De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 19 december pagina 3

19 december 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

19 Dec. '15. No. 2008 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND hi onze medemenschen zal niet zoo spoedig weer verdwijnen." Ook in Frankrijk moesten wij ons onmid dellijk melden en toen wij voor een dag Parijs wilden verlaten om naar Havre te reizen, ten einde de Belgische regeering te bezoeken, werden wij van kantoor naar kantoor verwezen, tot wij ten slotte op een politiebureau aanlandden, waar wij een permit'' kregen om Parijs te verlaten en een sauf conduit" voor onze reis naar Havre. Maar in Havre was men door al onze papieren nog niet gerust gesteld. Eerst werden wij door Fransche beambten onder zocht en ondervraagd, daarna door Engelsche beambten en toen wij meenden klaar te zijn. werden wij beleefd verzocht met een der Fransche beambten naar het Commissariaat van Politie te gaan. Toen werden wij door den hoofdcommissaris aan een verhoor onderworpen en toen dat tot voldoening was afgeloopen, konden wij heengaan, doch werd ons op het hart gedrukt vooral geen vredesdemonstratie in Havre te houden, waar het vol Fransche, Engelsche en Belgische mili tairen lag. In Italië, dat bij onze komst pas in oorlog was, was men met maatregelen tegen ongewenschte vreemdelingen nog niet in het reine. In het hotel waar wij afstapten vernamen wij dat alle papieren die men ons aan de Italiaansche grens had gegeven, door ons persoonlijk naar de verschillende bureaux gebracht moesten worden ter afteekening. Maar in al die bureaux wist men van die afteekening nog niets en zoo zond men ons van het eene bureau naar het andere en na zoo een dag zoek gebracht te hebben, gaven wij het op en wachten de komende moei lijkheden, waarvoor wij gewaarschuwd wa ren, kalm af. Wij hebben er niets meer van gehoord. Nu ik toch over Italië begonnen ben, wil ik daarover doorgaan. Wij kwamen van Bern door den Simplon bij Domodossola Italië binnen. Direkt werden daar in alle compar timenten van den trein de gordijnen voor de raampjes op hoog bevel neergelaten en werd den reizigers verboden uit te kijken. Die dit verbod overtrad liep kans doodge schoten te worden door aan den weg surveilleerende militairen. Wij zaten In den achtersten waggon en konden van den ach terkant het geheele terrein dat wij aflegden in lengte en breedte overzien. Er was niets bijzonders te zien, de geheele weg zag er evenzoo verlaten uit als zulke wegen in gewone tijden, en van surveilleerende mili tairen, die ongehoorzame reizigers zouden doodschieten, merkten wij niets. Toen wij later een officier vroegen wat die maatregel te beduiden had, gaf hij ons ten antwoord, dat toch in alle oorlogvoerende landen den reizigers het uitzicht in de treinen benomen wordt. Hij was ten zeerste verbaasd toen wij hem het tegendeel vertelden. Aan alle stations was het natuurlijk druk met troepenvervoer. Van enthousiasme, van buitengewone luidruchtigheid bij dit jeugdige en licht ontvlambare volkje was niets te bespeuren. Door oudere vrienden en vaders werden de soldaten meestal naar den trein gebracht en een stevigen handdruk, haastig gevolgd door een naar oogen en neus gebrachten zakdoek, was de stille afscheids groet. Ter slachtbank gebracht! was de indruk die daarbij bij ons werd gewekt. In Milaan hadden wij vier uur oponthoud. Daar wij in Milaan goed bekend waren, konden wij die uren gebruiken om de stad in te gaan. Daar waren wij nu voor 't eerst in een stad waar oorlogsopwinding, enthou siasme in de straten te merken was. Van ^V-l 11/1/1 /J. ^_/JL -L Hj-J Ste^e r T2.»^6)(asö^p-r ^^Ü^C-^s--'®' « JAN SNUFFELS GING UIT VRIJEN DOOR JAAK BOONEN IV Overzicht va ri l, 11 rn 111. Jan Snuffels is een oude g'erig-^ loer in belgii'. Hij kont over de Nederlands-''e grens om een rijke vrouw te z ek-'.n, dn; zijn hui li<>u,len /.mui,be tieren zal. Van zijn afwezigheid maken meiilen en knecht^ gebruik om fe st te \-ie en. op u in Uveling van d MI ka-t"lei<i van h»t giensdmM diiiL't hij nnar de ha d van boer Hondeis' doel,ter: d,-/? vi'aa^t liem bedenktijd. Hij keert naar België terua;, pa rn/i ? e-eind te heboen in den HoUandschen Vte, b-i-g. nirt de ilnn,sj-ngd. Nu is hij in zijn hofaiede, en deukt aan Leentje Honders. Deze gedachten hielden Jan nu druk bezig... Hij overwoog, droomde, mijmerde den godganschen dag. 's Avonds, als de huisgenooten vroeg te bed waren, begon hij aan iets, waaraan hij hij zelfs nog niet eens gedacht had. Hij schreef een brief aan Leentje met veel har telijk gemeende woorden, ongezocht maar oprecht, ruw maar glad van de lever. Zijn hart borrelde over van liefde en zocht vurig naar wederliefde. Voor een verder leven was hem Leentje nu onmisbaar. Zoo'n brief kostte heel wat moeite... Gemakkelijker hanteerde hij akkergereed schappen dan wel de lichte schrijfpen. D'r was aandacht bij ieder letter, bij ieder woord en herhaalde gespannen nalezing. De halve nacht besteedde hij aan zijn eerste liefdes brief en doezelde dan opzijn neergeschreven gevoelens met het hoofd op de tafel in. Bij het eerste hanengekraai vloog hij ver schrikt op. En gelijk zoo dikwijls in 't wrie melende en wringende leven zagen ook nu de geschreven dingen van verleden nacht heel anders uit bij de eerste morgenschemering dan wel bij de flikkerende lamp. Toen Jan zijn liefdesepistel doorlas, kreeg hij een rilling over zijn lijf, twijfelend of hij den brief wel zou wegzenden. Bij kalm en nuch ter overwegen leek hem zijn eigen proza een miezerig gedoe. Hij zou het geheel nog eens herwerken als de dienstlui van huis waren. Deze werden nu dringend opgeeischt voor het gewoon dagelijksch werk. Toen mensch en dier het noodige voedsel hadden, trokken de knechten en meiden naar het veld, waar de heete zon het gelpe graan in korten tijd gerijpt had. De baas, in gedachten verslonden, zag nog eens nauw toe of alles in orde was. Boven het gesjilp en gevink van vogeltjes klonk hoog-uit het geschater van een paar eksters, die van den eenen boom in den anderen wipten. alle groote gebouwen hingen 7 groote vlag gen. De Italiaansche en de Koninklijke vlag, de Engelsche, Fransche, Russische, Servische en Montenegrijnsche vlag. Onze vlaggen en die van onze geallieerden," werd ons toegeroepen, toen men zag dat wij er naar stonden te kijken. In de hoofdstraten zagen wij menige groote winkel gesloten, van anderen waren de glasruiten gebroken en de inhoud gestolen, sommige vertoonden de gevolgen van een begin van brand. De prachtige Dom van Milaan was door zand zakken tegen verwacht wordende Zeppelins beveiligd en de vergulde ballen waren er allen afgenomen. In alle straten een opge wonden menigte, die zich vooral uitte wan neer nieuwe troepen aankwamen of anderen naar het station werden geleid om naar het front te gaan. Jongens met bulletins, telkens anderen, schreeuwden hun nieuws uit, zij hadden spoedig hun voorraad uitverkocht. En hoe werd die oorlogsstemming aan gehitst? Men had blijkbaar niets doeltreffends weten te vinden tegen Oostenrijk, waartegen men oorlog voerde, maar alles wat Duitsch land ten laste wordt gelegd deed dienst. In een groote winkelkast op het plein stond een houten pop, een kind voorstellende met afgehakte handjes, en daaronder stond ge schreven, dat dit het werk was van de beulen van België. Het Lusitania-ongeluk deed dienst en z:>o meer. Wanneer wij met deze of gene een praatje maakten dan hoorden wij, dat nu spoedig de oorlog geëindigd zou zijn, want Italië deed nu mede. Medelijden be zielde ons met dit kinderlijk, om den tuin geleide volkje, wanneer wij er aan dachten wat over eenige weken hun deel zou zijn, na 't geen wij in de andere landen, na 10 maanden strijd, gezien hadden. Zij wisten nog niet dat oorlog beteekent, verlies van duizende van die jonge menschenlevens, die nu nog opgewonden door de straten liepen, dat kreupelen, blinden en door het door leefde aan het front lichamelijk en geestelijk geknakten spoedig de straten zouden vullen, dat elk openbaar gebouw weldra een hos pitaal zou zijn en dat weduwen, weezen en vluchtelingen om ondersteuning zouden roepen. In Rome was de stemming kalmer. Zelfs op den drukken, vroolijken volksfeestdag, de herdenkingsdag van de Grondwet, ging toch alles kalm toe, ofschoon de straten vol waren met in feestdosch gekleede vakantiehouders en met soldaten in vonkelnieuwe uniformen. Het was opmerkelijk hoe een totaal ver schillende uitlegging ons werd gegeven van de reden, waarom Italië in oorlog was ge gaan, door de pacifisten en door de met dezen oorlog sympathiseerenden. Met een bewonderenswaardige welsprekendheid be toogden de laatstgenoemden dat Italië ten oorlog moest gaan, dat dit was een nobele daad, dat de door Oostenrijk verdrukte Ita liaansche onderdanen verlost moesten wor den, dat Italië, als het nu niet met de geal lieerden meevocht, evenals Oostenrijk reeds was, een vazalstaat van Duitschland zou worden. Van de pacifisten vernamen wij, dat de zege van de oorlogspartij gedeeltelijk moest worden toegeschreven aan politieke wedijver tusschen Salandra en Giolitti, ge deeltelijk aan de groote financieele belangen van de Banka Romana, en voor een deel om inlandsche onlusten te bezweren. Alle pacifistische neigingen moesten in Italië onderdrukt worden, alleen in de binnen kamer van een ons bekende en bevriende dame, die buiten de stad woonde, konden wij de geestverwante mannen en vrouwen ontmoeten. Nergens kon zoo vrij over den oorlog en Daar is nieuws," dacht Jan volgens een Kempisch auguur. Ditmaal hadden de snaterende eksters niet gelogen. De briefdrager bracht inderdaad een bericht uit Stamproy, dat Jan met bevende vingers opende. Zijn gelaat verkleurde bij de lezing, die luidde: Mijnheer, Na inlichtingen genomen en raad gehouden te hebben, moet ik u laten weten, dat het onnoodig is nog tot hier te komen. Van verkeeren noch trouwen kan er geen sprake meer zijn. Alles is tusschen ons amen en uit. Beleefde groeten, HELENA HOKDERS Dit nieuws hamerde geweldig in zijn den kend hoofd. Hij krabde en dabde in zijn haren gelijk boeren doen als zij gewichtige dingen te verhandelen hebben of in nesten zitten. Daar lag nu op eenmaal zijn jong plan in duigen. GeA'is hadden venijnige tongen zijn liefjeswagen stop gezet. Tranen, die niet naar omhoog kwamen, had hij willen storten. Na lang gedroomd en getreurd te hebben, verscheurde hij Lena's brief en den zijnen en wierp de honderde stukjes in 't haardvuur. Naar buiten ging hij om verkoeling voor zijn brandend hart te zoeken, dat doodelijk gewond leek. Stilaan zeeg er toch berusting over hem neder. En nu begon hij in stilte en dan luidop te wrokken tegen de Stamproyenaars en de kwaadsprekers. Allengskens troostte hij zich met de gedachte: er zijn nog ander meisjes en die zoekt,die vindt." Op eens straalde weer zijn gelaat van blijheid. Hij herinnerde zich levendig dat zijn broeder de pastoor hem vroeger liet hooren, dat zoo hij een vrouw zocht hij hem maar behoefde aan te spreken. En deze herinnering flakkerde nu levendig op. Met heerbroers hulp en voorspraak zou hij wel gauw terecht komen. En zonder nog een oogenblik te dralen, trok hij zijn beste kleeren aan en sloeg den weg naar Raasbeek in. Hij kwam voorbij zijn dienstlui, gaf den huissleutel aan de eerste meid, en zei van maar goed door te werken, want alle stukken stonden brandend-rijp om ge maaid te worden. En voort trapte hij op vrijersvoeten ... Toen hij achter hagen en struiken ver dwenen was, staakte 't dienstvolk het werk en bracht allerlei lustige bedenkingen over zijn weggaan. Op een goei uur gaans lag Raasbeek, het laatst Belgisch dorpje langs den oostkant. Bij de komst van Jan, zat de zieleherder een uiltje te vangen. Dit was de lijvige man gewoon na het eten. De gedienstige meid warmde gauw den overgebleven middag op. Jan liet het zich goed smaken en spoelde lippensmakkend zijn mondje uit met een glas bordeaux. Toen de inwendige mensch i versterkt was, gooide hij stotterend zijn j zieleleed op tafel, vertelde over zijn liefdci l fduteitel Jict ftUHcUwmafelV HE.IMRI i BEUGEL] ?^^^^^^^^^^^M^^^B^B^H COIFFEUR DEÖAnES ( J49REQUL1ER5GRACHT |(üE5LOTEt< mis) AMSTERDAM, |HEMNÉTEINTUREj GEQAnANDEERDOnSCHADËLUl^ i NATUURLIJKE KLEUREN den weg om er weder uit te komen gespro ken worden als in Hongarije. In Budapest werd zelfs een zeer druk bezochte openbare vergadering gehouden, waarin vrij uit over ons congres en ons vredes-werk gesproken werd. Onze vrienden daar vertelden dat men in ruime kringen sprak over het onzinnige dat Hongarije aan dezen oorlog moet deel nemen ; Hongarije toch had niets tegen Ser vië, had zeker geen belang er bij dat België gedeerd zou worden; de Hongaren sympa thiseerden meer met de Engetschen dan met de Duitschers, tegen Rusland voelde men geen haat en ronduit werd gezegd dat Oos tenrijk-Hongarije gedwongen was Pruissen's oorlog mee te vechten. Met een gevoel van trots vertelde men dat er ruim 500 Engelschen in Budapest woonden en men nog geen dozijn had geïnterneerd. De anderen werden in niets belemmerd. In Weenen arriveerden wij juist op het TRA DB MAEUt reizen naar Stamproy en elders en vroeg nu deemoedig of hier of in de buurt niets was wat hem paste. De pastoor had het gevonden. Even over de grens in Messem kon hij gauw klaar komen. Zij was wel niet schoon, maar had trouwe oogen en krachtige armen; welwas zij zoo arm als een keikmuis, maar zij was van goede familie, die achteruit geboerd had, doch dit deed niets ter zake, wijl zij uiterst bijeenhoudend en vlug bijderhand was. Geld had er Jan liever bijgezien, doch zijn broeder deed hem helder inzien dat hij beter was met zoo iemand dan wel met een die geld had, maar die een maak-op kon zijn en schrik voor 't werk had. Gelijk Jan thans zat te boeren, kon het niet blijven duren. Een huis vol dienstvolk zonder vrouw, was een hel. Dan maar niet meer uitgesteld," zei de pastoor, wij wandelen er samen naar toe." Eerst kuierden zij langs een veldweg en sloegen dan een voetpadje in, dat glibberig kronkelde, langs heen de Maasoevers, door hooge populieren overlommerd. In de vette weiden graasden schoon Hollandsch vee, dat nieuwsgierig achter den pikkeldraad een tijdje met de wandelaars brullend meeliep. Langs de blauwe Maas, op een steile berg, ligt fraai het dorpje Messem, een dichte huizenrij. Eenige dorpsbewoners kwamen nieuwsgierig aan de deur kijken aU de vreemdelingen even voorbij waren, anderen groetten vriendelijk. Bij een net gebouwd huis hielden ze stil. Hier zijn we er," zei de pastoor. Zoo, zoo," zuchtte zijn broeder. Uiterst gul was 't onthaal. De pastoor was de vriend des huizes. Na over de gebruikelijke dingen gesproken te hebben, zei de pastoor ronduit waarom ze beiden tot hier waren gekomen. Lisebeth, zoo heette de dertigjarige dochter, bloosde. Jan merkte dit onmiddellijk en dacht oprechte liefde schaamt... zich. De heer broeder deed het woord, dat hier zoo gretig aanhoord werd als sprak hij van op den kansel tot zijn luisterende parochianen. Ook 't jawoord bleef niet achter, want Lisebeth had betrouwen in de zaak. Haar tijd van trouwen was gekomen. Zoo'n ge legenheid kreeg ze nooit meer. De Belgische boer was in zijn nopjes, tranen van vreugde welden op in zijn waterige oogen. En de gansche huisgenooten waren oprecht verheugd, dat hun Lisebeth zoo 'n goede partij deed. Op de toekomende vereeniging werd dapper gedronken en geklonken. Uiterst roerend was het afscheid en blijde de terugreis. Laat de lui nu maar razen, dacht Jan, als wij elkaar maar liefhebben." JAN'S HUWELIJK Dorpstongen rusten nog roesten, maar roeren eerst stil in 't geniep; kwetteren en schateren dan luide de nieuwtjes over de daken uit. Als een mensch trouwt, wordt hij Le Cognac Martell est garant! comme tant Ie produit naturel des vins récoltés et distillés dans la région de COGNAC. Agents: KOOPMANS w BRUINIER, AMSTERDAM. iiiiimiiiiiiiiMii IHIII mini iiiiiiiiimimimiiiiiiiiiiiMiiimiii oogenblik toen Italië's oorlogsverklaring het volk bekend werd gemaakt. Merkwaardig kalm of liever berustend werd deze tijding door het publiek ontvangen. Straatdemon straties, waarvan door de couranten melding werd gemaakt, bestonden in een paar zin gende en joelende jongensoptochten, waaraan door een 30 a 40tal jongens van ongeveer 12?15 jaar werd deelgenomen. In de straten werd er bijna geen notitie van genomen. Nergens was men zoo zichtbaar den oorlog moede als in Weenen. Een tocht door de volksbuurten leverde de duidelijk aantoon bare redenen. Het was aaklig te zien hoe ondoorvoed mensch en dier er uitzagen. Geen wonder. De broodkaaiten, die men in Oostenrijk uitgaf, veroorloofden een rant soen van 210 gram brood per dag, dat is 40 gram per dag minder dan in Duitschland, en het brood was van een gehalte, dat kort weg oneetbaar" kan genoemd worden. Melk en eieren waren er bijna niet te krijgen, zeer zeker niet door den gewonen burger man. Boter en kaas en alles wat met melk bereid .moet worden, was er eveneens schaars en de smakelijke meelspijzen,waaropWeenen terecht zoo trotsch is, waren van de menu's verdwenen. Van Oostenrijk-Hongarije naar Italië gaan werd ons door den uitgebroken oorlog on mogelijk gemaakt. Wel konden wij nog van Weenen over Innsbrück naar Zwitserland komen, maar deze treinen namen slechts een zeer beperkt aantal reizigers mede, waarom wij onze kaarten van te voren moesten aanvragen. Op deze route was het troepenvervoer van Oostenrijk in vollen gang. Hier zagen wij overal aan den spoorweg mannen met een geweer in de hand op wacht staan, die alleen door een gekleurden band om den arm toonden dat zij aangesteld waren. Bij gebrek aan uniformen waren zij in gewone kleeding. Het waren meest allen mannen van tusschen de 40 en 50 jaar. Vreemd was het dat men ons in alle steden vroeg of wij in de stad iets konden merken vaa den oorlog. Zoozeer waren overal de bewoners reeds aan het veranderde gewend. Parijs en Londen, de steden die zich anders 's avonds in een lichtzee baden, waren nu, uit vrees voor Zeppelins, in diepe duisternis gehuld; boven het enkele kleine pitje wat hier en daar brandde, hing een groote donkerbruine kap, die het lichtje begrensde en zijn stralen naar beneden dwong. In de straten van deze beide, niet-militaire steden, zag men nu onophoudelijk uniformen, de hotels op de mooie boulevards van Parijs waren nu allen in hospitalen verandert en belasterd, sterft hij, dan wordt hij op een voetstuk verheven. Nu Jan's aanstaande huwelijk op een zegelpapier in een houten kastje met ge traliede venstertjes van grauwen ijzeren draad tegen den zwart-rooden gevel van het gemeentehuis, den dorpelingen kond werd gedaan, stonden de menschen paf verslagen. Wat had hij zich gespoed? Een, die zoo gauw klaar was, dat moest niet veel zijn. Doch licht goed genoeg voor hem, voegde men er bij. Als voortijlende-knepperendeheidebrand vloog het huwelijk van Jan het dorp rond. Over zijn toekomende wist men seffens van alles te vertellen. Vaneen vinger, n arm! Zooveel als Jan had zij zeker niet, want die wilden een anderen kerel, die keken ja beter en hooger uit hun oogen. En bij de toekomende waren ze met zessen. Indien een koek in zooveel stukken moet doorgesneden worden, dan waren de hapjes klein. Maar als z'er ook niet veel om had. Jan bezat genoeg en die zou haar het bijeenbeesten wel leeren, zoo zij het nog niet kende. Wellicht zou het wel een potje nat zijn! 't Jonge, dorstige volk stak 's avonds de koppen bijeen. Jan ging trouwen en ner gens had hij een tonnetje bier gelegd om af te drinken. Dit was nochtans de lande lijke kempische gewoonte en aan dit aloud gebruik mocht de houvaste boer, die vaarwel aan 't jong leven ging zeggen, zoo min als iemand afbreuk doen. Beleefd liet men den trouwlustige nog eens vragen of hij geen drank ten beste gaf. Doch de vrekkige vent weigerde bepaald iets te geven. Trouwen kostte zooal geld genoeg. Wat men wegwierp, was men zeker kwijt. Dit ergerde de jongelingen van het dorp, die vast besloten waren Jan een ketelsere nade te brengen. Traden ze niet met ge weld op, dan kregen zij niemendal. En dit was het eenige en laatste wat van hem los kon gemaakt worden. Zoo gezegd, zoo gedaan! Den volgenden avond, toen Jan blauwe rookwolken uit zijn baardbranderke blies, en zijn avondmaal rustig liet verteeren, kondigde opeens een ketelharmonie haar serenade aan ... Boum! Tarata rtra boum, tjink, tjink, tschank. Oet oef!... toet... Uit koperen speeltuigen schetterden valsche akkoorden; zware slagen vielen op ontploffende trommen, op kletterende tinnen gieters en blikken deksels; oude zeisen schrijnden en knarsten op karraderen. Op klompen en horens werd er gemiauwd gekaterd en getoeterd. Fluitjes schrilden scherp, mirlitons neusklankten bibberigedreunende deuntjes uit, harmonica's drensden lustig en treurig en trompetten klaroenden hoog-uit. Mannen en vrouwen lachten en giebelden schreeuwden en joelden, raasden en tierden Honden jinkerden, blaften en basten. Al deze geruchten en geluiden zwirrelden rond botsten tegen de huizen en vloeiden weg onder de stille avondlucht. l BOUWT TE NIMSPEET. Mooie boschrrjke terreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telepboon. Inlichtingen MIJ. .DE VELUWE", Nunspeet. TAMINIAÜ'S - JAM -- American -Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. VRAAGT TANDMIDDEUEN in de parken zag men overal de door den oorlog verminkten. In Berlijn en Weenen waren de straten, vooral des avonds, als uitgestorven, de schaarsche verlichting was daar een zuinigheidsmaatregel. Alle openbare gebouwen waren in hospitalen veranderd en in alle steden zag men opvallend veel rouw. Bovendien zag men in alle steden werk, dat vroeger uitsluitend mannenwerk heette te zijn, door vrouwen verrichten. Vrouwen als kellners en lift-bedienden, in post- en telegraafkantoren, vrouwen wer kende op het land, in fabrieken en werk plaatsen, vrouwen in eenvoudige uniform op treinen en trammen, vrouwen als chauffeurs op de weinig overgebleven automobielen, als koetsiers, brandwachts, politie-agenten enz. Op ons, die al die steden in normale tij den gekend hebben, maakte de vraag, of wij verandering vonden, een naleven indruk. Er hing in die steden een zoo drukkende atmosfeer, dat wij onwillekeurig een zucht van verlichting slaakten, toen wij in Bern aangeland waren en daarmede weder op neutralen bodem stonden. Hoe belangwekkend ook deze reizen wa ren, het gehoorde en geziene in de steden, de verhalen van militairen die aan het front waren geweest, alles te zamen wekt herin neringen op die een benauwden droom lijken. De rustige atmosfeer in ons land werkte daarna opvallend kalmeerend. Bij de eerste schetterende muziektoonen vloog Jan woedend van zijn stoel, als dynamiette het onder hem. Wat een gemeenheid!" riep hij uit. Een prachtige muziek!" lachte Trien. Wat mag dat beteekenen?'' vroeg Pier, knipoogend op de ander glimlachende dienstlui. Niemand sprak. Jan pifie snel en sneller aan zijn pijp, klomperde ongeduldig woedend door de breede keuken. Meiden .en knechts vingerden en grimasten achter zijn rug, den boozen ingehouden glimlach met heftig ge weld bedwingend. Toet, toet, drom, drom, koe," klonk het van onder het vensterraam. Wat een helsch lawaai toch!" zei Greet. Tingel, tingel, schangel... bier!" Nu konden de knechten en meiden zich niet meer inhouden; zij proesten het uit van lachen. Jan, krijtwit van woedde, barst uit in een donderbui tegen hen en de lawaaiers. Dat waren nog heidensche gebruiken. Enkel afzetterij om aan drank te komen. Met iemand het mes op de keel te zetten, kon men niets verdienen. Toet, toet, rekketekie!" 't Lawaai zwol weder aan en Jan duivelde harder. Ik zal mij voor geen tonneke bier laten uitmuzieken, als ik trouw," waagde Trien. Dan zijt gij gek genoeg," mopperde de baas. Waarom zou men drank moeteu geven. Dit staat toch nergens geschreven. Daarbij wat zit ik met mijn geburen in. Zij geven mij ook niks." 't Is zoo een oud Kempisch gebruik," meende Pier. En waarom zou men geen kwade ge woonten mogen uitroeien! Men heeft er wel ander afgeschaft," wedervoer Jan. Daar liet ik ander menschen mede begin nen," zei voorzichtig Pier. Ik geloof u, Pier, voor geen ton bier wilde ik toch dergelijk schandaal aan mijn huis." Als zij op hun kop gaan staan, krijgen zij nog niets. Ik zal hun dat lawaaien wel afleeren. De gendarmen..." Moeten die, er weder bij zijn?1' boosde Trien. Watte... wa ... watte. Ik ben hier de baas. En ik zeg u dat de gendarmen komen." Die bonte jongens zijn bijna alle weken hier. Dat is geen nieuws," bitsigde de keukenmeid. Pang, paf.pardauf," klonk het tegen de deur. Jan gifte en woedde maar durfde niet buiten gaan. Het dienstvolk had erg veel pret in dit getoeter, gejauw en lawaai. Kon ik maar een wijf krijgen," jokte Ties, ik gaf potdorie wel twee tonnen." Waarom pakt gij mij niet, Ties", zei Greet met een lief lachje. En als gij twee trouwt, dan geef ik nog wel een ton," vroolijkle Trien. En ik een saitspannet je,"zei koud-weg Pier (\Vo~di vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl