Historisch Archief 1877-1940
2009
Zondag 26 December
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden ? 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels ?1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30
Reclames, per regel . 040
EUROPA'S LEED.
:'\"~ ''..,
J»,
Oorlogsimpressie uit de portefeuille van Marius Bauer.
EUROPA
Gebroken en verstard, zit Europa ter
neder, op dezen Kerstmis 1915.
Zooals liefdevolle woorden uit een
langvergane, schuldelooze kindsheid, den
volwassene door de herinnering weer
worden voorgepreveld, herinneringen
aan zachte goedheid en aandoenlijke,
teleurgestelde verwachtingen, z
alleen ,nog maar ruischt haar thans het
vrede op aarde," door den geest. In
machteloosheid en ontzetting, staart de
schamele om zich heen, en vindt niets
om zich nog aan vast te houden, als
hersenschimmen en vooruitzichten zonder
grond.
De rol der hersenschimmen in de
wereld moet niet worden onderschat.
Zij hebben reuzenkracht. Maar wie waagt
het toch nog, in vollen, manlijken ernst
over hoopvolle vredesidealen te spreken ?
Vrede, ja, zeker, tot uw dienst, ge
zult dien eenmaal weer krijgen. Maar
zonder heiligheid, of verheffing. Laat
iemand nog maar eens goede voorne
mens koesteren, wanneer hij in zichzelf
alles verloren heeft, om op te vertrouwen!
En waaraan zou, in de leegte van wat
ineengezakt is, 't ontzinde Europa zich
nog vastklampen?
Een lichtpunt houdt men haar nog
voor: den Vredebond der Staten, de ge
meenschap van de Europeesche rijken,
die eenmaal zal oprijzen uit de puinhoopen
van hunnen strijd. De ware, bevestigde
vredestoestand; gelijk Nederland dien
schiep, want klein laat zich hier met groot
vergelijken, toen het de pijlen der ver
schillende gewesten tot nen bundel
vereende, en als gemeenebest een nieuw
leven begon.
Waarom zou Europa niet denken aan
haar toekomstig gemeenebest?
Juist als wij het oog slaan in den eigen
kring, zien wij toch, hoe oorlog tot
zusterschap worden kan.
Steden nebben gestreden, zooals nu de
staten het doen. In Vondel's Gijsbrecht
van Amstel davert het in den
Amsterdamschen mond nog tegen het Haarlemsch
gebroed, en den goddeloozen
Kennemerlander. In de Doelenstraat roept een
oude steen de herinnering, zeg gerust
de bespottelijke herinnering, op, aan 't
slagveld, waar de Utrechtenaar voor den
Amsterdammer is gezwicht.
Ook gewesten hebben eeuwen lang in
vuur en vlam gestaan. Friezen hebben
de hoofden van Hollandsche graven ge
kloofd. De Geldersman heeft 't Sticht
gebrandschat en geplunderd. Groningen
heeft met zijn-buren; Holland met Brabant
en zelfs met Vlaamsen Zeeland gekampt.
Toch heeft zich dat alles langzamerhand
en langzaam aan, vereenigd tot n land,
onder n vlag, n kroon, n
samenhoorigheid. Laten wij 't niet ontkennen:
er is nog genoeg tegenstelling en tegen
werking en plaatselijk patriotisme over.
Nóg kan het eene stuk het andere soms
j maar zeer slecht zetten; en zoeken
zij elkaar den ISef af te steken. Maar
men leeft toch broederlijk bijeen.
En dit brengt mij op den tekst, dien
eenigen tijd geleden-een belangstellende
vriend ons ter bespreking zond: hoe is
dit gekomen ? Hoe hebben de voorouders
het aangelegd, om zich beter te gaan
verdragen, en de grootere gemeenschap
boven de kleinere leeren stellen ?
Want als wij dat kunnen nasporen,
laat ons dan voor de toekomst dezelfde
middelen en methoden zien toe te passen,
om de landen eveneens tot elkander te
brengen.
* *
*
Zoo zouden wij in deze bange tijden
kunnen beginnen met den draad van het
Vereenigd Europa te spinnen, en het
nageslacht tenminste iets overdragen,
om het weefsel mee te voltooien.
Evenwel, het is te vreezen, dat 't re
cept, daartoe door de historie geboden,
weinig bemoedigend is. Men kan zeggen,
dat die voorouders zélve, aan hunne
unie's maar bitter weinig hebben gedaan.
Althans voorzoover die unie's waarlijk
levensvatbaar zijn gebleven.
De vereeniging tot grootere staatkun
dige gemeenschappen is gewoonlijk op
gelegd geworden. Of door eenen ge
meenschappelijken vijand, f door eenen
gemeenschappelijken heerscher, f door
eenen gemeenschappelijken onderdruk
ker. Niet de vrije wil der menschen,
om zich een gelukkiger toestand te
bouwen, maar nood of dwang, heb
ben hen daartoe gedreven. p zijn
zachtst nog: leiding van bovenaf, zooals
in moderne democratiën, waar b.v.
Engelsch oppergezag eenen Australischen,
en eenen Zuid-Afrikaanschen statenbond
in het leven heeft geroepen.
Het is tegenover vijanden van buiten,
of van bovenaf, door de landsheeren, dat
de middeleeuwsche steden en heerlijkhe
den tot gewestelijke eenheden
zijnaaneengehecht geworden; en heel wat machts
vertoon heeft het den graven, hertogen,
vorsten en voormannen vaak gekost.
Het was ook van bovenaf, alweer niet
zonder overmacht, dat een Karel V voor
't rst de Nederlanden in een
gezamenlijken band bijeenvoegde, en uit de
naijverige, kemphanende gewesten, een
rijk te groeien scheen.
Of wel: het was ten slotte verzet
tegen den gemeenschappelijken
doodsnood, dat de Unie van Utrecht tot
stand bracht. De vrees voor den ge
meenschappelijken tyrannieken onder
drukker, welde de Zeven Provinciën aan
een, waar vrijwillig onderling overleg
machteloos gebleken was.
Gemeenschappelijke noo^ of opper
macht, dit zijn de aaneenwevende krach
ten geweest, die in de geschiedenis de
eenheden hebben gevestigd.
De weerstand tegen het moederland,
voerde de Noord-Amerikaansche kolo
nies tot eene confederatie. De strijd
tusschen Noord en Zuid voltooide den band.
Opstand alweer tegen het Spaansche
moederland, bracht ook in Zuid-Amerika
de aaneensluiting der verschillende
vestigingsgebieden te weeg.
Het Zwitsersche eedgenootschap is
gegroeid in den strijd tegen de omlig
gende belagers. En om de eenheid van
het Duitsche rijk te beklinken, moest
vooraf een eerste Napoleon zijn te be
kampen geweest, en had daarna een
Bismarck een oorlog met den
nationalen vijand noodig. Ten slotte was 't nog
Pruisen, dat de eenheid eigenlijk oplegde.
In de Grieksche oudheid, waaraan men
steeds de oer-voorbeelden der
statenbonden heeft ontleend, waren het de van
buiten dreigende vijanden: de Pers, de
Macedoniër, die tot aaneensluiting dre
ven, en tot wegcijfering van oude tegen
stellingen.
De grootste staatsgemeenschappen:
het Romeinsche en het Britsche Rijk,
zijn gevormd door een van uit het
middelpunt heerschende kracht.
* *
*
Ook aan verhevener fantasten heeft
het niet ontbroken!
Het moet een wonderlijk schouwspel
geweest zijn, den avond van den l Oen
Juni 1790, toen in de zaal van de Wet
gevende Vergadering te Parijs, de afge
vaardigde Baron Anarcharzis Clootz,
van Nederduitschen oorsprong, kwam
binnen stappen met een groep Zweden,
Spanjaarden, Polakken, Turken,
Chaldaëers, Grieken achter zich aan, alles,
wat hij op de boulevards bijeen had
kunnen rapen. Wij zijn de afgezanten
der menschheid," zoo kondigde hij hen
aan: onze geloofsbrieven staan geschre
ven, niet op het perkament, doch in
de harten der menschen. Wij brengen
hier de Federatie van Europa." Sieyes,
die presideerde, heette hen welsprekend
welkom, en de menschheid" kreeg de
eer van de zitting. Europa liet ander
maal aan de verbeelding den loop; en
verwachtte.
Zij heeft het honderden malen gedaan,
de arme! Honderden plannen van eenheid
en vrede zijn in den loop der eeuwen
haar voorgelegd; honderden goedgezinde
hoofden hebben om harentwille gepeinsd
en gevonden.
Maar het bleek alles de methode niet.
De plannen, welke nog den meesten
invloed hebben gehad, zijn alweer niet
geboren uit algemeene redeneeringen,
doch uil politieke oogmerken. De middel
eeuwsche plannen tot stichting van een
Heilig Rijk der Christenheid, waren een
wapenleus tot den strijd tegen de
ongeloovigen. Het befaamde Grand Dessein"
voor een Europeesche Republiek, door
Sully voor Henri Quatre en Elisabeth
van Engeland uitgewerkt, was een plan
tegen de Habsburgsche monarchie.
Geen grooter plannenmaker voor een
Europeeschen Bond, het is te weinig
bekend, dan Napoleon I, die telkens
weer, tot aan zijn dood toe, terugkwam
op de federalistische organisatie van het
Groote Europeesche Gezin, welke hij tot
stand wilde brengen. Doch waarop anders
kwam zij neer, als op de verheffing van
Frankrijk tot moederland"?
De Heilige Alliantie van 1814 was
reeds sinds jaren in het mystieke
czarenbrein geboren als afleiding tegen de
Revolutie.
En wanneer er nu weer gesproken
wordt van den Middel-Europeeschen
Statenbond, wat beteekent voor de
Duitsche staatslieden en geleerden dit
denkbeeld van het grooten vaderland"
anders, dan de verzekering der hegemonie
van hun Duitsche Rijk?
Het federeeren is gegaan uit macht of
uit wederstand; niet uit redelijkheid en
recht. Denkers kunnen de denkbeelden
voorbereiden, en vooruitloopen. Maar:
hunne denkbeelden, voor denkbeeldige
samenlevingen, geven, zooals Baco zeide
evenals de sterren slechts te weinig licht,
omdat zij te hoog staan! Het verleden
toont niet aan, dat de menschen uit
eigen beweging gemakkelijk den
onderlinKen strijd opgeven. Hun verstand, en
hun wil alleen, schieten daarvoor tekort;
en wanneer men de methodes onzer voor
ouders wil overnemen, dan vindt men,
dat die meer zijn opgelegd, dan toegepast.
* *
En de gevolgtrekking? Zou deze zijn:
dat ook een vreedzaam groeiend ver
eenigd Europa, misschien nog het eerst te
verwachten is van eenen overscheerscher
of van eenen buitenlandschen vijand.
De overscheerscber, laat zich in den
eigen kring nauwelijks denken. Men weet
het: de overmacht van n der staten
is nimmer standvastig genoeg gebleken,
om de breedste plannen op te kunnen
leggen. Zij zijn er ook allen te
eigenzuchtig voor, de overheerscher zelt in de
eerste plaats.
En de buitenlandsche vijand?
Het is stellig geen vreedzame ge
dachte, op dit oorlogs-Kerstfeest, de
kans van nog geweldiger oorlogen uit te
spreken. Maar men heeft nu eenmaal
naar de methode van de geschieden!
gevraagd. En dan moet het antwoord
zijn, dat de overgang van de engere
nationale gevoelens, in dat van een
grootere Europeesche eenheid, misschien
eerst zal plaats heboen, indien de ge
zamenlijke staten een andere wereldmacht
tegenover zichszien gesteld; evenals onze
Nederlanden door Spanje bijeen werden
gejaagd. Dat het Europeesche Verbond
zal moeten beginnen, als een Europeesche
verdedigende en aanvallende coalitie.
En missehien is reeds déze oorlog
bezig, dien gezamenlijken vijand te
vormen ook!
Sommigen zullen denken aan Japan,
en het Aziatisch gevaar. Anderen zullen
Rusland als den gevaarlijkenEuropeeschen
buitenstaander willen noemen.
Weer anderen, en zij zien wellicht
het verst en het scherpst, wijzen op
Amerika, dat door dezen oorlog een zoo
ontzaglijken voorsprong krijgt, en waar
de nu nog vredelievende geest, in den
loop van jaren agressief kan worden.
De Monroe-Leer heeft ook reeds opge
houden, zuiver verdedigend te zijn; en
vertoogen als b.v. in Roland Usher's
Pan-Americanism (1915), wekken, voor
een verre, verre toekomst, somberder
gedachten. Zoodat dan inderdaad Paul
Cambon's woord profetisch zou geweest
zijn, bij 't begin van den oorlog ge
sproken : en dat zal nu alles wezen ten
profijte van de Yankees."
Het is natuurlijk van verre, verre toe
komsten, dat wij hier spreken; van tijden,
die ook onze kindskinderen misschien nog
niet eens zullen beleven. Voor het
oogenblik voelen ook wij, in ons zelve, nog
het Nederlandsche
onafhankelijkheidsgevoel vóraan; en stappen wij daarvan
ook niet afl
Maar dat Europa eens een praktisch
politiek [Europeesch [besef, noodig zal
krijgen, en dat de komende jaren na
dezen oorlog daartoe reeds kunnen
dringen, hiervan mag men zeker zijn.
Zoo zou ook ons werelddeel zijne
vereeniging krijgen, door nieuw
machtsgeweld, en nog veel heviger strijd.
Klinkt dit verschrikkelijk? Maar wat
zien wij anders om ons heen, dan de
apotheose der verschrikkelijkheden ?
* *
*
Toch is het goed, te hopen, ook
zonder te verwachten.
De muze zingt op zoeter wijze van
den naderenden Wereldstaat:
In 't oogenblik, dat volk en vorsten,
Daar de aard van bloed en tranen 'rookt,
Naar meerder bloed en tranen dorsten,
En wraakzucht martclvuren stookt,
Te hopen dat een eeuwge vrede
't Zwaard zal doen rusten in de schede
En daar zich d' overvloed verspreidt,
De spietsen zal tot sikkels krommen '...
Wondren die ons doen verstommen!
Wegen der Voorzienigheid!
Ja de oorlog moog zijn standerd zetten,
Op d' omgewroeten vredetuin,
En 't menschcnbloed de lauw'r en smetten,
Die kraken op der helden kruin,
Het wordt niet vruchteloos vergoten,
Eens zien wij palm en eik gesproten
Uit de aard', bevochtigd met dat bloed:
Eens zullen vredeolijven bloeien,
Waar nu bij 's oorlogs vreeslijk loeien,
De held om wufte lauwren woedt.
Ja! eens zal 't menschdom ondervinden,
Dat Wijsheid, Rede, Recht en Deugd,
De volken moeten saam verbinden
Als in des aard r ij ks eerste jeugd,
Eens zullen tweedracht, krijg en lijden,
Die 't zuchtend menschdom thans bestrijden,
Ons stellen op een vcilge plaats:
Den inhoud van dit nummer vindt
men op pag. 9.
Hoe dichter thans de slagen
treffen,
Hoe eer elk 't voordeel zal beseffen,
Des algemeenen wereldstaat s.
Dit vers is van 1804!
Een Lierzang voor de Achttiende
eeuw", van de Bataafsche Maatschappij
voor Taal- en Dichtkunde.
Zoo is het dan nu, nog altijd weer
hetzelfde liedje!
Maar wat voor onverhoorde lierzangen
zullen er dan niet weer worden toege
zongen aan de twintigste , aan de
een-en-twintigste ...., aan de
vijf-entwintigste eeuw !
En men kan op dit gruwelijk
onkristelijke Kerstfeest niet tot zaliger gedach
ten komen, dan in den harden weedom
op Europa's voorhoofd geschreven staan.
v. H.
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
Bedroevende toestand.
Bij de Algemeene Beraadslagingen over
de begrooting van de gemeente Amsterdam
heeft den 29sten October j.l. mr. Asscher
gezegd (bl. 1353 Gemeenteblad):
Ik zie met den heer Fabius niet in,
waarom wij niet hadden kunnen begin
nen onze begrooting voor 1916 eenvou
dig met het werkelijk tekort van den
afgesloten dienst. Zoo doet IEDER par
ticulier. Die gaat niet eerst in zijn kas
brengen, wat hij tekort heeft, maar be
gint met een tekort."
Zoo verschrikkelijk hadden wij ons de
huidige crisis niet voorgesteld!
De N. R. Ct. vertelt:
Onlangs was in Zuid-Afrika een nieuwe
komeet ontdekt."
Een mooie aanwinst voor het Museum te
Pretoria.
In 't Handelsblad van Maandagavond 13
December staat onder Kerknieuws een ver
weer van Dr. Engelberts tegen de meening
van Dr. Bronsveld, die in zijn Stemmen
voor Waarheid en Vrede" het afstaan van
de preekbeurt in Amsterdam aan Ds. Hulsman
had afgekeurd.
Over en weer had men zich al uitgespro
ken in niet zeer vriendschappelijken geest
en een paar maal had de jongere dominee
den ouderen zijn hoogen leeftijd ... verweten,
neen, dat is het woord niet, laat ons zeg
gen ... aangewezen.
Bronsveld vond dat blijkbaar onaange
naam, en zinspeelde erop in zijn repliek, en
wat schrijft nu Engelberts aan den Redacteur
van Kerknieuws" in het Handelsblad? Onder
meer dit:
Ik constateer met genoegen, dat de
toon van hetgeen dr. B. daar zegt, heel
wat vriendelijker is, dan van het vorige
artikel. Juist die onvriendelijke toon, dat
ergerlijke bazen" hinderde mij zeer, en
niet het feit, dat een man op hooge jaren
mij wijst op iets, dat z. i. niet in orde
was; dat kon ik van een bejaard man
des te beter hebben; als het maar
vriendelijk is; ik zie een bejaard man
vooral zoo gaarne als een vriendelijk
man, zooals ik dr. B. gekend heb."
Aan Confettilezers het oordeel over dat
op hooge jaren" en het herhaalde bejaard
man"! Moeten de arme leeken op deze manier
van hun predikanten naastenliefde en chris
tenzin leeren?
*
Uit rubriek Rechtszaken N. R. Ct.:
Evenmin was de onderhavige over
eenkomst onredelijk te noemen, hetgeen
gedaagde meende; zelfs
huwelijksbemiddeling had niets onredelijks in
zich, tenzij er onredelijke middelen bij
gebruikt werden."
De rechtskennis, die uit deze zinnen blijkt,
is op haar best redelijk te noemen en op
haar slechtst redeloos.