De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 19 december pagina 2

19 december 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Dec. '15. No. 2008 vader van het Belgische koningshuis Leopold I aan den Belgischen gezant graaf Lehon te Parijs schreef moeten steeds tot richtsnoer dienen: Soyez persuadéqu'il nous est devenu impossible, surtout dans la position actuelle de la grande politique de l'Europe, de faire autre chpse avec la France qu'un traTt différentiel. Il faut une ligne de douanes entre les deux pays; il faut au reste de l'Europe une preuve palpable qu'il n'y a pas d'incorporation. Un traite différen tiel avec la France lui assurerait l'amiti de la Belgique tout aussi bien qu'une union de douanes'. (4). Amsterdam 4) Th. Juste: Leopold I, t. 2, bl. 327. Steeds Noodzakelijker Reorganisatie van het Nederl. Roode Kruis! In een in alle ochtendbladen van Woens dag j.l. opgenomen en dus blijkbaar door het Hoofd-Comitégeïnspireerd artikel wordt ons medegedeeld dat de Commissie, die naar aanleiding van hetgeen op de ledenvergadering van 19 Juni jl. is voorgevallen zich had geconstitueerd teneinde overeenstemming te brengen tussschen het Hoofd-Comitéen de verschillende plaatselijke Comité's er thans in geslaagd is vast te stellen de grondslagen waarop een nieuwe vergadering van leden kan worden bijeengeroepen." Voorts ver nemen wij daaruit, dat dit zal leiden tot het bijeenroepen eener vergadering en dat dan in die vergadering, welke in de maand Januari zal worden gehouden, eene nieuwe Commissie zal worden gekozen die tot taak zal hebben eene reorganisatie van het Nederl. Roode Kruis in studie te nemen en te rapporteeren welke bepalingen waaronder het Nederlandsche Roode Kruis bestuurd wordt, dringend herziening behoeven (men gelieve te letten op het woord drinZie zoo, dus als de nieuwe Commissie in Januari benoemd zal worden, zullen wij in de tweede helft van 1916 of anders in ieder geval in 1917 wel vernemen op welke wijje het Neder]. Roode Kruis gereorga niseerd moet worden. Daarna zal dan een ledenvergadering worden bijeengeroepen om de dienovereenkomstige veranderingen aan te brengen, tenzij tegen dien tijd eene nieuwe Commissie . . . Waren wij niet zoo doordrongen van den ernst der taak van het Nederl. Roode Kruis, wij zouden deze slakkengang-gestie als een kostelijke grap opvatten en er om lachen doch nu, knijpen we onze handen dicht en moeten wij ons inhouden om niet nijdig te worden. O, dat wij toch bespaard mogen blijven voor een oorlog. Want anders, heeren van het Hoofd-Comitë,. ..! Intusschen is met een door den Voorzitter aan de leden van het Hoofd-Comitéen hunne dames aangeboden tea in deze week het nieuwe paleis van het Hoofd-Comitéin ge bruik genomen. Volgens de beschrijving zal het dank zij de goede zorgen van het lid van het Hoofdbestuur jhr. Ernest van Loon voldoen aan alle eischen die de Bestuurderen mogen stellen, en zal het onder meer thans niet meer kunnen voorkomen dat eenigen der heeren in de gang moeten confereeren, zooals in de eerste dagen van de mobilisatie inderdaad eens schijnt te hebben plaats gevonden. In de werkkamers der diverse leden van iimiHimiiiui iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Aalmoezeniersweeshuis en Inrichting voor Stadsbestedelingen door W. F. VAN VOORST F. Beudeker naar eene ets in 1895 vervaar digd door Mej. E. L. H. van Doesburgh, thans Mevr. Woutersen-van Doesburgh, te Haarlem II De Zwarte Tijd In de 17de en 18de eeuw bereikte het Aalmoezeniersweeshuis eene zekere mate van bloei. Tijdens de Fransche overheersching geraakte het in verdrukking en toen die tijd voorbij was en alles er op wees, dat de toestand verbeteren zou, kwam er een Koninklijk Besluit, die de opheffing der instelling ten gevolge had. De Maatschappij van Weldadigheid was opgericht. Het doel was een nog onvrucht baar deel des lands te doen ontginnen door bedelaars en door gezinnen van veteranen. Men kon in de kolonie Veenhuizen jongere en betere krachten gebruiken en daarom moesten de armlastige kinderen, de verlatenen, vondelingen en weezen der gemeente worden opgezonden zoodra zij den zes- of zevenjarigen leeftijd hadden bereikt. Men meende op deze wijze de gemeenten te onthet Hoofd-Comitézijn portretten opgehangen van overleden Johanniters; in de vergader zaal prijkt het levensgroot portret, in ornaat der Johanniter Orde, van den decadenten Stadhouder Willem V! Moge het geen sym boliek zijn. TRIBUNUS II De vergadering van den Rijksdag, waarin von Bethmann Hollweg de interpellatie der sociaal-democratische partij over de moge lijkheid van vredesonderhandelingen had te beantwoorden, heeft nu plaats gehad en de sociaaldemocraten zijn even wijs naar huis gegaan als zij waren gekomen, ondanks de twee redevoeringen van den kanselier, die zij hadden aangehoord. Een knappe uiteenzetting van den mili tairen, politieken en economischen toestand, van het Duitsche standpunt bezien" zoo geeft de redacteur van de Nieuwe Rolt. Crt., die eiken dag zijn oordeel over De toestand" moet formuleeren, zijn indruk van de beide redevoeringen weer. De kanselier kan het blijkbaar bij dezen redacteur niet gauw ver kerven; aan zijn critischen aanleg (nl. aan dien van bedoelden redacteur) mag immers niet worden getwijfeld ; zoodra er op Enge land wat te zeggen valt, schiet hij steeds uit zijn slof; misschien is zijn te hooge noteering van de waarde der redevoeringen hieraan toe te schrijven, dat Bethmann Holl weg (die niet bang schijnt voor herhalingen) weer eens flink uitpakte tegen Engeland en dit rijk den aanstichter noemde van al het onheil, dat de menschheid heeft getroffen. Zelfs Duitsche couranten, die aan Engeland een nog veel kwader hart toedragen dan de Rotterdamsche toestand"-beschrijver, waren niet erg verrukt over de laatste proeve van Bethmann Hollweg's oratorisch talent. De Vossische Zeitung heeft in de eerste rede niets aangetroffen, dat niet reeds lang in alle couranten had gestaan ; in de tweede miste zij groote gezichtspunten". Nieuws bracht inderdaad de eerste rede niet. Er werd alleen in gehoord, wat men verwachtte: een triumfzang over de mili taire en politieke successen, door de cen trale mogendheden op het Balkanschier eiland behaald. Toch komen er hier en daar enkele passages in voor, die even onderstreept mogen worden. Over Boelgarije zeide de kanselier: De rechtmatige nationale aanspraken van Boel garije in Macedonië waren na den laatsten Balkan-oorlog ten voordeele van Servië aanmerkelijk beperkt. Door Rusland in den steek gelaten moest Bulgarije, dat den voornaamsten last van den oorlog had gedragen, toezien hoe de vruchten van zijne overwin ningen aan zijn Servischen buurman ten deel vielen. Servië moest immers bij allen voorgaan, omdat het voor Rusland het voor uitgeschoven bolwerk tegen Oostenrijk was." De bedoeling van een en ander is: bij den vrede van Boekarest was aan Boelgarije te kort gedaan; met hulp van de centrale mogendheden tracht het nu zijne schade in te halen. De opmerking klinkt zonderling in den mond van den kanselier van het Duitsche Rijk, dat juist in 1913 een rivisie van den vrede van Boekarest ten gunste van Boelgarije heeft tegengehouden! Na dien vrede vond Oostenrijk dat Servië, en Rus land dat Griekenlaud een te groote uitbrei ding van gebied had gekregen; daarom wenschten zij, dat het vredesverdrag door lasten van de zorg voor die kinderen en tegelijkertijd goedkoope arbeidskrachten te krijgen. De regenten van het Aalmoezenierswees huis verzetten zich tegen dit van hooger hand gegeven bevel, en ook bij de bevol king verwekte het ontevredenheid: heleind was, dat de kinderen werden opgezonden, dat de regenten en regentessen hun ontslag namen en dat het Aalmoezeniershuis ont ruimd werd. Men heeft er over gedacht, het tot kazerne in te richten, doch ten laatste werd het aan het Rijk in gebruik gegeven als Paleis van Justitie. De gemeente bleef eigenares van het gebouw. De stadsbibliotheek was op de bovenverdieping gevestigd. In 1863 ging na lang onderhandelen het Paleis van Justitie aan het Rijk over. Er had eene ruiling plaats: de gemeente Amsterdam ontving het huis, gelegen aan de Heerengracht bij de Brouwersgracht, waarin eertijds de Handelmaatschappij gevestigd was. Het eens zoo eigenaardig Amsterdamsche gebouw, gelegen in het hart der stad, ging op deze wijze voor de gemeente verloren. Wat kwam nu voor het Aalmoezeniers weeshuis in de plaats, of liever, hoe werd de zaak voortgezet, want al werden de kin deren naar de koloniën gezonden, er bleven toch altijd nog kinderen in Amsterdam? In 1828 werd een college van regenten gevormd over de Inrichting voor StadsBestedelingen, dat was voortaan de naam van de instelling. Bezittingen en archieven van het oude Huis werden overgenomen en in een der huizen, terzijde van het Paleis van Justitie gelegen, werd de nieuwe admi nistratie gevestigd. De opgenomen kinderen werden in gezinnen te dezer stede tijdelijk uitbesteed, tot dat ze, of aan de ouders werden teruggegeven, of, zoo die niet meer bestonden, of niet kwamen opdagen, naar Veenhuizen opgezonden. Het was een gewichtige dag als een groep kinderen op transport gesteld werd. De schuit lag in de Prinsengracht en aan de overkant stond het vaak zwart van menschen, wier uitroepen bewezen, hoe zij de opzending der kinderen naar de koloniën verfoeiden. Meer dan eens werden de schut ters opgeroepen om de menigte zoo noodig in bedwang te houden. De schuit werd zoolang zij door de Prinsengracht naar het IJ voer, door de burgerwacht begeleid. Aldaar lag de Meppelerbeurtschipper. De kinderen werden in het ruim als kalveren op stroo gelegd en daar ging het heen, de Zuiderzee over naar Meppel en vervolgens per as naar Veenhuizen naarde Rijksweezengestichten, in de onmiddellijke nabijheid van bedelaars en landloopers. Art. 9 van het Koninklijk Besluit van de groote mogendheden zou worden her zien, en Boelgarije zou daar wel bij gevaren zijn. De heele wereld weet, dat Duitschland voor die revisie niet te vinden was; dat de Keizer dit terstond na den vrede in een telegram aan Koning Carol van Roemenië heeft te kennen gegeven; dat Koning Carol aan den Keizer heeft geseind: Dank Dir bleibt per Frieden ein definitiver". De heele wereld weet dat; maar de kanselier schijnt te hebben verondersteld, dat alle leden van den Rijksdag het waren vergeten. De rechtstreeksche verbinding met Turkije noemde Bethman-Hollweg: uit militair oog punt van onschatbare waarde"; maar de economische beteekenis ervan wist hij wél te schatten, en hij taxeert die heel wat lager dan de meeste Duitsche couranten deden in de dagen, teen de nieuwe veldtocht op den Balkan begon. In economisch opzicht", zoo zei hij, zal de toevoer uit de Balkanstaten en Turkije onze voorraden op voor ons zeer welkome wijze aanvullen". Zeker: zeer wel kom ; alle beetjes helpen ; maar de kanselier heeft tegelijk toch wjllen waarschuwen om er zich niet te veel van voor te stellen. Zooals de Rheinisch-Westfalische Zeitung reeds minder omwonden heeft gedaan, toen zij zooals voor eenige weken hier ter plaatse werd medegedeeld de verwach ting, dat de Palkan- en Bagdad-spoorwegen den last van het economische leven in Duitschland eenigszins zouden kunnen ver lichten, een hersenschim noemde. Nog een andere teleurstelling zal de rede van den kanselier aan een aantal Duitschers gebracht hebben: de Keizer gaat niet naar Constantinopel; dat zijn maar praatjes, die onze tegenstanders uitstrooien, zei Bethmann Hollweg. Het leek toch niet zulk een onDuitsch plan: Wilhem, Imperator et Rex, zijn intocht houdende te Constantinopel, ter viering van het feest der verbroedering van den Islam met het Christendom der cen trale mogendheden. Na de knappe" rede van den kanselier kwam Scheidemann aan het woord. Namens de sociaaldemocraten verklaarde hij: wij blijven den vaderland getrouwe; maar wij eischen, dat de eerste stap tot den vrede zal worden gedaan door het Duitsche Rijk; dit kan het initiatief daartoe nemen, omdat zijne militaire positie het sterkst is. Alle volken wenschen den vrede; ook wij; een vrede zonder annexaties, maar ook zonder afstand van gebied; Elzas-Lotharingen willen wij niet teruggeven. Op dien eisch heeft Bethmann Hollweg geantwoord: wij denken er niet aan, het eerst over vrede te spreken; dit zou als een bewijs van zwakheid worden beschouwd en voor onze tegenstanders meer een aansporing zijn om den strijd langer vol te houden; van hen moet de eerste stap uitgaan; hoe langer zij daarmede wachten, hoe zwaarder voorwaarden wij hun zullen stellen. Over den inhoud van den vrede, over het doel, dat Duitschland door den oorlog wil bereiken, liet hij zich niet u>t. Ten minste niet, dan in de vage bewoordingen, waarin hij reeds in Augustus aangaf, hoe het nieuwe Europa" er zal uitzien. Hij sprak van waarborgen", dat België niet meer gebruikt zal kunnen worden als invalspoort, en van grondslagen" voor die waarbor gen"; hij liet ook gissen, dat er ten op zichte van Polen zulke plannen bestaan; hij verzuimde ook niet te herhalen, dat Duitsch land zijne economische ontwikkeling moet verzekeren." Aan zulke woorden heeft men evenveel vat als aan een met groene zeep besmeer den mast. Beteekenen die waarborgen" en grondslagen" en verzekeringen": annexa ties? Wind en weer dienende, zullen zij dat beteekenen; de burgerlijke partijen, de vrijzinnige incluis, hebben hare toestemming daartoe reeds verleend; namens al deze partijen heeft Spahn verklaard, dat zij een 6 November 1822 zegt meer dan boekdeelen: Met de Maatschappij van Weldadigheid in de noordelijke provinciën zal worden ge contracteerd tegen de volgende prijzen, als; Voor een bedelaar alleen 35 gulden 's jaars. Voor een vondeling, kind of wees boven de 6 jaren f45 's jaars, als wanneer bij ieder achttal deizelve drie bedelaars gratis over genomen zullen worden." Het verblijf der Stadsbestelingen in de Rijksweezengestichten te Veenhuizen is een zwarte bladzijde in de geschiedenis der Amsterdamsche weezenverpleging. Daar is ontzettend geleden. Daar zijn honderden jonge levens verwoest en dat alleen uit verkeerde zuinigheid. Gezonde kinderen vertoonden binnen het jaar de gevolgen van de slechte verzorging. De voeding was ten eenenmale onvoldoende: veel aardappelen, veel meelspijzen, weinig vet. Vandaar bolbleeke wezentjes, inwendig krachteloos. Klierachtige kinderen werden er in menigte aangetroffen. De ligging was allertreurigst; er waren zelfs geen kribben met stroozakken, doch hangmatten van een allerongelukkigst model. De slaapzalen waren laag en slecht geventileerd, Voor elk kind was zes kubieke el ruimte aanwezig en in de weverijen was het met ruimte en frischgeid nog treuriger gesteld. De faecaliën werden 's morgens in tonnen uit de zalen verwijderd. De scholen waren lage, ongeschikte ver trekken van veel te beperkte ruimte. Het schoolonderwijs was redelijk te noe men. Van voortzetting van het geleerde, van studie van begaafde kinderen geen sprake. En waren ze van de school ontslagen, dan of bij den landbouw, of in de weverij aan het werk. Het boerenbedrijf kon evenwel daar niet geleerd worden. Het koren werd niet met de sikkel, maar met messen gesne den, het graan niet met den vlegel, maar met kromme stokken gedorscht; melken en verzorgen van vee, bij gebrek aan een vee stapel, werden niet geleerd; behandeling van egge en ploeg kende niemand; met paard en wagen wist geen een om te gaan. Het weven werd zoo slecht geleerd, dat een volleerde Veenhuizer wever later als werkman zijn brood niet kon verdienen. Als de jongelingen 20 jaren oud waren, konden zij noch als landbouwers noch als wevers hun brood verdienen. Met de meisjes was het even treurig ge steld. Zij leerden hoegenaamd niets van huishoudelijke bezigheden. Ook zij moesten op 20-jarigen leeflijd de kolonie verlaten en togen naar de hoofdstad, om brood te zoe ken. Maar wie wilde zulk een meisje, dat onbekwaam was, als dienbode in huis nemen en deed men het toch, dan was het voor korten tijd of voor een hongerloon. Spoedig vrede wenschen, die duurzaam de militaire, economische, financiëele en politieke belan gen van Duitschland in hun gansenen om vang met alle middelen beveiligt,de daartoe vereischte gebiedsuitbreiding inbegrepen". Voor de Duitsche Regeerhig zal die ver klaring geen verrassing zijn geweest; eer der mag men aan een afspraak denken; de kanselier heeft het woord annexatie" nog niet uitgesproken; zoodra dit geschieden moet, zal hij zich op den volkswil" kun nen beroepen ! Na het antwoord van Bethmann Hollweg hebben sommige sociaal democraten wat tegengeprutteld; meer dan in vele verslagen van deze Rijksdagszitting is vermeld. Haase constateerde, dat niet de geheele Rijksdag het eens was met de vage, in algemeen heden zwellende bewegingen van den kan selier"; hij gelooft te mogen verzekeren, dat de meerderheid van het Duitsche volk de meeningen van den kanselier met de meeste beslistheid verwerpt en een vrede werrscht, waarbij alle veroveringsplannen ter zijde worden gesteld. Of hij het recht had, dit te verzekeren, zal mettertijd wel blijken. Voorloopig legt de Duitsche regeering nog het zwijgen op aan hen, die buiten de Rijksdag de meeningen van den kanselier willen bestrijden. De Vorwarts heeft haar oordeel over het in de Rijksdagszitting gebeurde niet kunnen publiceeren. Maar dat na deze vergadering het aantal weerbarstigen onder de sociaal democratische afgevaardigden is toegenomen, blijkt uit de mededeeling van hetzelfde blad, dat 65 sociaal democraten in den Rijksdag zullen stemmen voor het nieuw aangevraagde oorlogscrediet, en 41 er tegen. In de Engelsche en Fransche pers is de rede van den kanselier gehoord. Zou dit ook geschied zijn, wanneer hij had aangekondigd, dat Duitschland zou aanbieden vredeson derhandelingen te beginnen, op dezen grond slag, dat het de door zijne troepe bezette landen zou ontruimen en zijne koloniën zou terugkrijgen? Ik blijf gelooven, dat dit aanbod niet ge weigerd zou kunnen worden door de regee ringen der tegen Duitschland strijdende staten. Want bij alle volken zonder onderscheid leeft en groeit de wensch om aan dezen oorlog, welks doel door geen enkele regee ring stipt kan worden aangegeven, een einde te maken. Alle volken willen den vrede zooals Scheidemann, met een herinnering aan de woorden van Lord Courtney in het Hoogerhuis, zei maar de verantwoordelijke staats lieden weten nog niet, hoe zij uit het slop zullen geraken. Den uitweg uit dat slop had de Duitsche Regeering kunnen aangeven, zoo zij thans had verklaard: wij verlangen geen uitbreiding van gebied; wij wenschen alleen, dat het Duitsche Ruk zal blijven wat het was. Nu zij dit niet heeft gedaan, zullen de volken tenzij zij het middel vinden, om aan hunne reg>ering hun wil op te leggen hehben te wachten, totdat de verantwoor delijke staatslieden" het onderling eens zijn geworden. Toen admiraal Mate'ief in dienst van de Oostindische Compagnie naar Batavia voer, brak er op zijne vloot een groot theologisch dispuut uit tusschen de predikanten en zieken troosters; hij liet ze opsluiten, totdat zij het eens zouden zijn geworden; de vrede werd toen spoedig geteekend. Als men de verantwoordelijke staats lieden" van de groote mogendheden eens gezamenlijk op water en brood achter slot en grendel bracht, totdat zij hetzelfde resultaat hadden bereikt ? 15 Dec. 1915. G. W. KERNRAMP stond zulk een onervaren meisje op straat en keerde dan weder naar de kolonie terug om het volgend jaar maar weder te trachten haar geluk te beproeven. Velen kwamen terecht in werkhuizen of bordeelen. Het is aandoenlijk de verslagen van dien tijd te lezen. Ongelukkige stumperds van jongens kwamen uit de koloniën en 90 pCt. werd voor de Nationale Militie afgekeurd als te zwak en te klein. Dan maar weer terug en het volgend jaar weer getracht om werk te vinden. Ten slotte bleven zij als invalide ten laste van de gemeenschap. Ik heb nog van die ongelukkige Veenhuizers gekend, klein misvormd en blind, want on der die verpleegden heeft jaren lang een besmettelijke oogziekte gewoed, bekend on der den naam van Veenhuizensche oogziekte. Het ergst van alles was, dat de Regeering niet erkennen wilde, dat de toestand in de Weezengestichten zoo treurig was. Er moest eerst een man komen, die den moed bezat om door woord en geschrift aan te toonen, hoe schandelijk het was, die jonge levens te verwoesten. Die man was mijn ambtsvoorganger Frans Beudeker, van 1850 tot 1897 directeur der Inrichting voor Stadsbestedelingen Ieder jaar was zijn verslag gevuld met vermelding der treurige feiten, doch het duurde tot 1860 eer de Regeering eene commissie van oog heelkundigen benoemde om een onderzoek in te stellen. Van de 699 weezen in het 1ste gesticht waren er 241, d. i. 34 pCt. lijdende aan oog ziekte en van 213 kon aangetoond worden, dat het ooglijden te Veenhuizen was ontstaan. In een uitvoerig rapport werden alle fou ten in de verpleging opgesomd. Treffend zijn de volgende zinsneden in dat verslag: Er is te Veenhuizen in hooge mate gebrek aan drink- en waschwater. De Veenhuizers hebben dan ook groote vrees voor het uitwendig gebruik van het donkerbruine, zeer troebele (volgens hen branderige) veenwater. Het water, dat wij te Veenhuizen, 3de gesticht, met weerzin terugwezen, toen het ons werd aangeboden, om er onze handen in te wasschen, is hetzelfde, waarin dagelijks het middagmaal der bewoners wordt ge kookt." Er zijn toen eenige verbeteringen aange bracht en er was reeds veel gewonnen, dat de aandacht op die stichting gevestigd was. j Toch duurde het nog tot l October 1869 eer de Rijksweezengestichten te Veenhuizen ontruimd werden, nadat er duizenden kin deren voor het leven bedorven waren. De Maatschappij van Weldadigheid, hoe zegenrijk thans nog werkende, is met hare weezengestichten niet gelukkig geweest. i In zake De Toekomst" De drie Nederlandsche oprichters van De Toekomst" zijn in hun laatste nummer nog eens teruggekomen op hetgeen dezer zijds omtrent den opzet van hun weekblad werd medegedeeld. Zij aanvaarden niet een gerechtelijke behandeling; en geven alleen de navolgende verklaring: Uit Duitsche bron hebben wij nooit of nimmer iets, hoe ook genaamd, ge noten." Ter voorkoming van misverstand zij hier vastgesteld, dat indien deze verklaring onze aanklacht in twijfel stelt: dat de Toekomst" is opgericht en gedreven met behulp, geldelijk en per soonlijk, van echt Duitsche zijde", zij niet anders dan onwaar en misleidend is. Dat eene gerechielijke behandeling niet wordt aanvaard, moet dan ook hieraan worden toegeschreven, dat men een gerech telijk getuigenverhoor, onder eede en in het openbaar, niet aandurft. v. H. Vredeswerk in Oorlogstijd door dr. ALETTA H. JACOBS In oorlogstijd te reizen brengt veel meer beslommeringen met zich dan waarvan men zich in vredestijd een denkbeeld kan vormen. Hoe velen onzer hebben vroeger niet ge mopperd als bij bijna elke landsgrens de koffers en tasschen geopend moesten wor den en de niet altijd zeer zindelijke handen van een douanen-beambte een doortastende inspectie hielden. Doch wat is het vroeger douanen-onderzoek in vergelijking met dat waaraan nu menige reiziger wordt blootge steld. Hoever de heeren aan de grenzen onderzocht worden, weet ik niet, maar vrouwen moeten zich dikwijls naakt uitkleeden, de kousen uittrekken, het haar losmaken en dan wordt nog elk kleedingstuk afzonderlijk onderzocht. Een dame moest eene verklaring geven van twee verschillende nummers in hare schoenen. Zij zeide dat zij het niet wist, misschien gaven zij de lengte en breedte aan of was het een herkenningsteeken voor den fabrikant. Met dit antwoord was men niet tevreden en met een zwarte stof werden de nummers onzichtbaar gemaakt. Wanneer men met de douanen in 't reine is, kan men nog niet verder gaan. Dan volgt het onderzoek der passen. Om, zooals wij, naar de landen der beide oorlogvoerende partijen te willen gaan, heeft men twee passen noodig. De pas die goed is voor het eene oorlogvoerende land kan niet gebruikt worden in het land varf de tegenpartij. Voor Duitschland en Oostenrijk-Hongarije, hadden wij een afzonderlijke pas noodig. Was men in die landen met de pas de grenzen over dan was daarmede aan alle formaliteiten voldaan. Niet alzoo in de landen der geallieerden. In Engeland moet men zijn pas brengen naar de Home Office en daar wordt beslist of en zoo ja, wanneer men het land weder mag verlaten. Vier, vijf, tot acht en meer dagen wordt men daar dikwijls zonder be kende reden opgehouden. Door onze aanbe velingsbrieven konden wij gelukkig op den door ons aangegeven dag vertrekken. Toen ik, terwijl mijn pas werd gereed gemaakt, met den chef van dat bureau, Major Andersen, een praatje maakte en over de moeilijkheid van het nizen met pas poorten klaagde, antwoordde hij: Het ergste is dat wij na den oorlog nog wel een dozijn jaren het paspoorten-systeem zullen houden, want het eenmaal opgewekte wantrouwen Regenten over de Stadsbestedelingen en directeur Beudeker hadden medegewerkt om de gestichten te sloopen, maar lieten niet na er iets anders en beters voor in de plaats te stellen. De gezinsverpleging ten plattelande werd langzamerhand en met succes toegepast. Doch ook dat ging niet zonder strijd en moeite. De overheid was bevreesd, dat het aantal vonde lingen en verlatenen zou toenemen, als ze niet meer naar Veenhuizen gezonden werden en aanvankelijk werd dan ook eerst toegestaan, dat alleen weezen in gezinnen mochten verpleegd worden. Beudeker gaf echter den moed niet op. Met alle kracht hield hij vol en steeds won hij meer terrein, als hij kon aantoonen, hoe de kinderen in ordelijke gezinnen onder gebracht lichamelijk, zedelijk en verstan delijk vooruitgingen. In de verslagen werd steeds de gezinsverpleging met de verzor ging in de weezengestichten vergeleken. Beudeker betreurde het alleen, dat hij van de meisjes ook niet een statistiek kon samenstellen, zooals hij dat van de jongens na de keuring voor de nationale militie kon doen. Eindelijk op den lOden Februari 1863 was de laatste slag gewonnen, toen de gemeen teraad in de verordening op de Inrichting voor Stads-Bestedelingen de volgende be paling inlaschte: Regenten kunnen, voor zoover zij dit in het belang der stad wenschelijk achten, verlaten kinderen en vondelingen mede ten plattelande uitbesteden." Aan den zwarten tijd was een einde ge komen ! Aan Beudeker heeft de inrichting zeer veel te danken gehad. Op zijn SOsten verjaardag erkende de Regeering zijne ver diensten door hem te benoemen tot rid der in de Oranje-Nassau-orde. Wel wat laat," zeiden zijne vrienden, maar zeer zeker verdiend." Hij kon moeilijk scheiden van een werkkring, die hem lief was ge worden. Eerst toen hij 47 dienstjaren had en 82 jaren oud was, nam hij zijn ontslag. Van zijn rust heeft hij niet veel genoten. Elf maanden na zijn aftreden brachten wij hem naar het kerkhof te Naarden, waar enkele vrienden aan het graf den man her dachten die voorbeeldig ambtenaar, kundig administrateur, maar bovenal kindervriend was geweest. Zijne nagedachtenis leeft thans, 18 jaren na zijn dood, nog bij het volk voort. Men spreekt nog altijd van het gesticht van Beudeker en als de verpleeg den wandelen, hoort men nog wel eens zeggen: Daar gaan de kinderen van Beu deker." Hij en de stichting waren n.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl