De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 december pagina 1

12 december 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2007 Zondag 12 December A°, 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN Abonnement per 3 maanden f 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30 Reclames, per regel 0 40 IJÏHOUOj Bladz. 1: Aan prof. Steinmetz, door dr. Prederik van Eeden. Onze Politieke Gevan gene, door v. H. Noodzakelijke Beoganisatie van het Ned. Boode Kruis, door Tribunus II. Enitenlandsch Overzicht, door . W. Kernkamp. 2: Wybo Anne Borger f- Het Ongelukkige Polen. Aalmoezeniersweeshuis en Inrichting voor Stadsbestedelingen, door W. F. van Voorst. 3: Industrie, door dr N. G. van Hnffel. Feuilleton: Mevr. Niel's Triomf, (slot), door Minca Verster-Bosch Beitz. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thtfsse. 6: Wilhelm von Bode, door dr. A. Bredius. Oorlogsimpresie uit ds Portefeuille van M. Bauer.?GabriëlMax, door W. Martin. Van Vlaanderen: La Belgiqne Siinglante, II, door E mile Verhaeren. Lodewflk Plessers, door Jaak Boonen. 7: Nederland op de Wereldtentoonstelling te San Franciseo, door J. W. Prins. Avondgracht, door Martin Permys. Amsterdam Opkomst als Handelsblad, door dr. Joh. O. Breen. 9: Finanoieele en Economische Erouiek, door J. D. Santilhano. 10: Vrijwillig Landstormknrps Motor-, Vaar- en Voerwezen, door Artillerist Uit een Heldenleven, door B. I. Stouri, teeke. van H. v. d. Velde. 11: De leege zetels in ons Parle ment, teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland, Bijvoegsel: De arrestatie van den journalist Bchröder of het verrassende resultaat, teekening van Joh. Braakensiek. Aan Professor Steinmetz Hooggeleerde Heer! pij spreekt met den ernst, de gelatenheid, de waardig heid van een weetenschappelijk man, die opkomt voor de waarheid en zijn goed recht, teegenover de hartstochtelijke, onbesuisde aanvallen van een gemoedsmensch. Ik wénsch u echter onder 't oog te brengen dat deeze oogenschijnlijk zoo zuivere en respectabele houding u niet past. Gij zijt, zonder twijfel, hoog geleerd, en beschikt oover een groote feitenken nis en een krachtig denk-vermoogen, dat men met den naam intellekt" aanduidt. Maar u ontbreekt en dat wist ik al sints lang wijsgeerig inzicht en sterk en zuiver rechtsgevoel. Op dit oogenblik maakt gij gebruik van de heerschende meening dat een knap" man ook een wijs man is, dat intellekt" de hoogste menschelijke func tie is, en dat iemand die hoog" geleerd is en de professors titel voert, aanspraak mag maken op een grooter eerbied voor zijn oordeel in algemeen menschelijke zaken, dan den gemiddelden mensen wordt gegund. Gij spreekt en voelt u als een be voegde" en toch zijt gij, in kwesties als deeze minder bevoegd" dan honderd duizend Nederlanders, die geen profes sorstitel voeren of zelfs enkel lager onder wijs genooten. Dat zooiets moogelijk is, dat men kundig, schrander en zelfs hooggeleerd kan zijn en toch in de gewigtigste zaken minder bevoegd dan een nagenoeg ongeletterde, dat is een inzicht, betrekkelijk nieuw, uzelven blijkbaar geheel vreemd, en door de feiten uit den grooten oorlog op treffende wijze geoopenbaard. Gij ziet de oorzaak van ons optreeden teegen het gevaarlijk drijven van u en uw genooten hierin: dat wij niet kunnen begrijpen, dat een ander de dingen anders ziet dan zij. Veroorloof me deeze primitieve ver klaring nog al onnoozel te noemen. Ik heb ruimschoots de geleegenheid gehad het bestaan van anders denkenden te constateeren, en ik meen, dat ik meer blijken heb gegeeven van het vermoogen om mij in het gevoels- en denkleeven van anderen te verplaatsen dan gijzelf, en dan uw Duitsche vrienden, die altijd nog maar niet snappen wat de waereld op hun Duitschen eigenaard heeft aan te merken. Gij schijnt niet te beseffen, dat men zich volkoomen in een bepaalde denk en gevoelswijze kan verplaatsen en die toch met alle macht afkeuren en be strijden. De man, die* een stuk in zijn kraag heeft, kan k wel zeggen: jelui maakt nou zooveel drukte, omdat je je niet in mijn toestand verplaatsen kunt." Gij vraagt feiten en argumenten." Maar, waarde professor, hebt ge nu waarachtig nog niet geleerd, na deeze vijf tien maanden van stoffelijk en geestelijk kampen, dat men met feiten en argu menten" precies doen kan wat men wil, en bewijzen, dat zwart wit is en wit zwart ? Ik heb geduurende den oorlog een groote boeken plank vol oorlogs-lectuur gekreegen, van beide zijden. Zijn er bij geval aan n kant minder feiten en argumenten" dan aan de andere? Vindt men niet eevenveel welspreekendheid, eeven veel logica, eeven veel historische kennis, eeven veel vernuft aan de eene kant als aan de andere? En wordtalles niet beheerscht door de overmachtige factor van het affekt, het gevoel, de in tuïtie waardoor alle feiten en argu menten worden verdraaid en gekneed, gerangschikt en belicht, op zoodanige wijze dat het gewenschte bewijs wordt verkreegen? Leeft ge werkelijk in de illuzie dat bij u geen affekten een rol speelen, maar dat gij alles meet met den feilloozen maat staf der weetenschappelijke waarheid? Wat ge zegt oover het gevaar voor Nederland van de kant van Engeland en Frankrijk, en de zeegen van een Duitsche hegemonie, lijkt ons vervaarlijke onzin, door geen enkel feit van thans of vroeger te bewijzen maar meent ge nu wer kelijk dat er met u in deeze kwestie reedelijk te discussieeren valt? Hebt ge zoo weinig zelf-kennis zoo weinig zelf-kritiek, dat ge uw oovertuiging niet begrijpt als een j^evoe/soovertuiging, ont staan en in stand gehouden door uw sympathie met het Duitsche weezen en den Duitschen aard. En daar teegen oover kan men niets anders stellen dan een krachtig uitgesprooken teegen-oovertuiging, dat gij, ondanks al uw geleerdheid, in deeze zaken een domoor zijt, omdat ge niet voelt, verstaat ge, wat ons in dat Duit sche weezen teegen de borst stuit en met ergernis en wreevel vervult. Al nu zoogenaamd bezadigd en reedeverlangen naar een waardige, weetenschappelijke discussie is schijn en lade. Er valt niet aldus te discussieeren met een man die mist de fijnere gevoels waarden die ons onmisbaar voorkoomen, beneevens het wijsgeerig inzicht dat zulke gevoels-waarden den inhoud en het weezen vormen van alle verstandelijke wijsheid. Gij mist het gevoel van fel en onmiddelijk verzet teegen schendingen van de persoonlijke vrijheid, teegen geweld daden, zooals die nu eenmaal onmisbaar zijn in het Pruissische systeem. Gij mist het gevoel van fierheid en zelfstandigheid, dat een militair en poli tiek dwang-régime als onduldbaar ver werpt, en als het grootste onheil ducht. Gij mist het fijne gevoel van afkeer tegen grofheid, plompheid, onderdanig heid en brutaliteit welke eigenschap pen ons, Hollanders, in den Noordduitscher dermate onaangenaam aandoen dat wij ze willen vergeeven aanziend onze eigen gebreeken maar in geen geval kunnen verdragen als ze samen gaan met arrogantie en aanspraak op meerderheid. Gij mist het rechtsgevoel, en het ge voel van menschelijkheid, dat zonder weifeling een stelsel veroordeelt waarbij wreedheeden als de Lusitania-moord, en het doodschieten van onschuldigen, van eedele vrouwen en weerlooze kinde ren tot de intrinsieke noodzakelijkheeden behooren. Gij mist het vrije oordeel dat onmiddelijk het verschil voelt tusschen de dwangmaatreegelen der geallieerden, die optreeden als de temmers van een wild dier, en de methodische, wel-ooverle^de wreedheden der Duitschers die nog door drongen zijn van de barbaarsche idee dat men zijn teegenstanders moet ver lammen door angst en vrees. De Pruissische staat is gevaarlijk als een roofdier, omdat hij gelooft in de theorie van gewelddwang, van schrikaanjagen en van een oorlogs-recht waarin alles geoorloofd is, als het belang van den Staat het eischt. Lichamen met zulke beginselen zijn vijandig aan de menschheid en er is absoluut geen plaats voor verontwaar diging als men ze tracht te temmen door honger. Dat is nog de zachtste, minst wreede wijze waarop men een roofdier onschadelijk maakt. Die dingen begrijpt gij niet, omdat gij den gang der menschheid, en het weezen der menschelijkheid niet begrijpt. Voor u is, naar uw eigen woorden, de droom van een groot communistisch waereldrijk niet alleen onmoogelijk maar ook leelijk en verwerpelijk. Meent gij dat het iets zou baten hieroover in discussie te treden ? Waar zulk een diep gevoels-verschil is, daar zijn alle reedelijke argumenten ijdel -- daar kan men niet anders doen als de eigen oovertuiging formuleeren met alle scherpte en handhaven met alle kracht. Maar een dwaling moet ik nog uit drukkelijk bestrijden dat gij en uw Toekomstvrienden beeter jeegens Duitschland gezind zou zijn dan ik. Ik heb het geestelijke Duitschland zoo lief als de beste Duitscher, en juist daarom keert zich mijn ergernis en ver zet teegen de Mantsjoe's van Potsdam de Potsdamnation" zooals Shaw zegt die het eedele volk vergiftigen met hun grootheidswaan, hun ijdelheid en hun machtdorst. Gij zult toch wel weeten dat de bewooners van het Duitsche rijk geen een heid vormen, noch als ras, noch in gods dienst of gezindheid. De beste Duitschers die ik ken zijn Jooden, de Pan-germaan Max Harden is een poolsche Jood, en de groote massa van het Pruissische volk is onmiskenbaar Slavisch. Het slavische Duitschland leevert de kruiperige kellner's, de barsche beambten en de gehoorzame soldaten. Wat beteekent dan dat gepraat oover Germanen-dom en Deutschtum? Wij Hollanders zullen ons werkelijk niet afkeeren van het goede Duitschland als het komt met een tweede Goethe of een tweede Beethoven. Maar dan moeten eerst de innerlijke vijanden van Duitsch land die ook vijanden zijn van vrijheid en menschelijkheid, zijn verslagen. Dat kunnen de geallieerden niet doen, dat kunnen alleen de goede Duitschers zelf, als ze ontwaken uit hun roes van Waereldheerschappij en gaan strijden voor eigen politieke en geestelijke be vrijding. FREDERIK VAN EEDEN Onze Politieke Gevangene Wij hebben in Nederland weer eens onzen politieken gevangene, 't Was in zoo lang niet gebeurd! Dat zat in het pakje, dat op den vorigen Zaterdagavond bij wijze van verrassing aan de natie is thuis bezorgd geworden. En de Nederlandsche regeering zelve heeft haar die surprise bereid. Juridisch moge het hier immers een bevel van de rechtbank zijn, de aandrang is be grijpelijkerwijs uitgegaan van de regeering, en deswege blijft zij aansprakelijk. Zij had ons waarlijk wel dit koopje mogen besparen! Niet de heer Schröder, of De Telegraaf" toch, zijn eigenlijk de lijdende partij van dit optreden van de stokkeknechts der justitie, dat den verschrikkelijksten misdadiger waar dig ware. Neen, de kwalijk overlegde maatregel is een vergrijp tegenover de belangen van het Nederlandsche volk. Natuurlijk komt in de eerste plaats wat men den heer Schröder heeft aangedaan, niet te pas. Er is een groot verschil tus schen het betreuren van zekere uitingen in de krant, en een fatsoenlijk man daarvoor hals over kop in het Huis van Bewaring te jagen. Dat de regeering niet gevoeld heeft, hoe zeer hiertegen het gemoed van Nederland in opstand moest komen, bewijst helaas eens te meer, dat deze regeering, ondanks al haren volkswil", van het volk bitter ver en vreemd af staat. Waarschijnlijk veroorlooven zich de toon aangevende kringen in Den Haag eene grenzelooze minachting voor De Telegraaf". Ook de bespreking in de Kamer werd blijk baar opgevat als eene artilleriebeschieting, waardoor die krant sturmreif" was ge worden. Maar wanneer de regeering nu daarom het blad in een staat van vogelvrijheid waande, waardoor men ook het sterkste aanpakken kon riskeeren, dan heeft zij gere kend buiten... een groot deel van't overige Nederland, waarin nog pootiger leven zit. Het is nu eenmaal, zooals de voorvaderen reeds zeiden in deze landen, daar de vrij heid van schrijven altijd groot was, zeer difficiel, courantiers en nieuwsschrijvers iets aan te doen". Zeer zeker, niemand vergete, dat het vrije woord, ook moet zijn en blijven: het ver antwoordelijke woord! De redactie van De Telegraaf heeft in haar kritiek vaak de juiste manier gemist. Vooral in tijden als deze worde het ver schil tusschen verontwaardiging en venijnig heid ; tusschen durf en effectbejag; tusschen oprechtheid en doordraven, nimmer uit het oog verloren. En, ook bij grieven tegen 't regeerings-beleid, sta het: right or wrong, my country, voorop ! Bij De Telegraaf scheen een en ander wel eens voorbij gezien. Ook de aantijgingen, waarvoor men nu den hoofd redacteur heeft gepakt, worden b.v. in Enge land maar al te gereedelijk door de oppo sitie aangegrepen, om Grey te pressen tot een scherper beleid tegenover ons land, dan de Engelsche regeering zelve, inderdaad begeert. Maar men verwachte van onze natie niet, dat zij met gelatenheid zókras de zware hand der overheid in de persoonlijke vrijheid zou zien ingrijpen, al moge dan eenig uit den band springen zijn aan te wijzen. In het ruwe erts, zit klinkend metaal. Menigeen gevoelt, dat het dezelfde Telegraaf is geweest.diezoo vaak op onomwonden wijze, heeft uiting gegeven aan nationaal besef en wasch-echte, borrelende volksgevoelens; geijverd tegen de demoralisatie en smokkelcorruptie. Gevoelt ook, dat het herhaalde overkoken van De Telegraaf voor een niet gering deel 't gevolg is van den druk, den onverstandigen druk, dien de regeering sinds den oorlog op onze publieke opinie en op onze pers heeft trachten te leggen. Deze liberale regeering heeft immers van den aanvang af de wijsheid vergeten, welke van Napoleon wordt aangehaald: dat men de drukpers zelve, de wonden moet heden laten, die zij slaat. Het behoeft geen geheim te zijn, hoezeer de groote pers er van regeeringswege toe is gebracht, om over de grootste nationale aandoeningen en vragen van dezen tijd te zwijgen. Maar terwijl de regeering zoo aan alle kanten het deksel van den theeketel meende te kunnen neerdrukken, om den wasem er onder te houden, ging de stoom met een luid geraas lucht zoeken langs vrijwel n enkele plaats: De Telegraaf. Wij vreezen, dat de regeering zich met deze methode ten slotte deerlijk heeft gebrand. Alle overdrijving immers schaadt. En evenzeer als die van den kant van De Te legraaf soms averechts gewerkt heeft, en aan pro-Duitsche propaganda voordeel heeft gedaan, evenzoo heeft nu de overdreven maatregel der regeering, op den keper be schouwd, ons en haar tegenover het buiten land tienmaal meer in verdenking gebracht, dan 't geheele artikel van den heer Schröder! Nu vermeldt de geheele Ententepers zijne arrestatie, als een bewijs van de proDuitschheid van ons gouvernement. Nu staat zijn losse aantijging volledig overgedrukt in Times, in Daily Mail, in Journal en Matin, in alle bladen. Een artikeltje, dat anders niemand daarginds ge lezen zou hebben, en hier te lande menigeen was gepasseerd, is thans tot een internati onaal document gemaakt, door duizende argdenkende oogen, in allerlei plaatsen en landen, gespeld. En onze regeering, die zich eenige buitenlandsche moeielijkheden van den hals meende te kunnen schuiven, dat zij 't gemakkelijk heeft, beweert niemand! heeft er ons land veel dikker ingezet! Zij heeft de publieke opinie en de pers bij de geallieerden tegen ons in 't harnas geroepen, en die zijn in enkele landen op 't oogenblik wel de eigen lijke regeerders. Zoo is dan het St. Nicolaaspaketje leelijk uitgepakt, en vraagt men zich met eenige zorg af: hoe komt ons land weer met fat soen uit dit lastige geval? Een ware puzzle! De meeste surprises verdwijnen den volgenden dag in den prullemand. Maar met deze blijft men nog zitten: met Schröder in de cel, en met het opzienbarende proces op komst; met De Telegraaf ; met de opwinding van het ge heele buitenland; met de hardhandig aan getaste persoonlijke vrijheid bovendien. leder vaderlander moet zeker wenschen, dat eene behoorlijke oplossing gevonden wordt, en de ongelukkige indruk hersteld. ledere betrokkene dient daartoe mede te werken. Het is geen zaak voor leedvermaak! Ook hier geldt het: right or wrong, my country. Gelijk of ongelijk: 't betreft het vaderland. v. H. Noodzakelijke Reorganisatie van het Ned. Roode Kruis Een verblijdend teeken! Blijkens het onlangs uitgekomen voorloopig verslag over de Begrooting van Oorlog is in de afdeelingen besproken de positie van het Nederlandsche Roode Kruis. In het voorloopig verslag lezen we toch: Eenige leden verklaarden dat hetgeen aan het licht is gekomen omtrent het optreden van het Roode Kruis tijdens de mobilisatie en omtrent de verhoudingen in den boezem van dat lichaam hun vertrouwen daarin ernstig had geschokt." Uit de daarop vol gende zinsneden blijkt dat die leden onder meer bevreesd zijn dat wanneer ons land in den oorlog mocht worden Getrokken, de kans op een doelmatige organisatie uiterst gering zal blijken te zijn. Zij informeeren daarom bij de Regeering in hoeverre de organisatie van den Rijksverplegingsdienst er op berekend zal zijn een goeden gang van zaken te waarborgen ook zonder hulp van het Roode Kruis. Het is inderdaad verblijdend voor elk die zich interesseert voor de verpleging van onze soldaten, dat uit de Kamers stemmen zijn opgegaan om inlichtingen. Eindelijk zal dan aan de taktiek van negeeren van elk verzoek om publiciteit, van niet-houden van jaar vergaderingen, niet-publiceeren van een ver slag een einde komen Via den Minister van Oorlog zal nu eindelijk bekend worden wat sinds Augustus 1914 tot stand is gebracht. Of zal de Minister van Oorlog antwoorden? De organisatie van den rijksverplegingsdienst is er inderdaad op berekend een goeden gang van zaken te waarborgen, ook zonder hulp van het Roode Kruis." Daar mede zou dan de beantwoording der overige vragen komen te vervallen. Deze enormiteit zullen wij echter niet te hooren krijgen. Het artikel van de Groene van 27 November over Hospitaalsoldaten" doet ons zien dat ook in dien tak van dienst nog wel iets te organiseeren valt en dat zoo hooghartige woorden dus niet gesproken zullen kunnen worden. De minister zal dus op de tot hem ge richte vragen moeten ingaan, zijn opvatting moeten mededeelen over den inwendigen toestand der vereeniging en de doeltref fendheid harer organisatie. Hij kan zich verzekerd houden dat zeer velen met belangstelling het antwoord zullen lezen. Intusschen schijnen deze vragen van leden der Tweede Kamer, in verband met den storm van enkele uren die woei op de reeds vermaard geworden vergadering in het Paleis Kneuterdijk reeds gevolgen te hebben ge had. De ondervoorzitter, dat is degeen van wien de dagelijksche leiding moest uitgaan heeft zijn demissie genomen. Als nu de minister den doofpot ongebruikt laat, de Kamer belangstelling blijft toonen en de reorganisatie-commissie het hare doet, dan hebben wij waarlijk nog de kans dat het Hoofdbestuur het roer omlegt en een nieuwen koers gaat zeilen. TRIBUNUS II imiimiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiHiiiii Toen Leopold von Ranke in 1885 zijn negentigsten verjaardag vierde en zijne leer lingen en vrienden hem kwamen gelukwenschen, hield hij, uit dankbaarheid, voor hen een klein college. Een geschiedkundig be toog, waarin hij o.a. aan zijne vereerders uitlegde, hoe bij hem het plan was gerezen om een wereldgeschiedenis te schrijven. Dat plan had hij vermoedelijk al lang in zich rondgedragen, maar het was de oorlog van 1870, die hem den moed gaf om het ten uitvoer te brengen. De geschiedenis van de negentiende eeuw had hij altijd gezien als den strijd tusschen twee elementaire maatschappelijke krachten: de revolutio naire en de behoudende; twee groote vol ken waren bij uitnemendheid de dragers van die beide beginselen, nl. het Romaansche Frankrijk en het Germaansche Duitsch land. Door den oorlog van 1870 nu was, zoo meende hij, het revolutionaire element zoo al niet voor altijd overwonnen, dan toch voor geruimen tijd onschadelijk gemaakt. De wereldgeschiedenis zooals Robert Fruin den inhoud van Ranke's kleine college" samenvatte schijnt aan Ranke thans be veiligd tegen de doodsgevaren, die haar nog onlangs van den kant der revolutie bedreig den. Een rustpunt is thans bereikt, van waaruit gezien het blijken zal, dat ai de paden, die de menschheid tot nog toe be wandeld heeft, ten slotte op dit ne punt samenloopen. Zoo is dan eindelijk de een heid ontdekt, waaruit zich de afzonderlijke deelen gereedelijk laten verklaren. Gelijk een verhaal noodzakelijk onvolledig en onbe vredigend zal wezen, zoolang er de ontknooping aan ontbreekt, zoo zou onvermij delijk elke wereldgeschiedenis gebrekkig en onverstaanbaar zijn gebleven, die geschreven ware voordat het jaar 1870 de oplossing van het probleem had geleverd". Voor Ranke culmineert de geschiedenis dus in de stichting van het Duitsche Rijk; daarmede is de kroon op het werk der Schep ping gezet; dat Duitsche Rijk zal voortaan de wachter zijn van rust en orde in staat en maatschappij. Eerst na 1870 is dus het oogenblik aangebroken, waarop een ge schiedschrijver het onmetelijke veld van het verleden kan overzien; eerst toen heeft Ranke zich gezet tot het schrijven van een wereldgeschiedenis. Wat Ranke destijds uitsprak, is ook thans nog de meening van velen; zij zien in het Duitsche Rijk het schild tegen de Revolutie. Zij mogen zich daar meer of minder van bewust zijn, hunne wenschen omtrent den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl