Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
26 Dec. '15. No. 2009
HET LIED VAN SCHIJN EN WEEZEN
DERDE BOEK, He ZANG
(ONUITGEGEVEN)
Geduld! verspreide schoonheidslichten wijzen
door grensloos onbetrouwbre nacht een baan,
Al doen rondom mij sombre diepten ijzen,
al vaart het grimmig spook des Doods mij aan,
al moet ik ook door drommen van demonen
in hun beklemmende verblijven gaan
in 't scheemerland, waar met waanzinnig hoonen
't wanstaltig volk, gedrochtlijk en obsceen,
mij in zijn wilde lust tracht mee te troonen,
geduld! er voert een weg ter vrijheid heen,
gemerkt door klaarheid, zuiverheid en orde,
geweezen door den stillen drang van Eén,
die ook de groene kiem drijft uit 't verdorde,
die altijd zoekt, wie stil naar Hem verlangt,
en splijt der spooksels griezelige horde.
Verneemt mijn woord o, menschen en ontvangt
mijn kostbre zeekerheid als goede gave,
van alle goed, waaraan ge hangend hangt
is Ik en Oogenblik de vaste have,
daar moet gij boot-en tot de bronaar spuit
opdat zich ook de diepst rampzaal'ge lave,
daar schouwt de banneling ten kerker uit
en ziet door 't vensterken de Vrijheid lichten.
't Moment dat de Eeuwigheid in zich besluit,
't allénig punt waartoe zich allen richten
die zeggen Ik en wanen 't elk wat aers,
't Tijdstip dat duurt, terwijl de tijden zwichten.
't Bestendig Zelf dat als iets stils en zwaars
staat in der fenomeenen vluchtig woelen.
Het Nu en 't Ik, elk noodig voor eikaars
compleete werkelijkheid, het nig voelen.
dat nooit zich wijzigt, maar blijft eeuwig Nu
en eeuwig Ik, dat is 't wat zij bedoelen
die zeggen Waarheid", spreekend God, van U
als werklijk zijnd, altoos zichzelf gelijk.
Gaat daarheen al ons streeven niet? Welnu!
wat is waarachtiger, wat geeft er blijk
van weezenlijker weezen dan ons eigen
momentaan Ik, dat voorduurt wat ook wijk?
Alleen door die schacht zullen wij ontstijgen
de duistere krocht die ons gekerkerd houdt
Daar is het heil als dood en demon dreigen,
want alles wat bestaat wordt ook beschouwd
door die oneindig fijne spleet, die 't Leeven
splitst als wit licht, in kleuren meenigvoud.
Het is vernietiging waarvoor wij beeven
ijlheid, verwoesting, vaagheid, chaos, 't niet.
De smart vreest niemand, zoo hem wordt gegeeven
de zeekerheid dat hij den Dood ontvliedt.
Dies zoekt de Wijze 't onverbidlijk ware,
de werklijkheid die hechtsten houvast biedt.
En ziet! dan vindt hij als 't onwankelbare
princiep van al wat is en weezen heeft,
dat er het Ik aan 't Nu zich innig pare.
Geen ding bestaat, zoo niet het Ik 't beleeft,
zich voelend, denkend, teegenwoordig weetend,
schoon het al schijnbaar door 't oneig'ne zweeft,
en zoekt een weg, herinhrend, tastend, meelend,
in wat een onbekende waereld schijnt.
Oneigen wordt tot eigen, want gekeetend
blijkt alle Zijn, hoe men 't begrip verfijnt,
aan Zelfbesef in altijdduurend Heeden,
en alle zin van 't woord niet-ik" verdwijnt.
Bedroef u niet, zoo dit U duistre reeden
toeschijnen, maar onthou en ooverweeg
eenmaal zult ge dezelfde trap betreeden
waarmee ik tot mijn dierbre vastheid steeg.
Gij moet want al wie denkend zoekt moet vinden
diezelfde baan, rondom is alles leeg.
Het werk der weetenschap is als eens blinden
omzichtig tasten, als van 't klein insect
het rustloos speurend spinnen en verbinden,
waarmee 't zichzelf een veilge wijk verstrekt.
zoo bouwt verstand met fijn vernuftig zinnen
een gang waardoor het Zelf behoedsaam trekt,
Gedachte werkt, opdat Gevoel zal winnen
en draagt vo/ijvrig aldoor eedier zoet
in 't eenig Ik en 't eeuwig Heeden binnen.
Maar weet! dat alle weeten falen moet,
daar 't is een noodbrug, die men kan verbreeken
als vasten boodem voelt des zwervers voet.
Dan is al 't kennen voor het Zijn geweekcn,
en voor het, eigen Weezen alle schijn,
al waarvan cijfers en formulen spreeken,
wordt tot direct gevoeld, onmiddlijk zijn,
tot Nu, tot Ik. En dit 's der wondren wonder
niet dat ik, schoon zoo machteloos en klein,
mij weet der waereld Drager en Doorgronder,
Beding voor al wat was en is en wordt
Maar dit dat ik moet leeven eenzaam onder
zooveel gelijken, wien dit weeten schort.
Wat mag die droeve eenzelvigheid beduiden ? '
Waarom reikt elk vermoeden hier te kort?
iiiimiiuiimi
MAURICE BARRÈS,
de l'Académie Frangaise, kamerlid van Parijs,
is onder de groote Fransche schrijvers van
onzen tijd degene, die gedurende den oorlog
het meest in onmiddellijke aanraking ge
bleven is met het hart der Fransche natie.
Door zijn dagelijksche medewerking aan het
Parijsche dagblad L'Echo de Paris, waar hij
nu reeds sedert vijftien maanden bijna onaf
gebroken eiken morgen de schitterende,
lyrische tolk is van de Fransche ziel, de
Fransche hoop, het Fransche vertrouwen, is
hij nog meer dan te voren een der vooraan
staande Fransche figuren van het oogenblik
geworden. Deze groote, zuivere stylist, deze
fijn besnaarde litterator was altijd een fel
patriot geweest, hij was opvolger van
Deroulède aan het hoofd van den
Patriottenbond; in de politiek van vór den oorlog
was hij geklasseerd als nationalist. Een
evolutie in de politieke ideeën van een ge
deelte de'r Fransche jongelingschap gedurende
de laatste jaren, had hem als geestelijk
meester van een goed deel dier jeugd,
Anatole France voorbij doen streven. Op
het oogenblik is hij zeker een der groote
stemmen van Frankrijk". In een pas ver
schenen uitgave, bijzonderlijk voor het
buitenland bestemd en die volgens contract
met den schrijver zelfs niet in Frankrijk
verkocht mag worden, Les crivains de la
guerre, MAURICE BARRÈS. Pages choisies"
Librairie Larousse, Paris, vindt men eenige
zijner schoonste bladzijden, gedurende den
oorlog geschreven, bijeen.
Voor de Amsterdammer" schreef Barrès
het navolgende:
L'ame de la France
Qu'ils sont beaux, nos soldats, nos d
fenseurs, dans ces carrières, ces cheminements,
ces trous, derriére leurs talus, leurs fils de
fer barbelés, leurs fascines, creusant leurs
redoutes dans la glaise, couverts de boue,
tapis au ras du sol, embrassant la terre natale!
D'autres, en tous temps, peuvent vouer
leurs vies a des idees, mais a ceux-ci est
réservée la noble tache la plus concrete; il
leur est donnë de défendre pouce a pouce,
motte a motte, la mère des hommes et des
idees, Ie sol natal d'oüprecedent toutes
choses, les plus raffinées et les plus
primitives. Et eet emploi, ils Ie tiennent, comme
firent nos plus lointains aieux. De sorte que
Ie soldat de 1914-1915, dans sa tranchée,
sous son pais vêtement de'boue, semble
une figure sans age, ternelle, chargée de
tout Ie passéet de qui dépend l'avenir, une
jeune divinité.
Ceux de l'arrière lui rendent un culte
ennoblissant les atnes et les coeurs. Les
Francais ont retrouvéune religion commune,
qui les unit. Comment se fit-elle cette
union? Nul n'en pourrait rendre compe.
Nous y sommes arrivés par la route la plus
obscure et la plus rapide. Rappelez-vous, Ie
tocsin sonnait a travers les campagnes et,
soudain, toutes les a mes se trou verent
haussées sur un plan oünulle barrière ne
les séparait plus.
Des gens qui n'avaient jamais conc,u
combien la France serait majestueuse et
productrice, si elle poursuivait avec vënération
la mise en valeur de son patrimoitie matériel
et moral, eurent la révélation que nous
avons une terre et une ame a défendre,
pour les transmettre aussi belles que nous
les avons héritées.
Partout ce sont de touchantes
manifestations de cette ame. De pieuses mains de
femmes portent des fleurs sur les tombes
des braves. J'ai déja racontéjadis comment
j'ai vu par surprise, au cours d'un voyage,
les filles de mon pays, grandes et petites,
déposer des pervenches sur les tombes des
morts de la bataille de la Chipotte. Quel
spectacle pour {'ame, quelle beautépure!
Un village en ruines, quelques prairies
silencieuses, les grandes foréts tout autour, et
une poignée d'enfants sérieuses s'en allant
avec des fleurs, des croix de bois et des
petits drapeaux tricolores, a la recherche
des cadavres. Devant ce culte rendu par
ces pauvres villages a leurs défenseurs, quel
coeur n'eüt tébouleversé! Je voyais
audessus de cette fidele cohorte les plus
grandes pensees de notre race.
L'enfance aussi vit ses heures d'héroisme.
Les jeunes héros abondent a cette minute
oütoutes les families sont cruellement
engagées dans la guerre. L'enfant rêve de
secourir son père, ses grands frères, de les
rejoindre, de les venger. Sa vilie et sa
demeure sont-elles envahies? De toute son
imagination, il se fait des scrupules, examine
ce que son devoir et son honneur exigent.
Tel Ie jeune Emile Desjardins tirant sur un
officier prussien, alors que celui-ci lui
ordonnait d'achever un blessé.
Piété, heroïsme, union sacrée de la nation
dans la résignation stoïque! Les veuves et
les mères cachent leurs larmes, elles con
sentent aux sacrifices nécessaires. Telle celle
qui, apprenant la fin glorieuse de son fils,
dit simplement: mon enfant n'est pas mort,
il a tétué."
Les survivants sont perfectionnés par la
douleur et par la fiertéqu'ils prouvent de
leurs héros. Tous ces Francais qui sont en
train de souffrir pour la France se composent
d'elle une idee infiniment haute. Une idee
de la France, et, en général, une idee de la
vie. Et ils trouveront la force de mettre a
exécution ce qui leur paraitra nécessaire.
Nous vivons l'une des plus grandes trag
dies que la civilisation ait connue, oünous
avons engagénotre existence et celle des
nötres. Nous y apprenonsa tout subordonner
a la nécessitéde vie ou de mort.
L'histoire de France ne contient pas
une page plus héroique que celle de l'hiver
1914 1915. On n'aurait par cru que des
civilisés pussent Isupporter cette misère de
troglodytes. La hete humaine eut son plein
de souffrance. Elle se sauva par l'ame. Et
voici un même hiver qui recommence.
L'ame, ce qu'il y a dans l'être qui défie
Ie temps et l'espace, qui se souvient et qui
veut survivre!
On voudrait avoir la force de saisir, de
noter les grands sentiments qui soulèvent
la France a cette heure au-dessus
d'elleméme, pour que Ie livre oüon les fixerait
demeurat comme un signe de ce que fut
notre nation et comme la croix de guerre
des armées de 1914 et 1915.
Quand nous regardons les jeunes gén
rations souffrir dans les tranchées, toutes
classes et toutes opinions mêlees, il n'est
pas un de nous qui ne s'élève a une pleine
libertéd'esprit, qui ne sorte de ses systèmes
et de ses formules et qui ne devienne un
Francais complet.
Du plus obscur soldat jusqu'au gén
ralissime, du plus petit colier jusqu'au plus
glorieux ëcrivain, tous savent et sentent
qu'une civilisation, ou mieux la civilisation
est en peril, que la France, héritière directe
de Rome et d'Athènes, est visée dans son
avenir et mème dans son glorieux passé, dans
son róle sëculaire d'cducatrice du monde.
-£^<
* # *
BOOKER T. WASHINGTON
De Gezant van de Vereenigde Staten in
Den Haag, heeft De Amsterdammer" het
genoegen gedaan, iets te schrijven over den
grooten kamovechter voor de negers in
Amerika, Booker T. Washington, onlangs
overleden; en wij betuigen dr. van Dyke
hiervoor nog eens onzen dank, welke zeker
ook die der lezers zal zijn.
Wij voegen hier zelve aan toe eenige
fotografieën, persoonlijke, ons door den leider
medegegeven herinneringen aan een bezoek
aan Booker Washington s instituut, te
Hampton, gelegen onder den milden adem van
Chesapeke Baai.
v. H.
BOOKER T. WASHINGTON f
Ee,n .waardeering
door dr. HENRY VAN DYKE
Amerikaansch gezant te ' s-Gravenhage
Door den dood van Booker T. Washington
heeft het Afrikaansche element in de Ver
eenigde Staten een van zijne meest belang
rijke leden en weldoeners verloren.
Hij is geboren in slavernij, kort voor het
begin van den burgeroorlog. Ofschoon hij
voor ongeveer een kwart van blanken afkomst
was, behoorde hij door lot en geest tot die
ontzaggelijke massa negers, die, nadat de
overwinning van de Unie hen de onafhan
kelijkheid verschaft had, de beproevingen
van een nieuw vrij leven tegemoet moesten
zien, waartoe zij de behoorlijke voorbereiding
misten. Hij was een kind toen de oorlog
eindigde. Dit spreekt van zelf. Maar hij be
hoorde ook tot een volk van kinderen
zelfs de grijsaards onder hen waren kinderen.
Dit moeten wij goed bedenken, wanneer
wij iets willen begrijpen van zijn loopbaan
en belangrijkheid. Geen Europeaan die nim
mer in het zuidelijk deel der Vereenigde Staten
gewoond heeft, heeft er eenig denkbeeld
van, wat het negervraagstuk" beteekende,
en nog beteekent voor het Amerikaansche
volk. Geen ander volk ter wereld heeft ooit
zulk een probleem op te lossen gehad. De
uitgebreidheid ervan bracht de
moeielijkheid mede. Het is betrekkelijk gemakkelijk
om te zorgen voor een paar duizenden, of
zelfs honderdduizenden, gekleurde lieden,"
verspreid onder een groote blanke bevol
king. Maar wanneer ge acht of negen
millioen negers hebt, die plotseling en masse
worden losgelaten uit een toestand van lijf
eigenschap en onmondigheid, en feitelijk
gedwongen om de plichten en de verant
woordelijkheid op zich te nemen van het
burgerschap waarin zij niet opgevoed zijn,
temidden van een blanke bevolking, die
geringer in aantal, doch superieur in be
schaving is, dan hebt ge een toestand die
vol van moeielijkheden en gevaar is.
Zoo was de toestand *n de zuidelijke
staten bij het einde van den burgeroorlog.
Als gewoonlijk maakten de politici de boel
in de war, door te trachten het vraagstuk
op te lossen, door den negers het kiesrecht
te geven. Dit was ongeveer even nuttig als
wanneer men een kind, ter beveiliging oo
straat, een goudstuk om de hals hangt. Het
was geen bescherming, het was een
uitnoodiging voorroovers. De radicale theoretici en
filosofen maakten ongeveer denzelfden fout.
Zij spraken erover, om de sociale gelijk
stelling van den neger door te zetten Maar
sociale gelijkstelling is geen zaak die zich
dwingen laat. Het hangt af, en zal altijd
afhangen, van persoonlijke geschiktheid.
Intusschen leden de negers. Booker Was
hington heeft een tesamenvatting van zijne
pogingen en moeiten als jongen in die som
bere dagen van zoogenaamde reconstructie"
nagelaten, in zijn autobiografie genaamd:
Up from Slavery".
Maar God kende zijn man, die den weg
tot bevrijding toonen zou aan de negers, die
wél geëmancipeerd, maar niet in ware vrij
heid gebracht waren. Generaal Samuel C.
Armstrong, de stichter en voorzitter van de
Hampton-instelling was die man. Hij zeide
duidelijk, dat wat de negers allereerst en
voornamelijk behoefden, niet was politieke
macht en evenmin sociale bevoorrechting,
maar gewone practische opvoeding voor de
alledaagsche taken en plichten van het leven.
Zij konden best een tijdlang zonder ge
leerden, redenaars en kunstenaars. Maar
onmiddellijk behoefden zij betere boeren,
planters, timmerlieden, huishoudsters, koks,
kinderjuffrouwen,onderwijzers en dergelijken.
Boven alles moesten zij leeren hoe te
zorgen voor zich zelf en hun gezinnen, hoe
hunne huizen en bezittingen te vervolmaken,
kortom hoe in de huidige omstandigheden
te leven.
Dit was de zoogenaamde Hampton-ldee".
Generaal Armstrong wijdde zijn leven aan
de poging om dit denkbeeld uit te voeren,
voor de negers en andere kleurlingen van
zijne instelling. Hij was een genie en een
held. Hij stierf voor de zaak der negers
even edelaardig als hij gesneuveld zou zijn
op het slagveld.
Booker Washington was zijn leerling die
zich wel het meest onderscheidde In 1871
December 1915.
kwam hij te Hampton, werkte er hard en
studeerde als eerste van zijn jaar afin 1875.
Vier jaar daarna kwam hij als leeraar aan
het instituut terug. Twee jaren later, in 1881,
werd hem door de staat Alabama verzocht
om de directie op zich te nemen van een
nieuw instituut, op dezelfde grondslagen
als Hampton, dat gesticht zou worden te
Tuskegee, Alabama, in het hart van de
zoogenaamde black-belt."
Een juist aangekomene te Hampton,
wachtende op zijne inschrijving.
In 1909 waren aan het Hampton-instituut
1352 studenten ingeschreven.
Zoo begon zijn 34-jarige loopbaan als
hoofd 'van Tuskegee. Het instituut begon
met een staatssubsidie van $ 2.000 jaarlijks.
En het had aanvankelijk moeite om daarvan
te bestaan.
Studeerenden in de leeszaal.
Het waren Booker Washington's toewij
ding, harde arbeid en heldere inzichten, die
het van eene mislukking redden. Hij won
het vertrouwen der blanken en kleurlingen.
De welsprekendheid waarmede hij zijn zaak
bepleitte won zoowel steuners als leerlingen
voor het instituut. Toen het 25-jarig
bestaansfeest van de school gevierd werd,
bezat het 9000 acres land; 83 gebouwen,
een uitstekende uitrusting van levende have,
gereedschappen, machines, boeken, bedrijfs
kapitaal, enzoovoort; een schenking van
$ 1.275.000, en 22.000 acres staatsgrond, die
door het congres waren toegestaan.
Er waren 1000 mannelijke en 500 vrouwe
lijke leerlingen ingeschreven. Er werd in
37 beroepen en industrieën onderwijs ge
geven. Principal Washington was de lijdende
en opwekkende geest van het geheele werk.
Hij deelde van zijn ijver en moed mede aan
de kundige helpers die hij om zich heen
verzamelde.
Persoonlijk was hij een aangenaam en
intelligent man, met een ontzaglijke per
soonlijke kracht onder eenvoudige manieren.
Zijn gelaatstint was licht olijfkleurig; zijne
trekken waren geprononceerd Afrikaansch;
zijn stemgeluid was aantrekkelijk in de
conversatie en krachtig bij publieke rede
voeringen.
De mannelijke en vrouwelijke studenten
hebben een aardigen
kameraadschappelijken omgang met elkander.
Ik herinner mij nog duidelijk een
zomerdag, dien ik zeilende met hem doorbracht
langs de kust van Maine, in een kleine boot.
Hij sprak veel over zijn volk en hunne
moeilijkheden en vooruitzichten. Hij stelde
weinig belang in zuiver politieke vraag
stukken en theorieën: zijne gedachten en
voornemens waren geconcentreerd op het
helpen der negers tot het bewijzen hunner
capaciteiten als goede werklieden, behoor
lijke gt zinsvormers, nuttige en eerwaardige
burgers. Verwachtingen buiten dien kring
schenen hem niet te interesseeren. Zijn ver
weerde gelaat lichtte op toen hij zeide:
Ik wensch met en voor mijn eigen
volk te leven. Ik wil ze helpen tot zelf
ontwikkeling en zelf-contróle. Ik wil dat
ze hun plaats in de wereld zullen ver
overen, door zich die waardig te tonen!"
Met en voor zijn volk te leven ze te
helpen aan een nuttiger, werkzaam, gelukkig
leven, dat was het ideaal van Booker
Washington. Hij vervulde het met groot
succes, en bewees een schitterenden dienst
aan het Afrikaansche ras in Amerika.