De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 5 december pagina 7

5 december 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

5 Dec. '15. No. 2006 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het nieuwe bibliotheekgebouw van de Technische Hoogeschool te Delft De hal van het bibliotheekgebouw De Bibliotheek der Technische Hoogeschool Op het oude Excercitie-veld te Delft is de nieuwe bibliotheek van de T. H. S. ver rezen, het eerste gebouw van een reeks, die o.m.een hoofdgebouw met aula, senaatskamer enz. zal bevatten, benevens nog drie ge bouwen, respectievelijk voor het onderwijs in de algemeene weten schappen,weg- en water bouwkunde en bouw kunde. De bibliotheek is ont worpen door den rijksbouwmeester J. A. W. Vrijman. Zij staat geheel vrij, met het front naar een inoud-Hollandschen stijl aangelegden tuin. " De hierbij gevoegde afbeelding toont dui delijk aan, dat het geheel bestaat uit twee gedeelten. Het eerste is een naar den trant der oud-Hollandsche Renaissance gebouwd hoofdgebouw, waarin de wetenschappelijke en administratieve arbeid alsmede het bindwerk enz. verricht wordt, terwijl het tweede een afzonderlijk, ook stilistisch anders beNieuws over Jacques Perk Jacgues Perk's Mathilde-Cyclus in den oorspronkelijken vorm hersteld, door A. C. J. A. QREEBE. 's-Qravenhage, Martinus Nijhoff, 1915. door J. B. SCHEPERS Hoe heeft een jong geslacht gegrasduind in de verzen van Jacques Perk en er de melodie van ingezogen! En toch waren er ook toen al, die daar niet tevreden mee waren en met reden! Zet een heftig lyrikus. een liefhebber van mooie klank, aan de filologiese behandeling van nagelaten handschriften en hij kan er haast niet in slagen van die wetenschappelike taak iets goeds te maken, evenmin als 't omgekeerde zou lukken, en iemand als dr. A. C. J. A. Greebe een ontboezemende Inleiding" als die mooie voor de verzen van Jacques Perk zou kunnen schrijven. Het is maar jammer, dat dit niet voldoende in het oog gehouden is bij de uitgave van Perk's gedichten. De heer Kloos heeft ge noten van de mooie klanken der nagelaten verzen; maar dan weer ergerde hij zich, omdat er in de handschriften een vrije keuze gegeven werd tussen drie varianten. De stemming werd verbroken en hij ging kiezen; maar ook als er geen variant was, ging hij veranderen, omdat het hem niet mooi toeklonk l). De gevolgen zijn niet uitgebleven: waar veel van de willekeur van een.lyries dichter afhing, kreeg men een beeld van de dichter-zelf te zien, dat niet voldeed. Het was geschapen naar het beeld van de uit gever en zo heeft de eerste druk alleen indruk gemaakt op wie van versregels en klankmooi hielden en het Nederlandse be schaafde publiek bleef niettegenstaande de roemende Inleidingen, niettegenstaande de Nieuwe-Gids-lof er skepties tegenover staan, net of het bij instinkt gevoelde: dat is niet de echte mens-Perk, die daar uit die verzen omhoog stijgt; en ook later, toen het eerste bundeltje van 72 sonnetten uitgebreid werd tot 107, toen de 4de druk er zo geheel anders uitzag als de Ie, toen voldeden nadere be schrijvingen van de dichter door meevoe lenden als mej. dr. J. Aleida Nijland en dr. Van der Valk nog in 't geheel niet aan wat wij begeerden. Wij bleven in een mist staan, waarin het eens door Kloos geschapen dichterbeeld steeds waziger omlijnd wegflauwde, zodat men maar liever zweeg, de schouders ophaalde en wachtte, tot het grote boek over Perk, dat Kloos zou schrijven, af zou zijn. Maar Kloos is nu eenmaal geen filoloog en die was er toch voor nodig. Eindelik, 33 jaar na de Ie uitgave, is er dan toch van andere zijde een flinke wind in die mist komen waaien en blijkt er een andere Perk te zijn geweest dan die van Kloos. Men mag dr. A. C. L. E. Greebe dank baar wezen voor het volbrengen van een zware taak; maar geheel voldaan heeft hij ons niet kunnen maken. Het eerste is mij .biezonder aangenaam hier te mogen zeggen. Al in 1897 heb ik geprotesteerd tegen het eigenmachtig veranderen van Perk's tekst, die blijkt nu in 162 woorden en 42 versregels, om maar van spelling, leestekens en aksenten af te zien, afwijkt van een van Perk's eigen handschriften. Dit is dan ge rekend over 32 sonnetten in de eerste uitgave vergeleken met diezelfde in Hschr. C. Ook heeft Greebe waarschijnlik gemaakt dat de andere handschriften (A en B), die Kloos in zijn bezit heeft en zorgvuldig be waakt, niet veel afwijken in tekst van dit, dat hij Hschr. C. noemt, dat ten grondslag aan dit boek ligt en waarschijnlik het laatste is door Perk geschreven. Waarschijnlik, tot tweemaal toe en daarmee is meteen gezegd, waarom wij niet geheel voldaan zijn. Als Kloos eens samengewerkt had met Greebe en deze had zijn detektive" speurtalent eens kunnen verenigen met de dichterlikheid van Kloos. Ze waren eens samen aan 't vergelijken gegaan en aan 't samen stellen van het boek, dan was er iets biezonders van geworden. Maar nu heeft Greebe het monnikewerk gedaan en een land be woonbaar gemaakt voor Kloos om er in te gaan wonen, als deze tenminste zo verstandig is van de gelegenheid gebruik te maken. Ze is enig voor hem. Nu staan echter al wel enige dingen na dit onderzoek voor mij vast: 1. Er zijn in de eerste druk van Perk's gedichten veel eigenmachtige wijzigingen aangebracht: uit de ruim honderd is een uitgelezen keur van schoone gedichten" ge schift en wel 72; de volgorde is daarbij gewijzigd, de verdeling in vier boeken is een vinding van Kloos, (blz. 119) die vol Plato zat (blz. 26) toentertijd, veranderingen in de verzen zijn er gemaakt enz. 2. In de Ie, ook in de 4e en volgende vermeerderde drukken zijn pok verzen opge nomen, die niet uit de tijd zijn van de Mathilde-cyklus, maar van later n.l. Sanctissima Virgo, Hemelvaart en AEW Qto:. Daar mee is Perk geplatoniseerd"(blz. XIII); 3. Verklaringen als die van mej. dr. J. M. Nijland en dr. J. van der Valk op ver draaide of onvoldoende gegevens berustende konden nooit een juist beeld van Perk geven; hij was anders, menseliker; 4. In de 4e druk en volgende is aan de toen nieuw toegevoegde verzen veel minder opzettelik veranderd dan in de eerste druk, maar 70 woorden, maar 5 versregels (op de ± 4500 en 448 weer van 32 sonnetten in vergelijking met de tekst in Hschr. C.) Maar de indeling in 4 boeken van Kloos is ook daar behouden; 5. Vosmaer's voorrede voor de Ie druk was al geschreven, voordat hij nog de uit slag van het werk van Kloos wist; wat Vosmaer dus hierover zegt, heeft geen waarde, wel wat hij van Perk's leven vertelt. En dan, wat wel het voornaamste is: 6. de kompositie van EEN IDEAAL, sonnettenkrans van Jacques Perk (zo heet de cyklus in dit Hschr.), bestaande uit 3 inlei dende en 3 sluitende sonnetten met daar tussen 100 sonnetten, die Liefddeven heten gezamenlik, geeft aannemeliker voorstelling van de dichter, ook in verband met wat wij van elders weten (uit het boek van mej. Betsy Perk), dan de kompositie, die er van gemaakt is in de Ie druk en waarvan de grondslag, de indeling in 4 boeken, de verdere uitgaven door behouden is. Zo gaat Perk meer voor ons leven, is minder tot een abstraktie geworden. De reden, waarom mej. Nijland's beschouwingen niet voldeden, is mij nu helder geworden : Perk hield bij haar op een levend mens te zijn. 7. de moeilikheden, die de grotsonnetten mij opleverden (Taal en Letteren 1901) worden door de historie van het ontstaan gedeeltelik weggenomen en anderdeels door de andere plaats waarin Hschr. C ze plaatst, n.l. niet vlak na de scheiding, maar tegen het terug zien van Mathilde door de dichter. 8. Greebe heeft mij aannernelik weten te maken, dat de cyklus daar lag, tegen 't einde van Perk's leven, als een stuk van vroeger denkleven 2); dat hij al weer aan andere liefde denkende met zijn Johannaideaal voor ogen, er gerust uit putte om een Helle- en Hemelvaart samen te stellen met de in later tijd geschreven sonnetten Sanctissima Virgo, Hemelvaart en AE<V>! O^ en mogelik niet meer aan uitgeven van de cyklus dacht. 9. Greebe omlijnde nader dit Johannaideaal, zodat ik ook Iris beter kan begrijpen. In ieder geval ik heb in korte tijd dit zonderlinge boek tweemaal doorgewerkt en dat vind ik er voor pleiten, al blijft het boek zonderling. Immers de auteurswet verbood het her drukken van Perk's verzen in enigszins andere volgorde zeker, maar op zich zelf in overeenkomstige vorm en daarom krijgen we een overzicht van de verzen met aangifte van alle varianten. De poëzie is voor het oog schuil geraakt zodoende, maar daar staat tegenover de noeste vlijt, de warme geest drift van de schrijver, die zich alle moeite getroost, om de waarheid te vinden; en dat boeit op zich zelf ook, sleept mee en, wie, als ik zelf, uit twee gewone Perk-uitgaven een eigen handschrift C samenstelt, komt handeld geheel vormt, waarin de boeken worden bewaard. Het hoofdgebouw vertoont rechts een rechthoekigen toren, door een dakruiter bekroond, en links (midden op de afbeelding) een aanbouw zonder verdieping, waarin de leeszaal voor algemeene wetenschappen is gevestigd. Treedt men de bibliotheek door den hoofd ingang binnen, dan komt men door een por taal in een groote hal, die haar licht van achteren ontvangt en de hoogte heeft van j het geheele gebouw. Rondom loopt een gaanderij, gedragen door rondbogen op grijze zuilen van Beiersch graniet. Op de borstwering der gaanderij staan wederom zuilen (afwisselend enkel en gekoppeld, de enkele met een door jonischen stijl geïnspi reerd kapiteel), die op rondboogen den boven bouw en de kap dragen, die rpndvensters vertoont met gekleurd glas, waarin de namen tot de stellige overtuiging, dat dit Hschr. volstrekt niet een der vele nagedachten des dichters" kan zijn als Kloos beweert; de motieven" waren volstrekt niet ver flauwd", 't Is echt de dichter zelf, die aan 't woord is: hij is er geheel in. Ik vind bovendien in dit boek de werkelikheid van Perk's kennismaking met Mathilde Thomas niet de Reul, als ik meende ; 't landschap en de omgang, ze worden beide uitvoerig beschreven en datgene waar ik om gevraagd heb in ditzelfde weekblad in de nummers van 26 Januari en 9 Maart 1902, ik vind het hier in hoofdzaak bijeen. Niet dat ik nu tevreden ben met elke verdediging van elke regel die in dit Hschr. C. voorkomt; neen, vaak heb ik een vraagteken gezet en bij Kloos het leesteeken b.v. geprezen, waardoor een meer juiste betekenis aan het vers gegeven wordt, maar dit is werk van de dichter zelf en het doet hem mij nader staan. Ik wacht nu op het al zo lang aangekondigde boek van Kloos zelf over Perk en hoop, dat hij een nauwkeurig gebruik daarbij zal willen maken van dit uiterst nauwkeurige boek. En laat zich dan nu het licht over Perk's leven verder vredig uit de wolken losmaken. 't Is zo al wél geweest. 1) Vgl. Greebe t. a. p. blz. 74, noot. Met de woorden in een schrijven aan mij van Kloos, 10 Desember 1901, dat er door Vos maer veranderingen waren aangebracht bij de eerste druk (zie ook XIV Jaar Litteratuur geschiedenis dl. II blz. 191) en dat hij, Kloos, Jacques Perk's oorspronkelijke lezingen, tot (z)ijn groote vreugde, hersteld (had)", is deze noot niet in overeenstemming. Men behoeft ook maar eens naast elkaar te leg gen b.v. Mijmering ed. Kloos XXXII en het zelfde vers Tot wederziens ed. Greebe 30, om het verschil te zien. Kloos zei ook toen nog en dat typeert hem (in 1901, in dat zelfde schrijven): dat Vosmaer, inhetconstrueeren van dezen regel Leeft in mijn peinzende herinnering geen ongelijk had, want J. P. had door zijn regel Bewaart daaraan een zoete herinnering de hut, geheel op zich zelf, bezield gemaakt buiten alle aanraking met de ziel van den dichter om. Terwijl daarentegen, in Vosmaer's regel Leeft in mijn peinzende herinnering de hut een deel wordt van 's lyrischen dichters zieleleven, en daardoor waarachtiglijk be zield." Hierbij sluit in die brief onmiddellijk aan: De kwestie van de vermeende emendatie's is, met dit presies en accuraat verslag van feiten voor-goed uit-de-wereld, want opgelost, vertrouw ik, niet door vermoe dens en redenatie, maar door iemand, die de dingen zelf heeft beleefd." Uit de wereld! Het mocht wat! 2) Ook mej. Betsy Perk had mij dit in 1902 al verzekerd. N A S C H R l F,T De aankondiging van een vernietigende kritiek, die in de Nieuwe Gids zou worden uitgebracht over dit boek, een kritiek, waarvan Willem Kloos zelf zei: alles wat hier volgt is precies overeenkomstig de waarheid," deed mij aarzelend aan de Redaktie verzoeken het hiervór geschrevene nog terug te houden, tot ik die kritiek had kunnen verwerken. Ze werd langer dan ik gedacht had en ik wil ook daarover, zij het met tegenzin, het mijne zeggen. Allereerst over de toon, die door de schrij ver Dr. Aeg. W. Timmerman zelf aldus wordt gegispt: ik ben heftig, scherp, ja grof ge weest." Nu hij had er bij kunnen voegen onbillik en vals. En omdat in dit laatste woord een beschuldiging zit, moet ik bewijs van valsheid, van verdraaiing van waarheid geven, al kan ik er hier ook niet te ver op ingaan, omdat een weekblad daar geen ruimte voor heeft. Als Greebe de gedachte van Vosmaer, die hem deed besluiten tot de uit gave van Perks gedichten, aldus omschrijft: 1) Ik vertrouw Kloos, die mij gezegd heeft, dat hij Perks bedoeling kende en den sleutel had dien ik miste. En daar hij een jeugdige beginneling is, die nog zeer onlangs naar aanleiding van zijn Perk-In-Memorian in den Spectator zeer van bekende ingenieurs (o.a. F. W. Conrad, G. E. Rumphius) zijn aan gebracht. In deze hal, die als uitleenbureau dient, staan de catalogi in kas ten langs de wanden. Naast de hal is de leeszaal voor alge meene wetenschappen en verder vindt men beneden nog de lees zaal voor de docenten, de kamers voor bibliothecaris, conservator, binderij en expe ditie. Boven zijn de leeszalen voor natuur kunde, werktuigkunde, scheepsbouwkunde enz., benevens afzonderlijke kamers voor degenen, die voor hun proefschrift werken alsook die voor den wetenschappelijken assistent. Voorts bevat het gebouw een hard gevallen is door vele schrijvers, houd ik het schild van mijn naam bo ven hem." Dan is het voor ieder duidelik dat die gekursiveerde hij Kloos is. Timmerman zegt hiervan, en de verdraaiing springt in 't oog, met de kennelike bedoeling om Greebe een schop te geven 2): Ik vertrouw Kloos" - och kom! die onnoozele Vosmaer toch die mij ge zegd heeft, dat hij Perk's bedoeling kende en den sleutel" had dien ik miste. En daar hij hiermede bedoelt Greebe Jacques Perk; 3) Vosmaer schreef heusch duidelijker! T een jeugdige beginneling is... houd ik het schild van mijn naam boven hem." Ieder die T leest en de oorspronkelike tekst van Gr. er naast legt, ziet de mening vervalsing, die ook in dat och kom! die onnoozele Vosmaer toch" ligt, want het is weer heel duidelik dat het ik vertrouw Kloos" van Greehe zo niet bedoeld is. Timmerman vervalst door een hele tussen zin van 21 woorden weg te laten. En als dan zo iemand zegt: 4) Neem nou een goede raad aan Greebe, van een oud man van ondervinding en tracht geen weten schappelijk boekske te schrijven zonder de bronnen vooral nauwkeurig" te consul teeren;" dan krijg ik een gevoel van walging. Dit ne voorbeeld uit de Junie-aflevering. In 't Augustus-nummer dit staaltje. Als Timmerman 't bewijs wil leveren, 5) dat Kloos wel zeer intiem met Perk heeft om gegaan, wordt verwezen naar het boek van Mej. Betsy Perk over hem en hij noemt plaatsen in een noot: B. P. pag. 97, 98, 116?119. Brieven van 9 December '80, 28 April '81. Waarin: hoe ik met X Kloos heb gebroken. Hierin erkent J. P. dat hij opvliegend tegen Kloos was: 3) dat ik op vliegend ook tegen mijn vader werd." Dit is weer een mooi staaltje, waarbij T. er op rekent dat men niet tot de bronnen zelf zal gaan. Doet men dat, dan blijkt er geen woord van waar. Het laatst aangehaald zinnetje van Perk staat in dit verband: 6) Ik (J. Perk,\ was dood eenvoudig in Den Haag om op een veiling bij Van Stockum Urieksche boeken te koopen. Ook wilde ik dien X eens wennen aan Jacques-loosheid, 3) Weshalve ik vier dagen ten huize van Oom Enderlein vertoefde en... rustte. Ik wilde eens wat ontspanning hebben, een weinig ver strooiing nu de twcezaamhcid, waartoe ik door X gedrongen werd. Wel is waar ben ik niet al te fiks en heb veel ge leden aan zenuwen, welke over prikkeling veroorzaakte, dal ik bijzonder opvliegend ook tegen mijn vader werd." 7) Men ziet het, dat is geheel iets anders, van opvliegendheid tegenover Kloos is geen sprake; bovendien is de band met Kloos einde 1880 niet verbroken nog, terwijl in de brief van 28 April 1881 alleen dit gezegd wordt: 8) Allerlei zaken heb ik u mede te deelen, die u belang kunnen inboezemen. Hoc ik met X heb gebroken enz." Verder geen woord over die X. Op welke voet staat nu de schrijver van die noot met de waarheid!? Toch hebben wij reden om T er dankbaar voor te zijn: hij vervangt met goedkeuring van Kloos immers, let wel! X door Kloos in het boek van Mej. B. Perk, en maakt daardoor de gehele ver houding van Perk en Kloos duidelik, en nu ziet men, wat men van te voren alleen maar vermoeden kon: hoe geheel anders Perk tegenover Kloos stond dan omgekeerd. Maar hierover later elders meer. En nu weer in de laatste, September, afl. N. G. hetzelfde verdraaien: Greebe zegt van het Sonnet: Een adder: Het geheele vers is zwoel van ero tische phantasie. De bezie gloeit, 'tgeiteblad (?kamperfoelie) omvat roos en rotsen en omarmt de blauwe verte." Hiervan zegt Timmerman: 9) .,Een adder" waar de kuische Greebe uit: de bezie gloeit 7) enz. volgt bo vengenoemde aanhaling dit venijn zuigt: het geheele vers is zwoel van erotische phantasie." Terwijl voor diegene die het vers er naast legt weer (duidelijk is, dat de uitdrukking Een der leerzalen tentoonstellingszaal, waar-de nieuw aange kochte plaatwerken te bezichtigen zijn. De opening had met eenige plechtigheid plaats in tegenwoordigheid van curatoren, hoogleeraren, studenten, gemeentebestuur, den bouwmeester Vrijman en tal van andere autoriteiten. M. A. S. gebruikt wordt van het gehele vers 7) dat kulmineert in deze slotterzine: Zoo slingert zich soms in een stille stonde Het zoet verlangen naar de zoete zonde Gelijk een adder om de ziele heen (Greebe Sonn. 43) of in de uitgave van Kloos veel heviger verlangend! Zoo slingert zich in deze stille stonde, Het zoet verlangen naar de zoetste zonde Gelijk een adder om mijn ziele heen... (Kloos Sonn. XLVI.) En of Kloos hierbij nu aantekent O Jacques", of Greebe duidt dit op zijn wijze aan, maakt niet zo heel veel verschil, wettigt niet de uiting van Timmerman: Vervloekt pervers is die gedachte toch, Greebe!" 9) Er zijn meer zulke knoeierijen in dit stuk op te merken en ik heb het met tegenzin gelezen, al werd het beter met de laatste aflevering. En juist dit laatste nummer heeft mij tot nadenken gebracht over datgene, wat mij persoonlik aantrok in het boek van Greebe. Dat waren niet die zgn. verklaringen van Perks Sonnetten, want die sloeg ik meest over; het was dit, dat het bevredi ging gaf aan mijn vraag naar waarheid en naar Perk zelf, niet de Perk van Kloos. En nu kan ik nalezende, wat ik hiervór geschreven heb, dit nagenoeg geheel zo laten staan; alleen punt 2 moet herzien worden: Hemelvaart komt n.l. voor in een van de twee handschriften, die Kloos heeft, als Zonnegloed, zodat Perk het dus in een van de oudste 10) opvattingen van de Mathilde heeft neergeschreven, maar in zijn laatste samenvatting 11) heeft geschrapt, als niet voegende in het geheel. De gedachte van &ewv, Bfo- is al vroeg door Perk in vers gebracht, al ver vór 1879 12) en daarmee is dan het bewijs al geleverd dat het niet tot de Mathilde-cyklus behoort, die ontstaan en samengesteld is in de maanden Juli of Augustus tot November 1879; ook van Sanctissima virgo is geen bewijs geleverd dat het tot de Cyklus behoord heeft, terwijl het tegendeel zeer waarschijnlijk is. Ik ben verder de Heer T. dankbaar voor enige meedelingen, die ik nu maar voor waar zal aannemen, ook al ging ik ze zelf liever na in de handschriften. Ze betreffen de inhoudsopgave van de twee handschriften die Kloos heeft; nu toch kan men ten minste eenigszins nagaan, hoe de verhouding tussen deze en het hschr. van Vosmaer is. Kloos heeft dan een door Perk genummerd en een ongenummerd exemplaar, die Timmerman G en O noemt, Greebe echter A en B. Vosmaers hschr. noemt reebe C. De verhouding blijkt mij dan na onderzoek waarschijnlik deze: het oudste hschr. van de cyklus hebben we niet. G (A) is het oudste wat we hebben, 10) maar telt maar 72 nummers, terwijl Perk zelf zegt, dat de Mathilde bestaat uit 106 sonnetten 13). O (B) is (misschien wel onder de invloed van de vaak benauwende 14) vriendschap van Kloos?) gewijzigd, in volgorde ten minste, hetzij dan door Perk zelf, of door Kloos. C (Vosmaer) geeft de hier en daar veranderde kopie van het hschr., waarin de schrijver, onder de invloed van Kloos van daan, weer zich zelf is geworden. Er kunnen echter wijzigingen in zijn gekomen die de oorspronkelike stem ming niet weergeven. De Mathilde was af, vórdat er van vriend schap tussen Kloos en Perk sprake is. (plm. l Nov. 1879); wijzigingen zijn dus van 1880 en in 1881 weken weer vele wijzigingen, in volgorde b.v., voor de oorspronkelike, Dit is het beste te zien aan de Grotsonnetten. die in G (A) No. 63-70 15) zijn, in O (B) No. 36-43 16), in Vosmaer (C; No. 89-96. Kloos, meest levende in zijn periode bij de uitgave, houdt zich in de volgorde aan O; 1) Greebe, Jacques Perk enz. IX. 2) N. G. 1915 blz. 920. 3) Ik kursiveer. 4) N. G. 929. 5) N. G. 218 (Aug.) 6) Betsy Perk, Jacques Perk enz. blz. 151. 7) Ik kursiveer overal. 8) B. P. 167. 9) N. G. 387. 10) T. bewijst dit afdoende N. G. 233 vlg. 11) Greebe is hierin niet weerlegd. 12) N. G. 916. 13) B. P. 93. 14) B. P. 151, 153 en de Nagelaten son netten van Perk N. G. 1894.15) N. G. 226. 16) N. G. 223. 17) N. G. 221 18) Gr. 74 noot. 19) Zie noot l bij mijn stukje zelf.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl