Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Dec. '15. No. 2007
afloop van den tegenwoordigen oorlog wor
den beïnvloed door hunne conservatieve
meeningen.
Ook in Nederland is dat het geval. Onder
alle politieke partijen ten onzent vindt men
voorstanders van de Duitsche zaak en vrien
den der Entente; maar de eersten toch het
meest onder de aristocraten en conserva
tieven; aan de pro-Duitschers in Nederland
is een adellijk luchtje.
Het is mogelijk, dat een overwinning van
Duitschland thans ten goede zal komen aan
de partij van het behoud ; maar het is zeker,
dat de verwachting van Ranke, dat na 1870
de conservatieve idee door het Duitsche
volk het meest zou worden bevorderd, niet
geheel in vervulling is gegaan.
Al dadelijk hierom niet, omdat sinds 1870
de sociaaldemocratische partij in Duitsch
land zelfstandig is gegroeid, ondanks dwang
maatregelen en uitzonderingswetten. Wan
neer Ranke nog een tiental jaren langer had
geleefd en zijne wereldgeschiedenis had
mogen voltooien, zou het interessant ge
weest zijn, van hem te vernemen of hij ook
dan nog van meening was gebleven, dat
het Duitsche volk de drager bij uitnemend
heid was van de conservatieve ideeën in
staat en maatathappij. Maar zijne wereld
geschiedenis is in de middeleeuwen blijven
steken : zoo hij ze ten einde had kunnen
brengen, zou hij wijselijk hebben gehandeld,
door ze te besluiten met den oorlog van
1870. Van een ander Duitsch historicus, die
evenzeer als Ranke in de stichting van het
Duitsche Rijk de vervulling" zag van de
wereldgeschiedenis, an von Treitschke
weten wij, dat op zijn laatste levensperiode
een schaduw werd geworpen door wat hij
noemde die Verirrungen der modernen
democratischer! Gleichheitswahner"; zoolang
hij nog hoopte den groei der sociaaldemo
cratie te kunnen tegenhouden, was hij een
van haar felste bestrijders; toen die poging
hem vruchteloos bleek, trok hij zich moe
deloos uit het politieke leven terug.
De groei der sociaaldemocratische partij
was ook daarom zoo'n groole teleurstelling
voor hen, die in het Duitsche volk den
wachter van het behoud zagen, omdat van
Duitschland uit de sociaaldemocratische
denkbeelden in de meeste landen van Europa
zijn verbreid. In plaats van een schild tegen
de Revolutie te zijn, werd Duitschland de
hoogeschool voor alle studenten in de leer
der omverwerping van de grondslagen der
bestaande maatschappij De
sociaaldemocraAalmoezeniersweeshuis en
Inrichting voor Stadsbestedelingen
door W. F. VAN VOORST
Op l Januari 1916 is het 250 jaren geleden,
dat eene Amsterdamsche Gemeente instelling
van Weldadigheid, het voormalig Aalmoe
zeniersweeshuis, thans Inrichting voor Stads
bestedelingen, werd opgericht.
De Redactie van dit Weekblad noodigde
mij uit in eenige artikelen over die inrich
ting het een en ander mede te deelen.
Het eerste noem ik:
l HOE AMSTERDAM TOT HET BEGIN DER
19DE EEUW VOOR DE AAN HARE ZORGEN
TOEVERTROUWDE KINDEREN ZORGDE.
Wij klagen tegenwoordig vaak over slechte
ouders, die hunne kinderen in hulpbehoe
venden toestand brengen of achterlaten, doch
vroeger was het niet veel beter en ook toen
moest de overheid tusschenbeide komen en
de arme kinderen beschermen. Nu heeft
Amsterdam de zaak der kinderverzorging
steeds ter harte genomen en in den loop der
jaren is er langzamerhand, zou men kunnen
zeggen, eene goed georganiseerde tak van
dienst ontstaan, aangewezen om kinderen
te beschermen en op te voeden.
In de middeleeuwen was het gewoonte,
dat de kloosters, waarvan Amsterdam ruim
voorzien was, de zorg voor de armen op zich
namen. Na de Reformatie namen de Her
vormde Kerk en het Stadsbestuur die taak
over en nu deed zich het verschijnsel voor,
dat, hoe meer de Amstelstad in bloei toenam,
het aantal armen ook groeide. Geen wonder,
de kooplieden, die schatten met den handel
verdienden, waren mild en de armen genoten
van de aalmoezen, die met kwistige hand
werden uitgereikt.
Er was in Amsterdam wat te halen, van
daar dat bedelaars en leegloopers van buiten
naar hier kwamen, en het der burgerij inder
daad lastig maakten. De overheid zag het
gevaar in en vaardigde verschillende keuren
uit, waarin met zware straffen bedreigd
werden niet alleen zij, die bedelden, doch
ook, die hen behulpzaam waren, ja zelfs,
die hen aalmoezen uitreikten.
Met opzending naar het Werkhuis werden
bedreigd, zij, die op bruggen, sluizen, voor
kerken, aan poorten of op hoeken van straten
bedelend voor zich of voor anderen werden
aangetroffen.
Evenals thans de bewoners van woon
wagens nog doen en kinderen uitzenden om
het medelijden op te wekken, geschiedde
ook toen, doch de keur dreigde, dat
arbitralijk sullen worden gecorrigeerd, die
kinderen uitzenden in straten of andere
plaatsen om aldaar te zitten staan of leggen
bedelen, hetzij met singen, kermen of
andersints".
. Het was herbergiers verboden, hunne
gasten behulpzaam te zijn, het wakend oog
der Provoosten te ontgaan of aan te wijzen
waar de beste adressen waren om te bedelen.
Eigenaardig was het verbod aan
veerschippers en vrachtrijders om bedelaars en
bedelaarskinderen binnen de stad te brengen.
Zoo zij het deden, moesten zij ze voor hunne
tische partijen in Zwitserland, België, Ne
derland, Denemarken, Zweden, Noorwegen,
Finland en Oostenrijk zijn alle gevormd
naar het model van de Duitsche; aan haar
ontleenen zij de leer, de taktiek, de orga
nisatie; bij haar vragen zij advies, zoo eigen
wijsheid wat zelden gebeurt te kort
schiet. De Revolutie in Rusland van 1905
en 1906 was voor een goed deel het gevolg
van de verbreiding der leer van de Duitsche
sociaaldemocratie onder de fabrieksarbei
ders van de groote Russische steden.
Bij vele conservatieven zal de vrees voor
het sociaal-democratische gevaar zijn ver
minderd door het bankroet van de inter
nationale sociaal-democratie tijdens dezen
oorlog. Maar zij vleien zich met een ijdelen
waan, Indien zij meenen, dat na dezen oor
log de strijdbijl van den klassenstrijd zal
worden begraven. De maatschappelijke ge
beurtenissen, die op den oorlog van 1870
zijn gevolgd, hebben juist aan de Duitsche
soojaal-demucratie een grooten toeloop van
volgelingen bezorgd. Het zou gewaagd zijn,
alleen daaruit af te leiden, dat ook na den
tegenwoordigen oorlog de sociaal-demo
cratie in Duitschland nog in beteekenis
zal winnen; maar het schijnt niet gewaagd,
te voorspellen, dat van alle gevolgen, die
deze oorlog zal medebrengen, de uitwerking
op sociaal gebied verreweg de belangrijkste
zal zijn; dat de maatschappelijke strijd met
veel grooter intensiteit zal worden gevoerd;
dat de Duitsche sociaal-democratie ook de
tactiek van dezen oorlog zal aangeven en
dat hare leiding terstond weder zal worden
aanvaard door de sociaal-democratische par
tijen van alle landen, die in dezen oorlog
neutraal bleven.
Is dus op maatschappelijk gebied Duitsch
land na 1870 niet te beschouwen als de
drager bij uitnemendheid van de conserva
tieve idee, ook op politiek terrein kan niet
worden gezegd, dat het Duitsche Rijk na
1870 overal de partij van het behoud heeft
gesteund tegen die van de revolutie.
Tijdens het presidentschap van Thiers
(1871?1873) begonnen de royalisten in
Frankrijk aan te [sturen op het herstel der
monarchie. De toenmalige Duitsche gezant
te Parijs, von Arnim, begunstigde dit stre
ven ; daar hij bij Keizer Wilhelm en vooral
bij Keizerin Augusta een wit voetje had,
kon hij zich persoonlijk tot hen wenden, en
buiten Bismarck om, zijn meening omtrent
de tegenover Frankrijk te volgen politiek
bij hen aanbevelen. Bij den Keizer roerde
kosten brengen, waar ze vandaan gekomen
waren en dan mochten ze voor straf in geen
zes weken varen of rijden. Die bedelaars
toch, zij kwamen met kinderen de eene poort
in, verlieten de stad door de andere poort
en lieten hunne kinderen achter, waarvoor
de stad dan zorgen kon.
In 1613 werd een college van Aalmoezeniers
opgericht, dat zitting hield in het voormalige
Clarissenklooster aan het Singel. Later werd
daarin de Latijnsche school gevestigd en
thans staat op die plek het gebouw van het
Bevolkingsregister en den Burgerlijken Stand,
benevens een politiebureau, in de wandeling
nog Bureau Gymnasium" geheeten.
De Aalmoezeniers reikten des zomers de
liefdegaven uit aan de nooddruftigen, doch
hadden bovendien te zorgen, dat de door
trekkende armen zoo spoedig mogelijk de
stad verlieten door ze een reispenning te
verstrekken. De begraving der armen was
mede hun taak en wat tegenwoordig aan de
kliniek gebeurt, de behandeling der
favuslijders (?schurfthoofden" zei men toen), ge
schiedde mede onder hun toezicht in het
Lazarushuisje bij de Heiligenwegspoort. En
of het nog niet genoeg was, de Aalmoeze
niers hadden te zorgen voor de verlaten
kinderen, de vondelingen, de kinderen van
gevangenen, van krankzinnigen, in het kort
voor al die kinderen, die tegenwoordig in
het Stads-Bestedelingenhuis zouden worden
opgenomen.
Aanvankelijk besteedden zij die kleinen in
gezinnen uit en nu schijnt het, dat men niet
met die wijze van verpleging was inge
nomen. Wellicht werd het aantal kinderen
te groot, hoe het zij, de Aalmoezeniers ver
langden naar een eigen gesticht en richtten
een verzoek daartoe aan Burgemeesteren en
Raden der Stad.
Juist in den tijd werd de stad vergroot
en een gedeelte van de nieuwe uitleg
tusschen de tegenwoordige Prinsengracht en
den Buitensingel kwam als eene geschikte
plaats voor de nieuwe stichting in aanmer
king. Tusschen Leidschestraat en
Leidschegracht werd het gebouwd. In 1663 werd
met den bouw begonnen en op l Januari
1666 werd het in gebruik genomen.
Dit feit nu is op l Januari 1916 250 jaren
geleden en inderdaad waard herdacht te
worden.
Aalmoezeniersweeshuis heette de nieuwe
stichting en toch was het geen huis, waarin
uitsluitend weezen werden opgenomen.
Behalve onechte weezen en zij, die niet in
het Burgerweeshuis of eenige kerkelijke
instelling konden worden opgenomen, ver
pleegde men ook vondelingen, verlatenen,
kinderen, wier ouders zich in een gasthuis
of in de gevangenis bevonden en al die
kinderen noemde men weezen. Dat moet
ons niet verwonderen. In het Oud-Hollandsen
recht heet het: Wie door onbekwaamheid
om zich zelven te redderen, onmondig zijn,
worden in het semeen weezen genoemd".
Vandaar, dat men sprak van ouderlooze
weezen, bejaarde weezen" en dat men von
delingen en andere onverzorgde kinderen
ook met den naam weezen" aanduidde.
Het was inderdaad een flink gebouw, dat
Aalmoezeniersweeshuis. Zie er het Paleis
Het voormalig Aalmoezeniersweeshuis, thans Paleis van Justitie
hij deze snaar aan, dat het Pruisische Ko
ningshuis de oudste regeerende dynastie
van Europa was en dat daarom op Keizer
Wilhelm, als doyen van de monarchen, de
plicht rustte om andere oude dynastieën in
bescherming te nemen en met name in
Frankrijk het herstel van de monarchie der
Bourbons te bevorderen. Psychologisch was
dat goed berekend, zegt Bismarck in zijne
Gedanken und Erinnerungen;' wanneer Ar
nim de eenige raadsman van den Keizer
was geweest, zou het hem misschien gelukt
zijn, het klare oordeel van dezen souverein
te vertroebelen door een beroep te doen op
zijn monarchaal solidariteitsgevoel.
Maar als het erop aankwam, luisterde keizer
Wilhelm naar Bismarck. En deze vond, dat
het hier aankwam op het allerhoogste belang
van het Duitsche Rijk. Dat belang hield geen
rekening met de theorie, dat het Duitsche
Rijk eigenlijk het schild tegen de Revolutie
was; moest daar althans geen rekening mede
houden. Dat had Bismarck ook nooit gedaan;
tijdens het keizerschap van Napoleon 111 had
hij zijne conservatieve vrienden van zich ver
vreemd, door de leer te verkondigen, dat
Pruisen een bondgenootschap met Frankrijk
moest sluiten, wanneer Napoleon daarvoor
te vinden was. Van theorie heeft Bismarck
altijd een hartgrondigen afkeer gehad; over
de theorie, dat het de plicht van den
Duitschen keizer was om de legitieme partij in
Frankrijk te steunen, haalde hij de schou
ders op.
Voor Bismarck was het voornaamste doel
in de buitenlandsche politiek na 1870 dit:
te verhoeden, dat er een verbond zou komen
van Rusland, Oostenrijk en Frankrijk tegen
Duitschland; zulk een verbond was zijn
nachtmerrie. Daarom was het zijn wensen,
dat Frankrijk een republiek zou blijven; het
herstel der monarchie zou Frankrijk b
ndnisfahig" maken voor Rusland en Oostenrijk,
vooral voor Oostenrijk, omdat de nieuwe
Fransche monarchie clericaal gezind zou
zijn. Het was niet de taak van het Duitsche
Rijk om als wachter van de orde en rust
in Frankrijk op te treden; het moest
wenschen, dat Frankrijk zwak en door
binnenlandschen strijd verdeeld bleef; de kans
daarop scheen hem grooter onder de
republikeinsche dan onder den monarchale
regeeringsvorm; daarom hielp hij de repu
bliek in stand houden; daarom kreeg Von
Arnim zijn congë als gezant te Parijs.
Zoo heeft het Duitsche Rijk ondanks
de meening van Ranke, dat het geroepen
IIIIIIIIMHIIIIIIIIIIII
van Justitie maar eens op aan; de hoofdlijnen
zijn dezelfde gebleven.
De Amsterdammers waren er trotsch op.
Het Huis was doorgaans overbevolkt.
Aanvankelijk was het bestemd voor 800 kin
deren, doch reeds in 1683 was het getal
verpleegden gestegen tot 1300, zoodat het
vergroot moest worden, wat later nog meer
malen is geschied. De taak der Regenten
werd dan pok steeds zwaarder en daarom
werden zij in 1682 ontheven van alle werk
zaamheden, die niet met de verzorging der
kinderen in verband stonden.
In 1682 werd ook het getal der Regenten
van 6 op 8 gebracht en in 1685 dat der
Regentessen van 4 tot 6 vermeerderd.
Wij kunnen wel aannemen, dat omstreeks
1690 de verpleging en opvoeding de vormen
hebben aangenomen, die zij jarenlang hebben
behouden.
De Aalmoezeniersweezen genoten eene
goede verzorging, zeker niet minder dan de
Burgerweezen of de verpleegden in kerke
lijke gestichten, Zij werden goed onder
wezen, genoten vakopleiding en bleven tot
20 of 21-jarigen leeftijd in het Huis.
Zij waren niet zoo in het oogloopend ge
kleed als de Burgerweezen. De jongens,
zoowel als de meisjes droegen kleeren van
donker laken en hadden als kenmerk boven
het armsgat van den linkerschouder een zoo
genaamd bragoentje", een koordje van
roode, zwarte en witte wol, de kleuren van
de stad. De meisjes droegen een witten
geplpoiden halsdoek, een dito schortje, een
aardige tullen muts en op Zondag bij kerk
gang zeemlederen handschoenen tot boven
de ellebogen.
Het Aalmoezeniersweeshuis was een
stichting, die veel geld kostte en van zelf
komt de vraag op, hoe kwamen Regenten
aan de belangrijke sommen, die jaarlijks
noodig waren. Er waren wel eenige legaten
aan het Huis vermaakt, doch de rente daar
van was natuurlijk onvoldoende om alle uit
gaven te bestrijden. Van de stad ontving
men jaarlijks f 3700, als gage voor hoofd
en andere suppoosten en f 3000 kostgeld
voor 60 kinderen ; maar wat beteekende dat,
waar zooveel noodig was.
Dit zag het Stadsbestuur dan ook wel in
en daarom heeft het in verloop van tijd aan het
Huis de inning van verschillende belastingen
opgedragen, waarvan een enkele, zooals een
kwartje boete voor het te laat komen op de
Beurs nog zeer lang is blijven bestaan.
In de financieele boeken van het Weeshuis,
thans berustende in het Stedelijk Archief, is
nauwkeurig aanteekening gehouden van die
inkomsten en het schijnt mij toe, dat voor
de studie van de vroegere maatschappelijke
toestanden, die gegevens van het meeste
gewicht zijn.
Zoo ontving het Huis de opbrengst van
het poortersgeld. Wie als burger of poorter
wilde beschouwd worden en van de voor
rechten verbonden aan het poorterschap wilde
genieten, moest een zekere som betalen en
ontving dan eene poorterceel, die o.m. ook
het recht gaf dat de kinderen bij het over
lijden der ouders in het Burgerweeshuis
konden worden opgenomen. Thans kan men
dat recht bij het Burgerweeshuis zelf koopen.
Wie een ambt of bediening aanvaardde,
moest vooraf eene som storten, verschillende
naar de gewichtigheid van den werkkring.
Men vindt stortingen geboekt van f 500, doch
ook postjes van f 6 en minder.
Het tegenwoordig nog bekend precario,
eene belasting op uithangborden, stoepen,
regenbakken, pothuizen werd voorheen door
het Weeshuis geïnd.
Hier en daar waren in de stad bussen
geplaatst b.v. bij bruggen en in kantoren en
wijnhuizen tot ontvangst van liefdegaven.
Het eigenaardigst waren de boeten op het
begraven". Wie na vastgestelden tijd een
lijk liet ter aarde bestellen, werd beboet
voor een bedrag, dat hooger werd naarmate
het vastgestelde uur werd overschreden.
Langzamerhand begon het beschouwd te
worden als een kenmerk van deftigheid,
wanneer de begraving bij avond plaats vond
en het Aalmoezeniersweeshuis voer er wel
was de idee van het behoud te verdedigen
er toe medegeholpen, dat in Frankrijk de
republikeinsche partij zegevierde over de
monarchale. Omdat de politiek van hit
Duitsche Rijk niet door theorie of sentiment
wordt geleid, maar alleen door die
Staatsraison".
Ook na dezen oorlog zal dat vermoedelijk
zoo blijven. Wie aan Duitschland de over
winning toewenschen, omdat zij dit rijk be
schouwen als den beschermer van alles wat
conservatief denkt en voelt, kunnen zich
vleien met de hoop, dat het deze taak zal
blijven vervullen zoolang zijn belang mede
brengt, dat te doen. Eischt dit belang in de
toekomst echter, dat het Duitsche Rijk zich
verbindt met de partij der revolutie" in
plaats van met die van het behoud", ook
dan zal de Staatsraison" het eenige richt
snoer zijn voor de Duitsche politiek.
8 Dec. 1915 G. W. KERNRAMP
limMIMMMIIimillllltM
Wybo Anne Borger f
Wybo Anne Borger, afstammeling van
den bekenden dichter Borger, onderdirecteur
van het Instituut Pasteur te Weltevreden
(N. I.) is l December 1.1. als slachtoffer der
wetenschap gevallen. Bij het nemen van
iMiiimiMMiliimMMllliimmiMlllillimiimmii
bij, ja, het kreeg zelfs het uitsluitend recht
om de lantaarns voor de avondbegrafenissen
te verhuren. Zoo werd in 1700 aan boeten
voor het begraven bij avond ?22,845 be
taald, doch langzamerhand begon men
in te zien, dat het eene belasting was,
waarvoor men toch eigenlijk niets genoot,
zoodat 100 jaren later nog slechts /1450
geïnd werd.
Uit alles werd munt geslagen; voor de
koetsen en sleden, die de lijkstoet volgden,
moest men aan het Huis betalen, zelfs op
het drukken van begrafenisbriefjes werd
belasting gelegd.
Ook het trouwen kostte vroeger, veel
extra geld.
Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis
hadden te zorgen voor het ophalen van
asch en vuilnis en mochten die dan
verkoopen, maar menigmaal schijnt dat eene
schadepost geweest te zijn en dan dekte de
stad het tekort.
Er bestaat een aardige prent van het
Aalmoezeniersweeshuis. Voor het huis ziet
men een vuilniskar staan; twee mannen
dragen aan een stok op den schoudereenige
lantaarns voor eene begrafenis; de aanspreker
komt aanloopen met de briefjes in de hand,
karossen en sleedjes bij het trouwen in gebruik,
zijn in aantocht, terwijl in de gracht eene schuit
met vuilnis wordt voortgeboomd. De graveur
heeft klaarblijkelijk door het aanbrengen
dier figuurtjes gedoeld op de eigenaardige
inkomsten van het Weeshuis.
Nog tal van andere belastingen zijn er
geweest, op de wijnen, op de aardappelen,
op de honden, op de handwagens en de
karren, enz.
De bakkers werden beboet, als het brood
het gewicht niet hield. Wie de straat be
schadigde, moest betalen. Wie bij mist naliet
aan de wallekant voor zijn huis een touw
te spannen, kon in zijn beurs tasten.
In het geheel waren er om en bij 50 ver
schillende bronnen van inkomsten en die
hebben in den eersten tijd zoo mild gevloeid,
dat het Weeshuis zich daarmede bekruipen
kon.
In het laatst der 18de eeuw kwam hierin
verandering. Het aantal kinderen vermeer
derde, terwijl de inkomsten tengevolge van
de slechte tijdsomstandigheden verminder
den. Wel werden er nog nieuwe keuren vast
gesteld, doch er kwam niet genoeg geld
binnen. De stad moest telkens het tekort
bijpassen en toen tijdens de Fransche over
heersching handel en nijverheid stilstonden
en van bijpassen bijna geen sprake meer was,
begon voor het Weeshuis een lijdensge
schiedenis.
Wat was het aantal verpleegden in den
moeilijken tijd, dien ons Vaderland door
leefde, ook niet toegenomen!
Terwijl er in 1700 1362 aalmoezeniers
weezen waren, telde men er in 1800 2817
en in 1811 4303, waarvan er 2444 in het Huis
en de rest in gezinnen bij zoogenaamde
minnemoeders werden verpleegd. Reeds in
1802 had men de zolders van het thans nog
bestaande pakhuis Amsterdam", grenzende
aan het gesticht, tot slaapvertrekken moeten
inrichten; de kribben moesten boven elkaar
geplaatst worden als in een scheepskajuit,
terwijl er soms drie kinderen in n bed
sliepen. Die vermeerdering was hoofdzakelijk
het gevolg vau het groot aantal vondelingen
en verlaten kinderen, dat jaarlijks werd op
genomen In 1811 werden er 556 vondelingen
aangebracht en in 1817, toen de naweeën
van den oorlog zich nog krachtig deden ge
voelen, werden er zelfs 855 kinderen gevon
den, terwijl 240 verlaten kinderen werden
opgenomen.
Wat een toestand! en dan geen geld om
rogge te koopen of het allernoodigste linnen
goed aan te schaffen. Men was genoodzaakt
op langen termijn te koopen, terwijl eens
zelfs de Regenten zich persoonlijk moesten
borg stellen voor de betaling.
Eindelijk in 1811, bij de invoering der
Fransche Wetgeving, hielden de voornaamste
rechten en inkomsten van het Aalmoezeniers
weeshuis op en moest men wel tot het nemen
van andere maatregelen overgaan.
Zoo begon men in dat jaar met kinderen
Iormamint-Tabletten
vernietigen de bacteriën in
mond en keel en beschermen]
tegen Besmetting.
????
iiiiiiiilliilliililllililllimilllllllltliiimiliimiiiiliiiiiilllliltjillllillllllllll
proeven tegen de pest besmette hij er zich
zelf mee en stierf er aan.
Wybo Anne Borger, oud-leerling der Hoo
gere Burgerschool te Haarlem, heeft te Leiden
gestudeerd. Na het voleindigen zijner stu
diën ging hij als militair arts naar Neder
landsen Oost-Indië. Een tien jaar later ging
hij uit den geneeskundig-militairen dienst
over naar het Instituut Pasteur te Welte
vreden en werd er later onder-directeur.
Omstreeks 1910 kwam hij voor geruimen
tijd met verlof naar Holland en bracht dat
in Haarlem, de woonplaats der familie van
hem en zijne vrouw, door. Van Haarlem uit
bezocht hij, ook in gevolge opdracht, de voor
naamste hoofdsteden van Europa om zich er
opdehoogtete stellen der nieuwste vindingen
op zijn bijzonder gebied. Tijdens zijn verlof
heeft hij ook gewerkt aan het Laboratorium
der Waterleiding te Haarlem.
Wybo Anne Borger is niet ouder geworden
dan veertig jaar. Hij laat een jonge vrouw
en twee jeugdige kinderen na. Veel had hij
nog van het leven en de beoefening der
wetenschap verwacht. Te Bandoeng, waar
een Instituut Pasteur zal komen, was hij
kort voor zijn overlijden geweest om er
den benoodigden grond te koopen. Aan het
op dien grond te verrijzen Instituut Pasteur
zou hij Directeur worden. De onverwachte
dood heeft dat gestuit. R.
Het Ongelukkige Polen
De oorlogsnood onder de Polen is in de
laatste maanden nog sterk toegenomen. Het
voortdringen der Duitsch-Oostenrijksche
legers had de evacuatie van millioenen be
woners van Polen en West-Rusland tenge
volge. Warschau ondergaat een hevige eco
nomische crisis, doordat het is losgemaakt
van het rijk, waarmee het vroeger een eco
nomische eenheid vormde. En ook in de
andere streken van Russisch Polen en in
op de minst kostbare wijze ten plattelande
uit te besteden.
Op aandrang van den prefect de Celles
werd door den hertog van Plaisance,
toentertijde prins-aartsthesaurier van het keizer
rijk, gouverneur-generaal der departementen
in Holland, besloten, een Commissie te be
noemen, die tot taak had andere Commissies
ten plattelande bijeen te roepen om aan
deze op te dragen de uitbesteding te regelen
en alzoo de Aalmoezeniersweezen voor het
vervolg niet meer alleen tot ambachtslieden,
maar ook tot bekwame landbouwers op te
leiden. In verschillende plaatsen in Over
ijssel, Drenthe, Zuidholland, Gelderland,
Brabant en Utrecht kwamen die colleges
tot stand.
De Regenten van het Weeshuis konden
nu spoedig kinderen naar buiten zenden.
Deze uitbesteding duurde tot 1824 en in
dien tijd zijn er op 20 plaatsen in Nederland
in het geheel 1984 Amsterdamsche kinderen
in gezinnen ondergebracht. In 1815 opende
een zekere heer Van der Hoeven te
Feijenoord eene instelling om weezen en andere
kinderen tijdelijk te verzorgen. Van hier
uit zijn er 215 heen gezonden, doch de
verzorging in dat gesticht beantwoordde
niet aan de verwachtingen, zoodat de kin
deren terugkeerden en de stichting in 1817
te niet ging.
De uitbesteding ten plattenlande heeft
nooit het hart van H. H. Regenten gehad.
Toch kan men niet zeggen, dat de resultaten
onbevredigend zijn te noemen. Van de plm.
2000 kinderen van 1811 tot 1824 ten platte
lande opgevoed zijn er slechts 37 overleden ;
in het Weeshuis stierven er in den regel
meer.
Velen zijn gebleven ter plaatse, waar zij
opgevoed zijn en werden later met een
uitzet als verpleegden afgeschreven, nadat
zij tot een bestaan geraakt waren.
Goedkoop was zeker die verpleging ten
plattelande wel te noemen. Men betaalde
voor een kind f 50.?verpleeggeld plm. 12
stuivers schoolgeld en zoodra het kind in
jaren en krachten toenam en derhalve pro
ductieven arbeid begon te verrichten, werd
het verpleeggeld minder.
Een groot voordeel van de uitbesteding
was, dat er meer ruimte in het Aalmoeze
niersweeshuis kwam en dat vele kinderen,
die in de stad bij minnemoeders waren uit
besteed, nu weder in het Huis konden onder
gebracht worden. Op 27 Juni 1821 werden
de zolders aan het pakhuis Amsterdam"
weder ontruimd.
Er werd nog een ander middel toegepast
om van de zorg voor de kinderen ontheven
te worden. Zooals thans ook nog het geval
is, waren er ouders, die het gemakkelijker
vonden de gemeente voor hunne kinderen
te laten zorgen. Zij lieten ze onbeheerd
achter en hielden zich dan verder schuil.
Reeds in de 18de eeuw waren aan het
Huis verbonden een schout en zes of acht
dienaren, belast met de opsporing van
ouders, die hunne kinderen hadden verlaten
of te vondeling gelegd. Toen nu in 1811de
belastingen van het Huis werden afgeschaft,
werden te gelijk de schout en zijne dienaren
ontslagen. In 1819 echter werd weder de
zoogenaamde Aalmoezenierspolitie inge
voerd, die er in slaagde in den tijd van
drie jaren de ouders van 1158 kinderen op
te sporen, waarna deze werden teruggegeven.
De Fransche overheersching was voorbij
en ook voor het Aalmoezeniersweeshuis brak
een betere tijd aan. De schulden, die eenige
tonnen beliepen, werden langzamerhand
aangezuiverd; het Rijk verleende een sub
sidie van ?100,000.?; door gepaste zuinig
heid kon men de uitgaven verminderen,
terwijl, zooals hierboven reeds is meege
deeld, het aantal kinderen afnam.
Het gebouw werd inwendig verbeterd,
vooral door het aanbrengen van eene
badgelegenheid, waardoor men den huiduitslag,
die steeds onder de kinderen van het ge
sticht geheerscht had en die in de moeilijke
dagen van den Franschen tijd, eerder toe
dan afgenomen was, hoopte te overwinnen.
Hoe dit alles weer veranderde, in een
volgend artikel.