De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 12 december pagina 6

12 december 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Dec. '15. No. 2007 Wilhelm von Bode 1845. W December 1915 door dr. A. BREDIUS Wilhelm von Bode op 70-jarigen leeltijd. Toen ik in 1879 voor het eerst kennis maakte met den toenmaligen dr. Bode, was het om hem te vragen mij in de gelegenheid te stellen een paar zeldzame Italiaanen in zijn directiekamer te mogen zien: een Spagna en een Zoppo. Natuurlijk verbaasde het hem een Hollander naar die Zuidelijke kunste naars te hooren vragen; en nog meer ver baasde net hem, toen hij kort daarop zag, dat ik heel wat minder thuis was in de Hollandsche dan in de Italiaansche kunst. Hij gaf mij toen den goeden raad (dien ik ook heb opgevolgd!) liever al mijn krachten aan de vaderlandsche kunst te besteden, dat was een veld waarop nog zoo veel te doen was! Een jaar later reisden wij samen door Spanje... En sedert dat oogenblik heb ik dien genialen, wonderlijk veelzijdigen, onver moeid werkzamen man zien arbeiden, zien bereiken, wat hij hoopte op bijna elk gebied. Het Kaiser Friedrich Museum, in vele op zichten een model van Museuminrichting, is zijn werk. De verzameling van Italiaansche Renaissance beeldhouwkunst is geheel zijn werk, en wat daar bijeen gebracht werd aan schitterende exemplaren der groote quattrpen cinquecentisten heeft hij door zijn energie en doorzettingsvermogen naar Berlijn getrokBJj de Boekhandel, aan de Kiosken en aan de Spoorwegstations verkrijgbaar: Abonnementsprijs t'T.öO per jaar. IIIIIIIIHIIIMIIIIMMIIIIIIIMIIIIIIIlMIIIIIIHIIIMIIIIIIItHIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIUI 'ANVLAANDEREM La Belgique Sangiante [Eenjwerk van EMILE VERHAEREN II Maar er is iets in La Belgique sanglante dat wij als Vlaamsche Belgen niet onopge merkt mogen voorbij gaan. Er speelt zich in de ziel van den dichter een heel zonder ling gebeuren af. Hij voelt zich Vlaming, voelt als Vlaming en is zich Vlaming be wust. Niemand dan hij heeft over Vlaan deren geschreven met zoo diepe liefde en innige vereering. Niemand is meer Vlaming in al de uitingen van zijn geest dan Verhaeren en niemand heeft Vlaanderen z verheerlijkt als hij het deed in zijn Toute la Flandre". Gansch het verleden, de oude helden, de schilders en de kunstenaars, de landen aan de zee en de vruchtbare vlakten, de Schelde Ie héros tragique et sombre," alles leeft er in, gezien door zijn breede vizie, opgenomen in zijn felle ge hallucineerde lyriek. Alleen de taal van het Vlaamsche volk heeft hij verloochend, daar voor voelt hij niets, wil hij niets voelen. En vergeet daarbij dat Vlaanderen zoo schoon is en zoo sterk omdat het zijn eigen leven behouden heeft en aan de wereld iets geven kan van zijn eigen schoonheid. Het is pijnlijk aan te zien hoe Verhaeren niets schijnt af te weten van de moderne Vlaamsche kunst, terwijl hij ze bewondert in het verleden, ze dood zwijgt, en niet eens gewaagd van een Vermeylen en een van de Woestijne waar hij citeert: Maeterlinck, Van Lerberghe, de Coster, Lemonnier, Eekhoud, Glesener, Delattre, Delterne, Van ken. Dat de rijke kooplieden van de Duitsche Metropolis fraaie collecties, meestal van eerste rangs kunstwerken der oude scholen ver zamelden, Is ook op zijn initiatief. Eerst in 1890 werd Bode directeur van de Königliche Gemaldegallerie", maar lang voor dien tijd, als onder-directeur, had hij reeds belangrijke aankoopen voor dat Museum gedaan. Wie kent niet de reeks van meester stukken van Rembrandt door Bode voor zijn Museum verworven die prachtige Hendrickje, ik meen voor f 3000 in Engeland gekocht, de Susaana, het Vizioen van Daniël, de grisaille met de Bergprediking, de Ansloo en zijn vrouw, de schitterende vrouw van Pharao met den vluchtenden Jozef, en wat niet al meer! Bode had in de rechten gestudeerd, maar voelde zich meer tot de kunst en hare geschiedenis aangetrokken. In 1872 kwam hij als assistent in hetBerlijnsch Museum, was er ook directeur der Christlichen Sculpturen", werd 1905 Ge neral Director der Königl. Museen", 1909 Excellenz" en een paar jaren geleden von." De vruchten van zijne veelzijdige studieën vindt men in tal van werken neergelegd.Hoogstbelangrijk voor ons waren zijne Studiën zur hollandlschen Malerei" (1882) en zijn groot Rembrandtwerk in 9 folio deelen, waarin hij de afbeeldingen en beschrijvin gen gaf van alle schilderijen, door hem aan Rembrandt toegekend. In zijne Studiën" gaf hij een meesterlijke beschouwing van het werk van Frans Hals en zijn school, een dergelijke over Brouwer, en vooral een wel nog niet compleet maar zeer belangrijk Oeuvre" van Rembrandt met een warm geschreven kritiek van diens stijl in de verschillende perioden zijner ont wikkeling. Een voortreffelijk boek van hem is ook zijn: Rembrandt und seine Zeitgenossen (1906). Hoe veelomvattend het gebied zijner studie is,-bewijzen de titels van de vol gende werken: Geschichte der Deutschen Kunst (1885), Italienische Bildhauer der Renaissance (1887), Handbuch der Vorderasiatischen Knüpfteppiche (1901), Denkmaler der Italianischen Hausmöbel der Renaissance (1902) Anfange der Majolikakunst in Toscana (1911). Als men dat alles zoo leest, zou men bijna vragen: is hier niet het ge vaar van qui trop embrasse mal treint" voor de hand liggend? Het is maar zér enkelen gegeven, zoo tehuis te raken op zoo verschillende ter reinen van het groot gebied der kunstweten schap, om zulk een reeks degelijke, deels voortreffelijke werken als de hier boven genoemde te kunnen schrijven. Bode heeft ontzettend veel gereisd en gezien, gezien met een scherp oog, gesteund door een uitnemend memorie, wat hem natuurlijk hierbij zeer ten goede kwam. En zijn fijn ontwikkeld kunstgevoel hielp hem bij de smaakvolle inrichting van zijn" Kaiser Friedrich Museum. Hij was onlangs juist weer bezig met de architectonische zorgen voor het groote nieuwe museum dat op de Museums-Insel" gebouwd wordt, en ziedaar, kort vór het vieren van zijn 70 jarig feest, nog met jeugdig vuur rond kleuterend in het in aan bouw zijnd gebouw, struikelt hij en breekt een voet. Onze eerste wensen is natuurlijk, dat dit ongeluk geen ernstige gevolgen voor den jubilaris hebben moge, dus voor een spoedig herstel. En dan dat hij voor zijn vaderland dat hij zoo trouw, met volle toewijding van een groot, rijk menschenleven gediend heeft, nog lang gespaard blijven moge. Wij Nederlanders zijn hem dankbaar voor het vele wat hij bijdroeg tot de betere kennis onzer groote XVlIe eeuwsche schilderschool; niet het minst voor wat hij schreef over de ontwikkelingvan Rembrandt's kunst, voor wat hij deed om ons dien grooten heerlijken Meester nader te brengen. Hoffel enz. Het is bij hem een doorgevoerd systeem van verdachtmaking en verlooche ning, waar hij het beter weet en het niet bekennen wil. Tot in het kinderachtige toe, waar hij Rogier van der Weijden o.a. na tuurlijk de la Pasture heet. Men heeft eens gezegd: II a glorifiétpute la Flandre, sauf sa langue" en het blijkt maar al te waar. En waar hij schrijft op bladzijde 83 van den tweeden druk: quelques-uns,... c'étaient les Flamingants, désiraient se faire Allemands" is de moedwil zóopzet telijk, de verdachtmaking van onzen eerlijken strijd zóellendig dat wij twijfelen aan de oprechtheid van den schrijver. Dat hij zich in 't Fransch uitdrukt, het is het ergste niet en een gevolg van de treurige verbastering der Vlaamsche bourgeoisie, maar dat hij zijn volk verdacht maakt in deze dagen van harden strijd, waarin ieder brengt zijn sacrificie, zulks is stuitend en onwaardig. En diezelfde man schrijft op bladzijde 69: J'eusse voulu tre, ne füt-ce qu'un instant, a moi seul, tous mes ancêtres, pöur aimer la Flandre non pas avec une ame, maisavec centames a la fois." Mocht hij het voelen in die honderd zielen tegelijk hoe het er zingt van het Vlaamsch geluid, hoe de glorie van het verleden en van het heden wortelt in de zoete taal, hoe de ziel van het volk er telkens in dompelt als in een verfrisschende sterkte. Mochten die honderd zielen hem zeggen; wat zeggen de steenen der torens en de zilveren zang der klokken, wat zeggen de schilders en de dichters, de Schelde en de zee; en alles wat hij bezongen heeft, ver heerlijkend, zoo door en door Vlaamsch, met zulk hevig voelen der kleuren en der zinnelijke weelde van den Vlaamschen grond. Zijn taal moge Fransch zijn, maar zij zingt op Vlaamschen rythmus; verfijnde Fransche critici mogen hem barbaar gescholden heb ben, hij moge fouten schrijven in de taal van Verlaine en France, dit alles bewijst hoe hij wortelt in den Vlaamschen grond, hoe hij Vlaming is, geheel en al, met al de kracht van zijn ziel. Vlaming in Les Flamandes, Vlaming in Les Moines, Vlaming Oorlogsimpressie uit de portefeuille van M. Bauer De Dood met de maai-machine Gabriël Max f 23 Aug. 1840-24 Nov. 1915 GABRIËL MAX f Wij noemen dezen Oostenrijkschen schilder met zijn oorspronkelijken naam, zonder het officieele, hem verleende von". Want als Max", niet als von Max", verwierf hij zijn ontzaglijke populariteit, die verre buiten de Duitsch sprekende landen reikte, die in alle grootte en kwaliteit reproducties verspreidde van zijn werken, welke vooral bekoring oefen den op de breede massa van sentimenteel aangelegden, die de maatschappij tusschen 1870 en '90 telde. Max, in 1840 geboren, even oud dus als Hans Makart, leefde in een tijd, waarin voor een schilder, die aan knap en degelijk werk slechts vertalenden inhoud wist te geven, de wereld open stond. Aan dezen hartstochtelijken Boheem was de populariteit te meer beschoren, doordien hij zich met voorliefde bezig hield met de dingen van den dood. Niet op mystieke, maar op min of meer griezelige wijze, zooals bijv. ook Piloty, in Toute la Flandre, Vlaming in al zijn werken en denken. Geen klokje van Vlaan deren dat niet luidt in zijn werk, geen ontroering die er niet in leeft, voldragen en forsch, gezien en gevoeld door zijn sterk temperament. Dadelijk pakt het u, bij elk vers, waarin het schittert en jubelt van goud en 't open gaat op wijde einders van licht. Het is Streuvels, de Coster, Vermeylen, allen, allen, maar veel sterker, veel heviger, alles gezien in toestanden van vervoering en gezegd in rythmussen die klinken als de strijdzangen der Vlaamsche kerels, vrij en vrank, jubelend van blije, volle levensvreugd. Als hij het voorbeeld gaf, als hij de Vlamin gen eens voorging in hun strijd om recht en brak met de franskiljonsche verbastering, die ons volk dreigt te maken tot halfslachtigen en zwakken, als hij zich heelemaal eens durfde uitleven, heelemaal zonder terug houding en Vlaming werd, eenvoudig en natuurlijk omdat hij Vlaming is, omdat de liefde voor Vlaanderen brandt in elk woord van zijn boek, in heel de levensgulle, levensdronkene volheid van zijn kunst. Hijzelf heeft de Vlaamsche geest geschetst als mystiek en sensueel." En is zijn werk iets anders, is zijn werk niet tegelijk als de sappige rijkdom van Vlaanderen's vrucht bare gouwen en als de stille ingetogenheid, peinzend en bespiegelend, van de slapende stedekens? En waar hij zich verheugt dat Dixmuiden, Yperen, Nieuwpoort Vlaamsen bleven, en daardoor zooveel echter, zoo veel schooner dan Brugge, Gent en Ant werpen, daar zal hij begrijpen de onschat bare waarde onzer taal als stevigste en hechtste grondslag van heel de Vlaamsche schoonheid. Om wille van die schoonheid, om wille van de liefde, die spreekt tot hem uit honderd zielen, zal hij breken met de franskiljons en dienen zijn Vlaanderen, ons Vlaanderen, geheel en al, met de oneindige schatten van zijn rijke ziel. Ja, zoo zal zijne profetie werkelijkheid worden, als alle krachten zullen arbeiden aan de toekomst van het vrije België, waar Vlaming en Waal dezelfde rechten zullen genieten, als broeders in n huis. Les plus IIIIIIIHIIIIIHIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiitiiiiiiiiitiiiiiiiiiii Spangenberg en anderen dat deden en zoo als wij ons dat nog herinneren van de rond reizende schilderijen van een anderen mees ter: die Lebensmüden", Vitriol", en der gelijke. Hoe lang schijnt dat geleden ! Dat de populariteit van Gabriël Max dit alles heeft overleefd, pleit voor haar dege lijkheid", als men dat zoo noemen mag. Er blijkt toch uit, dat zijn sentimentaliteit door leefd, door hem zelf meegevoeld was. In zijn bekenden, telken jare tegen Paschen in onze boek- en kunsthandels opnieuw in prent tentoongestelden Christuskop op den Zweetdoek der H. Veronica is dit het sterkst merkbaar. Ontegenzeglijk heeft Max door dit Christus-type zeer veel invloed op de fantazie der eenvoudig geloovenden geoefend. Zeer bewonderd werd inden ijd die L wenbraut" (naar Chamisso), een leeuw, die de leeuwentemster, op 't punt om te trouwen, in haar bruidstoilet als prooi in zijn kooi heeft gedood. Ook is zeer bekend, vooral in medische kringen, zijn Anatoom", een dokter bij het lijk van een meisje, dat de hand aan zichzelve had geslagen. Talrijk zijn zijn Madonna's, zijn schilderijen ter ver heerlijking van martelaars, zijn geschilderde voorstellingen op het gebied van spiritisme en Darwinisme, enz. Bovendien maakte Max ook geestige" schilderijen, vooral zeer goed geslaagde ?apen-stukken. Zijn teekening was vlot en natuurlijk, zijn fantazie en gevoeligheid groot. Daar door sprak hij tot het gemoed van velen, die anders nauwelijks naar kunst omzien. Maar hij was niet wat men kan noemen een groote geest, noch een ziener, noch een man van groote picturale rijpheid. W. MARTIN II l M11M111111111111111111111H1111H M111111M l M1111111111111111UMHJ11U U l UU UI IJ VERZEN Zal ik den lof... Zal ik den lof van Uwen naam verkorten, wijl ik een simpel lied Uw liefde wijd ? Het kleinste bloempje bloeit in dankbaarheid en leeft, als kindren stil , wien niets meer schortte. beaux jours de la Flandre sont encore a venir." Zoo waar wille het God ... Laren (N.H.), Nov. 1915. GABRIËL OPDEBEEK * * * In Memoriam LODEWIJK PLESSERS Rumoerig was zijn veelbewogen leven, maar treurig zijn te vroeg sterven op Hollandschen bodem. Een dichter in de ziel was Lodewijk Plessers, alhoewel hij zijn verspreide gedichten nooit bundelde. Zijn verzen vloeien en mur melen als kronkelende beekjes door weelde rige akkers. Naast lieve, eenvoudige natuur tafereeltjes schonk hij ons zijne luide, krach tige Vlaamsche strijdliederen, die de jeugd ontvlamden en bezielden, en de ouderen van dagen tot meezingen en meestrijden dwongen. Zijn Kempenland en het Krouwerslied p.a. zijn door gansch Limburg en daarbuiten uiterst populair geworden, en weergalmden nog voor een jaar bij alle Vlaamsche feesten, optochten en vergade ringen : Daar wemelt iets aan Maas en Demerboord Daar wordt een lied gehoord Een klinkend lied dat dorpen dreunen doet. Daar stapt een jonge stoet. Ei, dat is het jonge krouwersdiet Dat hoop en heil in 't eigen wezen ziet. Jaren was Plessers de kranige aanvoerder der jonge studenten, de ijverige stichter en gevierde spreker der Limburgsche Gouwdagen, die zooveel bijdroegen om het lauwe volk warm te maken voor zijn hoogste levensidealen. In 1888 liet hij voor 't eerst verschijnen het hekelig en stekelig maand schriftje : De Kabouter uit het land van Loon", tijdschrift voor eigen taal en eigen zeden, tegen ontaarding en verbastering." De strekking van de Kabouter" werd met de volgende woorden ingeleid: Wie beweert dat op eikenboomen palmbladerkens moeten wassen en pronkappels; zijn levens-schoon n enklen dag, n korten; en toch ontspruit het uit Uw heerlijkheid. Zoo blijf ik, wetend, dat Gij in mij zijt mijn vreugde in dees mijn zwakke zangen storten. In 's levens gaarde, rijk aan klank en kleur, in al wat geurend bloeit en straks bezwijkt, daar speelt Ge Uw spel in eindelooze lust. Zoo 'k dus met mijne zinnen U niet speur, wat nood ? daar hij alleen naar 't Hoogste reikt, die leeft zich van Uw al-om-zijn bewust? NOTO SOEROTO * 9 « Zuid-Afrikaansche Dichters (Die Brandwag) OP DIE KERKHOF TE IRENE Ik kom om 'n kransie van rouw te breng, op kinder-graffies 'n traan te pleng. Maar kijk, dis 'n fees, wat mijn oog gewaar van blommetjies, blommetjies aanmekaar, op ranke stengel oor graffie en steen soos graan op die lande, aaneen, aaneen, soos kindertjies selwe in fees gewaad, in hupplende dans op die windjie se maat. Spierwit hulle kleedjies en rose-rooi die sonlig se glans op hun hemelse tooi. O, moedertjies, wat in die verte nog ween om blompies ontnome, wat God had geleen, kom kijk, uit eik-een en elk bittere traan is 'n heldere blompie weer opgestaan. Dis net of die Vader se: Vertrouw! Mijn blomme sal groei oor die kranse van [rouw. Ik gee weer terug, wat gegee is aan mij: Waar blomme gesaai is, sal blomme gedij!" J. F. E. CELLIERS dat het schooner en beter zou zijn, indien op roozenstruiken, groote zonnewinden bloei den ; dat viooltjes en madeliefjes beter zou den geuren op notelaars en wilde kastanjeboomen: die zou niet van ons gedacht zijn. Als iemand volhield dat de nachtegaal moest schreeuwen gelijk een pauw ; dat een paard moest kraaien gelijk een haan; dat de musschen moesten bulken als koeien, die zou niet van ons gedacht zijn. Meende iemand dat men in Holland moest Spaansch spreken; dat men in Engeland moest Turksch klappen ; dat men in Duitschland moest Chineesch praten: neen, neen, die zou niet van ons gedacht zijn. De Schepper was zoo wijs, de natuur is zoo wel, wij laten ze gelijk ze is, en willen dat ons Dietsche volk geen Fransch moet spreken, maar vrij en vrank zijn eigen Diet sche taal moge gebruiken. In Vlaanderen Vlaamsen." 't Was in den gulden tijd der opkomende Studenten-Vereeniging, die toen nog te kam pen had met de bezadigde lieden, de college bestuurders en de oude pruiken. Plessers hamerde zonder vrees op het verfranschte onderwijs en op de franschgezinden, zonder zich aan groote of kleine heeren" te storen. Al wat op Vlaamsch gebied in ons land en vooral in Limburg gebeurde, werd door de Kabouter" getoetst, schalksch, pittig, dikwijls zoo ondeugend, dat kitteloorige ooren erg toeterden. Oude rommel en ver ouderde methodes sloeg hij ongenadig stuk. Hij was een volbloedig Vlaamschgezinde, die voor niemand zijn vlag in den zak stak. Hij ijverde voor een degelijk onderwijs door de moedertaal, stak den draak met onnoozele officieele maatregelen, die maar steeds lap werk bleven. Uit het nederige volk gespro ten, kampte en streed hij onverpoosd voor de hoogere ontwikkeling van zijn volk dat hij liefhad, maar dat hem te laat goed be greep. Voor al hetgeen hij dichtte, zong, schreef en uitorakelde, heeft Plessers recht om in dankbare herinnering bij het Nederlandsche volk te blijven. JAAK BOONEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl