De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 december pagina 2

12 december 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Dec. '15. No. 2007 afloop van den tegenwoordigen oorlog wor den beïnvloed door hunne conservatieve meeningen. Ook in Nederland is dat het geval. Onder alle politieke partijen ten onzent vindt men voorstanders van de Duitsche zaak en vrien den der Entente; maar de eersten toch het meest onder de aristocraten en conserva tieven; aan de pro-Duitschers in Nederland is een adellijk luchtje. Het is mogelijk, dat een overwinning van Duitschland thans ten goede zal komen aan de partij van het behoud ; maar het is zeker, dat de verwachting van Ranke, dat na 1870 de conservatieve idee door het Duitsche volk het meest zou worden bevorderd, niet geheel in vervulling is gegaan. Al dadelijk hierom niet, omdat sinds 1870 de sociaaldemocratische partij in Duitsch land zelfstandig is gegroeid, ondanks dwang maatregelen en uitzonderingswetten. Wan neer Ranke nog een tiental jaren langer had geleefd en zijne wereldgeschiedenis had mogen voltooien, zou het interessant ge weest zijn, van hem te vernemen of hij ook dan nog van meening was gebleven, dat het Duitsche volk de drager bij uitnemend heid was van de conservatieve ideeën in staat en maatathappij. Maar zijne wereld geschiedenis is in de middeleeuwen blijven steken : zoo hij ze ten einde had kunnen brengen, zou hij wijselijk hebben gehandeld, door ze te besluiten met den oorlog van 1870. Van een ander Duitsch historicus, die evenzeer als Ranke in de stichting van het Duitsche Rijk de vervulling" zag van de wereldgeschiedenis, an von Treitschke weten wij, dat op zijn laatste levensperiode een schaduw werd geworpen door wat hij noemde die Verirrungen der modernen democratischer! Gleichheitswahner"; zoolang hij nog hoopte den groei der sociaaldemo cratie te kunnen tegenhouden, was hij een van haar felste bestrijders; toen die poging hem vruchteloos bleek, trok hij zich moe deloos uit het politieke leven terug. De groei der sociaaldemocratische partij was ook daarom zoo'n groole teleurstelling voor hen, die in het Duitsche volk den wachter van het behoud zagen, omdat van Duitschland uit de sociaaldemocratische denkbeelden in de meeste landen van Europa zijn verbreid. In plaats van een schild tegen de Revolutie te zijn, werd Duitschland de hoogeschool voor alle studenten in de leer der omverwerping van de grondslagen der bestaande maatschappij De sociaaldemocraAalmoezeniersweeshuis en Inrichting voor Stadsbestedelingen door W. F. VAN VOORST Op l Januari 1916 is het 250 jaren geleden, dat eene Amsterdamsche Gemeente instelling van Weldadigheid, het voormalig Aalmoe zeniersweeshuis, thans Inrichting voor Stads bestedelingen, werd opgericht. De Redactie van dit Weekblad noodigde mij uit in eenige artikelen over die inrich ting het een en ander mede te deelen. Het eerste noem ik: l HOE AMSTERDAM TOT HET BEGIN DER 19DE EEUW VOOR DE AAN HARE ZORGEN TOEVERTROUWDE KINDEREN ZORGDE. Wij klagen tegenwoordig vaak over slechte ouders, die hunne kinderen in hulpbehoe venden toestand brengen of achterlaten, doch vroeger was het niet veel beter en ook toen moest de overheid tusschenbeide komen en de arme kinderen beschermen. Nu heeft Amsterdam de zaak der kinderverzorging steeds ter harte genomen en in den loop der jaren is er langzamerhand, zou men kunnen zeggen, eene goed georganiseerde tak van dienst ontstaan, aangewezen om kinderen te beschermen en op te voeden. In de middeleeuwen was het gewoonte, dat de kloosters, waarvan Amsterdam ruim voorzien was, de zorg voor de armen op zich namen. Na de Reformatie namen de Her vormde Kerk en het Stadsbestuur die taak over en nu deed zich het verschijnsel voor, dat, hoe meer de Amstelstad in bloei toenam, het aantal armen ook groeide. Geen wonder, de kooplieden, die schatten met den handel verdienden, waren mild en de armen genoten van de aalmoezen, die met kwistige hand werden uitgereikt. Er was in Amsterdam wat te halen, van daar dat bedelaars en leegloopers van buiten naar hier kwamen, en het der burgerij inder daad lastig maakten. De overheid zag het gevaar in en vaardigde verschillende keuren uit, waarin met zware straffen bedreigd werden niet alleen zij, die bedelden, doch ook, die hen behulpzaam waren, ja zelfs, die hen aalmoezen uitreikten. Met opzending naar het Werkhuis werden bedreigd, zij, die op bruggen, sluizen, voor kerken, aan poorten of op hoeken van straten bedelend voor zich of voor anderen werden aangetroffen. Evenals thans de bewoners van woon wagens nog doen en kinderen uitzenden om het medelijden op te wekken, geschiedde ook toen, doch de keur dreigde, dat arbitralijk sullen worden gecorrigeerd, die kinderen uitzenden in straten of andere plaatsen om aldaar te zitten staan of leggen bedelen, hetzij met singen, kermen of andersints". . Het was herbergiers verboden, hunne gasten behulpzaam te zijn, het wakend oog der Provoosten te ontgaan of aan te wijzen waar de beste adressen waren om te bedelen. Eigenaardig was het verbod aan veerschippers en vrachtrijders om bedelaars en bedelaarskinderen binnen de stad te brengen. Zoo zij het deden, moesten zij ze voor hunne tische partijen in Zwitserland, België, Ne derland, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en Oostenrijk zijn alle gevormd naar het model van de Duitsche; aan haar ontleenen zij de leer, de taktiek, de orga nisatie; bij haar vragen zij advies, zoo eigen wijsheid wat zelden gebeurt te kort schiet. De Revolutie in Rusland van 1905 en 1906 was voor een goed deel het gevolg van de verbreiding der leer van de Duitsche sociaaldemocratie onder de fabrieksarbei ders van de groote Russische steden. Bij vele conservatieven zal de vrees voor het sociaal-democratische gevaar zijn ver minderd door het bankroet van de inter nationale sociaal-democratie tijdens dezen oorlog. Maar zij vleien zich met een ijdelen waan, Indien zij meenen, dat na dezen oor log de strijdbijl van den klassenstrijd zal worden begraven. De maatschappelijke ge beurtenissen, die op den oorlog van 1870 zijn gevolgd, hebben juist aan de Duitsche soojaal-demucratie een grooten toeloop van volgelingen bezorgd. Het zou gewaagd zijn, alleen daaruit af te leiden, dat ook na den tegenwoordigen oorlog de sociaal-demo cratie in Duitschland nog in beteekenis zal winnen; maar het schijnt niet gewaagd, te voorspellen, dat van alle gevolgen, die deze oorlog zal medebrengen, de uitwerking op sociaal gebied verreweg de belangrijkste zal zijn; dat de maatschappelijke strijd met veel grooter intensiteit zal worden gevoerd; dat de Duitsche sociaal-democratie ook de tactiek van dezen oorlog zal aangeven en dat hare leiding terstond weder zal worden aanvaard door de sociaal-democratische par tijen van alle landen, die in dezen oorlog neutraal bleven. Is dus op maatschappelijk gebied Duitsch land na 1870 niet te beschouwen als de drager bij uitnemendheid van de conserva tieve idee, ook op politiek terrein kan niet worden gezegd, dat het Duitsche Rijk na 1870 overal de partij van het behoud heeft gesteund tegen die van de revolutie. Tijdens het presidentschap van Thiers (1871?1873) begonnen de royalisten in Frankrijk aan te [sturen op het herstel der monarchie. De toenmalige Duitsche gezant te Parijs, von Arnim, begunstigde dit stre ven ; daar hij bij Keizer Wilhelm en vooral bij Keizerin Augusta een wit voetje had, kon hij zich persoonlijk tot hen wenden, en buiten Bismarck om, zijn meening omtrent de tegenover Frankrijk te volgen politiek bij hen aanbevelen. Bij den Keizer roerde kosten brengen, waar ze vandaan gekomen waren en dan mochten ze voor straf in geen zes weken varen of rijden. Die bedelaars toch, zij kwamen met kinderen de eene poort in, verlieten de stad door de andere poort en lieten hunne kinderen achter, waarvoor de stad dan zorgen kon. In 1613 werd een college van Aalmoezeniers opgericht, dat zitting hield in het voormalige Clarissenklooster aan het Singel. Later werd daarin de Latijnsche school gevestigd en thans staat op die plek het gebouw van het Bevolkingsregister en den Burgerlijken Stand, benevens een politiebureau, in de wandeling nog Bureau Gymnasium" geheeten. De Aalmoezeniers reikten des zomers de liefdegaven uit aan de nooddruftigen, doch hadden bovendien te zorgen, dat de door trekkende armen zoo spoedig mogelijk de stad verlieten door ze een reispenning te verstrekken. De begraving der armen was mede hun taak en wat tegenwoordig aan de kliniek gebeurt, de behandeling der favuslijders (?schurfthoofden" zei men toen), ge schiedde mede onder hun toezicht in het Lazarushuisje bij de Heiligenwegspoort. En of het nog niet genoeg was, de Aalmoeze niers hadden te zorgen voor de verlaten kinderen, de vondelingen, de kinderen van gevangenen, van krankzinnigen, in het kort voor al die kinderen, die tegenwoordig in het Stads-Bestedelingenhuis zouden worden opgenomen. Aanvankelijk besteedden zij die kleinen in gezinnen uit en nu schijnt het, dat men niet met die wijze van verpleging was inge nomen. Wellicht werd het aantal kinderen te groot, hoe het zij, de Aalmoezeniers ver langden naar een eigen gesticht en richtten een verzoek daartoe aan Burgemeesteren en Raden der Stad. Juist in den tijd werd de stad vergroot en een gedeelte van de nieuwe uitleg tusschen de tegenwoordige Prinsengracht en den Buitensingel kwam als eene geschikte plaats voor de nieuwe stichting in aanmer king. Tusschen Leidschestraat en Leidschegracht werd het gebouwd. In 1663 werd met den bouw begonnen en op l Januari 1666 werd het in gebruik genomen. Dit feit nu is op l Januari 1916 250 jaren geleden en inderdaad waard herdacht te worden. Aalmoezeniersweeshuis heette de nieuwe stichting en toch was het geen huis, waarin uitsluitend weezen werden opgenomen. Behalve onechte weezen en zij, die niet in het Burgerweeshuis of eenige kerkelijke instelling konden worden opgenomen, ver pleegde men ook vondelingen, verlatenen, kinderen, wier ouders zich in een gasthuis of in de gevangenis bevonden en al die kinderen noemde men weezen. Dat moet ons niet verwonderen. In het Oud-Hollandsen recht heet het: Wie door onbekwaamheid om zich zelven te redderen, onmondig zijn, worden in het semeen weezen genoemd". Vandaar, dat men sprak van ouderlooze weezen, bejaarde weezen" en dat men von delingen en andere onverzorgde kinderen ook met den naam weezen" aanduidde. Het was inderdaad een flink gebouw, dat Aalmoezeniersweeshuis. Zie er het Paleis Het voormalig Aalmoezeniersweeshuis, thans Paleis van Justitie hij deze snaar aan, dat het Pruisische Ko ningshuis de oudste regeerende dynastie van Europa was en dat daarom op Keizer Wilhelm, als doyen van de monarchen, de plicht rustte om andere oude dynastieën in bescherming te nemen en met name in Frankrijk het herstel van de monarchie der Bourbons te bevorderen. Psychologisch was dat goed berekend, zegt Bismarck in zijne Gedanken und Erinnerungen;' wanneer Ar nim de eenige raadsman van den Keizer was geweest, zou het hem misschien gelukt zijn, het klare oordeel van dezen souverein te vertroebelen door een beroep te doen op zijn monarchaal solidariteitsgevoel. Maar als het erop aankwam, luisterde keizer Wilhelm naar Bismarck. En deze vond, dat het hier aankwam op het allerhoogste belang van het Duitsche Rijk. Dat belang hield geen rekening met de theorie, dat het Duitsche Rijk eigenlijk het schild tegen de Revolutie was; moest daar althans geen rekening mede houden. Dat had Bismarck ook nooit gedaan; tijdens het keizerschap van Napoleon 111 had hij zijne conservatieve vrienden van zich ver vreemd, door de leer te verkondigen, dat Pruisen een bondgenootschap met Frankrijk moest sluiten, wanneer Napoleon daarvoor te vinden was. Van theorie heeft Bismarck altijd een hartgrondigen afkeer gehad; over de theorie, dat het de plicht van den Duitschen keizer was om de legitieme partij in Frankrijk te steunen, haalde hij de schou ders op. Voor Bismarck was het voornaamste doel in de buitenlandsche politiek na 1870 dit: te verhoeden, dat er een verbond zou komen van Rusland, Oostenrijk en Frankrijk tegen Duitschland; zulk een verbond was zijn nachtmerrie. Daarom was het zijn wensen, dat Frankrijk een republiek zou blijven; het herstel der monarchie zou Frankrijk b ndnisfahig" maken voor Rusland en Oostenrijk, vooral voor Oostenrijk, omdat de nieuwe Fransche monarchie clericaal gezind zou zijn. Het was niet de taak van het Duitsche Rijk om als wachter van de orde en rust in Frankrijk op te treden; het moest wenschen, dat Frankrijk zwak en door binnenlandschen strijd verdeeld bleef; de kans daarop scheen hem grooter onder de republikeinsche dan onder den monarchale regeeringsvorm; daarom hielp hij de repu bliek in stand houden; daarom kreeg Von Arnim zijn congë als gezant te Parijs. Zoo heeft het Duitsche Rijk ondanks de meening van Ranke, dat het geroepen IIIIIIIIMHIIIIIIIIIIII van Justitie maar eens op aan; de hoofdlijnen zijn dezelfde gebleven. De Amsterdammers waren er trotsch op. Het Huis was doorgaans overbevolkt. Aanvankelijk was het bestemd voor 800 kin deren, doch reeds in 1683 was het getal verpleegden gestegen tot 1300, zoodat het vergroot moest worden, wat later nog meer malen is geschied. De taak der Regenten werd dan pok steeds zwaarder en daarom werden zij in 1682 ontheven van alle werk zaamheden, die niet met de verzorging der kinderen in verband stonden. In 1682 werd ook het getal der Regenten van 6 op 8 gebracht en in 1685 dat der Regentessen van 4 tot 6 vermeerderd. Wij kunnen wel aannemen, dat omstreeks 1690 de verpleging en opvoeding de vormen hebben aangenomen, die zij jarenlang hebben behouden. De Aalmoezeniersweezen genoten eene goede verzorging, zeker niet minder dan de Burgerweezen of de verpleegden in kerke lijke gestichten, Zij werden goed onder wezen, genoten vakopleiding en bleven tot 20 of 21-jarigen leeftijd in het Huis. Zij waren niet zoo in het oogloopend ge kleed als de Burgerweezen. De jongens, zoowel als de meisjes droegen kleeren van donker laken en hadden als kenmerk boven het armsgat van den linkerschouder een zoo genaamd bragoentje", een koordje van roode, zwarte en witte wol, de kleuren van de stad. De meisjes droegen een witten geplpoiden halsdoek, een dito schortje, een aardige tullen muts en op Zondag bij kerk gang zeemlederen handschoenen tot boven de ellebogen. Het Aalmoezeniersweeshuis was een stichting, die veel geld kostte en van zelf komt de vraag op, hoe kwamen Regenten aan de belangrijke sommen, die jaarlijks noodig waren. Er waren wel eenige legaten aan het Huis vermaakt, doch de rente daar van was natuurlijk onvoldoende om alle uit gaven te bestrijden. Van de stad ontving men jaarlijks f 3700, als gage voor hoofd en andere suppoosten en f 3000 kostgeld voor 60 kinderen ; maar wat beteekende dat, waar zooveel noodig was. Dit zag het Stadsbestuur dan ook wel in en daarom heeft het in verloop van tijd aan het Huis de inning van verschillende belastingen opgedragen, waarvan een enkele, zooals een kwartje boete voor het te laat komen op de Beurs nog zeer lang is blijven bestaan. In de financieele boeken van het Weeshuis, thans berustende in het Stedelijk Archief, is nauwkeurig aanteekening gehouden van die inkomsten en het schijnt mij toe, dat voor de studie van de vroegere maatschappelijke toestanden, die gegevens van het meeste gewicht zijn. Zoo ontving het Huis de opbrengst van het poortersgeld. Wie als burger of poorter wilde beschouwd worden en van de voor rechten verbonden aan het poorterschap wilde genieten, moest een zekere som betalen en ontving dan eene poorterceel, die o.m. ook het recht gaf dat de kinderen bij het over lijden der ouders in het Burgerweeshuis konden worden opgenomen. Thans kan men dat recht bij het Burgerweeshuis zelf koopen. Wie een ambt of bediening aanvaardde, moest vooraf eene som storten, verschillende naar de gewichtigheid van den werkkring. Men vindt stortingen geboekt van f 500, doch ook postjes van f 6 en minder. Het tegenwoordig nog bekend precario, eene belasting op uithangborden, stoepen, regenbakken, pothuizen werd voorheen door het Weeshuis geïnd. Hier en daar waren in de stad bussen geplaatst b.v. bij bruggen en in kantoren en wijnhuizen tot ontvangst van liefdegaven. Het eigenaardigst waren de boeten op het begraven". Wie na vastgestelden tijd een lijk liet ter aarde bestellen, werd beboet voor een bedrag, dat hooger werd naarmate het vastgestelde uur werd overschreden. Langzamerhand begon het beschouwd te worden als een kenmerk van deftigheid, wanneer de begraving bij avond plaats vond en het Aalmoezeniersweeshuis voer er wel was de idee van het behoud te verdedigen er toe medegeholpen, dat in Frankrijk de republikeinsche partij zegevierde over de monarchale. Omdat de politiek van hit Duitsche Rijk niet door theorie of sentiment wordt geleid, maar alleen door die Staatsraison". Ook na dezen oorlog zal dat vermoedelijk zoo blijven. Wie aan Duitschland de over winning toewenschen, omdat zij dit rijk be schouwen als den beschermer van alles wat conservatief denkt en voelt, kunnen zich vleien met de hoop, dat het deze taak zal blijven vervullen zoolang zijn belang mede brengt, dat te doen. Eischt dit belang in de toekomst echter, dat het Duitsche Rijk zich verbindt met de partij der revolutie" in plaats van met die van het behoud", ook dan zal de Staatsraison" het eenige richt snoer zijn voor de Duitsche politiek. 8 Dec. 1915 G. W. KERNRAMP limMIMMMIIimillllltM Wybo Anne Borger f Wybo Anne Borger, afstammeling van den bekenden dichter Borger, onderdirecteur van het Instituut Pasteur te Weltevreden (N. I.) is l December 1.1. als slachtoffer der wetenschap gevallen. Bij het nemen van iMiiimiMMiliimMMllliimmiMlllillimiimmii bij, ja, het kreeg zelfs het uitsluitend recht om de lantaarns voor de avondbegrafenissen te verhuren. Zoo werd in 1700 aan boeten voor het begraven bij avond ?22,845 be taald, doch langzamerhand begon men in te zien, dat het eene belasting was, waarvoor men toch eigenlijk niets genoot, zoodat 100 jaren later nog slechts /1450 geïnd werd. Uit alles werd munt geslagen; voor de koetsen en sleden, die de lijkstoet volgden, moest men aan het Huis betalen, zelfs op het drukken van begrafenisbriefjes werd belasting gelegd. Ook het trouwen kostte vroeger, veel extra geld. Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis hadden te zorgen voor het ophalen van asch en vuilnis en mochten die dan verkoopen, maar menigmaal schijnt dat eene schadepost geweest te zijn en dan dekte de stad het tekort. Er bestaat een aardige prent van het Aalmoezeniersweeshuis. Voor het huis ziet men een vuilniskar staan; twee mannen dragen aan een stok op den schoudereenige lantaarns voor eene begrafenis; de aanspreker komt aanloopen met de briefjes in de hand, karossen en sleedjes bij het trouwen in gebruik, zijn in aantocht, terwijl in de gracht eene schuit met vuilnis wordt voortgeboomd. De graveur heeft klaarblijkelijk door het aanbrengen dier figuurtjes gedoeld op de eigenaardige inkomsten van het Weeshuis. Nog tal van andere belastingen zijn er geweest, op de wijnen, op de aardappelen, op de honden, op de handwagens en de karren, enz. De bakkers werden beboet, als het brood het gewicht niet hield. Wie de straat be schadigde, moest betalen. Wie bij mist naliet aan de wallekant voor zijn huis een touw te spannen, kon in zijn beurs tasten. In het geheel waren er om en bij 50 ver schillende bronnen van inkomsten en die hebben in den eersten tijd zoo mild gevloeid, dat het Weeshuis zich daarmede bekruipen kon. In het laatst der 18de eeuw kwam hierin verandering. Het aantal kinderen vermeer derde, terwijl de inkomsten tengevolge van de slechte tijdsomstandigheden verminder den. Wel werden er nog nieuwe keuren vast gesteld, doch er kwam niet genoeg geld binnen. De stad moest telkens het tekort bijpassen en toen tijdens de Fransche over heersching handel en nijverheid stilstonden en van bijpassen bijna geen sprake meer was, begon voor het Weeshuis een lijdensge schiedenis. Wat was het aantal verpleegden in den moeilijken tijd, dien ons Vaderland door leefde, ook niet toegenomen! Terwijl er in 1700 1362 aalmoezeniers weezen waren, telde men er in 1800 2817 en in 1811 4303, waarvan er 2444 in het Huis en de rest in gezinnen bij zoogenaamde minnemoeders werden verpleegd. Reeds in 1802 had men de zolders van het thans nog bestaande pakhuis Amsterdam", grenzende aan het gesticht, tot slaapvertrekken moeten inrichten; de kribben moesten boven elkaar geplaatst worden als in een scheepskajuit, terwijl er soms drie kinderen in n bed sliepen. Die vermeerdering was hoofdzakelijk het gevolg vau het groot aantal vondelingen en verlaten kinderen, dat jaarlijks werd op genomen In 1811 werden er 556 vondelingen aangebracht en in 1817, toen de naweeën van den oorlog zich nog krachtig deden ge voelen, werden er zelfs 855 kinderen gevon den, terwijl 240 verlaten kinderen werden opgenomen. Wat een toestand! en dan geen geld om rogge te koopen of het allernoodigste linnen goed aan te schaffen. Men was genoodzaakt op langen termijn te koopen, terwijl eens zelfs de Regenten zich persoonlijk moesten borg stellen voor de betaling. Eindelijk in 1811, bij de invoering der Fransche Wetgeving, hielden de voornaamste rechten en inkomsten van het Aalmoezeniers weeshuis op en moest men wel tot het nemen van andere maatregelen overgaan. Zoo begon men in dat jaar met kinderen Iormamint-Tabletten vernietigen de bacteriën in mond en keel en beschermen] tegen Besmetting. ???? iiiiiiiilliilliililllililllimilllllllltliiimiliimiiiiliiiiiilllliltjillllillllllllll proeven tegen de pest besmette hij er zich zelf mee en stierf er aan. Wybo Anne Borger, oud-leerling der Hoo gere Burgerschool te Haarlem, heeft te Leiden gestudeerd. Na het voleindigen zijner stu diën ging hij als militair arts naar Neder landsen Oost-Indië. Een tien jaar later ging hij uit den geneeskundig-militairen dienst over naar het Instituut Pasteur te Welte vreden en werd er later onder-directeur. Omstreeks 1910 kwam hij voor geruimen tijd met verlof naar Holland en bracht dat in Haarlem, de woonplaats der familie van hem en zijne vrouw, door. Van Haarlem uit bezocht hij, ook in gevolge opdracht, de voor naamste hoofdsteden van Europa om zich er opdehoogtete stellen der nieuwste vindingen op zijn bijzonder gebied. Tijdens zijn verlof heeft hij ook gewerkt aan het Laboratorium der Waterleiding te Haarlem. Wybo Anne Borger is niet ouder geworden dan veertig jaar. Hij laat een jonge vrouw en twee jeugdige kinderen na. Veel had hij nog van het leven en de beoefening der wetenschap verwacht. Te Bandoeng, waar een Instituut Pasteur zal komen, was hij kort voor zijn overlijden geweest om er den benoodigden grond te koopen. Aan het op dien grond te verrijzen Instituut Pasteur zou hij Directeur worden. De onverwachte dood heeft dat gestuit. R. Het Ongelukkige Polen De oorlogsnood onder de Polen is in de laatste maanden nog sterk toegenomen. Het voortdringen der Duitsch-Oostenrijksche legers had de evacuatie van millioenen be woners van Polen en West-Rusland tenge volge. Warschau ondergaat een hevige eco nomische crisis, doordat het is losgemaakt van het rijk, waarmee het vroeger een eco nomische eenheid vormde. En ook in de andere streken van Russisch Polen en in op de minst kostbare wijze ten plattelande uit te besteden. Op aandrang van den prefect de Celles werd door den hertog van Plaisance, toentertijde prins-aartsthesaurier van het keizer rijk, gouverneur-generaal der departementen in Holland, besloten, een Commissie te be noemen, die tot taak had andere Commissies ten plattelande bijeen te roepen om aan deze op te dragen de uitbesteding te regelen en alzoo de Aalmoezeniersweezen voor het vervolg niet meer alleen tot ambachtslieden, maar ook tot bekwame landbouwers op te leiden. In verschillende plaatsen in Over ijssel, Drenthe, Zuidholland, Gelderland, Brabant en Utrecht kwamen die colleges tot stand. De Regenten van het Weeshuis konden nu spoedig kinderen naar buiten zenden. Deze uitbesteding duurde tot 1824 en in dien tijd zijn er op 20 plaatsen in Nederland in het geheel 1984 Amsterdamsche kinderen in gezinnen ondergebracht. In 1815 opende een zekere heer Van der Hoeven te Feijenoord eene instelling om weezen en andere kinderen tijdelijk te verzorgen. Van hier uit zijn er 215 heen gezonden, doch de verzorging in dat gesticht beantwoordde niet aan de verwachtingen, zoodat de kin deren terugkeerden en de stichting in 1817 te niet ging. De uitbesteding ten plattenlande heeft nooit het hart van H. H. Regenten gehad. Toch kan men niet zeggen, dat de resultaten onbevredigend zijn te noemen. Van de plm. 2000 kinderen van 1811 tot 1824 ten platte lande opgevoed zijn er slechts 37 overleden ; in het Weeshuis stierven er in den regel meer. Velen zijn gebleven ter plaatse, waar zij opgevoed zijn en werden later met een uitzet als verpleegden afgeschreven, nadat zij tot een bestaan geraakt waren. Goedkoop was zeker die verpleging ten plattelande wel te noemen. Men betaalde voor een kind f 50.?verpleeggeld plm. 12 stuivers schoolgeld en zoodra het kind in jaren en krachten toenam en derhalve pro ductieven arbeid begon te verrichten, werd het verpleeggeld minder. Een groot voordeel van de uitbesteding was, dat er meer ruimte in het Aalmoeze niersweeshuis kwam en dat vele kinderen, die in de stad bij minnemoeders waren uit besteed, nu weder in het Huis konden onder gebracht worden. Op 27 Juni 1821 werden de zolders aan het pakhuis Amsterdam" weder ontruimd. Er werd nog een ander middel toegepast om van de zorg voor de kinderen ontheven te worden. Zooals thans ook nog het geval is, waren er ouders, die het gemakkelijker vonden de gemeente voor hunne kinderen te laten zorgen. Zij lieten ze onbeheerd achter en hielden zich dan verder schuil. Reeds in de 18de eeuw waren aan het Huis verbonden een schout en zes of acht dienaren, belast met de opsporing van ouders, die hunne kinderen hadden verlaten of te vondeling gelegd. Toen nu in 1811de belastingen van het Huis werden afgeschaft, werden te gelijk de schout en zijne dienaren ontslagen. In 1819 echter werd weder de zoogenaamde Aalmoezenierspolitie inge voerd, die er in slaagde in den tijd van drie jaren de ouders van 1158 kinderen op te sporen, waarna deze werden teruggegeven. De Fransche overheersching was voorbij en ook voor het Aalmoezeniersweeshuis brak een betere tijd aan. De schulden, die eenige tonnen beliepen, werden langzamerhand aangezuiverd; het Rijk verleende een sub sidie van ?100,000.?; door gepaste zuinig heid kon men de uitgaven verminderen, terwijl, zooals hierboven reeds is meege deeld, het aantal kinderen afnam. Het gebouw werd inwendig verbeterd, vooral door het aanbrengen van eene badgelegenheid, waardoor men den huiduitslag, die steeds onder de kinderen van het ge sticht geheerscht had en die in de moeilijke dagen van den Franschen tijd, eerder toe dan afgenomen was, hoopte te overwinnen. Hoe dit alles weer veranderde, in een volgend artikel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl