. Aleida Nijland en dr.
Van der Valk nog in 't geheel niet aan wat
wij begeerden.
Wij bleven in een mist staan, waarin het
eens door Kloos geschapen dichterbeeld
steeds waziger omlijnd wegflauwde, zodat
men maar liever zweeg, de schouders
ophaalde en wachtte, tot het grote boek over
Perk, dat Kloos zou schrijven, af zou zijn.
Maar Kloos is nu eenmaal geen filoloog en
die was er toch voor nodig.
Eindelik, 33 jaar na de Ie uitgave, is er
dan toch van andere zijde een flinke wind
in die mist komen waaien en blijkt er
een andere Perk te zijn geweest dan die
van Kloos.
Men mag dr. A. C. L. E. Greebe dank
baar wezen voor het volbrengen van een
zware taak; maar geheel voldaan heeft hij
ons niet kunnen maken. Het eerste is mij
.biezonder aangenaam hier te mogen zeggen.
Al in 1897 heb ik geprotesteerd tegen het
eigenmachtig veranderen van Perk's tekst,
die blijkt nu in 162 woorden en 42
versregels, om maar van spelling, leestekens
en aksenten af te zien, afwijkt van een van
Perk's eigen handschriften. Dit is dan ge
rekend over 32 sonnetten in de eerste uitgave
vergeleken met diezelfde in Hschr. C.
Ook heeft Greebe waarschijnlik gemaakt
dat de andere handschriften (A en B), die
Kloos in zijn bezit heeft en zorgvuldig be
waakt, niet veel afwijken in tekst van dit,
dat hij Hschr. C. noemt, dat ten grondslag
aan dit boek ligt en waarschijnlik het laatste
is door Perk geschreven. Waarschijnlik, tot
tweemaal toe en daarmee is meteen gezegd,
waarom wij niet geheel voldaan zijn.
Als Kloos eens samengewerkt had met
Greebe en deze had zijn detektive"
speurtalent eens kunnen verenigen met de
dichterlikheid van Kloos. Ze waren eens samen
aan 't vergelijken gegaan en aan 't samen
stellen van het boek, dan was er iets
biezonders van geworden. Maar nu heeft Greebe
het monnikewerk gedaan en een land be
woonbaar gemaakt voor Kloos om er in te
gaan wonen, als deze tenminste zo verstandig
is van de gelegenheid gebruik te maken.
Ze is enig voor hem.
Nu staan echter al wel enige dingen na
dit onderzoek voor mij vast:
1. Er zijn in de eerste druk van Perk's
gedichten veel eigenmachtige wijzigingen
aangebracht: uit de ruim honderd is een
uitgelezen keur van schoone gedichten" ge
schift en wel 72; de volgorde is daarbij
gewijzigd, de verdeling in vier boeken is
een vinding van Kloos, (blz. 119) die vol
Plato zat (blz. 26) toentertijd, veranderingen
in de verzen zijn er gemaakt enz.
2. In de Ie, ook in de 4e en volgende
vermeerderde drukken zijn pok verzen opge
nomen, die niet uit de tijd zijn van de
Mathilde-cyklus, maar van later n.l.
Sanctissima Virgo, Hemelvaart en AEW Qto:. Daar
mee is Perk geplatoniseerd"(blz. XIII);
3. Verklaringen als die van mej. dr. J.
M. Nijland en dr. J. van der Valk op ver
draaide of onvoldoende gegevens berustende
konden nooit een juist beeld van Perk geven;
hij was anders, menseliker;
4. In de 4e druk en volgende is aan de
toen nieuw toegevoegde verzen veel minder
opzettelik veranderd dan in de eerste druk,
maar 70 woorden, maar 5 versregels (op
de ± 4500 en 448 weer van 32 sonnetten
in vergelijking met de tekst in Hschr. C.)
Maar de indeling in 4 boeken van Kloos
is ook daar behouden;
5. Vosmaer's voorrede voor de Ie druk
was al geschreven, voordat hij nog de uit
slag van het werk van Kloos wist; wat
Vosmaer dus hierover zegt, heeft geen
waarde, wel wat hij van Perk's leven vertelt.
En dan, wat wel het voornaamste is:
6. de kompositie van EEN IDEAAL,
sonnettenkrans van Jacques Perk (zo heet de
cyklus in dit Hschr.), bestaande uit 3 inlei
dende en 3 sluitende sonnetten met daar
tussen 100 sonnetten, die Liefddeven heten
gezamenlik, geeft aannemeliker voorstelling
van de dichter, ook in verband met wat wij
van elders weten (uit het boek van mej.
Betsy Perk), dan de kompositie, die er van
gemaakt is in de Ie druk en waarvan de
grondslag, de indeling in 4 boeken, de verdere
uitgaven door behouden is. Zo gaat Perk
meer voor ons leven, is minder tot een
abstraktie geworden. De reden, waarom mej.
Nijland's beschouwingen niet voldeden, is
mij nu helder geworden : Perk hield bij haar
op een levend mens te zijn.
7. de moeilikheden, die de grotsonnetten
mij opleverden (Taal en Letteren 1901) worden
door de historie van het ontstaan gedeeltelik
weggenomen en anderdeels door de andere
plaats waarin Hschr. C ze plaatst, n.l. niet
vlak na de scheiding, maar tegen het terug
zien van Mathilde door de dichter.
8. Greebe heeft mij aannernelik weten te
maken, dat de cyklus daar lag, tegen 't
einde van Perk's leven, als een stuk van
vroeger denkleven 2); dat hij al weer aan
andere liefde denkende met zijn
Johannaideaal voor ogen, er gerust uit putte om een
Helle- en Hemelvaart samen te stellen met
de in later tijd geschreven sonnetten
Sanctissima Virgo, Hemelvaart en AE<V>! O^ en
mogelik niet meer aan uitgeven van de
cyklus dacht.
9. Greebe omlijnde nader dit
Johannaideaal, zodat ik ook Iris beter kan begrijpen.
In ieder geval ik heb in korte tijd dit
zonderlinge boek tweemaal doorgewerkt en
dat vind ik er voor pleiten, al blijft het
boek zonderling.
Immers de auteurswet verbood het her
drukken van Perk's verzen in enigszins
andere volgorde zeker, maar op zich zelf in
overeenkomstige vorm en daarom krijgen we
een overzicht van de verzen met aangifte
van alle varianten. De poëzie is voor het oog
schuil geraakt zodoende, maar daar staat
tegenover de noeste vlijt, de warme geest
drift van de schrijver, die zich alle moeite
getroost, om de waarheid te vinden; en dat
boeit op zich zelf ook, sleept mee en, wie,
als ik zelf, uit twee gewone Perk-uitgaven
een eigen handschrift C samenstelt, komt
handeld geheel vormt, waarin de boeken
worden bewaard.
Het hoofdgebouw vertoont rechts een
rechthoekigen toren, door een dakruiter
bekroond, en links (midden op de afbeelding)
een aanbouw zonder verdieping, waarin de
leeszaal voor algemeene wetenschappen is
gevestigd.
Treedt men de bibliotheek door den hoofd
ingang binnen, dan komt men door een por
taal in een groote hal, die haar licht van
achteren ontvangt en de hoogte heeft van
j het geheele gebouw. Rondom loopt een
gaanderij, gedragen door rondbogen op
grijze zuilen van Beiersch graniet. Op de
borstwering der gaanderij staan wederom
zuilen (afwisselend enkel en gekoppeld, de
enkele met een door jonischen stijl geïnspi
reerd kapiteel), die op rondboogen den boven
bouw en de kap dragen, die rpndvensters
vertoont met gekleurd glas, waarin de namen
tot de stellige overtuiging, dat dit Hschr.
volstrekt niet een der vele nagedachten
des dichters" kan zijn als Kloos beweert;
de motieven" waren volstrekt niet ver
flauwd", 't Is echt de dichter zelf, die aan
't woord is: hij is er geheel in.
Ik vind bovendien in dit boek de
werkelikheid van Perk's kennismaking met Mathilde
Thomas niet de Reul, als ik meende ; 't
landschap en de omgang, ze worden beide
uitvoerig beschreven en datgene waar ik om
gevraagd heb in ditzelfde weekblad in de
nummers van 26 Januari en 9 Maart 1902,
ik vind het hier in hoofdzaak bijeen. Niet
dat ik nu tevreden ben met elke verdediging
van elke regel die in dit Hschr. C. voorkomt;
neen, vaak heb ik een vraagteken gezet en bij
Kloos het leesteeken b.v. geprezen, waardoor
een meer juiste betekenis aan het vers gegeven
wordt, maar dit is werk van de dichter zelf
en het doet hem mij nader staan. Ik wacht
nu op het al zo lang aangekondigde boek
van Kloos zelf over Perk en hoop, dat hij
een nauwkeurig gebruik daarbij zal willen
maken van dit uiterst nauwkeurige boek.
En laat zich dan nu het licht over Perk's
leven verder vredig uit de wolken losmaken.
't Is zo al wél geweest.
1) Vgl. Greebe t. a. p. blz. 74, noot. Met
de woorden in een schrijven aan mij van
Kloos, 10 Desember 1901, dat er door Vos
maer veranderingen waren aangebracht bij
de eerste druk (zie ook XIV Jaar Litteratuur
geschiedenis dl. II blz. 191) en dat hij, Kloos,
Jacques Perk's oorspronkelijke lezingen, tot
(z)ijn groote vreugde, hersteld (had)", is
deze noot niet in overeenstemming. Men
behoeft ook maar eens naast elkaar te leg
gen b.v. Mijmering ed. Kloos XXXII en het
zelfde vers Tot wederziens ed. Greebe 30,
om het verschil te zien. Kloos zei ook toen
nog en dat typeert hem (in 1901, in dat
zelfde schrijven): dat Vosmaer,
inhetconstrueeren van dezen regel
Leeft in mijn peinzende herinnering geen
ongelijk had, want J. P. had door zijn regel
Bewaart daaraan een zoete herinnering de
hut, geheel op zich zelf, bezield gemaakt
buiten alle aanraking met de ziel van den
dichter om.
Terwijl daarentegen, in Vosmaer's regel
Leeft in mijn peinzende herinnering de
hut een deel wordt van 's lyrischen dichters
zieleleven, en daardoor waarachtiglijk be
zield."
Hierbij sluit in die brief onmiddellijk aan:
De kwestie van de vermeende emendatie's
is, met dit presies en accuraat verslag
van feiten voor-goed uit-de-wereld, want
opgelost, vertrouw ik, niet door vermoe
dens en redenatie, maar door iemand, die
de dingen zelf heeft beleefd." Uit de wereld!
Het mocht wat!
2) Ook mej. Betsy Perk had mij dit in
1902 al verzekerd.
N A S C H R l F,T
De aankondiging van een vernietigende
kritiek, die in de Nieuwe Gids zou worden
uitgebracht over dit boek, een kritiek,
waarvan Willem Kloos zelf zei: alles wat
hier volgt is precies overeenkomstig de
waarheid," deed mij aarzelend aan de Redaktie
verzoeken het hiervór geschrevene nog terug
te houden, tot ik die kritiek had kunnen
verwerken. Ze werd langer dan ik gedacht
had en ik wil ook daarover, zij het met
tegenzin, het mijne zeggen.
Allereerst over de toon, die door de schrij
ver Dr. Aeg. W. Timmerman zelf aldus wordt
gegispt: ik ben heftig, scherp, ja grof ge
weest." Nu hij had er bij kunnen voegen
onbillik en vals. En omdat in dit laatste
woord een beschuldiging zit, moet ik bewijs
van valsheid, van verdraaiing van waarheid
geven, al kan ik er hier ook niet te ver op
ingaan, omdat een weekblad daar geen ruimte
voor heeft. Als Greebe de gedachte van
Vosmaer, die hem deed besluiten tot de uit
gave van Perks gedichten, aldus omschrijft: 1)
Ik vertrouw Kloos, die mij gezegd
heeft, dat hij Perks bedoeling kende en
den sleutel had dien ik miste. En daar
hij een jeugdige beginneling is, die nog
zeer onlangs naar aanleiding van zijn
Perk-In-Memorian in den Spectator zeer
van bekende ingenieurs
(o.a. F. W. Conrad, G.
E. Rumphius) zijn aan
gebracht.
In deze hal, die als
uitleenbureau dient,
staan de catalogi in kas
ten langs de wanden.
Naast de hal is de
leeszaal voor alge
meene wetenschappen
en verder vindt men
beneden nog de lees
zaal voor de docenten, de kamers voor
bibliothecaris, conservator, binderij en expe
ditie. Boven zijn de leeszalen voor natuur
kunde, werktuigkunde, scheepsbouwkunde
enz., benevens afzonderlijke kamers voor
degenen, die voor hun proefschrift werken
alsook die voor den wetenschappelijken
assistent. Voorts bevat het gebouw een
hard gevallen is door vele schrijvers,
houd ik het schild van mijn naam bo
ven hem."
Dan is het voor ieder duidelik dat die
gekursiveerde hij Kloos is.
Timmerman zegt hiervan, en de verdraaiing
springt in 't oog, met de kennelike bedoeling
om Greebe een schop te geven 2):
Ik vertrouw Kloos" - och kom! die
onnoozele Vosmaer toch die mij ge
zegd heeft, dat hij Perk's bedoeling
kende en den sleutel" had dien ik
miste. En daar hij hiermede bedoelt
Greebe Jacques Perk; 3) Vosmaer schreef
heusch duidelijker! T een jeugdige
beginneling is... houd ik het schild van
mijn naam boven hem."
Ieder die T leest en de oorspronkelike
tekst van Gr. er naast legt, ziet de mening
vervalsing, die ook in dat och kom! die
onnoozele Vosmaer toch" ligt, want het is
weer heel duidelik dat het ik vertrouw
Kloos" van Greehe zo niet bedoeld is.
Timmerman vervalst door een hele tussen
zin van 21 woorden weg te laten. En als
dan zo iemand zegt: 4) Neem nou een
goede raad aan Greebe, van een oud man
van ondervinding en tracht geen weten
schappelijk boekske te schrijven zonder de
bronnen vooral nauwkeurig" te consul
teeren;" dan krijg ik een gevoel van walging.
Dit ne voorbeeld uit de Junie-aflevering.
In 't Augustus-nummer dit staaltje. Als
Timmerman 't bewijs wil leveren, 5) dat
Kloos wel zeer intiem met Perk heeft om
gegaan, wordt verwezen naar het boek van
Mej. Betsy Perk over hem en hij noemt
plaatsen in een noot: B. P. pag. 97, 98,
116?119. Brieven van 9 December '80, 28
April '81. Waarin: hoe ik met X Kloos
heb gebroken. Hierin erkent J. P. dat hij
opvliegend tegen Kloos was: 3) dat ik op
vliegend ook tegen mijn vader werd."
Dit is weer een mooi staaltje, waarbij
T. er op rekent dat men niet tot de bronnen
zelf zal gaan. Doet men dat, dan blijkt er
geen woord van waar. Het laatst aangehaald
zinnetje van Perk staat in dit verband: 6)
Ik (J. Perk,\ was dood eenvoudig in
Den Haag om op een veiling bij Van
Stockum Urieksche boeken te koopen.
Ook wilde ik dien X eens wennen aan
Jacques-loosheid, 3) Weshalve ik vier
dagen ten huize van Oom Enderlein
vertoefde en... rustte. Ik wilde eens wat
ontspanning hebben, een weinig ver
strooiing nu de twcezaamhcid, waartoe
ik door X gedrongen werd. Wel is waar
ben ik niet al te fiks en heb veel ge
leden aan zenuwen, welke over prikkeling
veroorzaakte, dal ik bijzonder opvliegend
ook tegen mijn vader werd." 7)
Men ziet het, dat is geheel iets anders,
van opvliegendheid tegenover Kloos is geen
sprake; bovendien is de band met Kloos
einde 1880 niet verbroken nog, terwijl in
de brief van 28 April 1881 alleen dit gezegd
wordt: 8)
Allerlei zaken heb ik u mede te
deelen, die u belang kunnen inboezemen.
Hoc ik met X heb gebroken enz."
Verder geen woord over die X. Op welke
voet staat nu de schrijver van die noot met
de waarheid!? Toch hebben wij reden om
T er dankbaar voor te zijn: hij vervangt
met goedkeuring van Kloos immers, let
wel! X door Kloos in het boek van Mej.
B. Perk, en maakt daardoor de gehele ver
houding van Perk en Kloos duidelik, en nu
ziet men, wat men van te voren alleen maar
vermoeden kon: hoe geheel anders Perk
tegenover Kloos stond dan omgekeerd.
Maar hierover later elders meer.
En nu weer in de laatste, September, afl.
N. G. hetzelfde verdraaien: Greebe zegt van
het Sonnet: Een adder:
Het geheele vers is zwoel van ero
tische phantasie. De bezie gloeit,
'tgeiteblad (?kamperfoelie) omvat roos en
rotsen en omarmt de blauwe verte."
Hiervan zegt Timmerman: 9)
.,Een adder" waar de kuische Greebe
uit: de bezie gloeit 7) enz. volgt bo
vengenoemde aanhaling dit venijn
zuigt: het geheele vers is zwoel van
erotische phantasie."
Terwijl voor diegene die het vers er naast
legt weer (duidelijk is, dat de uitdrukking
Een der leerzalen
tentoonstellingszaal, waar-de nieuw aange
kochte plaatwerken te bezichtigen zijn.
De opening had met eenige plechtigheid
plaats in tegenwoordigheid van curatoren,
hoogleeraren, studenten, gemeentebestuur,
den bouwmeester Vrijman en tal van andere
autoriteiten.
M. A. S.
gebruikt wordt van het gehele vers 7) dat
kulmineert in deze slotterzine:
Zoo slingert zich soms in een stille stonde
Het zoet verlangen naar de zoete zonde
Gelijk een adder om de ziele heen
(Greebe Sonn. 43)
of in de uitgave van Kloos veel heviger
verlangend!
Zoo slingert zich in deze stille stonde,
Het zoet verlangen naar de zoetste zonde
Gelijk een adder om mijn ziele heen...
(Kloos Sonn. XLVI.)
En of Kloos hierbij nu aantekent O Jacques",
of Greebe duidt dit op zijn wijze aan, maakt
niet zo heel veel verschil, wettigt niet de
uiting van Timmerman:
Vervloekt pervers is die gedachte toch,
Greebe!" 9)
Er zijn meer zulke knoeierijen in dit stuk
op te merken en ik heb het met tegenzin
gelezen, al werd het beter met de laatste
aflevering. En juist dit laatste nummer heeft
mij tot nadenken gebracht over datgene,
wat mij persoonlik aantrok in het boek van
Greebe. Dat waren niet die zgn. verklaringen
van Perks Sonnetten, want die sloeg ik
meest over; het was dit, dat het bevredi
ging gaf aan mijn vraag naar waarheid en
naar Perk zelf, niet de Perk van Kloos.
En nu kan ik nalezende, wat ik hiervór
geschreven heb, dit nagenoeg geheel zo laten
staan; alleen punt 2 moet herzien worden:
Hemelvaart komt n.l. voor in een van de
twee handschriften, die Kloos heeft, als
Zonnegloed, zodat Perk het dus in een van
de oudste 10) opvattingen van de Mathilde
heeft neergeschreven, maar in zijn laatste
samenvatting 11) heeft geschrapt, als niet
voegende in het geheel. De gedachte van
&ewv, Bfo- is al vroeg door Perk in vers
gebracht, al ver vór 1879 12) en daarmee
is dan het bewijs al geleverd dat het niet
tot de Mathilde-cyklus behoort, die ontstaan
en samengesteld is in de maanden Juli of
Augustus tot November 1879; ook van
Sanctissima virgo is geen bewijs geleverd
dat het tot de Cyklus behoord heeft, terwijl
het tegendeel zeer waarschijnlijk is.
Ik ben verder de Heer T. dankbaar voor
enige meedelingen, die ik nu maar voor
waar zal aannemen, ook al ging ik ze zelf
liever na in de handschriften. Ze betreffen
de inhoudsopgave van de twee handschriften
die Kloos heeft; nu toch kan men ten minste
eenigszins nagaan, hoe de verhouding tussen
deze en het hschr. van Vosmaer is. Kloos
heeft dan een door Perk genummerd en een
ongenummerd exemplaar, die Timmerman
G en O noemt, Greebe echter A en B.
Vosmaers hschr. noemt reebe C.
De verhouding blijkt mij dan na onderzoek
waarschijnlik deze: het oudste hschr. van
de cyklus hebben we niet. G (A) is het
oudste wat we hebben, 10) maar telt maar
72 nummers, terwijl Perk zelf zegt, dat de
Mathilde bestaat uit 106 sonnetten 13). O (B)
is (misschien wel onder de invloed van de
vaak benauwende 14) vriendschap van Kloos?)
gewijzigd, in volgorde ten minste, hetzij
dan door Perk zelf, of door Kloos. C (Vosmaer)
geeft de hier en daar veranderde kopie van
het hschr., waarin de schrijver, onder de
invloed van Kloos van daan, weer zich zelf
is geworden. Er kunnen echter wijzigingen
in zijn gekomen die de oorspronkelike stem
ming niet weergeven.
De Mathilde was af, vórdat er van vriend
schap tussen Kloos en Perk sprake is. (plm.
l Nov. 1879); wijzigingen zijn dus van
1880 en in 1881 weken weer vele wijzigingen,
in volgorde b.v., voor de oorspronkelike,
Dit is het beste te zien aan de Grotsonnetten.
die in G (A) No. 63-70 15) zijn, in O (B)
No. 36-43 16), in Vosmaer (C; No. 89-96.
Kloos, meest levende in zijn periode bij de
uitgave, houdt zich in de volgorde aan O;
1) Greebe, Jacques Perk enz. IX. 2) N. G.
1915 blz. 920. 3) Ik kursiveer. 4) N. G. 929.
5) N. G. 218 (Aug.) 6) Betsy Perk, Jacques
Perk enz. blz. 151. 7) Ik kursiveer overal.
8) B. P. 167. 9) N. G. 387. 10) T. bewijst
dit afdoende N. G. 233 vlg. 11) Greebe is
hierin niet weerlegd. 12) N. G. 916. 13) B. P.
93. 14) B. P. 151, 153 en de Nagelaten son
netten van Perk N. G. 1894.15) N. G. 226. 16)
N. G. 223. 17) N. G. 221 18) Gr. 74 noot. 19)
Zie noot l bij mijn stukje zelf.