Historisch Archief 1877-1940
19 Dec. '15. No. 2008
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
hi onze medemenschen zal niet zoo spoedig
weer verdwijnen."
Ook in Frankrijk moesten wij ons onmid
dellijk melden en toen wij voor een dag
Parijs wilden verlaten om naar Havre te
reizen, ten einde de Belgische regeering te
bezoeken, werden wij van kantoor naar
kantoor verwezen, tot wij ten slotte op een
politiebureau aanlandden, waar wij een
permit'' kregen om Parijs te verlaten en
een sauf conduit" voor onze reis naar Havre.
Maar in Havre was men door al onze
papieren nog niet gerust gesteld. Eerst
werden wij door Fransche beambten onder
zocht en ondervraagd, daarna door Engelsche
beambten en toen wij meenden klaar te zijn.
werden wij beleefd verzocht met een der
Fransche beambten naar het Commissariaat
van Politie te gaan. Toen werden wij door
den hoofdcommissaris aan een verhoor
onderworpen en toen dat tot voldoening was
afgeloopen, konden wij heengaan, doch werd
ons op het hart gedrukt vooral geen
vredesdemonstratie in Havre te houden, waar het
vol Fransche, Engelsche en Belgische mili
tairen lag.
In Italië, dat bij onze komst pas in oorlog
was, was men met maatregelen tegen
ongewenschte vreemdelingen nog niet in het reine.
In het hotel waar wij afstapten vernamen
wij dat alle papieren die men ons aan de
Italiaansche grens had gegeven, door ons
persoonlijk naar de verschillende bureaux
gebracht moesten worden ter afteekening.
Maar in al die bureaux wist men van die
afteekening nog niets en zoo zond men ons
van het eene bureau naar het andere en na
zoo een dag zoek gebracht te hebben, gaven
wij het op en wachten de komende moei
lijkheden, waarvoor wij gewaarschuwd wa
ren, kalm af. Wij hebben er niets meer van
gehoord.
Nu ik toch over Italië begonnen ben, wil
ik daarover doorgaan. Wij kwamen van Bern
door den Simplon bij Domodossola Italië
binnen. Direkt werden daar in alle compar
timenten van den trein de gordijnen voor
de raampjes op hoog bevel neergelaten en
werd den reizigers verboden uit te kijken.
Die dit verbod overtrad liep kans doodge
schoten te worden door aan den weg
surveilleerende militairen. Wij zaten In den
achtersten waggon en konden van den ach
terkant het geheele terrein dat wij aflegden
in lengte en breedte overzien. Er was niets
bijzonders te zien, de geheele weg zag er
evenzoo verlaten uit als zulke wegen in
gewone tijden, en van surveilleerende mili
tairen, die ongehoorzame reizigers zouden
doodschieten, merkten wij niets. Toen wij
later een officier vroegen wat die maatregel
te beduiden had, gaf hij ons ten antwoord,
dat toch in alle oorlogvoerende landen den
reizigers het uitzicht in de treinen benomen
wordt. Hij was ten zeerste verbaasd toen
wij hem het tegendeel vertelden.
Aan alle stations was het natuurlijk druk
met troepenvervoer. Van enthousiasme, van
buitengewone luidruchtigheid bij dit jeugdige
en licht ontvlambare volkje was niets te
bespeuren. Door oudere vrienden en vaders
werden de soldaten meestal naar den trein
gebracht en een stevigen handdruk, haastig
gevolgd door een naar oogen en neus
gebrachten zakdoek, was de stille afscheids
groet. Ter slachtbank gebracht! was de
indruk die daarbij bij ons werd gewekt.
In Milaan hadden wij vier uur oponthoud.
Daar wij in Milaan goed bekend waren,
konden wij die uren gebruiken om de stad
in te gaan. Daar waren wij nu voor 't eerst
in een stad waar oorlogsopwinding, enthou
siasme in de straten te merken was. Van
^V-l 11/1/1 /J. ^_/JL -L Hj-J
Ste^e r T2.»^6)(asö^p-r
^^Ü^C-^s--'®' «
JAN SNUFFELS GING UIT VRIJEN
DOOR
JAAK BOONEN
IV
Overzicht va ri l, 11 rn 111.
Jan Snuffels is een oude g'erig-^ loer in belgii'.
Hij kont over de Nederlands-''e grens om een
rijke vrouw te z ek-'.n, dn; zijn hui li<>u,len
/.mui,be tieren zal. Van zijn afwezigheid maken meiilen
en knecht^ gebruik om fe st te \-ie en. op u in
Uveling van d MI ka-t"lei<i van h»t giensdmM diiiL't
hij nnar de ha d van boer Hondeis' doel,ter: d,-/?
vi'aa^t liem bedenktijd.
Hij keert naar België terua;, pa rn/i ? e-eind te
heboen in den HoUandschen Vte, b-i-g. nirt de
ilnn,sj-ngd. Nu is hij in zijn hofaiede, en deukt aan
Leentje Honders.
Deze gedachten hielden Jan nu druk bezig...
Hij overwoog, droomde, mijmerde den
godganschen dag.
's Avonds, als de huisgenooten vroeg te
bed waren, begon hij aan iets, waaraan hij
hij zelfs nog niet eens gedacht had. Hij
schreef een brief aan Leentje met veel har
telijk gemeende woorden, ongezocht maar
oprecht, ruw maar glad van de lever. Zijn
hart borrelde over van liefde en zocht vurig
naar wederliefde. Voor een verder leven was
hem Leentje nu onmisbaar.
Zoo'n brief kostte heel wat moeite...
Gemakkelijker hanteerde hij akkergereed
schappen dan wel de lichte schrijfpen. D'r
was aandacht bij ieder letter, bij ieder woord
en herhaalde gespannen nalezing. De halve
nacht besteedde hij aan zijn eerste liefdes
brief en doezelde dan opzijn neergeschreven
gevoelens met het hoofd op de tafel in.
Bij het eerste hanengekraai vloog hij ver
schrikt op. En gelijk zoo dikwijls in 't wrie
melende en wringende leven zagen ook
nu de geschreven dingen van verleden nacht
heel anders uit bij de eerste
morgenschemering dan wel bij de flikkerende lamp. Toen
Jan zijn liefdesepistel doorlas, kreeg hij een
rilling over zijn lijf, twijfelend of hij den
brief wel zou wegzenden. Bij kalm en nuch
ter overwegen leek hem zijn eigen proza een
miezerig gedoe. Hij zou het geheel nog eens
herwerken als de dienstlui van huis waren.
Deze werden nu dringend opgeeischt voor
het gewoon dagelijksch werk. Toen mensch
en dier het noodige voedsel hadden, trokken
de knechten en meiden naar het veld, waar
de heete zon het gelpe graan in korten tijd
gerijpt had.
De baas, in gedachten verslonden, zag nog
eens nauw toe of alles in orde was. Boven
het gesjilp en gevink van vogeltjes klonk
hoog-uit het geschater van een paar eksters,
die van den eenen boom in den anderen
wipten.
alle groote gebouwen hingen 7 groote vlag
gen. De Italiaansche en de Koninklijke vlag,
de Engelsche, Fransche, Russische, Servische
en Montenegrijnsche vlag. Onze vlaggen
en die van onze geallieerden," werd ons
toegeroepen, toen men zag dat wij er naar
stonden te kijken. In de hoofdstraten zagen
wij menige groote winkel gesloten, van
anderen waren de glasruiten gebroken en de
inhoud gestolen, sommige vertoonden de
gevolgen van een begin van brand. De
prachtige Dom van Milaan was door zand
zakken tegen verwacht wordende Zeppelins
beveiligd en de vergulde ballen waren er
allen afgenomen. In alle straten een opge
wonden menigte, die zich vooral uitte wan
neer nieuwe troepen aankwamen of anderen
naar het station werden geleid om naar het
front te gaan. Jongens met bulletins, telkens
anderen, schreeuwden hun nieuws uit, zij
hadden spoedig hun voorraad uitverkocht.
En hoe werd die oorlogsstemming aan
gehitst? Men had blijkbaar niets doeltreffends
weten te vinden tegen Oostenrijk, waartegen
men oorlog voerde, maar alles wat Duitsch
land ten laste wordt gelegd deed dienst. In
een groote winkelkast op het plein stond
een houten pop, een kind voorstellende met
afgehakte handjes, en daaronder stond ge
schreven, dat dit het werk was van de beulen
van België. Het Lusitania-ongeluk deed dienst
en z:>o meer. Wanneer wij met deze of gene
een praatje maakten dan hoorden wij, dat
nu spoedig de oorlog geëindigd zou zijn,
want Italië deed nu mede. Medelijden be
zielde ons met dit kinderlijk, om den tuin
geleide volkje, wanneer wij er aan dachten
wat over eenige weken hun deel zou zijn,
na 't geen wij in de andere landen, na 10
maanden strijd, gezien hadden. Zij wisten
nog niet dat oorlog beteekent, verlies van
duizende van die jonge menschenlevens, die
nu nog opgewonden door de straten liepen,
dat kreupelen, blinden en door het door
leefde aan het front lichamelijk en geestelijk
geknakten spoedig de straten zouden vullen,
dat elk openbaar gebouw weldra een hos
pitaal zou zijn en dat weduwen, weezen en
vluchtelingen om ondersteuning zouden
roepen.
In Rome was de stemming kalmer. Zelfs
op den drukken, vroolijken volksfeestdag, de
herdenkingsdag van de Grondwet, ging toch
alles kalm toe, ofschoon de straten vol waren
met in feestdosch gekleede vakantiehouders
en met soldaten in vonkelnieuwe uniformen.
Het was opmerkelijk hoe een totaal ver
schillende uitlegging ons werd gegeven van
de reden, waarom Italië in oorlog was ge
gaan, door de pacifisten en door de met
dezen oorlog sympathiseerenden. Met een
bewonderenswaardige welsprekendheid be
toogden de laatstgenoemden dat Italië ten
oorlog moest gaan, dat dit was een nobele
daad, dat de door Oostenrijk verdrukte Ita
liaansche onderdanen verlost moesten wor
den, dat Italië, als het nu niet met de geal
lieerden meevocht, evenals Oostenrijk reeds
was, een vazalstaat van Duitschland zou
worden. Van de pacifisten vernamen wij,
dat de zege van de oorlogspartij gedeeltelijk
moest worden toegeschreven aan politieke
wedijver tusschen Salandra en Giolitti, ge
deeltelijk aan de groote financieele belangen
van de Banka Romana, en voor een deel
om inlandsche onlusten te bezweren.
Alle pacifistische neigingen moesten in
Italië onderdrukt worden, alleen in de binnen
kamer van een ons bekende en bevriende
dame, die buiten de stad woonde, konden
wij de geestverwante mannen en vrouwen
ontmoeten.
Nergens kon zoo vrij over den oorlog en
Daar is nieuws," dacht Jan volgens een
Kempisch auguur.
Ditmaal hadden de snaterende eksters niet
gelogen. De briefdrager bracht inderdaad
een bericht uit Stamproy, dat Jan met bevende
vingers opende.
Zijn gelaat verkleurde bij de lezing, die
luidde:
Mijnheer,
Na inlichtingen genomen en raad
gehouden te hebben, moet ik u laten
weten, dat het onnoodig is nog tot
hier te komen. Van verkeeren noch
trouwen kan er geen sprake meer
zijn. Alles is tusschen ons amen
en uit. Beleefde groeten,
HELENA HOKDERS
Dit nieuws hamerde geweldig in zijn den
kend hoofd. Hij krabde en dabde in zijn
haren gelijk boeren doen als zij gewichtige
dingen te verhandelen hebben of in nesten
zitten.
Daar lag nu op eenmaal zijn jong plan
in duigen. GeA'is hadden venijnige tongen
zijn liefjeswagen stop gezet. Tranen, die
niet naar omhoog kwamen, had hij willen
storten. Na lang gedroomd en getreurd te
hebben, verscheurde hij Lena's brief en den
zijnen en wierp de honderde stukjes in 't
haardvuur.
Naar buiten ging hij om verkoeling voor
zijn brandend hart te zoeken, dat doodelijk
gewond leek. Stilaan zeeg er toch berusting
over hem neder. En nu begon hij in stilte
en dan luidop te wrokken tegen de
Stamproyenaars en de kwaadsprekers.
Allengskens troostte hij zich met de gedachte: er
zijn nog ander meisjes en die zoekt,die vindt."
Op eens straalde weer zijn gelaat van
blijheid. Hij herinnerde zich levendig dat
zijn broeder de pastoor hem vroeger liet
hooren, dat zoo hij een vrouw zocht hij
hem maar behoefde aan te spreken.
En deze herinnering flakkerde nu levendig
op. Met heerbroers hulp en voorspraak zou
hij wel gauw terecht komen. En zonder nog
een oogenblik te dralen, trok hij zijn beste
kleeren aan en sloeg den weg naar
Raasbeek in. Hij kwam voorbij zijn dienstlui,
gaf den huissleutel aan de eerste meid, en zei
van maar goed door te werken, want
alle stukken stonden brandend-rijp om ge
maaid te worden.
En voort trapte hij op vrijersvoeten ...
Toen hij achter hagen en struiken ver
dwenen was, staakte 't dienstvolk het werk
en bracht allerlei lustige bedenkingen over
zijn weggaan.
Op een goei uur gaans lag Raasbeek, het
laatst Belgisch dorpje langs den oostkant.
Bij de komst van Jan, zat de zieleherder
een uiltje te vangen. Dit was de lijvige man
gewoon na het eten. De gedienstige meid
warmde gauw den overgebleven middag op.
Jan liet het zich goed smaken en spoelde
lippensmakkend zijn mondje uit met een
glas bordeaux. Toen de inwendige mensch
i versterkt was, gooide hij stotterend zijn
j zieleleed op tafel, vertelde over zijn
liefdci
l
fduteitel Jict
ftUHcUwmafelV
HE.IMRI
i BEUGEL]
?^^^^^^^^^^^M^^^B^B^H
COIFFEUR DEÖAnES (
J49REQUL1ER5GRACHT
|(üE5LOTEt< mis) AMSTERDAM,
|HEMNÉTEINTUREj
GEQAnANDEERDOnSCHADËLUl^ i
NATUURLIJKE KLEUREN
den weg om er weder uit te komen gespro
ken worden als in Hongarije. In Budapest
werd zelfs een zeer druk bezochte openbare
vergadering gehouden, waarin vrij uit over
ons congres en ons vredes-werk gesproken
werd. Onze vrienden daar vertelden dat men
in ruime kringen sprak over het onzinnige
dat Hongarije aan dezen oorlog moet deel
nemen ; Hongarije toch had niets tegen Ser
vië, had zeker geen belang er bij dat België
gedeerd zou worden; de Hongaren sympa
thiseerden meer met de Engetschen dan met
de Duitschers, tegen Rusland voelde men
geen haat en ronduit werd gezegd dat Oos
tenrijk-Hongarije gedwongen was Pruissen's
oorlog mee te vechten. Met een gevoel van
trots vertelde men dat er ruim 500
Engelschen in Budapest woonden en men nog
geen dozijn had geïnterneerd. De anderen
werden in niets belemmerd.
In Weenen arriveerden wij juist op het
TRA DB
MAEUt
reizen naar Stamproy en elders en vroeg nu
deemoedig of hier of in de buurt niets was
wat hem paste.
De pastoor had het gevonden. Even over
de grens in Messem kon hij gauw klaar
komen. Zij was wel niet schoon, maar had
trouwe oogen en krachtige armen; welwas
zij zoo arm als een keikmuis, maar zij was
van goede familie, die achteruit geboerd
had, doch dit deed niets ter zake, wijl zij
uiterst bijeenhoudend en vlug bijderhand was.
Geld had er Jan liever bijgezien, doch zijn
broeder deed hem helder inzien dat hij beter
was met zoo iemand dan wel met een die
geld had, maar die een maak-op kon zijn
en schrik voor 't werk had.
Gelijk Jan thans zat te boeren, kon het
niet blijven duren. Een huis vol dienstvolk
zonder vrouw, was een hel.
Dan maar niet meer uitgesteld," zei de
pastoor, wij wandelen er samen naar toe."
Eerst kuierden zij langs een veldweg en
sloegen dan een voetpadje in, dat glibberig
kronkelde, langs heen de Maasoevers, door
hooge populieren overlommerd. In de vette
weiden graasden schoon Hollandsch vee, dat
nieuwsgierig achter den pikkeldraad een
tijdje met de wandelaars brullend meeliep.
Langs de blauwe Maas, op een steile berg,
ligt fraai het dorpje Messem, een dichte
huizenrij. Eenige dorpsbewoners kwamen
nieuwsgierig aan de deur kijken aU de
vreemdelingen even voorbij waren, anderen
groetten vriendelijk.
Bij een net gebouwd huis hielden ze stil.
Hier zijn we er," zei de pastoor.
Zoo, zoo," zuchtte zijn broeder.
Uiterst gul was 't onthaal. De pastoor was
de vriend des huizes. Na over de gebruikelijke
dingen gesproken te hebben, zei de pastoor
ronduit waarom ze beiden tot hier waren
gekomen.
Lisebeth, zoo heette de dertigjarige dochter,
bloosde. Jan merkte dit onmiddellijk en
dacht oprechte liefde schaamt... zich. De
heer broeder deed het woord, dat hier zoo
gretig aanhoord werd als sprak hij van op
den kansel tot zijn luisterende parochianen.
Ook 't jawoord bleef niet achter, want
Lisebeth had betrouwen in de zaak. Haar
tijd van trouwen was gekomen. Zoo'n ge
legenheid kreeg ze nooit meer. De Belgische
boer was in zijn nopjes, tranen van vreugde
welden op in zijn waterige oogen.
En de gansche huisgenooten waren oprecht
verheugd, dat hun Lisebeth zoo 'n goede
partij deed.
Op de toekomende vereeniging werd
dapper gedronken en geklonken. Uiterst
roerend was het afscheid en blijde de
terugreis.
Laat de lui nu maar razen, dacht Jan,
als wij elkaar maar liefhebben."
JAN'S HUWELIJK
Dorpstongen rusten nog roesten, maar
roeren eerst stil in 't geniep; kwetteren en
schateren dan luide de nieuwtjes over de
daken uit. Als een mensch trouwt, wordt hij
Le Cognac Martell
est garant! comme tant Ie
produit naturel des vins
récoltés et distillés dans la
région de COGNAC.
Agents:
KOOPMANS w BRUINIER,
AMSTERDAM.
iiiiimiiiiiiiiMii IHIII mini iiiiiiiiimimimiiiiiiiiiiiMiiimiii
oogenblik toen Italië's oorlogsverklaring het
volk bekend werd gemaakt. Merkwaardig
kalm of liever berustend werd deze tijding
door het publiek ontvangen. Straatdemon
straties, waarvan door de couranten melding
werd gemaakt, bestonden in een paar zin
gende en joelende jongensoptochten, waaraan
door een 30 a 40tal jongens van ongeveer
12?15 jaar werd deelgenomen. In de straten
werd er bijna geen notitie van genomen.
Nergens was men zoo zichtbaar den oorlog
moede als in Weenen. Een tocht door de
volksbuurten leverde de duidelijk aantoon
bare redenen. Het was aaklig te zien hoe
ondoorvoed mensch en dier er uitzagen.
Geen wonder. De broodkaaiten, die men
in Oostenrijk uitgaf, veroorloofden een rant
soen van 210 gram brood per dag, dat is
40 gram per dag minder dan in Duitschland,
en het brood was van een gehalte, dat kort
weg oneetbaar" kan genoemd worden. Melk
en eieren waren er bijna niet te krijgen,
zeer zeker niet door den gewonen burger
man. Boter en kaas en alles wat met melk
bereid .moet worden, was er eveneens schaars
en de smakelijke meelspijzen,waaropWeenen
terecht zoo trotsch is, waren van de menu's
verdwenen.
Van Oostenrijk-Hongarije naar Italië gaan
werd ons door den uitgebroken oorlog on
mogelijk gemaakt. Wel konden wij nog van
Weenen over Innsbrück naar Zwitserland
komen, maar deze treinen namen slechts
een zeer beperkt aantal reizigers mede,
waarom wij onze kaarten van te voren
moesten aanvragen. Op deze route was het
troepenvervoer van Oostenrijk in vollen gang.
Hier zagen wij overal aan den spoorweg
mannen met een geweer in de hand op
wacht staan, die alleen door een gekleurden
band om den arm toonden dat zij aangesteld
waren. Bij gebrek aan uniformen waren zij
in gewone kleeding. Het waren meest allen
mannen van tusschen de 40 en 50 jaar.
Vreemd was het dat men ons in alle steden
vroeg of wij in de stad iets konden merken
vaa den oorlog. Zoozeer waren overal de
bewoners reeds aan het veranderde gewend.
Parijs en Londen, de steden die zich anders
's avonds in een lichtzee baden, waren nu,
uit vrees voor Zeppelins, in diepe duisternis
gehuld; boven het enkele kleine pitje wat
hier en daar brandde, hing een groote
donkerbruine kap, die het lichtje begrensde
en zijn stralen naar beneden dwong. In de
straten van deze beide, niet-militaire steden,
zag men nu onophoudelijk uniformen, de
hotels op de mooie boulevards van Parijs
waren nu allen in hospitalen verandert en
belasterd, sterft hij, dan wordt hij op een
voetstuk verheven.
Nu Jan's aanstaande huwelijk op een
zegelpapier in een houten kastje met ge
traliede venstertjes van grauwen ijzeren
draad tegen den zwart-rooden gevel van het
gemeentehuis, den dorpelingen kond werd
gedaan, stonden de menschen paf verslagen.
Wat had hij zich gespoed? Een, die zoo
gauw klaar was, dat moest niet veel zijn.
Doch licht goed genoeg voor hem, voegde
men er bij. Als
voortijlende-knepperendeheidebrand vloog het huwelijk van Jan het
dorp rond. Over zijn toekomende wist men
seffens van alles te vertellen. Vaneen vinger,
n arm! Zooveel als Jan had zij zeker niet,
want die wilden een anderen kerel, die
keken ja beter en hooger uit hun oogen. En
bij de toekomende waren ze met zessen.
Indien een koek in zooveel stukken moet
doorgesneden worden, dan waren de
hapjes klein.
Maar als z'er ook niet veel om had. Jan
bezat genoeg en die zou haar het
bijeenbeesten wel leeren, zoo zij het nog niet kende.
Wellicht zou het wel een potje nat zijn!
't Jonge, dorstige volk stak 's avonds de
koppen bijeen. Jan ging trouwen en ner
gens had hij een tonnetje bier gelegd om
af te drinken. Dit was nochtans de lande
lijke kempische gewoonte en aan dit aloud
gebruik mocht de houvaste boer, die vaarwel
aan 't jong leven ging zeggen, zoo min als
iemand afbreuk doen.
Beleefd liet men den trouwlustige nog eens
vragen of hij geen drank ten beste gaf. Doch
de vrekkige vent weigerde bepaald iets te
geven. Trouwen kostte zooal geld genoeg.
Wat men wegwierp, was men zeker kwijt.
Dit ergerde de jongelingen van het dorp,
die vast besloten waren Jan een ketelsere
nade te brengen. Traden ze niet met ge
weld op, dan kregen zij niemendal. En dit
was het eenige en laatste wat van hem los
kon gemaakt worden.
Zoo gezegd, zoo gedaan!
Den volgenden avond, toen Jan blauwe
rookwolken uit zijn baardbranderke blies,
en zijn avondmaal rustig liet verteeren,
kondigde opeens een ketelharmonie haar
serenade aan ... Boum! Tarata rtra boum,
tjink, tjink, tschank. Oet oef!... toet...
Uit koperen speeltuigen schetterden
valsche akkoorden; zware slagen vielen op
ontploffende trommen, op kletterende tinnen
gieters en blikken deksels; oude zeisen
schrijnden en knarsten op karraderen.
Op klompen en horens werd er gemiauwd
gekaterd en getoeterd. Fluitjes schrilden
scherp, mirlitons neusklankten
bibberigedreunende deuntjes uit, harmonica's
drensden lustig en treurig en trompetten klaroenden
hoog-uit.
Mannen en vrouwen lachten en giebelden
schreeuwden en joelden, raasden en tierden
Honden jinkerden, blaften en basten. Al deze
geruchten en geluiden zwirrelden rond
botsten tegen de huizen en vloeiden weg
onder de stille avondlucht.
l
BOUWT TE NIMSPEET.
Mooie boschrrjke terreinen. Spoor.Tram,
Electrisch licht, Telepboon. Inlichtingen
MIJ. .DE VELUWE", Nunspeet.
TAMINIAÜ'S
- JAM
-- American
-Eau de Cologne
wordt het MEEST gevraagde Merk.
Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk.
VRAAGT
TANDMIDDEUEN
in de parken zag men overal de door den
oorlog verminkten.
In Berlijn en Weenen waren de straten,
vooral des avonds, als uitgestorven, de
schaarsche verlichting was daar een
zuinigheidsmaatregel. Alle openbare gebouwen
waren in hospitalen veranderd en in alle
steden zag men opvallend veel rouw.
Bovendien zag men in alle steden werk,
dat vroeger uitsluitend mannenwerk
heette te zijn, door vrouwen verrichten.
Vrouwen als kellners en lift-bedienden, in
post- en telegraafkantoren, vrouwen wer
kende op het land, in fabrieken en werk
plaatsen, vrouwen in eenvoudige uniform op
treinen en trammen, vrouwen als chauffeurs
op de weinig overgebleven automobielen,
als koetsiers, brandwachts, politie-agenten
enz.
Op ons, die al die steden in normale tij
den gekend hebben, maakte de vraag, of
wij verandering vonden, een naleven indruk.
Er hing in die steden een zoo drukkende
atmosfeer, dat wij onwillekeurig een zucht
van verlichting slaakten, toen wij in Bern
aangeland waren en daarmede weder op
neutralen bodem stonden.
Hoe belangwekkend ook deze reizen wa
ren, het gehoorde en geziene in de steden,
de verhalen van militairen die aan het front
waren geweest, alles te zamen wekt herin
neringen op die een benauwden droom
lijken. De rustige atmosfeer in ons land
werkte daarna opvallend kalmeerend.
Bij de eerste schetterende muziektoonen
vloog Jan woedend van zijn stoel, als
dynamiette het onder hem.
Wat een gemeenheid!" riep hij uit.
Een prachtige muziek!" lachte Trien.
Wat mag dat beteekenen?'' vroeg Pier,
knipoogend op de ander glimlachende
dienstlui.
Niemand sprak. Jan pifie snel en sneller
aan zijn pijp, klomperde ongeduldig woedend
door de breede keuken. Meiden .en knechts
vingerden en grimasten achter zijn rug, den
boozen ingehouden glimlach met heftig ge
weld bedwingend.
Toet, toet, drom, drom, koe," klonk het
van onder het vensterraam.
Wat een helsch lawaai toch!" zei Greet.
Tingel, tingel, schangel... bier!"
Nu konden de knechten en meiden zich
niet meer inhouden; zij proesten het uit van
lachen.
Jan, krijtwit van woedde, barst uit in een
donderbui tegen hen en de lawaaiers. Dat
waren nog heidensche gebruiken. Enkel
afzetterij om aan drank te komen. Met iemand
het mes op de keel te zetten, kon men niets
verdienen.
Toet, toet, rekketekie!"
't Lawaai zwol weder aan en Jan duivelde
harder.
Ik zal mij voor geen tonneke bier laten
uitmuzieken, als ik trouw," waagde Trien.
Dan zijt gij gek genoeg," mopperde de
baas. Waarom zou men drank moeteu
geven. Dit staat toch nergens geschreven.
Daarbij wat zit ik met mijn geburen in. Zij
geven mij ook niks."
't Is zoo een oud Kempisch gebruik,"
meende Pier.
En waarom zou men geen kwade ge
woonten mogen uitroeien! Men heeft er wel
ander afgeschaft," wedervoer Jan.
Daar liet ik ander menschen mede begin
nen," zei voorzichtig Pier.
Ik geloof u, Pier, voor geen ton bier wilde
ik toch dergelijk schandaal aan mijn huis."
Als zij op hun kop gaan staan, krijgen
zij nog niets. Ik zal hun dat lawaaien wel
afleeren. De gendarmen..."
Moeten die, er weder bij zijn?1' boosde
Trien.
Watte... wa ... watte. Ik ben hier de
baas. En ik zeg u dat de gendarmen komen."
Die bonte jongens zijn bijna alle weken
hier. Dat is geen nieuws," bitsigde de
keukenmeid.
Pang, paf.pardauf," klonk het tegen de deur.
Jan gifte en woedde maar durfde niet
buiten gaan. Het dienstvolk had erg veel
pret in dit getoeter, gejauw en lawaai.
Kon ik maar een wijf krijgen," jokte Ties,
ik gaf potdorie wel twee tonnen."
Waarom pakt gij mij niet, Ties", zei
Greet met een lief lachje.
En als gij twee trouwt, dan geef ik nog
wel een ton," vroolijkle Trien.
En ik een saitspannet je,"zei koud-weg Pier
(\Vo~di vervolgd)