De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 26 december pagina 2

26 december 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 26 Dec. '15. No. 2009 HET LIED VAN SCHIJN EN WEEZEN DERDE BOEK, He ZANG (ONUITGEGEVEN) Geduld! verspreide schoonheidslichten wijzen door grensloos onbetrouwbre nacht een baan, Al doen rondom mij sombre diepten ijzen, al vaart het grimmig spook des Doods mij aan, al moet ik ook door drommen van demonen in hun beklemmende verblijven gaan in 't scheemerland, waar met waanzinnig hoonen 't wanstaltig volk, gedrochtlijk en obsceen, mij in zijn wilde lust tracht mee te troonen, geduld! er voert een weg ter vrijheid heen, gemerkt door klaarheid, zuiverheid en orde, geweezen door den stillen drang van Eén, die ook de groene kiem drijft uit 't verdorde, die altijd zoekt, wie stil naar Hem verlangt, en splijt der spooksels griezelige horde. Verneemt mijn woord o, menschen en ontvangt mijn kostbre zeekerheid als goede gave, van alle goed, waaraan ge hangend hangt is Ik en Oogenblik de vaste have, daar moet gij boot-en tot de bronaar spuit opdat zich ook de diepst rampzaal'ge lave, daar schouwt de banneling ten kerker uit en ziet door 't vensterken de Vrijheid lichten. 't Moment dat de Eeuwigheid in zich besluit, 't allénig punt waartoe zich allen richten die zeggen Ik en wanen 't elk wat aers, 't Tijdstip dat duurt, terwijl de tijden zwichten. 't Bestendig Zelf dat als iets stils en zwaars staat in der fenomeenen vluchtig woelen. Het Nu en 't Ik, elk noodig voor eikaars compleete werkelijkheid, het nig voelen. dat nooit zich wijzigt, maar blijft eeuwig Nu en eeuwig Ik, dat is 't wat zij bedoelen die zeggen Waarheid", spreekend God, van U als werklijk zijnd, altoos zichzelf gelijk. Gaat daarheen al ons streeven niet? Welnu! wat is waarachtiger, wat geeft er blijk van weezenlijker weezen dan ons eigen momentaan Ik, dat voorduurt wat ook wijk? Alleen door die schacht zullen wij ontstijgen de duistere krocht die ons gekerkerd houdt Daar is het heil als dood en demon dreigen, want alles wat bestaat wordt ook beschouwd door die oneindig fijne spleet, die 't Leeven splitst als wit licht, in kleuren meenigvoud. Het is vernietiging waarvoor wij beeven ijlheid, verwoesting, vaagheid, chaos, 't niet. De smart vreest niemand, zoo hem wordt gegeeven de zeekerheid dat hij den Dood ontvliedt. Dies zoekt de Wijze 't onverbidlijk ware, de werklijkheid die hechtsten houvast biedt. En ziet! dan vindt hij als 't onwankelbare princiep van al wat is en weezen heeft, dat er het Ik aan 't Nu zich innig pare. Geen ding bestaat, zoo niet het Ik 't beleeft, zich voelend, denkend, teegenwoordig weetend, schoon het al schijnbaar door 't oneig'ne zweeft, en zoekt een weg, herinhrend, tastend, meelend, in wat een onbekende waereld schijnt. Oneigen wordt tot eigen, want gekeetend blijkt alle Zijn, hoe men 't begrip verfijnt, aan Zelfbesef in altijdduurend Heeden, en alle zin van 't woord niet-ik" verdwijnt. Bedroef u niet, zoo dit U duistre reeden toeschijnen, maar onthou en ooverweeg eenmaal zult ge dezelfde trap betreeden waarmee ik tot mijn dierbre vastheid steeg. Gij moet want al wie denkend zoekt moet vinden diezelfde baan, rondom is alles leeg. Het werk der weetenschap is als eens blinden omzichtig tasten, als van 't klein insect het rustloos speurend spinnen en verbinden, waarmee 't zichzelf een veilge wijk verstrekt. zoo bouwt verstand met fijn vernuftig zinnen een gang waardoor het Zelf behoedsaam trekt, Gedachte werkt, opdat Gevoel zal winnen en draagt vo/ijvrig aldoor eedier zoet in 't eenig Ik en 't eeuwig Heeden binnen. Maar weet! dat alle weeten falen moet, daar 't is een noodbrug, die men kan verbreeken als vasten boodem voelt des zwervers voet. Dan is al 't kennen voor het Zijn geweekcn, en voor het, eigen Weezen alle schijn, al waarvan cijfers en formulen spreeken, wordt tot direct gevoeld, onmiddlijk zijn, tot Nu, tot Ik. En dit 's der wondren wonder niet dat ik, schoon zoo machteloos en klein, mij weet der waereld Drager en Doorgronder, Beding voor al wat was en is en wordt Maar dit dat ik moet leeven eenzaam onder zooveel gelijken, wien dit weeten schort. Wat mag die droeve eenzelvigheid beduiden ? ' Waarom reikt elk vermoeden hier te kort? iiiimiiuiimi MAURICE BARRÈS, de l'Académie Frangaise, kamerlid van Parijs, is onder de groote Fransche schrijvers van onzen tijd degene, die gedurende den oorlog het meest in onmiddellijke aanraking ge bleven is met het hart der Fransche natie. Door zijn dagelijksche medewerking aan het Parijsche dagblad L'Echo de Paris, waar hij nu reeds sedert vijftien maanden bijna onaf gebroken eiken morgen de schitterende, lyrische tolk is van de Fransche ziel, de Fransche hoop, het Fransche vertrouwen, is hij nog meer dan te voren een der vooraan staande Fransche figuren van het oogenblik geworden. Deze groote, zuivere stylist, deze fijn besnaarde litterator was altijd een fel patriot geweest, hij was opvolger van Deroulède aan het hoofd van den Patriottenbond; in de politiek van vór den oorlog was hij geklasseerd als nationalist. Een evolutie in de politieke ideeën van een ge deelte de'r Fransche jongelingschap gedurende de laatste jaren, had hem als geestelijk meester van een goed deel dier jeugd, Anatole France voorbij doen streven. Op het oogenblik is hij zeker een der groote stemmen van Frankrijk". In een pas ver schenen uitgave, bijzonderlijk voor het buitenland bestemd en die volgens contract met den schrijver zelfs niet in Frankrijk verkocht mag worden, Les crivains de la guerre, MAURICE BARRÈS. Pages choisies" Librairie Larousse, Paris, vindt men eenige zijner schoonste bladzijden, gedurende den oorlog geschreven, bijeen. Voor de Amsterdammer" schreef Barrès het navolgende: L'ame de la France Qu'ils sont beaux, nos soldats, nos d fenseurs, dans ces carrières, ces cheminements, ces trous, derriére leurs talus, leurs fils de fer barbelés, leurs fascines, creusant leurs redoutes dans la glaise, couverts de boue, tapis au ras du sol, embrassant la terre natale! D'autres, en tous temps, peuvent vouer leurs vies a des idees, mais a ceux-ci est réservée la noble tache la plus concrete; il leur est donnë de défendre pouce a pouce, motte a motte, la mère des hommes et des idees, Ie sol natal d'oüprecedent toutes choses, les plus raffinées et les plus primitives. Et eet emploi, ils Ie tiennent, comme firent nos plus lointains aieux. De sorte que Ie soldat de 1914-1915, dans sa tranchée, sous son pais vêtement de'boue, semble une figure sans age, ternelle, chargée de tout Ie passéet de qui dépend l'avenir, une jeune divinité. Ceux de l'arrière lui rendent un culte ennoblissant les atnes et les coeurs. Les Francais ont retrouvéune religion commune, qui les unit. Comment se fit-elle cette union? Nul n'en pourrait rendre compe. Nous y sommes arrivés par la route la plus obscure et la plus rapide. Rappelez-vous, Ie tocsin sonnait a travers les campagnes et, soudain, toutes les a mes se trou verent haussées sur un plan oünulle barrière ne les séparait plus. Des gens qui n'avaient jamais conc,u combien la France serait majestueuse et productrice, si elle poursuivait avec vënération la mise en valeur de son patrimoitie matériel et moral, eurent la révélation que nous avons une terre et une ame a défendre, pour les transmettre aussi belles que nous les avons héritées. Partout ce sont de touchantes manifestations de cette ame. De pieuses mains de femmes portent des fleurs sur les tombes des braves. J'ai déja racontéjadis comment j'ai vu par surprise, au cours d'un voyage, les filles de mon pays, grandes et petites, déposer des pervenches sur les tombes des morts de la bataille de la Chipotte. Quel spectacle pour {'ame, quelle beautépure! Un village en ruines, quelques prairies silencieuses, les grandes foréts tout autour, et une poignée d'enfants sérieuses s'en allant avec des fleurs, des croix de bois et des petits drapeaux tricolores, a la recherche des cadavres. Devant ce culte rendu par ces pauvres villages a leurs défenseurs, quel coeur n'eüt tébouleversé! Je voyais audessus de cette fidele cohorte les plus grandes pensees de notre race. L'enfance aussi vit ses heures d'héroisme. Les jeunes héros abondent a cette minute oütoutes les families sont cruellement engagées dans la guerre. L'enfant rêve de secourir son père, ses grands frères, de les rejoindre, de les venger. Sa vilie et sa demeure sont-elles envahies? De toute son imagination, il se fait des scrupules, examine ce que son devoir et son honneur exigent. Tel Ie jeune Emile Desjardins tirant sur un officier prussien, alors que celui-ci lui ordonnait d'achever un blessé. Piété, heroïsme, union sacrée de la nation dans la résignation stoïque! Les veuves et les mères cachent leurs larmes, elles con sentent aux sacrifices nécessaires. Telle celle qui, apprenant la fin glorieuse de son fils, dit simplement: mon enfant n'est pas mort, il a tétué." Les survivants sont perfectionnés par la douleur et par la fiertéqu'ils prouvent de leurs héros. Tous ces Francais qui sont en train de souffrir pour la France se composent d'elle une idee infiniment haute. Une idee de la France, et, en général, une idee de la vie. Et ils trouveront la force de mettre a exécution ce qui leur paraitra nécessaire. Nous vivons l'une des plus grandes trag dies que la civilisation ait connue, oünous avons engagénotre existence et celle des nötres. Nous y apprenonsa tout subordonner a la nécessitéde vie ou de mort. L'histoire de France ne contient pas une page plus héroique que celle de l'hiver 1914 1915. On n'aurait par cru que des civilisés pussent Isupporter cette misère de troglodytes. La hete humaine eut son plein de souffrance. Elle se sauva par l'ame. Et voici un même hiver qui recommence. L'ame, ce qu'il y a dans l'être qui défie Ie temps et l'espace, qui se souvient et qui veut survivre! On voudrait avoir la force de saisir, de noter les grands sentiments qui soulèvent la France a cette heure au-dessus d'elleméme, pour que Ie livre oüon les fixerait demeurat comme un signe de ce que fut notre nation et comme la croix de guerre des armées de 1914 et 1915. Quand nous regardons les jeunes gén rations souffrir dans les tranchées, toutes classes et toutes opinions mêlees, il n'est pas un de nous qui ne s'élève a une pleine libertéd'esprit, qui ne sorte de ses systèmes et de ses formules et qui ne devienne un Francais complet. Du plus obscur soldat jusqu'au gén ralissime, du plus petit colier jusqu'au plus glorieux ëcrivain, tous savent et sentent qu'une civilisation, ou mieux la civilisation est en peril, que la France, héritière directe de Rome et d'Athènes, est visée dans son avenir et mème dans son glorieux passé, dans son róle sëculaire d'cducatrice du monde. -£^< * # * BOOKER T. WASHINGTON De Gezant van de Vereenigde Staten in Den Haag, heeft De Amsterdammer" het genoegen gedaan, iets te schrijven over den grooten kamovechter voor de negers in Amerika, Booker T. Washington, onlangs overleden; en wij betuigen dr. van Dyke hiervoor nog eens onzen dank, welke zeker ook die der lezers zal zijn. Wij voegen hier zelve aan toe eenige fotografieën, persoonlijke, ons door den leider medegegeven herinneringen aan een bezoek aan Booker Washington s instituut, te Hampton, gelegen onder den milden adem van Chesapeke Baai. v. H. BOOKER T. WASHINGTON f Ee,n .waardeering door dr. HENRY VAN DYKE Amerikaansch gezant te ' s-Gravenhage Door den dood van Booker T. Washington heeft het Afrikaansche element in de Ver eenigde Staten een van zijne meest belang rijke leden en weldoeners verloren. Hij is geboren in slavernij, kort voor het begin van den burgeroorlog. Ofschoon hij voor ongeveer een kwart van blanken afkomst was, behoorde hij door lot en geest tot die ontzaggelijke massa negers, die, nadat de overwinning van de Unie hen de onafhan kelijkheid verschaft had, de beproevingen van een nieuw vrij leven tegemoet moesten zien, waartoe zij de behoorlijke voorbereiding misten. Hij was een kind toen de oorlog eindigde. Dit spreekt van zelf. Maar hij be hoorde ook tot een volk van kinderen zelfs de grijsaards onder hen waren kinderen. Dit moeten wij goed bedenken, wanneer wij iets willen begrijpen van zijn loopbaan en belangrijkheid. Geen Europeaan die nim mer in het zuidelijk deel der Vereenigde Staten gewoond heeft, heeft er eenig denkbeeld van, wat het negervraagstuk" beteekende, en nog beteekent voor het Amerikaansche volk. Geen ander volk ter wereld heeft ooit zulk een probleem op te lossen gehad. De uitgebreidheid ervan bracht de moeielijkheid mede. Het is betrekkelijk gemakkelijk om te zorgen voor een paar duizenden, of zelfs honderdduizenden, gekleurde lieden," verspreid onder een groote blanke bevol king. Maar wanneer ge acht of negen millioen negers hebt, die plotseling en masse worden losgelaten uit een toestand van lijf eigenschap en onmondigheid, en feitelijk gedwongen om de plichten en de verant woordelijkheid op zich te nemen van het burgerschap waarin zij niet opgevoed zijn, temidden van een blanke bevolking, die geringer in aantal, doch superieur in be schaving is, dan hebt ge een toestand die vol van moeielijkheden en gevaar is. Zoo was de toestand *n de zuidelijke staten bij het einde van den burgeroorlog. Als gewoonlijk maakten de politici de boel in de war, door te trachten het vraagstuk op te lossen, door den negers het kiesrecht te geven. Dit was ongeveer even nuttig als wanneer men een kind, ter beveiliging oo straat, een goudstuk om de hals hangt. Het was geen bescherming, het was een uitnoodiging voorroovers. De radicale theoretici en filosofen maakten ongeveer denzelfden fout. Zij spraken erover, om de sociale gelijk stelling van den neger door te zetten Maar sociale gelijkstelling is geen zaak die zich dwingen laat. Het hangt af, en zal altijd afhangen, van persoonlijke geschiktheid. Intusschen leden de negers. Booker Was hington heeft een tesamenvatting van zijne pogingen en moeiten als jongen in die som bere dagen van zoogenaamde reconstructie" nagelaten, in zijn autobiografie genaamd: Up from Slavery". Maar God kende zijn man, die den weg tot bevrijding toonen zou aan de negers, die wél geëmancipeerd, maar niet in ware vrij heid gebracht waren. Generaal Samuel C. Armstrong, de stichter en voorzitter van de Hampton-instelling was die man. Hij zeide duidelijk, dat wat de negers allereerst en voornamelijk behoefden, niet was politieke macht en evenmin sociale bevoorrechting, maar gewone practische opvoeding voor de alledaagsche taken en plichten van het leven. Zij konden best een tijdlang zonder ge leerden, redenaars en kunstenaars. Maar onmiddellijk behoefden zij betere boeren, planters, timmerlieden, huishoudsters, koks, kinderjuffrouwen,onderwijzers en dergelijken. Boven alles moesten zij leeren hoe te zorgen voor zich zelf en hun gezinnen, hoe hunne huizen en bezittingen te vervolmaken, kortom hoe in de huidige omstandigheden te leven. Dit was de zoogenaamde Hampton-ldee". Generaal Armstrong wijdde zijn leven aan de poging om dit denkbeeld uit te voeren, voor de negers en andere kleurlingen van zijne instelling. Hij was een genie en een held. Hij stierf voor de zaak der negers even edelaardig als hij gesneuveld zou zijn op het slagveld. Booker Washington was zijn leerling die zich wel het meest onderscheidde In 1871 December 1915. kwam hij te Hampton, werkte er hard en studeerde als eerste van zijn jaar afin 1875. Vier jaar daarna kwam hij als leeraar aan het instituut terug. Twee jaren later, in 1881, werd hem door de staat Alabama verzocht om de directie op zich te nemen van een nieuw instituut, op dezelfde grondslagen als Hampton, dat gesticht zou worden te Tuskegee, Alabama, in het hart van de zoogenaamde black-belt." Een juist aangekomene te Hampton, wachtende op zijne inschrijving. In 1909 waren aan het Hampton-instituut 1352 studenten ingeschreven. Zoo begon zijn 34-jarige loopbaan als hoofd 'van Tuskegee. Het instituut begon met een staatssubsidie van $ 2.000 jaarlijks. En het had aanvankelijk moeite om daarvan te bestaan. Studeerenden in de leeszaal. Het waren Booker Washington's toewij ding, harde arbeid en heldere inzichten, die het van eene mislukking redden. Hij won het vertrouwen der blanken en kleurlingen. De welsprekendheid waarmede hij zijn zaak bepleitte won zoowel steuners als leerlingen voor het instituut. Toen het 25-jarig bestaansfeest van de school gevierd werd, bezat het 9000 acres land; 83 gebouwen, een uitstekende uitrusting van levende have, gereedschappen, machines, boeken, bedrijfs kapitaal, enzoovoort; een schenking van $ 1.275.000, en 22.000 acres staatsgrond, die door het congres waren toegestaan. Er waren 1000 mannelijke en 500 vrouwe lijke leerlingen ingeschreven. Er werd in 37 beroepen en industrieën onderwijs ge geven. Principal Washington was de lijdende en opwekkende geest van het geheele werk. Hij deelde van zijn ijver en moed mede aan de kundige helpers die hij om zich heen verzamelde. Persoonlijk was hij een aangenaam en intelligent man, met een ontzaglijke per soonlijke kracht onder eenvoudige manieren. Zijn gelaatstint was licht olijfkleurig; zijne trekken waren geprononceerd Afrikaansch; zijn stemgeluid was aantrekkelijk in de conversatie en krachtig bij publieke rede voeringen. De mannelijke en vrouwelijke studenten hebben een aardigen kameraadschappelijken omgang met elkander. Ik herinner mij nog duidelijk een zomerdag, dien ik zeilende met hem doorbracht langs de kust van Maine, in een kleine boot. Hij sprak veel over zijn volk en hunne moeilijkheden en vooruitzichten. Hij stelde weinig belang in zuiver politieke vraag stukken en theorieën: zijne gedachten en voornemens waren geconcentreerd op het helpen der negers tot het bewijzen hunner capaciteiten als goede werklieden, behoor lijke gt zinsvormers, nuttige en eerwaardige burgers. Verwachtingen buiten dien kring schenen hem niet te interesseeren. Zijn ver weerde gelaat lichtte op toen hij zeide: Ik wensch met en voor mijn eigen volk te leven. Ik wil ze helpen tot zelf ontwikkeling en zelf-contróle. Ik wil dat ze hun plaats in de wereld zullen ver overen, door zich die waardig te tonen!" Met en voor zijn volk te leven ze te helpen aan een nuttiger, werkzaam, gelukkig leven, dat was het ideaal van Booker Washington. Hij vervulde het met groot succes, en bewees een schitterenden dienst aan het Afrikaansche ras in Amerika.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl