Historisch Archief 1877-1940
5 Dec. '15. No. 20Q6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
(LITERAIRE BESCHOUWINGEN
De ziel met Gods genade aangeblikt
Ach vriend'lijk aangezicht des Meeren
Hebt gij de gansche kreatuur
Gelijk vergeeten, deezer uur,
Om u alleen tot mij te keer en?
Ach, vriendelijke levensblik!
Het is mij nu, o mijn beminden !
Als was er nergens iets te vinden
Als was er niets als gij en ik.
Ik ben mijn Liefs en hij is mijne
O Bloempjes uit het Paradijs,
O schoone reuk, o schoone spijs,
Nooit moet mij uwe kracht verdwijnen.
Is dit die smalle en steile baan?
O wereld zaagt gij uit mijn oogen!
Gij kwaamt van uwen weg gevloogen
Gij liet den slijk voor 't goud wel staan.
Nu kan ik aardsche vreugde derven
Nu gij, o bron van alle goed
Zoo lieflijk welt in mijn gemoed
't Wil honderd dooden om u sterven.
Wat IK hier spreek zal die verstaan'
Die hier eens heeft te gast gegaan.
Zouden er veelen zijn die Joannes Luiken
hier verstaan ? Het is het hoogste wat de
mensch op aarde kan bereiken, deeze
oopenbaring, deeze innerlijke verheldering en
troost. Meer behoeft niet en wie het eens
gehad heeft, behoudt het weeten ervan, ook
al is tijdelijk het gevoelen weg. Dat is het
Geloof, een vertrouwend weeten en her
inneren, ook al is het gevoel dor en leedig.
De heldere gevoels-wijsheid kan ver
duisteren terwijl de herinnering bewaard
blijft en ons steunt.
Maar wie zoo eenvoudig en onmiddelijk
oover deeze zeegen spreekt als Luiken hier,
toont daarmee een begenadigde te zijn, en
zijn geluk straalt op ons af.
F. v. E.
* . *
Het heilige moeten, door zuster SN
FLINGA (Mrs Little)
Een aardig, leezensvvaardig boek. In den
stroom van novellen-bundels, dichtwerken
en romans, een boek dat dadelijk boeit door
geest, door losheid en leenigheid van stijl
en door weetenswaarde bizonderheeden.
Het is niet duidelijk of de schrijfster wer
kelijk zuster Snöflinga of Mrs Little heet
maar het komt mij voor dat het echte
Oorlogspoëzie onder ons Volk
Voor mij liggen enige deels sentimentele,
deels galgenhumoristiese, pathetiese,
boetprofetiese en satirieke gedichten ; geen
teerdromerige sentimentaliteit, geen fijne humor
(evenmin a's in de verzameling Kriegs-Humor
aus groszer Zeit) *), geen overweldigend
pathos of profetisme en geen
ongenadigtoornende satire: het zijn maar straatzangers
liedjes, gekocht voor enkele centen wie weet
van de dichter-zelf, braniënd-deklamerend op
de hoek van een straat:
Zij verkopen als Judas voor 'n kleinigheid
Onze neutraliteit!"
of aankondigend voor een kring van lakoniek
luisterend publiek: Het twede koepiet van
Nederland neutraal!"
Het is volkskunst, deels anoniem, deels
ten gemakke van de 25e eeuwse
pamflettenspeurder van de auteursnaam voorzien:
Vrede op Aarde.' Het Kerstlied van het
?'aar des heils 1914!! Door J. A. Goos. Of:
Mobilisatie Ellende. Voor rekening van W. H.
Nieuwstraten. (Druk: J. de Koning,
Zaagstraat 10, Rotterdam). Soms is ook de melodie
aangegeven: Een brief van de grenzen ge
schreven door een Soldaat aan zijne Moeder.
Wijze: De Blauwe Kiel. Mobilisatie Ellende.
(Wijze: lts a long way..."). Dit laatste
lied is bovendien versierd met een prentje,
voorstellende een gezin van man, vrouw en
kind onder de hanebalken, in het laatste
stadium van- hongersnood en vertwijfeling.
Er is niet eens een heel fijne
theologiespolitieke neus noodig, om onder deze
oorlogspoëten de paganistiese bokken en de ge
lovige schapen aan te wijzen en de grenslijn
te trekken, de autonome van heteronome
bodem scheidt. Ondanks de Godsvrede ook
hier de Antiihese.
W. H. Nieuwstraten ziet meer de kleine,
stoffelike gevolgen dezer tijden:
En dan ga je, je moet toch eten,
Naar 't Steuncomité,
Daar krijg je dan toegemeten
Vier honderd centen voor je twee;
En vijftig centen voor elk kindje
Dat op je boekje staat
lts a long, long way naar de commissie,
Twee en twintig, Wijnstraat !
J. A. Goos ziet de grote oorzaak: de zonde.
, De verloochening der leer van Christus als
de grootste oorzaak van den Europceschen
Oorlog" heet zijn J'accuse. De grootte van
dit gedicht is evenredig met die van 't hui
dige verderf: het meet ISkoepletten, elk van
8 regels. Al is hij in zijn
anti-mammonistiese ijver wel eens
onhistories-materialisties, hij is evenmin zuinig op z'n
uitroepteekens als op z'n verduidelikende toevoe
gingen en noten. Heeft hij in zijn Vrede op.
Aarde! geschreven: "
*) Verlag Johannes Böttger, Köln. Preis
10 Pfg.
brieven zijn, geen fictieve. Het [laat zich
aanzien als een correspondentie die wer
kelijk in de jaren 1904?1906 heeft plaats
gehad, en die later pasklaar gemaakt is
voor iets dat op een novelle in brieven
gelijkt.
Zulke boeken hebben een aantrekkelijk
heid, die zelden in fictieve werken wordt
bereikt. Er openbaart zich een persoonlijk
heid, die niet voor de meenigte poseerde,
maar zich direct gaf aan een lieve vriendin.
En het boek geeft een mooyen kijk op
Japan, op het Japansche volk, dat zoo ver
schillend, en vaak zoo onbillijk wordt be
oordeeld, en dat toch voor ons zooveel
leerzaams heeft. Het is toch maar het
eenige volk der aarde, waar de zindelijk
heid, de liefde voor bloemenschoonheid, en
de strenge zelfbeheersching eigen zijn aan
alle standen, en behooren tot de algemeene
volksgeest.
F. v. E.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
HATELIJKE ADVERTENTIËN
Hij liegt alsof het gedrukt stond", het
woord is oud doch heeft nog altijd courante
waarde. Want wat in de dagbladpers ge
drukt wordt, krioelt nog steeds van onwaar
heden, kleine, onbeduidende, groote en
ont. zettende waarheden.
Als men nu maar niet meent, dat ik hierbij
het oog heb op de oorlogstelegrammen
daarin kan men Wahrheit und Dichtung"
nu eenmaal niet van elkaar onderscheiden.
En ook denk ik voor het oogenblik niet
aan het redactioneele gedeelte van eenig
persproduct; ik wil van mijn collega's geen
kwaad zeggen, al zou ik niet gaarne willen
beweren, dat wat aan hun pen ontglipt,
steeds met de waarheid strookt. Neen, ik
wil bij het schrijven van deze regelen enkel
denken aan de laatste pagina's onzer dag
bladen, die waarop de advertenties prijken.
Er zijn menschen, die ze nooit inzien;
men zegt dat dit vaak journalisten zijn. Er
zijn ook menschen, voor wie het de liefste
literatuur is, begrijpelijkerwijs zijn dat de
uitgevers van dagbladen. Want in de adver
tenties schuilt de nervus rerum", zonder
advertenties kan een courant niet bestaan
en hoe rijker dat deel van een krant is
voorzien, des te rijker kan het redactioneel
gedeelte er van verzorgd worden.
Wat zijn advertenties?
Mededeelingen van particulieren, hande
laars of niet-handelaars aan het publiek.
Wie zulke mededeelingen wenschte te doen
huurt voor een bepaald bedrag een deel
Do You Drink German Waters?
mr Ballle ? cry of Ihe Allira
Shoulder lo Shoulder. in War and T rade.
Kwam die Christus toch eens kijken,
Keerde Hij nog eens weerom,
Hij zou weer gruwen van de rijken,
vlug plaatst hij bij die rijken een noot:
De goede buiten beschouwing gelaten."
Zijn tussen haakjes geplaatste vraagtekens
zijn als knipoogjes en elleboogduwtjes:
Men wijdde gebed en offeranden
Aan het lijden van den Heer,
Men ging vervolgen en verbranden
Dat alles steeds ter Zijner eer (?) (=Snap je ?)
Ik citeer nog een gedeelte uit de De Ver
loochening enz.:
Hij zag een valsche priesterbende
Heulen met het kapitaal,
En 't volk verdrukt in diep' ellende,
In strijd met Zijn Heilig Ideaal.
Hij zag geen troost door priesters brengen,
Waar wanhoop heerschte in 't gezin,
En hun ook niet in zaken mengen,
Waar het betrof recht Christenzin;
Verloochenen zag Hij hun, Zijn streven,
Voor het heil van den mensch op aard'
Om in liefde saam te leven,
Scheen hun Christus leer niet waard.
Toen den kruismoord was voltrokken,
Hangend tusschen twee moordenaars in.
Rukten zij Zijn leer aan brokken,
En maakte zich die tot gewin;
Men ging de misdaad exploiteeren,
Door Christusbeelden op hout en brons,
En op den rand van den rijksdaalder,
Sloeg men de woorden: God zij met ons".
Toen was 't gedaan met den God van Liefde,
Voor hem was hier op aard geen plaats,
Bij schriftgeleerden en farizeërs,
Of Christenen van zeven kraats;
Mammon werd toen aangebeden,
Dat was vooraan den god op aard,
De weg van Christus werd vermeden,
Die scheen het menschdom niets meer waard.
Deze Christen-anarchist is
ontegenzeggelik de meest literaire onder mijn oorlogs
dichters. De gloed van de Wapene Mirtijn
laait ook in zijn verzen, en als hij in
profetiese extase het metrum doorbreekt of schijnt
te bazelen of van het verhevene in 't banale
vervalt of omgekeerd (dit laatste doet zelfs
Da Costa, doen ook de blijmoedige psalmisten
van het Leger des Heils), wie zal daarom
zijn roeping miskennen?
Priesters, Dominé's en Rabbi's,
Schaarden zich bij 't Kapitaal,
Dat de Kruisdood had voltrokken,
Als een historisch wereldschandaal.
Men ging den volk'ren toen verkonden,
Dat Jezus vrti gestorven was,
Ter verlossing van de zonden,
En daaraan hield men stevig vast.
Zij die in nood een broodje stelen,
Noemt men gewoon bandieten,
En zij die zich met zwendel verrijken,
Klimmen op tot de elite.
De strijd van Jezus heeft bewezen,
Dat het niet Gods wil kon zijn,
Dat honger op aarde werd geleden,
Terwille van het mein en dein ;
De zonde van het woest begeeren,
En den militairen stand,
Zijn in strijd met den wil des Heeren,
En wordt den val van elk land.
Kom dan mannen, kameraden,
Handelt naar de Christus leer,
Blijft die langer niet versmaden,
Door den moord met het geweer;
Denkt toch aan uw vrouw en kinderen.
Reikt elkaar de Broederhand,
Dan kan de rest uw niet meer hinderen
Want den Hemel worde uw Vaderland.
In zijn Vrede op Aarde! Het Kerstlied
van het jaar des heils 1914!! heef hij meer
concrete grieven : Tegen de offerbussen in
de kerken, tegen 't verhuren der zitplaatsen,
tegen de veldpredikers:
Hij preludeert plechtig in deze tijdzang:
Klokken die luiden in dorpen en steden,
En wekten de menschen des nachts uit hun bed,
Om te brengen hunne gebeden
Bij den Koning van Nazareth;
In de kerken aangekomen,
Knielden zij deemoedig neer,
Bij den stal versierd met boomen,
Met een steenen Lieve Heer".
Maar der kerken klaghe wordt weldra
toornig en bitter:
Thans heeft men te constateeren
Dat stoelen en banken zijn verpacht
Voor het geld, aan dames en heeren.
Schreeuwend onrecht in Kerstnacht.
Maar in de brandkast of in kluizen,
Daar woont hun ware Lieve Heer".
van de oppervlakte van een bladzijde van i
een dag-, week- of maandblad en laat op !
die gehuurde plaatsruimte opnemen wat
hij wil.
Wat hij wil de redactie van het blad
heeft er niets mede uit te staan. En de
directie, de uitgever, ook niet?
Dat is een vraagstuk, een quaestie ge
worden. De klassieke opvatting, in ons land
nog veelal gehuldigk, is, dat de
advertentiebladzijce gelijk staat met een
stadsaanplakbord. Wie daar wat op wil plakken, betaalt
zeker bedrag, doch de inhoud blijft te zijner
verantwoording. Alleen zal de pachter voor
komen, dat er wat aangeplakt wordt, dat
hetwelk strijdig is met de openbare orde
of de goede zeden. Hij doet zulks echter
niet uit moreele doch uit puur egoïstische
overwegingen. Liet hij dergelijke
onbehoorlijkhede»wel toe, dan zou hij waarschijnlijk
bij de eerste de beste gelegenheik zijn pacht
verliezen en allicht, ingeval v<in een straf
vervolging als medeplichtige worden
beskhouwd.
Aij een krant evenzoo: uiterlijke aanstoot
moet voorkomen worden omdat men anders
abonnés verliest of zelfs met den strafrechter
in aanraking zou kunnen komen. Maar om
de innerlijke waarde van een advertentie,
bekommert een uitgever zich niet en kan
hij zich ook niet bekommeren, zegt de voor,
stander der klassieke opvatting. Immers,
wanneer hij kritiek uitoefende op de inner
lijke waarde van een advertentie, zelf wilde
beoordeelen of wat daarin gezegd wordt
al of niet met de waarhetd strookt, dan
begeeft hij niet alleen zich-op zeer glad ijs,
doch, wat nog gevaarlijker is reikt hij daar
mede een getuigschrift van deugdelijkheid
en waarheid uit aan de advertenties, die hij
ter opneming in zijn blad waardig keurt.
Nieuwere opvattingen op dit punt zijn niet
zoo orthodox.
Nu ja, redeneeren de voorstanders daarvan
een uitgever is geen alwetende, doch hij
kan toch wel beginden met het ergste te
bannen en desnoodig kan hij zich de voor
lichting verzekeren van een deskundige. Bij
dit laatste denkt men in het bijzonder aan
de patent- en geheimmiddelen, die men in
alle Nederlandsehe bladen op enkele uitzon
deringen na, aantreft, tot groote ergernis van
de vereeniging tegen de kwakzalverij, welke
reeds vele jaren met onverdroten toewijding
en groote virtuositeit strijd voert tegen die
middelen. Bij de kranten heeft zij intusschen
gelijk hier de uitzonderingen bewijzen
tamelijk bot gevangen, waarmede zij achter
staat bij hare zusters in den vreemde. In
Amerika tenminste is men druk in de weer
om kwakzalversadvertenties uit de bladen te
verdringen. Een belangwekkenden kijk op
dien strijd tegen onwaarheid in de adver
tenties van een mijner lezers in het dezer
dagen bij Ipenbuur en Van Seldam alhier
verschenen boekje Waarheid in Reclame",
een Nederlandschen bewerking, door den
heer S. van Win alhier geleverd van een
artikelen reeks van Samuel Hopkins Adams
in den New York Tribune.') Aardige dingen
worden daarin verteld op de pakkende wijze,
waarvan de Amerikanen het geheim schijnen
te bezitten, en de heer Van Win heeft het
boekje aan beteekenis doen winnen door zijn
aanteekeningen betrekking hebbend op Ne
derlandsehe toestanden.
De heer Van Win moet het me niet erg
kwalijk nemen, dat ik niet alles geloof wat
de oorspronkelijke auteur mededeelt omtrent
de ontzettende eerlijkheid van sommige
Amerikaansche adverteerders, dat er niet in
loopt, als een winkelier het met open oogen
bedot, en het ontzettende fatsoen van dag
blad-uitgevers, die de schade vergoeden
Jezus was een arme stakker,
Zonder paleis of kathedraal,
Maar hij schudde het volk wakker,
Met zijn Majesteitsmoraal ;
Na zijn dood kwamen aardsche vorsten,
Aan het hoofd van Staat en Land,
Met ridderkruizen op hun borsten,
En een zwaard als onderpand.
Dominés in uniformen,
Staan te preken op het veld;
Maai op zulke zielenhoeders"
Is de Heiland niet gesteld.
GIJ ZULT NIET DOODEN !! wordt verzwegen,
In 't belang van t ruw geweld,
Zij hebben zich als zilverlingen
In den dienst van 't goud gesteld.
welke het publiek lijdt door oneerlijke
advertenties.
De auteur is een Amerikaan en wee
de wolf, die in een kwaad gerucht staat!
Amerikanen schieten nu eenmaal graag met
spek. Maar het zal ook wel niet allemaal
gefantaseerd zijn en ik wil wel aannemen,
dat er in Amerika werkelijk een krachtige
beweging gaande is tegen de leugen-adver
tenties, zelfs, dat die nu ook naar Engeland
is overgewaaid. Maar de oorlog schijnt ten
dezen ook al stremmend te werken; want
haast tegelijk, dat ik het boekje van den
heer Van Win in handen kreeg, maakte ik
kennis met een noodkreet van Duitsehe zijde
over de wijze, waarop de adverteerders in
Engelsche bladen deelnemen aan den
economischen strijd, welke tegen Duitschland is
aangebonden. Die noodkreet is geformuleerd
in een boekje das Weissbuch des deutschen
Inserenten" getiteld en dat in opdracht van de
Vereeniging van uitgevers van geïllustreerde
bladen in Duitschland is samengesteld.
De daarin geuite klachten zijn voor een
deel niet geheel billijk. De Engelsche adver
teerders putten uit den oorlog stof en aan
leiding om hunne waren aan te prijzen. En
als een Engelsch fabrikant voor zijn
Oxobouillon zijn ziekestoelen of zijn whisky
reclame maakt met behulp van illustraties,
die doelen op den oorlog, dan zou ik willen
beweren, dat een Duitsche fabrikant niet
beter aan doet dit. voorbeeld navolgen, dan
er zijn ergernis over te luchten.
T
Maar anders staat het gesteld met de
reclames, waarin de Engelsche koopman of
fabrikant misbruik maakt van de oorlogs
stemming oorlogsneurose om zijn
waar aan te prijzen door de artikelen van
zijn Duitsche concurrent te denigreeren, hem
op de ergerlijkste wijze te onderkruipen.
Daarvan vinden we in het Weiszbuch"
eenige staaltjes, die de strijders voor eerlijk
heid in advertenties met ergernis moeten
vervullen, tot welke nationaliteit zij ook
behooren.
Zonder humor zijn ze vaak niet, gelijk
blijkt uit de gedeeltelijk hier weergegeven
advertentie, die de bekende fabrikant van
scheikundige middelen, Boots, in den Punch"
plaatste, waarbij een aantal van de meest
bekende Duitsche preparaten met paradepas
uit Engeland wegmarcheeren, terwijl daar
tegenover Engelsche fabrikanten van dezelfde
soort, maar met anderen naam, worden
aangeprezen.
]uist in die herdooping ligt m. i. iets
unfairs: voor Sanatogen wordt regesan"
aanbevolen, voor formament formeloids',
voor aspirine zegepyrin" enz. Dat lijkt mij
een handigheidje, waarvoor een fatsoenlijk
fabrikant zich moest schamen.
Vernuftig, maar daarom toch ook niet
door den beugel kunnend, lijkt mij wijders
een aanprijzing van een laxeermiddel, welke
geïllustreerd wordt door afbeeldingen van
bekende Duitsche of Oostenrijksche bad
plaatsen, waardoor een streep gehaald wordt.
Hetzelfde oordeel dient m.i. ook uitgesproken
te worden over de hierbij gereproduceerde
iiiiiiiiiiiiliiiiimiiiiiimiHlliliMimiiiiliimiiililiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
Als de macht van 't geld zal zijn verdwenen,
Dan wordt de arbeid souverein
En door de kracht dan van de REDE,
Kan er vrede op aarde zijn.
Finis. Gossie, gossie, Goos! Val de godin
der REDE niet ten offer!
De dichtgeest van W. H. Nieuwstraten
toont verschillende facetten: hij weet de
joviale toon aan te slaan van een toffe
jongen :
Dan krijg je nog 'n huurbon, heel royaal
van 't Comité,
't Is de helft van je huur en je denkt dan
heel tevree:
De huisbaas is een goeie knul, die neemt
dat wel aan,
't Heeft ten minste overal in de courant
gestaan".
Maar de huisbaas is ontevreden
Hij wil het volle rantsoen,
Ik heb, zoo spreekt hij nijdig
Met die oorlog niets te doen."
En kun je dan niet bijbetalen
Dan weet hij wel raad,
En hij zet je midden in den winter
Met je zaakje op straat!
Maar hij kan zijn lyriek ook styleren, als
in Neerlandsch Neutra'iteit, waarin hij de
verfijnde techniek van het métier: alliteratie,
archaïsmen, kunstig middenrijm blijkt te
kennen en précieuselik te beheerschen:
Vrede alleen, was het voorheen,
Slechts wat ons oogen ontwaarden,
Thans is dat angst en droef geween,
Verdreef ons van het huis en van haarde;
De oorlog kwam met woest gedruisch,
En nam de vrede in ons huis.
Refrein:
Neerland, o dierbaar Neerland,
Blijf toch altijd Neutraal
Laat toch geen oorlog dwingen,
Door het buitenlandsch kabaal,
Wil aan de moeder denken,
Van hen, die zijn soldaat,
Kinderen en vrouwen zien vol vertrouwen
Naar de Neutrale Staat.
Ons nog alleen laat men met vree,
Houdt onze grenzen in eere,
Als dat verdween, was 't spoedig heen,
Wij zouden dat niet gaarne begeeren;
Maar al zijn wij in gevaar,
Ons leger ligt aan de grenzen klaar.
Het Belgenland, o wat een schand,
Moet door de oorlog veel lijden.
Elk gezin werd vluchteling,
En ze moesten onze grenzen overschrijden.
Ze kwamen dan in Nederland,
Daar bood men hun de milde hand.
advertentie voor het Perrür-mineraalwater,
over de aanprijzing van Engelsche soep
tabletten, die zooveel beter dan de Duitsche
zouden wezen enz. Wanneer dergelijke
reclame noodig is, zal er wel een luchtje
aan zijn, zou men bijna gaan denken.
Eerlijkheid in de advertenties ik geloof
niet, dat dit beginsel met ij?eren consequentie
is door te voeren, hoe mooi men daarover
ook in Amerika over spreekt en hoe onder
houdend men er ook over schrijft, doch
tegen onbehoorlijkheid valt te waken, en ik
geloof, dat door den koopman, die
zichzelven respecteert, ook tegenover den ergsten
vijand fairheid dient betracht te worden.
Met dergelijke advertenties als ik aan het
Weiszbuch'' ontleende, handelt men geen
haar beter of fatsoenlijker dan de
derderangswinkelier, die beweert, dat zijn prullen half
zoo goedkoop en dubbel zoo goed zijn als
die van zijn concurrent, die zijn eerste
klasse-artikelen tegen normalen prijs aan
biedt zonder bluf of charlatanerie.
KELLER
Geest en Slagvaardigheid
in het Leger
Te oordeelen naar het artikel in de Tele
graaf' van 23 November j.l., is de Hoofd
officier, die in ons nummer van 17 October
j.l. enkele zakelijke opmerkingen ten beste
gaf over het meer productief maken der
onder de wapenen zijnde troepen, daarom
in ongenade gevallen.
Het heeft er inderdaad allen schijn van,
en indien de overplaatsing van den
HoofdOfficier in kwestie en verdere bejegening
door hem ondervonden, geenerlei verband
houden met zijne opmerkingen, dan is er
alle reden dat dit van bevoegde zijde wordt
verklaard en klare wijn wordt geschonken.
Intusschen is dit geval van onderdrukking
van deskundige meening al heel bedenkelijk,
zelfs in een stelsel volgens hetwelk kritiek
van militairen op het legerbeleid niet door
de pers behoort uit te lekken. Want de
kritiek van den betreffenden Hoof d-Officier
was geheel zakelijk, beredeneerd en ingeto
gen en in geen enkel opzicht
staatsgevaarlijk. In gelijken geest en op hetzelfde neer
komende zijn de opmerkingen, welke later ten
aanzien der betreffende kwestie in het
Voorloopig Verslag van Hoofdstuk Oorlog werden
gemaakt.
Eene onwelwillende bejegening van den
betreffenden Hoofd-Officier kan dan ook
alleen voortvloeien uit een stelsel, dat elke
meening welke afwijkt van die der hoogste
leger-autoriteiten, staatsgevaarlijk noemt,
omdat alleen deze een juiste meening kunnen
hebben.
Een zoodanig régime behoort dan in de
eerste plaats door een duidelijk algemeen
geldend militair verbod te worden kenbaar
gemaakt, al wordt het daardoor aan de be
oordeeling en waarschijnlijk algemeene
veroordeeling prijs gegeven ! Want zonder
dit kan geen militair weten, waar hij aan
toe* is en in hoeverre hij zich mag uiten,
terwijl hem steeds boven het hoofd hangt,
willekeurig veroordeeld en voor zijn leven
benadeeld te worden.
IHI MIMI UMI 111111
De Koningin als 't Hoofd van 't gezin,
Wil van geen oorlog nog weten,
Zoolang als Zij hier frank en vrij,
Ook de armoed van ons niet zal vergeten.
Is 't echter dat men Neerland Schond,
Ons landje van het vredesbond.
Dan zal er oorlog wezen
En dan ontbrand de strijd,
Laat dan de legers maar komen,
Het vind Holland ook bereid.
Echter wij zijn voor de vrede,
Zoolang die te houden is,
Laat ons met vrede, dat is de bede
Van elk soldaten-kind.
Ik wil ditmaal eindigen met het werk van
de grote onbekende: Een brief van de gren
zen geschreven door een Soldaat aan zijne
Moeder. (Wijze: De Blauwe Kiel). Geïnspi
reerd op Speenhoff, is hij sentimenteel als
die andere brief, van de Meester zelf.
Geliefde Moeder wil om mij niet treuren,
Ik ben soldaat, maar toch uw lieve zoon,
Kom Moeder deze brief zal u op beuren,
Ik gaf u altijd mijn volle werk en loon.
Nu moet ik vechten voor de groote heeren,
Bij u steeds thuis is mijn liefste wensch,
Maar eenmaal zal ik tot u wederkeeren, j
Tot ziens Moeder, u zoon ligt aan de , bis.
grens, l
Ik ben soldaat moet met mijn broeders vechten'
Ik die hen nimmer heb gezien,
Voor kapitalisten nu het pleit beslechten,
Dag Moeder doe de groete aan mijn Lien,
Zij draagt van mij een kind onder 't harte
Groet haar voor mij in alles wat ik wensch,
Voor mij leed zij eens vele smarten, l ..
Gegroet van uwe jongen aan de grens. \
Ik ben niet laf, maar ik wil liever werken,
Dan dat ik mijne broeders dood,
Verwoest alom de dorpen en hun kerken,
Want het kanon braakt overal moordend lood,
O Moeder zij die niets misdeden,
Worden geslacht het dierlijke in den mensch,
Is het moraal, weg met de goede zeden, |
Dat zag u jongen u zoon daar aan de f bis.
grens, l
Geliefde Moeder hebt gij dit gelezen,
Ik ben een man en toch u dierbaar kind,
Wil Moeder voor mij niet vreezen,
Gij weet ik ben altijd kloek gezind,
Ik druk u en Lien weer eenmaal in mijn armen,
Je bent mijn oudje en 't beste wat ik wensch,
Dat God zich over u erbarmen, l i.
Dag Moeder van u jongen aan de grens. (
Deze brief verdient de populariteit van
De Boemel Baron" of Kleine Meisjes moeten
slapen gaan." (Voor rekening van J. De Boer),
dat de literatuurhistoricus knope het in
zijn oor terwijl ik in Deventer mijn
zomervacantie doorbracht, het straatliedje was in
deze koekstad.
S. M. NOACH