Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Dec. '15. No. 2008
Brief uit Indië aan
De Amsterdammer"
Weltevreden, 28 Oct. 1915
Wanneer deze brief zijne bestemming be
reikt, de ramp van de Koningin Emma
maakt dit voorbehoud niet overbodig zal
het eind van het jaar 1915 nabij zijn. Een
kort overzicht van hetgeen dat jaar voor
Ned.-Indië gebracht heeft zal dan misschien
in de kolommen van de Groene niet mis
plaatst zijn. Ik vind in deze gedachte aan
leiding tot een terugblik op enkele punten
van het in 1915 hier doorleefde.
Dit heeft zoozeer onder den invloed van
den Europeeschen oorlog gestaan, dat de
uit de inwendige Indische verhoudingen
voortgekomen gebeurtenissen verduisterd
zijn geworden door de schaduw, die de
wereldoorlog daarop geworpen heeft. De
Sarikat Islam beweging, de pest, de pacifi
catie van de Buitenbezittingen, ofschoon zij
ook in 1915 haar rol op het Indisch tooneel
gespeeld en als problemen van
binnenlandsche politiek niets van hare beteekenis
verloren hebben, zijn in de algemeene be
langstelling van haar vooraanstaande plaats
geweken.
De reorganisatie van het Binnenlandsch
Bestuurnrolgens de plannen van den heer
S. de Qraaff is zelfs geheel van de baan
geraakt. Het is niet waarschijnlijk, dat de
andere genoemde aangelegenheden haar
spoedig op dien weg volgen. Zij hebben
daarvoor in het afloopende jaar nog te vele
teekenen van leven gegeven, al zijn het
ook niet overal teekenen van even intens
leven. De S, I. vertoont zelfs soms teeke
nen van een kunstmatig leven. Wel is waar
zijn overal op Java plaatselijke vereenigingen
der S. I. opgericht geworden, maar het
geldelijk beheer door de voormannen ge
voerd heeft ze bij een goed deel der bevol
king in diskrediet gebracht. De hoofdvraag
is nu niet meer: wat is van de S. I. te ver
wachten? maar: waar is het geld gebleven?
De decentralisatie van de S. I. in een groot
aantal plaatselijke vereenigingen heeft aan
een grooter aantal Inlanders kans gegeven
in locale besturen te komen en gelden in
beheer te verkrijgen.
De waarheid van het spreekwoord, dat
men een kat het spek niet op den neus
moet binden, heeft zich daarbij weder
bevestigd. Met vele plaatselijke kassen, die
verdwenen zijn aan autoriteiten en goede
sier van de bestuursleden, is ook veel
van het vertrouwen in de S. I. verdwenen.
Vermoedelijk zullen de teekenen van leven
van de S. I. zich in de toekomst bepalen
tot massavergaderingen, waarin fraaie woor
den gesproken worden, maar zullen geen of
weinig daden tot verbetering van sociale
toestanden daarvan uitgaan. Daartoe ont
breekt het den vereenigingen te veel aan
innerlijke. kracht. Als orgaan van reactie
tegen de eischen van de moderne wetenschap
zal zij echter waarschijnlijk een taaier leven
behouden.
Als zoodanig heeft de Solosche
vereeniging zich onlangs doen kennen door de
vraag te stellen, of het nemen van puncties
aan de milt van lijken van vermoedelijk aan
pest gestorven Inlanders wel met de
Koranische leer in overeenstemming is te bren
gen. Dit is de eenige wijze waarop zij
geteageerd heeft op de uitbreiding van de
pest in het Solosche! In het Malangsche is
het na veel zoeken en tasten eindelijk ge
lukt door middel van woningverbetering de
pestziekte zooal niet duurzaam dan toch
tijdelijk te bedwingen. Wat daar gewonnen
is gaat echter in de Vorstenlanden weder
vertoren.
Ongelukkigerwijs is nergens zoozeer als
in het Solosche de Indische bevolking door
het gezag van het verledene bevangen.
Waar de pestbestrijding In de
Gouvernementslanden reeds op het lijdelijk verzet
van de massa gestooten is, heeft zij in
de Vorstenlanden zeer zeker een intenser
negatieve medewerking te verwachten.
Daarenboven heeft zij daar niet de
Gouvernementskas achter zich maar een
landschapskas, die wegens de in voorbereiding zijnde
agrarische hervorming nog in staat van
wording verkeert. Het bestuur reageert daar
dan ook op de verschijning van de pest met
exceptie van geen fondsen."
iiiiiflflllfiiillliiimil>lllllllliiilllllllliliiii"i"lii>""Ul"> UMIIIIIIIII
N. V. Het Tooneel
De Duivel in de Vrouw". Tooneelspel
in 5 bedrijven van Karl Schönherr.
Naar het classiek voorschrift in onversteld
decor, schreef Schönherr, in de groote lijn, een
drama van uit levenshonger geboren haat.
Schreef is inderdaad het woord: hij schrijfpen
hij onderstreept. Te raden laat deze auteur
niets. A bon entendeur demi mot suffit...
Zullen wij dan waarlijk nog eenmaal moeten
erkennen, dat het tooneel dit motto, hetwelk
ons dierbaar is, verwerpt, dat het niet léft van
een stippellijn, een ademtocht en een vraag
teeken, maar van deugdelijke daden en
derzelver grondige explicatie ? Gedurende de
machtige vertooning van de Duivel in de
Vrouw", tranche-de-vie zonder meer,opeen
thema zoo oud als de wereld en met oogen
schijnlijk de primitiefste middelen gewild,
(Schönherr bestond de tour de force dit
vijf bedrijvig stuk, dat onaf gebroken de aan
dacht vasthoudt, te bouwen op slechts drie
personen!) heb ik mij als een bekeerling
gevoeld.
Althans tot en met het derde bedrijf. En
de bewonderaars van den schrijver van
Glaube und Heimath", waarop het straffer,
in ons land onvertolkt gebleven werk Erde"
is gevolgd, waren de plank misschien minder
mis, dan wij in onzen hang naar verdieping
en verfijning droomden, toen zij in dezen
auteur-van-de-breedte een vootlooper van
een naderenden, grooten tijd begroetten.
De met geweld gewekte natuurdrift in
een vrouw, die, schoon gehuwd, nimmer
haar weelde begreep, met de daaruit woeke
rende wrok jegens den man, die haar, naar
zijn aard en onvermogen, heur kroon ont
hield en tegenover den gretigen jongen
minnaar (den levenswekker) nog slechts
beletsel kan zijn, is in drie, als uit bergsteen
gehouwen bedrijven volledig, oer-echt en
hecht gebeeld. Ook al had de schrijver minde r
nadrukkelijk het in deze gezonde jonge vrouw
vertwijfelend moederrecht tot haar veront
schuldiging aangevoerd, ons hart zou haar in
de verbijsterende crisis, tusschen de beide
mannen, van wie de een belofte", de ander
geen vervulling" blijkt, hebben vrijgepleit.
Schuld voelen wij slechts in zoover zij,
tegen de waarschuwing der familieleden in,
den misdeelden, haar minderwaardigen man
om bijredenen gehuwd heeft, en Schönherr's
poging ons te doen gelooven dat zij dit deed
juist omdat hij fysiek zwak was en haar
steun behoefde, komt ons, in verband met
haar voldoening in opschik en haar bepaald
pijnlijk-pécuniaire overwegingen in IV, ver
dacht voor. We vragen ons af: zou deze
vrouw, in wie de instincten fel werken, op
het oogenblik dat zij den voor zijn stand
ontwikkelden", op eigen slimheid
pratgaanden kleinen man het ja-woord gaf, toch
niet iets van welvaart, langs den weg der
behendige manipulatie, voor oogen hebben
geschemerd, was het wel louter moederlijke
toewijding, die haar tot deze trans-actie
dreef ? Schönherr had voor zijn
vervolgstuk (het 4e en 5e bedrijf) deze neiging
ook naar het materieel bezit in de vrouw"
noodig, doch hij maakte daarmede de figuur
der eerste drie bedrijven minder gaaf, want
minder simpel. Zijn oorspronkelijk denkbeeld:
de verwording eener in-eenvoud-bravevrouw
door de duivelsche macht van den harts
tocht, raakte door deze complicatie onklaar.
Alles wat Schönherr heeft willen bewijzen,
komt ons in dit werk wat opzettelijk voor;
waar hij de natuur om zoo te zeggen den
vrijen loop heeft gelaten, heeft hij bereikt.
De stuwende kracht der ongeschreven wet
ten bruischt door de eerste bedrijven en de
worsteling der elementaire gevoelens in de
man" de vrouw" en den jongen
grensDe Soesoehoenan van Solo heeft het hoofd
vol van zijntrouwplannen met een dochtervan
den Sultan van Djocja. Het uitgebreid hof
ceremonieel, dat daarbij moet worden in acht
genomen, vervult zijne gedachten meer dan
de aanwezigheid van pest in zijn rijk. En
daarna zal de vraag, of uit dit huwelijk de
gewenschte zoon en troonsopvolger geboren
en of deze vervolgens tegen de teleurge
stelde verwachtingen van een reeds vol
wassen zoonkroonpretendent in leven be
houden zal worden, hem zoozeer hebben
bezig te houden, dat ook in de toekomst
de pestbestrijding veel kans heeft in zijne
zorgen op den achtergrond te geraken.
De rust der Buitenbezittingen heeft met
de pest den staat van labiel evenwicht ge
meen. Beiden wekken zij een tijd lang op
timistische verwachtingen, om daarna met
ruwe hand de illusies, die zij hebben doen
weven, als spinrag weg te vagen. Flores,
Timor, Ceram, Ternate, Nias en Zuid-Celebes
hebben in het loopende jaar dezen roep van
onstandvastigheid der rust op de Buiten
bezittingen weder opgehouden.
Overal is het verschijnsel van rustverstoring
een reactie van den ouden Ik, tegen de
banden waarin deze zich beklemd gevoelt.
onder het bestuur van de Kompanie. Voor- l
heen gaf de vrijheid van den machtige om
zijn willekeur of .'levenslust in overweldiging
of berooving van minderen of zwakkeren
bot te vieren, waarde en perspectief aan het
Inlandsche leven. Het bestuur van de Kom
panie heeft het van die waarde beroofd.
Het gebod van Handen thuis" en Gehoor
zaam zijn en werken" is op den duur te mach
tig voor de ongebonden Inlandsche natuur.
Er komt onvermijdelijk een psychologisch
oogenblik waarop voor haar de spanning
te groot wordt en deze den ouden Ik
weder te voorschijn drijft. Nu eens is het
eerzucht, haat tegen den vreemdeling of
roofzucht, dan weder weerzin tegen een
woonvast leven en gedwongen arbeid
aan wegen. Het leven onder de Kompanie
eischt van den Inlander een wedergeboorte,
vergt van hem dat hij zijn trek naar de
rimboe (de wildernis) en naar
eigengerechtigheid aflegt, en zich leert aanpassen aan
het gebod van wppnvastheid in een dorp,
en dat van bearbeiding van een akker.
Het aannemen van dezen nieuwen Adam
valt hem gemeenlijk zwaarder dan zijn vorig
lot, al leefde hij daarin onder den druk van
vorstentelgen of van kusthandelaren, bij wie
hij zijne boschproducten tegen zijne weinige
benpodigdheden inruilde. Onder de Kom
panie heeft hij te leven in een voor hem
nieuwe atmosfeer van wantrouwen en voelt
hij geen vasten grond onder de voeten. Het
Hoofd, dat in verzet komt, is voor hem de
verlosser, met wie hij gaarne de rimboe in
trekt, op roof tegen zijn buren en in hin
derlaag tegen de Kompanie.
Geen politieke beteekenis", zeggen de
ambtelijke verslagen van deze bewegingen.
Juist, maar des te meer psychologische be
teekenis! Waren de nieuwe bestuurders van
den Inlander, die onder het gezag van de
Komoanie overgaat, meer psychologen, zij
zouden begrijpen, dat landvrede, ordelijke
zamenwoning en regelmatige veld- of w
garbeid in diens oog goederen van twijfel
achtige of negatieve waarde zijn, en hij ze
slechts dan aanvaarden zal, wanneer hij of
niet anders kan of aan de keerzijde daarvan
een positief voordeel ziet.
De keerzijde zou kunnen bestaan in eene
geneeskundige kliniek, een school, des
noods een bioscoop! Indien maar de Kom
panie' behalve met geboden en verboden,
tot hem kwam met iets, in welken vorm
ook, in de hand dat hem wat perspectief in
de nieuwe toekomst opende, zou hij den
toestand gereedelijker aanvaarden. En nu
nog iets over de zaken.
In de geschiedenis der suikerindustrie van
Java zal het jaar 1915 voortleven als een
noodlottig jaar van misoogst. De droogte
van het vorig jaar is voor de
rietaanplantingen op enkele uitzonderingen na fnuikend
gebleken zoowel door een minder beschot
als door en dit voornamelijk zeer
slechte sappen, die bovendien gaandeweg
nog achteruit gingen. Deficitten van 20?30
pCt. in vergelijking met de normale
suikeroogsten zijn schering en inslag. Een troost
ligt echter in de hooge prijzen, die vele
ondernemingen voor haar product gemaakt
hebben. Nog meer is evenwel met de suiker
verdiend door Chineezen, die, toen in 1914
de prijzen als gevolg van de inkoopen der
Engelsche regeering duizelingwekkend op
liepen zich op speculatie van een groot deel
van den suikeroogst '15 vooruit verzekerd
en daarmede een goeden slag geslagen
hebben. Een tweede troost voor de suiker
industrie is gelegen in de vooruitzichten
voor het volgend jaar, die tot nog toe, dank
zij het normalere weer in 1915, zeer gunstig
genoemd worden zoowel wat den oogt als
wat de prijzen betreft.
Bij de thee-, koffie- en rubbercultuur zal
het jaar 1915 lang een eereplaats in de her
innering innemen. Deze cultures hebben de
waarde van hare producten zien stijgen, de
thee en de koffie tot een hoogte, waarvan
zij te voren nooit hebben durven droomen,
en de rubber tot een peil, dat alleszins be
vredigend is.
Voor de Java-tabak zal het jaar 1915 niet
onverdeeld dezelfde zoete herinneringen na
laten. Kwaliteitsgebreken, veroorzaakt door
de felle droogte van 1914, hebben de prijzen
van de bladtabak gedrukt. Daartegen hebben
in de tweede helft van het jaar de inferieure
soorten, die in Duitschland en Oostenrijk
de plaats van sigarettentabak hebben moeten
vervullen, een vlucht genomen, waardoor
zij de betere soorten soms ver achter zich
lieten.
De redenen tot tevredenheid, die de groote
cultures in dit jaar gehad hebben, strekken
zich niet uit tot de spoor- en tramwegen.
Het verkeer van personen en van Inlandsche
cultures is afgenomen en de druk op den
suikeroogst heeft zich daarop voortgeplant.
Copra, aardnoten en tapiocameel, die door
Inlanders worden aan de markt gebracht,
hebben zich tengevolge van de Engelsche
contrabandepolitiek den weg naar het buiten
land versperd gezien. Het aanbod van de
beide eerste producten is ten goede ge
komen aan de inheemsche oliefabrieken wier
bedrijf een groote vlucht genomen heeft.
Voor den invoerhandel van lijnwaden en
kramerijen zag de toekomst er bij de intrede
van het jaar somber uit. Een nagenoeg tot
stilstand gekomen afzet, groote voorraden
in de tweede hand, onzekerheid van nieuwe
aanvoeren, vooral van kramerijen uit Duitsch
land en Oostenrijk, werkten daartoe mede.
De toekomst is echter medegevallen en de
afsluitingen op het eind van het jaar zullen
geen zorgelijken toestand te zien geven. De
zorg voor den invoerhandel ligt meer in de
toekomst dan in het heden. Hoe zullen wij
bij het gebrek aan kleurstoffen onze sitzen
uit Engeland kunnen krijgen en zal Holland
ons katoentjes kunnen blijven leveren?" is
hier de vraag, die hier bezig houdt.
Opdroging van de kanalen van aanvoer
onzer benoodigdheden is nog wel geen
schrikbeeld voor ons, maar neemt toch een
ernstige plaats in de aandacht in, niet het
minst van de Regeering, zelve de grootste
verbruikster en afneemster van buitenlandsch
goed. De af hankelijkheid van het buitenland
niet alleen voor gefabriceerde goederen maar
zelfs voor het volks-voedsel, de rijst, wordt
in dezen oorlogstijd zoo klemmend gevoeld,
dat zij de bevrijding van Indië van dat juk
als politiek probleem op den voorgrond
gebracht heeft. De voorziening van Ned.
Indië in zijn eigene rijstbehoefte is eene les
van den Europeeschen oorlog, die voor dit
eilandrijk niet in den wind geslagen mag
worden. Kunstmatige bevloeiing van de
streken in de Buitenbezittingen, die daar
voor in aanmerking komen, vraagt nu eene
eerste plaats op het programma van
regeeringswerkzaamheid. De Gouverneur-Generaal
heeft onlangs op dat programma ook een
plaats gegeven aan de bevordering der tot
standkoming van een fabrieksnijverheid in
Indië, welke daad hij in eene merkwaardige
rede ter installatie van de ad hoc benoemde
Commissie heeft toegelicht.
Als reactie op de bodemexploitatie door
den landbouw voor de wereldmarkt, heeft
de fabrieksnijverheid hier de banen gevolgd,
die haar door dezen tak van bedrijf werden
voorgeschreven. Tot de metallurgische ver
werking van tin is zij nog niet kunnen komen,
maar wel heeft zij de verwerking van ruwe
aardolie ter hand genomen. Voor zoover de
fabrieksnijverheid hier tot ontwikkeling is
gekomen werkt zij weinig mede tot de voor
ziening in de behoeften des lands. Eerst met
de oprichting, eenige jaren geleden, van de
portlandcementfabriek nabij Padang, verkreeg
zij voor dit doel beteekenis.
Deze beteekenis van eene fabrieksnijver
heid in Indië, die door den oorlog op den
voorgrond getreden is, heeft de Gouverneur
Generaal nu aan de orde gesteld. Hare ver
wezenlijking hangt in de eerste plaats af
van de aanwezigheid van de ruwe grond
stoffen, waarvan nog zeer weinig bekend is.
Verkooksbare kolen, bruikbare ijzerertsen,
bereikbare zwavelafzettingen in voldoende
IIIIMIMKIIIfMIIItlllllllltlltltfnlIlllllltMIIIIIIIIIItlIllftMlrtlllINtlllllllllltl
wachter", in de eenzaamheid boven op den
berg, is adem-beklemmend, ook voor den
toeschouwer.
Zówerkt de atmosfeer in dit stuk (ook
door middel der prachtige vertooning) dat
we, deze realiteit aanvaardend haar noch
tans als een schoone verdichting, in de
sfeer der zuivere kunstontroering aanvoelen.
De man", die zich met het helen van
smokkelwaar een fortuintje vergaart, ligt bij
de douanen reeds lang onder verdenking;
de kunst is nu maar den sluwen en
omzichtigen vos op heeterdaad te betrappen.
De commandant van de wacht meent: wat
een man verzwijgt, klapt ligt een vrouwe
tong De vrouw van den smokkelaar is
een knap wijf Wie onder de jonge wach
ters aan de grens onderneemt het avontuur ?
Het zal hem geen windeieren leggen. Een
jonge borst, een kerel, meldt zich. Doch de
smokkelaar, die overal oogen en ooren heeft,
komt achter het plannetje, vertelt het zijn
vrouw en stookt haar op het spel van kat
en muis met den jongen bloed te spelen,
totdat zij, zeker van zichzelve, hém tot haar
slachtoffer, en derhalve onschadelijk voor
het bedrijf, zal hebben gemaakt. Met dit
voorstel treft de man voor het eerst in zijn
zesjarig huwelijk de vrouw in het hart, op
dit oogenblik wrijft zich... de duivel, zoo
men wil, de stille kracht die in haar sliep,
de oogen uit. En dan begint, aanvankelijk
met tegenzin, het hachelijk spel... tot het
gistend bloed de spon uitbarst. De jonge
jager beheerscht zich nog (ongelooflijk lang
voor de zenuwen der toeschouwers) de
vrouw, in haar hartstocht verstikt, tast naar
den uitweg, ziet rood...
Hier zijn we op het dramatisch hoogtepunt,
hier had naar ons gevoelen het stuk kunnen
eindigen: de gedachte aan de verlossing
door moord" flitst de vrouw door het verhit
brein, de dood waart om....
En dit is bovendien prachtig tooneel,
grootmenschelijk en zeer zuiver naar den geest.
Terwijl het woord haar van de lippen rolt,
grijpt ze het nog, werpt zich op tegen het
hoeveelheid zijn nog niet gevonden. Bovenal
ontbreekt hier goedkoope massale water
kracht en hapert er nog veel aan goedkoope
vervoersgelegenheid te land. De benoemde
Commissie zal vermoedelijk een gemaklijkere
taak hebben met te wijzen op hetgeen er
in Indië ontbreekt om aldaar eene fabrieks
nijverheid in het leven te roepen dan op
hetgeen daarvoor aanwezig is. Zoo zij den
stoot kan geven tot ontwikkeling van een
opsporingsdienst, zooals voorgenomen maar
nog ver van uitgevoerd is, zal echter haar
bestaan niet nutteloos geweest zijn.
Achter de verscheidenheid van gebeurte
nissen in het afloopende jaar rijst boven
alles uit het beeld van den Gouverneur
Generaal Idenburg, als een baken voor het
algemeen vertrouwen, van inboorling zoowel
als van Europeaan, dat in dezen tijd van
onzekerheid behoefte heeft gevoeld aan een
richtpunt en in zijn beleid en waakzaamheid
de waarborgen gevonden heeft, die het zocht.
Zijne aanwezigheid aan het hoofd van het
bestuur van Indië heeft meegewerkt om de
zware atmosfeer, die de oorlogstoestand in
Europa aanvankelijk voor ons geschapen
heeft, geleidelijk lichter te maken en zal
een kracht blijken, wanneer Indië door den
oorlog werkelijk beproefd mocht worden.
S. J.
Veiling van Moderne Etsen en
Lithografiën
bij R. W. P. DE VRIES
De afstand tusschen den liefhebber en den
verzamelaar van prenten kan niet groot zijn.
Een ets moge nog zoo mooi, nog zoo uit
nemend van druk, nog zoozeer een stukje
altijd durend vergenoegen zijn, zij is toch
nooit meer dan een schakel in een keten.
Eerst in verband met andere gelijksoortige
voortbrengselen beschouwd, krijgt zij haar
volledige beteekenis. En zou er wel n
gebied van menschelijke uiting zijn dat zoo
getrouw n den geest van een geheel tijdvak
en de uiterlijke verschijning daarvan n
tegelijk de intimiteit van ne mensch en
diens innigste wezen weerspiegelt als de
prent ? Dat daarenboven zoo veelzijdig is
ook ? Want de meest wijdsche lijngravure
uit de 16e eeuw en het meest wufte maar
toch zoo petillante gravuretje uit de 18e,
de soberste ets van Rembrandt en het meest
geaffecteerde Engelsche stippelprentje, de
donkerst gekleurde romantische lithographie
en de luchtigste ex-libris behooren tot een
zelfde familie. Hier ligt voor elk wat wils,
om niet te spreken van den aankleve van
proef en andere stalen, van drukken
met open en met heetemaal geen letter,
van adressen die je wel en die je niet moet
hebben, van volle, aangezette en totaal ont
brekende randen, van wormgaatjes,
vochtvlekken en onzichtbare reperaties. In dien
laatsten bijloop is iets dat het vak vertroe
belt, maar toch ook veel dat er zijn pikanten
bijsmaak aan geeft.
Men kan deze dingen niet bedenken zonder
te betreuren dat de prentenliefhebberij niet
tastbaarder herleeft. De etsen van Bauer
hebben een vleugje van publieke belang
stelling genoten, maar zij zijn bijna van het
tooneel verdwenen. En deze zijn toch niet
de eenige. Is er, om bij ons land te blijven,
iemand, die zich om de litographiën van
Rochussen bekommert ? Men noemt hem
onzen eenigen illustrator. Maar was hij niet
meer dan dat? Wie zich het schilderijtje
uit de recente veiling Langenhuizen her
innert en wie in deze veiling de Vries de
collectie, deels gëaquarellende deels met
Oost-Indische inkt bewerkte ontwerpen voor
vignetten bekijkt, zal er anders over denken.
Geen mindere «amen dan die van Bosboom
en Mauve komen in de gedachten en toch
hadden zijn levensbeschrijvers geen ongelijk
toen zij bij het noemen van n zijner tee
keningen aan Gabriel de Saint-Aubin of een
van diens geestverwanten herinnerden. Er
is meer van dien aard. Ongetwijfeld hebben
wij aan etsers en daaronder aan uitnemende
geen gebrek. Maar is het ook zoo met de
beoefenaars der lithographie? En is de
lithographie van dezen tijd niet in den grond
verschillend van die, van de Fransche spe
ciaal, uit de dertiger jaren der 14e eeuw?
Men moet sommige nieuwere idealen prijs
overweldigend lot, als vloog zij den duivel
te lijf: Heb ik dat gezegd"! krijt ze. En
in haar zwakheid van eenvoudig-brave-vrouw
die zij was, en na dit oogenblik nimmer meer
zal zijn, keert zij de schuld op hem, dien
haar verbeelding reeds als moordenaar ziet.
Ware het volgende dat wat zich in de
stilte voltrekt en te beklemmend is voor woor
den (wij gelooven deze eenvoudige lieden
ook niet zoo redenrijk) aan nze verbeelding
gelaten der Weibsteufel" zou in zijn soort
een meesterwerk zijn. Nochtans vervult ons
de geheele conceptie met bewonderend ont
zag en vinden wij ook in het tweede deel
tooneel van groote werking, plastiek, die
aan Dostojewsky herinnert. Slechts het bij
komstige: hoe de duivel deze gewonnen ziel
dan ook nog in andere richting uitbuit, hoe
zij, bovendien nog van den hebzucht bezeten,
als een toonbeeld van cynisme het, door haar
slachtoffer van een man met de vreugde van
zijn leven betaald, huis-op-de-markt alleen
betrekt, boeit ons, na het rijkelijk deel dat
wij genoten, minder dan de schrijver, welke
wellicht onder den indruk van het uit de
mode geraakt naturalisme, eenig psycholo
gisch probleem voor zijn gemoedsrust
wenschelijk achtte, beoogd heeft.
Dat de vrouw, na den moord op haar
echtgenoot, den, moordenaar, dien zij, be
redeneerd en volstrekt niet in een onbe
waakt oogenblik, tot deze daad aanzette,
den jongen jager, die haar voldoening en
het begeerde kind kan schenken, afwijst
uit nog zoo iets als ethische gevoelens, wil
en bij mij, na het voorafgegane, niet meer
in. Het souvent femme varie" blijft aan
het slot van dit, positief bedoeld, stuk dus
toch nog als een vraagteeken... Bij den op
zet en den aard van het werk behoort echter
onverbiddelijk, een punt.
De vertooning, waarbij de drie spelers
met een weinig kernachtige, te subtiel op
gevatte vertaling te kampen hadden, was
groot en sterk. Samenspel, waarin de greep
geducht voelbaar was, een avond, die, min
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
imiijiiiiiijiiiiiiimiiiiiiiimMiiimiiiiiiimiiiiiiiiHMiijfiijiiiiiiiimiiiiiti
geven bij het zien der litho's van Hervier
en Isabey en van Deveria. Maar had
den deze daartegenover niet een
naieveteit, een rotsvaste kunstovertuiging, een
technische knapheid ook, die onze tijd mist.
Meer dan de etsen uit dezelfde periode,
hebben de lithographiën de essence, de geur
van dien tijd bewaard. Men voelt hoe vol
komen die kunstvorm aan de toenmalige
behoefte paste. Eene geheele maatschappe
lijke samenleving, met zijn moreele en poli
tieke ondeugden vooral, heeft er zich een
tiental jaren lang, van dag tot dag in afge
beeld. De cultuur-historische beteekenis van
zulke litho's i& soms even groot en ook wel
eens grooter dan hun artistieke, maar dan
is altijd Daumier er en soms ook wel Raffet
of Qavarni om ons tot de hoogten der zuivere
kunst op te voeren.
Alle namen die wij noemden vindt men
in den catelogus van het vijfde en laatste
deel der verzamelingen Van Qogh, dat in
de komende week bij de heeren De Vries
onder den hamer komt. Niet alles is van
allereerste hoedanigheid, maar het kan geen
kwaad te bedenken dat veel van het beste
oorspronkelijk voor niet langer dan een dag
levens bestemd was en dat de meest
bewonderde litho's van Daumier in een
goedkoop blaadje op slecht papier gedrukt,
verschenen. Steeds moeilijker zal het worden
behoorlijke excemplaren daarvan te vinden.
Onder opmerkelijke noemen wij, nog bij
zonder helder gedrukt excemplaar Van Gaya's
tauromachie, een oeuvre van Mouilleron
en van Hervier, etsen van Jongkind en Zorn
en onder de etsen, van Bauer een exemplaar
van de al eenigen tijd zeldzame ets un jour
de fête" en van de groote Benares" die
met de ingang eener moskee" van het
zelfde formaat zeker tot het beste behoort,
niet alleen van wat Bauer gemaakt heeft
maar van wat de etskunst in de laatste
50 jaren heeft voortgebracht.
H.
-{« >J« «r
Den Haag: de Rouville; Zwollo
(Notities)
I. Zwollo is een maker van schalen en
vazen; van bekers en van halskettingen,
waaraan, omvat door metaal, een steen hangt.
Het is zijn lust zijne gevoelens in goud en
zilver te zien herleven, met, als lichtender
rijkdom tusschen hun lichten, het wateriger
licht van juweelen. Er is hierin door velen,
zoowel door de naïeve volken in hun ont
roering als door de wetende volken in hun
kunst, veel gevormd wat voor de ziende
oogen genot en voor de tastgrage handen
vloeijend glijdend gevoel werd en bleef.
Bij Zwollo treft naast zijn kunnen en naast
zijne phantaisie (zeker zeer gesteund door
de kennis der vroegere kunst) een, te ver
winnen, gebrek: het materiaal, het goud en
het zilver wordt als materie te veel gevoeld
wat met andere woorden heet: dat het
materiaal niet voldoende door het gevoel
vermeesterd werd.
II. De Rouville. Vindt ge bij Zwollo dik
wijls te groote zwaarte in het werk, bij
de Rouville (nu in Pulchri Studio) is niet
altijd voldoende bezinning te vinden, die
het werk maakt tot niet meer te storen
eenheid. Deze schilder is romantisch (zie
zijn sobere kleurschemata), beschaafd, vol
aandrift en drift. Bij het romantische in
hem moet ik steeds aan Musset denken;
bij zijn kleur hervind ik, hem van wezen
niet vreemd, de Franschen en anderen. Het
grootst is hier de vrouwekop; het soberst
het landschap. Graag had ik ook hier, naast
de teekeningen vol drang de schilderijen
gezien, waarop een oude vrouw bezig zijnd,
zit bij haar venster, diep in haar werk.
PLASSCHAERT
of meer als een vuistslag in hettooneelseizoen
gevallen, ons herinnert aan den ernst dezer
kunst, aan haar grootheid en haar waarde. Een
avond van verheffing ondanks het drukkend
gegeven, en juist daarom des te belang
rijker. Drie eerste-rangs spelers dragen het:
Royaards, het schriele, op zijn stiekeme ziel
teerend mannetje, een schim bijkans, Magda
Jansseus, ;de bloedwarme jonge vrouw, die
zich uitviert, Ko van Dijk de jonge kerel
in wien het leven kropt. Alle drie gaven
zij het voortreffelijke, soberheid in volte van
beleving, beheersching tot het einde en
stijging langs n lijn. Spel van evenwicht
en kracht, dat ver reikt, en een groot publiek
omvat.
Wat zal zij ons nog brengen, deze jonge
vrouw uit het land van Cyriel Buysse, aan
wiens jonger werk wij op dezen avond meer
malen werden herinnerd? Wat gaf ze al
niet reeds in vier zoo uiteenloopende rollen :
als de guitige Fientje Beulemans, als de
duldende Jane Clegz, in haar lijn als de
Parisienne", (welk een spel-innigheid, welk
een tinteling in dat juweelig derde bedrijf,
hoeveel charme van vrouw ook voor wie
haar als Parijsche" moeilijk accepteeren
kon!) en thans in Schönherr's drama als de
ver van het salon geboren, boerin. Zoo
krachtig als mevrouw Mann?Bouwmeester
in deze richting is zij zeker nog niet. Op
het oogenblik, dat haar manneke" de ge
heele kamerlengte terugdeinst, vlucht voor
haar fysieke en moreele kracht, voelden wij
het tekort. Doch als jonge weduwe in het
huis op de markt" kunnen de vrijers het
haar nog lastig maken! En wij verheugen
ons inmiddels op een mogelijk volgende
rol, waarin zij weer een anderen kant van
haar weelderig talent zal kunnen toonen,
waarin zij wellictit vollediger nog dan tot
dusver zal kunnen uiten: de gemoedswarmte,
die mij het kenmerk van haar wezen schijnt,
een Fientje" in het groot.
TOP NAEFF