De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 19 december pagina 6

19 december 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Dec. '15. No. 2008 Brief uit Indië aan De Amsterdammer" Weltevreden, 28 Oct. 1915 Wanneer deze brief zijne bestemming be reikt, de ramp van de Koningin Emma maakt dit voorbehoud niet overbodig zal het eind van het jaar 1915 nabij zijn. Een kort overzicht van hetgeen dat jaar voor Ned.-Indië gebracht heeft zal dan misschien in de kolommen van de Groene niet mis plaatst zijn. Ik vind in deze gedachte aan leiding tot een terugblik op enkele punten van het in 1915 hier doorleefde. Dit heeft zoozeer onder den invloed van den Europeeschen oorlog gestaan, dat de uit de inwendige Indische verhoudingen voortgekomen gebeurtenissen verduisterd zijn geworden door de schaduw, die de wereldoorlog daarop geworpen heeft. De Sarikat Islam beweging, de pest, de pacifi catie van de Buitenbezittingen, ofschoon zij ook in 1915 haar rol op het Indisch tooneel gespeeld en als problemen van binnenlandsche politiek niets van hare beteekenis verloren hebben, zijn in de algemeene be langstelling van haar vooraanstaande plaats geweken. De reorganisatie van het Binnenlandsch Bestuurnrolgens de plannen van den heer S. de Qraaff is zelfs geheel van de baan geraakt. Het is niet waarschijnlijk, dat de andere genoemde aangelegenheden haar spoedig op dien weg volgen. Zij hebben daarvoor in het afloopende jaar nog te vele teekenen van leven gegeven, al zijn het ook niet overal teekenen van even intens leven. De S, I. vertoont zelfs soms teeke nen van een kunstmatig leven. Wel is waar zijn overal op Java plaatselijke vereenigingen der S. I. opgericht geworden, maar het geldelijk beheer door de voormannen ge voerd heeft ze bij een goed deel der bevol king in diskrediet gebracht. De hoofdvraag is nu niet meer: wat is van de S. I. te ver wachten? maar: waar is het geld gebleven? De decentralisatie van de S. I. in een groot aantal plaatselijke vereenigingen heeft aan een grooter aantal Inlanders kans gegeven in locale besturen te komen en gelden in beheer te verkrijgen. De waarheid van het spreekwoord, dat men een kat het spek niet op den neus moet binden, heeft zich daarbij weder bevestigd. Met vele plaatselijke kassen, die verdwenen zijn aan autoriteiten en goede sier van de bestuursleden, is ook veel van het vertrouwen in de S. I. verdwenen. Vermoedelijk zullen de teekenen van leven van de S. I. zich in de toekomst bepalen tot massavergaderingen, waarin fraaie woor den gesproken worden, maar zullen geen of weinig daden tot verbetering van sociale toestanden daarvan uitgaan. Daartoe ont breekt het den vereenigingen te veel aan innerlijke. kracht. Als orgaan van reactie tegen de eischen van de moderne wetenschap zal zij echter waarschijnlijk een taaier leven behouden. Als zoodanig heeft de Solosche vereeniging zich onlangs doen kennen door de vraag te stellen, of het nemen van puncties aan de milt van lijken van vermoedelijk aan pest gestorven Inlanders wel met de Koranische leer in overeenstemming is te bren gen. Dit is de eenige wijze waarop zij geteageerd heeft op de uitbreiding van de pest in het Solosche! In het Malangsche is het na veel zoeken en tasten eindelijk ge lukt door middel van woningverbetering de pestziekte zooal niet duurzaam dan toch tijdelijk te bedwingen. Wat daar gewonnen is gaat echter in de Vorstenlanden weder vertoren. Ongelukkigerwijs is nergens zoozeer als in het Solosche de Indische bevolking door het gezag van het verledene bevangen. Waar de pestbestrijding In de Gouvernementslanden reeds op het lijdelijk verzet van de massa gestooten is, heeft zij in de Vorstenlanden zeer zeker een intenser negatieve medewerking te verwachten. Daarenboven heeft zij daar niet de Gouvernementskas achter zich maar een landschapskas, die wegens de in voorbereiding zijnde agrarische hervorming nog in staat van wording verkeert. Het bestuur reageert daar dan ook op de verschijning van de pest met exceptie van geen fondsen." iiiiiflflllfiiillliiimil>lllllllliiilllllllliliiii"i"lii>""Ul"> UMIIIIIIIII N. V. Het Tooneel De Duivel in de Vrouw". Tooneelspel in 5 bedrijven van Karl Schönherr. Naar het classiek voorschrift in onversteld decor, schreef Schönherr, in de groote lijn, een drama van uit levenshonger geboren haat. Schreef is inderdaad het woord: hij schrijfpen hij onderstreept. Te raden laat deze auteur niets. A bon entendeur demi mot suffit... Zullen wij dan waarlijk nog eenmaal moeten erkennen, dat het tooneel dit motto, hetwelk ons dierbaar is, verwerpt, dat het niet léft van een stippellijn, een ademtocht en een vraag teeken, maar van deugdelijke daden en derzelver grondige explicatie ? Gedurende de machtige vertooning van de Duivel in de Vrouw", tranche-de-vie zonder meer,opeen thema zoo oud als de wereld en met oogen schijnlijk de primitiefste middelen gewild, (Schönherr bestond de tour de force dit vijf bedrijvig stuk, dat onaf gebroken de aan dacht vasthoudt, te bouwen op slechts drie personen!) heb ik mij als een bekeerling gevoeld. Althans tot en met het derde bedrijf. En de bewonderaars van den schrijver van Glaube und Heimath", waarop het straffer, in ons land onvertolkt gebleven werk Erde" is gevolgd, waren de plank misschien minder mis, dan wij in onzen hang naar verdieping en verfijning droomden, toen zij in dezen auteur-van-de-breedte een vootlooper van een naderenden, grooten tijd begroetten. De met geweld gewekte natuurdrift in een vrouw, die, schoon gehuwd, nimmer haar weelde begreep, met de daaruit woeke rende wrok jegens den man, die haar, naar zijn aard en onvermogen, heur kroon ont hield en tegenover den gretigen jongen minnaar (den levenswekker) nog slechts beletsel kan zijn, is in drie, als uit bergsteen gehouwen bedrijven volledig, oer-echt en hecht gebeeld. Ook al had de schrijver minde r nadrukkelijk het in deze gezonde jonge vrouw vertwijfelend moederrecht tot haar veront schuldiging aangevoerd, ons hart zou haar in de verbijsterende crisis, tusschen de beide mannen, van wie de een belofte", de ander geen vervulling" blijkt, hebben vrijgepleit. Schuld voelen wij slechts in zoover zij, tegen de waarschuwing der familieleden in, den misdeelden, haar minderwaardigen man om bijredenen gehuwd heeft, en Schönherr's poging ons te doen gelooven dat zij dit deed juist omdat hij fysiek zwak was en haar steun behoefde, komt ons, in verband met haar voldoening in opschik en haar bepaald pijnlijk-pécuniaire overwegingen in IV, ver dacht voor. We vragen ons af: zou deze vrouw, in wie de instincten fel werken, op het oogenblik dat zij den voor zijn stand ontwikkelden", op eigen slimheid pratgaanden kleinen man het ja-woord gaf, toch niet iets van welvaart, langs den weg der behendige manipulatie, voor oogen hebben geschemerd, was het wel louter moederlijke toewijding, die haar tot deze trans-actie dreef ? Schönherr had voor zijn vervolgstuk (het 4e en 5e bedrijf) deze neiging ook naar het materieel bezit in de vrouw" noodig, doch hij maakte daarmede de figuur der eerste drie bedrijven minder gaaf, want minder simpel. Zijn oorspronkelijk denkbeeld: de verwording eener in-eenvoud-bravevrouw door de duivelsche macht van den harts tocht, raakte door deze complicatie onklaar. Alles wat Schönherr heeft willen bewijzen, komt ons in dit werk wat opzettelijk voor; waar hij de natuur om zoo te zeggen den vrijen loop heeft gelaten, heeft hij bereikt. De stuwende kracht der ongeschreven wet ten bruischt door de eerste bedrijven en de worsteling der elementaire gevoelens in de man" de vrouw" en den jongen grensDe Soesoehoenan van Solo heeft het hoofd vol van zijntrouwplannen met een dochtervan den Sultan van Djocja. Het uitgebreid hof ceremonieel, dat daarbij moet worden in acht genomen, vervult zijne gedachten meer dan de aanwezigheid van pest in zijn rijk. En daarna zal de vraag, of uit dit huwelijk de gewenschte zoon en troonsopvolger geboren en of deze vervolgens tegen de teleurge stelde verwachtingen van een reeds vol wassen zoonkroonpretendent in leven be houden zal worden, hem zoozeer hebben bezig te houden, dat ook in de toekomst de pestbestrijding veel kans heeft in zijne zorgen op den achtergrond te geraken. De rust der Buitenbezittingen heeft met de pest den staat van labiel evenwicht ge meen. Beiden wekken zij een tijd lang op timistische verwachtingen, om daarna met ruwe hand de illusies, die zij hebben doen weven, als spinrag weg te vagen. Flores, Timor, Ceram, Ternate, Nias en Zuid-Celebes hebben in het loopende jaar dezen roep van onstandvastigheid der rust op de Buiten bezittingen weder opgehouden. Overal is het verschijnsel van rustverstoring een reactie van den ouden Ik, tegen de banden waarin deze zich beklemd gevoelt. onder het bestuur van de Kompanie. Voor- l heen gaf de vrijheid van den machtige om zijn willekeur of .'levenslust in overweldiging of berooving van minderen of zwakkeren bot te vieren, waarde en perspectief aan het Inlandsche leven. Het bestuur van de Kom panie heeft het van die waarde beroofd. Het gebod van Handen thuis" en Gehoor zaam zijn en werken" is op den duur te mach tig voor de ongebonden Inlandsche natuur. Er komt onvermijdelijk een psychologisch oogenblik waarop voor haar de spanning te groot wordt en deze den ouden Ik weder te voorschijn drijft. Nu eens is het eerzucht, haat tegen den vreemdeling of roofzucht, dan weder weerzin tegen een woonvast leven en gedwongen arbeid aan wegen. Het leven onder de Kompanie eischt van den Inlander een wedergeboorte, vergt van hem dat hij zijn trek naar de rimboe (de wildernis) en naar eigengerechtigheid aflegt, en zich leert aanpassen aan het gebod van wppnvastheid in een dorp, en dat van bearbeiding van een akker. Het aannemen van dezen nieuwen Adam valt hem gemeenlijk zwaarder dan zijn vorig lot, al leefde hij daarin onder den druk van vorstentelgen of van kusthandelaren, bij wie hij zijne boschproducten tegen zijne weinige benpodigdheden inruilde. Onder de Kom panie heeft hij te leven in een voor hem nieuwe atmosfeer van wantrouwen en voelt hij geen vasten grond onder de voeten. Het Hoofd, dat in verzet komt, is voor hem de verlosser, met wie hij gaarne de rimboe in trekt, op roof tegen zijn buren en in hin derlaag tegen de Kompanie. Geen politieke beteekenis", zeggen de ambtelijke verslagen van deze bewegingen. Juist, maar des te meer psychologische be teekenis! Waren de nieuwe bestuurders van den Inlander, die onder het gezag van de Komoanie overgaat, meer psychologen, zij zouden begrijpen, dat landvrede, ordelijke zamenwoning en regelmatige veld- of w garbeid in diens oog goederen van twijfel achtige of negatieve waarde zijn, en hij ze slechts dan aanvaarden zal, wanneer hij of niet anders kan of aan de keerzijde daarvan een positief voordeel ziet. De keerzijde zou kunnen bestaan in eene geneeskundige kliniek, een school, des noods een bioscoop! Indien maar de Kom panie' behalve met geboden en verboden, tot hem kwam met iets, in welken vorm ook, in de hand dat hem wat perspectief in de nieuwe toekomst opende, zou hij den toestand gereedelijker aanvaarden. En nu nog iets over de zaken. In de geschiedenis der suikerindustrie van Java zal het jaar 1915 voortleven als een noodlottig jaar van misoogst. De droogte van het vorig jaar is voor de rietaanplantingen op enkele uitzonderingen na fnuikend gebleken zoowel door een minder beschot als door en dit voornamelijk zeer slechte sappen, die bovendien gaandeweg nog achteruit gingen. Deficitten van 20?30 pCt. in vergelijking met de normale suikeroogsten zijn schering en inslag. Een troost ligt echter in de hooge prijzen, die vele ondernemingen voor haar product gemaakt hebben. Nog meer is evenwel met de suiker verdiend door Chineezen, die, toen in 1914 de prijzen als gevolg van de inkoopen der Engelsche regeering duizelingwekkend op liepen zich op speculatie van een groot deel van den suikeroogst '15 vooruit verzekerd en daarmede een goeden slag geslagen hebben. Een tweede troost voor de suiker industrie is gelegen in de vooruitzichten voor het volgend jaar, die tot nog toe, dank zij het normalere weer in 1915, zeer gunstig genoemd worden zoowel wat den oogt als wat de prijzen betreft. Bij de thee-, koffie- en rubbercultuur zal het jaar 1915 lang een eereplaats in de her innering innemen. Deze cultures hebben de waarde van hare producten zien stijgen, de thee en de koffie tot een hoogte, waarvan zij te voren nooit hebben durven droomen, en de rubber tot een peil, dat alleszins be vredigend is. Voor de Java-tabak zal het jaar 1915 niet onverdeeld dezelfde zoete herinneringen na laten. Kwaliteitsgebreken, veroorzaakt door de felle droogte van 1914, hebben de prijzen van de bladtabak gedrukt. Daartegen hebben in de tweede helft van het jaar de inferieure soorten, die in Duitschland en Oostenrijk de plaats van sigarettentabak hebben moeten vervullen, een vlucht genomen, waardoor zij de betere soorten soms ver achter zich lieten. De redenen tot tevredenheid, die de groote cultures in dit jaar gehad hebben, strekken zich niet uit tot de spoor- en tramwegen. Het verkeer van personen en van Inlandsche cultures is afgenomen en de druk op den suikeroogst heeft zich daarop voortgeplant. Copra, aardnoten en tapiocameel, die door Inlanders worden aan de markt gebracht, hebben zich tengevolge van de Engelsche contrabandepolitiek den weg naar het buiten land versperd gezien. Het aanbod van de beide eerste producten is ten goede ge komen aan de inheemsche oliefabrieken wier bedrijf een groote vlucht genomen heeft. Voor den invoerhandel van lijnwaden en kramerijen zag de toekomst er bij de intrede van het jaar somber uit. Een nagenoeg tot stilstand gekomen afzet, groote voorraden in de tweede hand, onzekerheid van nieuwe aanvoeren, vooral van kramerijen uit Duitsch land en Oostenrijk, werkten daartoe mede. De toekomst is echter medegevallen en de afsluitingen op het eind van het jaar zullen geen zorgelijken toestand te zien geven. De zorg voor den invoerhandel ligt meer in de toekomst dan in het heden. Hoe zullen wij bij het gebrek aan kleurstoffen onze sitzen uit Engeland kunnen krijgen en zal Holland ons katoentjes kunnen blijven leveren?" is hier de vraag, die hier bezig houdt. Opdroging van de kanalen van aanvoer onzer benoodigdheden is nog wel geen schrikbeeld voor ons, maar neemt toch een ernstige plaats in de aandacht in, niet het minst van de Regeering, zelve de grootste verbruikster en afneemster van buitenlandsch goed. De af hankelijkheid van het buitenland niet alleen voor gefabriceerde goederen maar zelfs voor het volks-voedsel, de rijst, wordt in dezen oorlogstijd zoo klemmend gevoeld, dat zij de bevrijding van Indië van dat juk als politiek probleem op den voorgrond gebracht heeft. De voorziening van Ned. Indië in zijn eigene rijstbehoefte is eene les van den Europeeschen oorlog, die voor dit eilandrijk niet in den wind geslagen mag worden. Kunstmatige bevloeiing van de streken in de Buitenbezittingen, die daar voor in aanmerking komen, vraagt nu eene eerste plaats op het programma van regeeringswerkzaamheid. De Gouverneur-Generaal heeft onlangs op dat programma ook een plaats gegeven aan de bevordering der tot standkoming van een fabrieksnijverheid in Indië, welke daad hij in eene merkwaardige rede ter installatie van de ad hoc benoemde Commissie heeft toegelicht. Als reactie op de bodemexploitatie door den landbouw voor de wereldmarkt, heeft de fabrieksnijverheid hier de banen gevolgd, die haar door dezen tak van bedrijf werden voorgeschreven. Tot de metallurgische ver werking van tin is zij nog niet kunnen komen, maar wel heeft zij de verwerking van ruwe aardolie ter hand genomen. Voor zoover de fabrieksnijverheid hier tot ontwikkeling is gekomen werkt zij weinig mede tot de voor ziening in de behoeften des lands. Eerst met de oprichting, eenige jaren geleden, van de portlandcementfabriek nabij Padang, verkreeg zij voor dit doel beteekenis. Deze beteekenis van eene fabrieksnijver heid in Indië, die door den oorlog op den voorgrond getreden is, heeft de Gouverneur Generaal nu aan de orde gesteld. Hare ver wezenlijking hangt in de eerste plaats af van de aanwezigheid van de ruwe grond stoffen, waarvan nog zeer weinig bekend is. Verkooksbare kolen, bruikbare ijzerertsen, bereikbare zwavelafzettingen in voldoende IIIIMIMKIIIfMIIItlllllllltlltltfnlIlllllltMIIIIIIIIIItlIllftMlrtlllINtlllllllllltl wachter", in de eenzaamheid boven op den berg, is adem-beklemmend, ook voor den toeschouwer. Zówerkt de atmosfeer in dit stuk (ook door middel der prachtige vertooning) dat we, deze realiteit aanvaardend haar noch tans als een schoone verdichting, in de sfeer der zuivere kunstontroering aanvoelen. De man", die zich met het helen van smokkelwaar een fortuintje vergaart, ligt bij de douanen reeds lang onder verdenking; de kunst is nu maar den sluwen en omzichtigen vos op heeterdaad te betrappen. De commandant van de wacht meent: wat een man verzwijgt, klapt ligt een vrouwe tong De vrouw van den smokkelaar is een knap wijf Wie onder de jonge wach ters aan de grens onderneemt het avontuur ? Het zal hem geen windeieren leggen. Een jonge borst, een kerel, meldt zich. Doch de smokkelaar, die overal oogen en ooren heeft, komt achter het plannetje, vertelt het zijn vrouw en stookt haar op het spel van kat en muis met den jongen bloed te spelen, totdat zij, zeker van zichzelve, hém tot haar slachtoffer, en derhalve onschadelijk voor het bedrijf, zal hebben gemaakt. Met dit voorstel treft de man voor het eerst in zijn zesjarig huwelijk de vrouw in het hart, op dit oogenblik wrijft zich... de duivel, zoo men wil, de stille kracht die in haar sliep, de oogen uit. En dan begint, aanvankelijk met tegenzin, het hachelijk spel... tot het gistend bloed de spon uitbarst. De jonge jager beheerscht zich nog (ongelooflijk lang voor de zenuwen der toeschouwers) de vrouw, in haar hartstocht verstikt, tast naar den uitweg, ziet rood... Hier zijn we op het dramatisch hoogtepunt, hier had naar ons gevoelen het stuk kunnen eindigen: de gedachte aan de verlossing door moord" flitst de vrouw door het verhit brein, de dood waart om.... En dit is bovendien prachtig tooneel, grootmenschelijk en zeer zuiver naar den geest. Terwijl het woord haar van de lippen rolt, grijpt ze het nog, werpt zich op tegen het hoeveelheid zijn nog niet gevonden. Bovenal ontbreekt hier goedkoope massale water kracht en hapert er nog veel aan goedkoope vervoersgelegenheid te land. De benoemde Commissie zal vermoedelijk een gemaklijkere taak hebben met te wijzen op hetgeen er in Indië ontbreekt om aldaar eene fabrieks nijverheid in het leven te roepen dan op hetgeen daarvoor aanwezig is. Zoo zij den stoot kan geven tot ontwikkeling van een opsporingsdienst, zooals voorgenomen maar nog ver van uitgevoerd is, zal echter haar bestaan niet nutteloos geweest zijn. Achter de verscheidenheid van gebeurte nissen in het afloopende jaar rijst boven alles uit het beeld van den Gouverneur Generaal Idenburg, als een baken voor het algemeen vertrouwen, van inboorling zoowel als van Europeaan, dat in dezen tijd van onzekerheid behoefte heeft gevoeld aan een richtpunt en in zijn beleid en waakzaamheid de waarborgen gevonden heeft, die het zocht. Zijne aanwezigheid aan het hoofd van het bestuur van Indië heeft meegewerkt om de zware atmosfeer, die de oorlogstoestand in Europa aanvankelijk voor ons geschapen heeft, geleidelijk lichter te maken en zal een kracht blijken, wanneer Indië door den oorlog werkelijk beproefd mocht worden. S. J. Veiling van Moderne Etsen en Lithografiën bij R. W. P. DE VRIES De afstand tusschen den liefhebber en den verzamelaar van prenten kan niet groot zijn. Een ets moge nog zoo mooi, nog zoo uit nemend van druk, nog zoozeer een stukje altijd durend vergenoegen zijn, zij is toch nooit meer dan een schakel in een keten. Eerst in verband met andere gelijksoortige voortbrengselen beschouwd, krijgt zij haar volledige beteekenis. En zou er wel n gebied van menschelijke uiting zijn dat zoo getrouw n den geest van een geheel tijdvak en de uiterlijke verschijning daarvan n tegelijk de intimiteit van ne mensch en diens innigste wezen weerspiegelt als de prent ? Dat daarenboven zoo veelzijdig is ook ? Want de meest wijdsche lijngravure uit de 16e eeuw en het meest wufte maar toch zoo petillante gravuretje uit de 18e, de soberste ets van Rembrandt en het meest geaffecteerde Engelsche stippelprentje, de donkerst gekleurde romantische lithographie en de luchtigste ex-libris behooren tot een zelfde familie. Hier ligt voor elk wat wils, om niet te spreken van den aankleve van proef en andere stalen, van drukken met open en met heetemaal geen letter, van adressen die je wel en die je niet moet hebben, van volle, aangezette en totaal ont brekende randen, van wormgaatjes, vochtvlekken en onzichtbare reperaties. In dien laatsten bijloop is iets dat het vak vertroe belt, maar toch ook veel dat er zijn pikanten bijsmaak aan geeft. Men kan deze dingen niet bedenken zonder te betreuren dat de prentenliefhebberij niet tastbaarder herleeft. De etsen van Bauer hebben een vleugje van publieke belang stelling genoten, maar zij zijn bijna van het tooneel verdwenen. En deze zijn toch niet de eenige. Is er, om bij ons land te blijven, iemand, die zich om de litographiën van Rochussen bekommert ? Men noemt hem onzen eenigen illustrator. Maar was hij niet meer dan dat? Wie zich het schilderijtje uit de recente veiling Langenhuizen her innert en wie in deze veiling de Vries de collectie, deels gëaquarellende deels met Oost-Indische inkt bewerkte ontwerpen voor vignetten bekijkt, zal er anders over denken. Geen mindere «amen dan die van Bosboom en Mauve komen in de gedachten en toch hadden zijn levensbeschrijvers geen ongelijk toen zij bij het noemen van n zijner tee keningen aan Gabriel de Saint-Aubin of een van diens geestverwanten herinnerden. Er is meer van dien aard. Ongetwijfeld hebben wij aan etsers en daaronder aan uitnemende geen gebrek. Maar is het ook zoo met de beoefenaars der lithographie? En is de lithographie van dezen tijd niet in den grond verschillend van die, van de Fransche spe ciaal, uit de dertiger jaren der 14e eeuw? Men moet sommige nieuwere idealen prijs overweldigend lot, als vloog zij den duivel te lijf: Heb ik dat gezegd"! krijt ze. En in haar zwakheid van eenvoudig-brave-vrouw die zij was, en na dit oogenblik nimmer meer zal zijn, keert zij de schuld op hem, dien haar verbeelding reeds als moordenaar ziet. Ware het volgende dat wat zich in de stilte voltrekt en te beklemmend is voor woor den (wij gelooven deze eenvoudige lieden ook niet zoo redenrijk) aan nze verbeelding gelaten der Weibsteufel" zou in zijn soort een meesterwerk zijn. Nochtans vervult ons de geheele conceptie met bewonderend ont zag en vinden wij ook in het tweede deel tooneel van groote werking, plastiek, die aan Dostojewsky herinnert. Slechts het bij komstige: hoe de duivel deze gewonnen ziel dan ook nog in andere richting uitbuit, hoe zij, bovendien nog van den hebzucht bezeten, als een toonbeeld van cynisme het, door haar slachtoffer van een man met de vreugde van zijn leven betaald, huis-op-de-markt alleen betrekt, boeit ons, na het rijkelijk deel dat wij genoten, minder dan de schrijver, welke wellicht onder den indruk van het uit de mode geraakt naturalisme, eenig psycholo gisch probleem voor zijn gemoedsrust wenschelijk achtte, beoogd heeft. Dat de vrouw, na den moord op haar echtgenoot, den, moordenaar, dien zij, be redeneerd en volstrekt niet in een onbe waakt oogenblik, tot deze daad aanzette, den jongen jager, die haar voldoening en het begeerde kind kan schenken, afwijst uit nog zoo iets als ethische gevoelens, wil en bij mij, na het voorafgegane, niet meer in. Het souvent femme varie" blijft aan het slot van dit, positief bedoeld, stuk dus toch nog als een vraagteeken... Bij den op zet en den aard van het werk behoort echter onverbiddelijk, een punt. De vertooning, waarbij de drie spelers met een weinig kernachtige, te subtiel op gevatte vertaling te kampen hadden, was groot en sterk. Samenspel, waarin de greep geducht voelbaar was, een avond, die, min Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. imiijiiiiiijiiiiiiimiiiiiiiimMiiimiiiiiiimiiiiiiiiHMiijfiijiiiiiiiimiiiiiti geven bij het zien der litho's van Hervier en Isabey en van Deveria. Maar had den deze daartegenover niet een naieveteit, een rotsvaste kunstovertuiging, een technische knapheid ook, die onze tijd mist. Meer dan de etsen uit dezelfde periode, hebben de lithographiën de essence, de geur van dien tijd bewaard. Men voelt hoe vol komen die kunstvorm aan de toenmalige behoefte paste. Eene geheele maatschappe lijke samenleving, met zijn moreele en poli tieke ondeugden vooral, heeft er zich een tiental jaren lang, van dag tot dag in afge beeld. De cultuur-historische beteekenis van zulke litho's i& soms even groot en ook wel eens grooter dan hun artistieke, maar dan is altijd Daumier er en soms ook wel Raffet of Qavarni om ons tot de hoogten der zuivere kunst op te voeren. Alle namen die wij noemden vindt men in den catelogus van het vijfde en laatste deel der verzamelingen Van Qogh, dat in de komende week bij de heeren De Vries onder den hamer komt. Niet alles is van allereerste hoedanigheid, maar het kan geen kwaad te bedenken dat veel van het beste oorspronkelijk voor niet langer dan een dag levens bestemd was en dat de meest bewonderde litho's van Daumier in een goedkoop blaadje op slecht papier gedrukt, verschenen. Steeds moeilijker zal het worden behoorlijke excemplaren daarvan te vinden. Onder opmerkelijke noemen wij, nog bij zonder helder gedrukt excemplaar Van Gaya's tauromachie, een oeuvre van Mouilleron en van Hervier, etsen van Jongkind en Zorn en onder de etsen, van Bauer een exemplaar van de al eenigen tijd zeldzame ets un jour de fête" en van de groote Benares" die met de ingang eener moskee" van het zelfde formaat zeker tot het beste behoort, niet alleen van wat Bauer gemaakt heeft maar van wat de etskunst in de laatste 50 jaren heeft voortgebracht. H. -{« >J« «r Den Haag: de Rouville; Zwollo (Notities) I. Zwollo is een maker van schalen en vazen; van bekers en van halskettingen, waaraan, omvat door metaal, een steen hangt. Het is zijn lust zijne gevoelens in goud en zilver te zien herleven, met, als lichtender rijkdom tusschen hun lichten, het wateriger licht van juweelen. Er is hierin door velen, zoowel door de naïeve volken in hun ont roering als door de wetende volken in hun kunst, veel gevormd wat voor de ziende oogen genot en voor de tastgrage handen vloeijend glijdend gevoel werd en bleef. Bij Zwollo treft naast zijn kunnen en naast zijne phantaisie (zeker zeer gesteund door de kennis der vroegere kunst) een, te ver winnen, gebrek: het materiaal, het goud en het zilver wordt als materie te veel gevoeld wat met andere woorden heet: dat het materiaal niet voldoende door het gevoel vermeesterd werd. II. De Rouville. Vindt ge bij Zwollo dik wijls te groote zwaarte in het werk, bij de Rouville (nu in Pulchri Studio) is niet altijd voldoende bezinning te vinden, die het werk maakt tot niet meer te storen eenheid. Deze schilder is romantisch (zie zijn sobere kleurschemata), beschaafd, vol aandrift en drift. Bij het romantische in hem moet ik steeds aan Musset denken; bij zijn kleur hervind ik, hem van wezen niet vreemd, de Franschen en anderen. Het grootst is hier de vrouwekop; het soberst het landschap. Graag had ik ook hier, naast de teekeningen vol drang de schilderijen gezien, waarop een oude vrouw bezig zijnd, zit bij haar venster, diep in haar werk. PLASSCHAERT of meer als een vuistslag in hettooneelseizoen gevallen, ons herinnert aan den ernst dezer kunst, aan haar grootheid en haar waarde. Een avond van verheffing ondanks het drukkend gegeven, en juist daarom des te belang rijker. Drie eerste-rangs spelers dragen het: Royaards, het schriele, op zijn stiekeme ziel teerend mannetje, een schim bijkans, Magda Jansseus, ;de bloedwarme jonge vrouw, die zich uitviert, Ko van Dijk de jonge kerel in wien het leven kropt. Alle drie gaven zij het voortreffelijke, soberheid in volte van beleving, beheersching tot het einde en stijging langs n lijn. Spel van evenwicht en kracht, dat ver reikt, en een groot publiek omvat. Wat zal zij ons nog brengen, deze jonge vrouw uit het land van Cyriel Buysse, aan wiens jonger werk wij op dezen avond meer malen werden herinnerd? Wat gaf ze al niet reeds in vier zoo uiteenloopende rollen : als de guitige Fientje Beulemans, als de duldende Jane Clegz, in haar lijn als de Parisienne", (welk een spel-innigheid, welk een tinteling in dat juweelig derde bedrijf, hoeveel charme van vrouw ook voor wie haar als Parijsche" moeilijk accepteeren kon!) en thans in Schönherr's drama als de ver van het salon geboren, boerin. Zoo krachtig als mevrouw Mann?Bouwmeester in deze richting is zij zeker nog niet. Op het oogenblik, dat haar manneke" de ge heele kamerlengte terugdeinst, vlucht voor haar fysieke en moreele kracht, voelden wij het tekort. Doch als jonge weduwe in het huis op de markt" kunnen de vrijers het haar nog lastig maken! En wij verheugen ons inmiddels op een mogelijk volgende rol, waarin zij weer een anderen kant van haar weelderig talent zal kunnen toonen, waarin zij wellictit vollediger nog dan tot dusver zal kunnen uiten: de gemoedswarmte, die mij het kenmerk van haar wezen schijnt, een Fientje" in het groot. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl