Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
26 Dec. '15. No. 2009
HET STERFBED VAN NAPOLEON
Onuitgegeven fragment uit Napoleons
laatste levensjaren"
door dr. A. ALETRINO
De dertigste April 1821 gaat in kalmte
voorbij! De keizer voelde zich veel beter;
hij heeft geen koorts meer en zijn pols is
weer opgekomen. Maar plotseling, tegen
middernacht, wordt zijn lichaam koud als
ijs en houdt zijn hart bijna met kloppen op;
hij heeft geen adem meer en wordt door
een hardnekkige hik geplaagd. Vignali richt
in de eetzaal het altaar op en begint de
gebeden der stervenden te zeggen.
En zijn doodstrijd begint! Den eersten
Mei is hij dood-zwak en beklemd. Hij zweet
voortdurend, zijn pols is uiterst klein en hij
wordt steeds door de hik geplaagd. Hij
weigert alles wat men hem wil geven,
voedsel en geneesmiddelen en is zóin de
war, dat hij geen der beide geneesheeren,
noch Arnott, noch Antommarchi, die den
geheelen dag aan zijn bed zitten, herkent,
hen herhaaldelijk met den naam Stokoë
aanspreekt en vraagt of O'Meara hem niet
meer behandelt.
Den tweeden Mei is hij heelemaal in de
war en dicteert aan Marchand die doet
alsof hij schrijft een testament voor zijn
zoon, betreffende zijn bezittingen op Corsica
die hij niet heeft. Zijn ademhaling is kort
en snel, hij hikt bijna voortdurend, zijn pols
is nauwelijks voelbaar en hij braakt nu en dan.
Den derden Mei kan hij bijna niet meer
spreken; hij valt over zijn woorden en
stottert, wanneer hij iets wil zeggen. Zijn
eind nadert. Vignali dient hem het laatste
oliesel toe. Arnott houdt met Antomarchi
en de geneesheeren Schorrt en Mitchel, in
de kamer naast die waarin hij ligt te ster
ven, een consult. Hij heeft echter nog kracht
genoeg om zich te verzetten tegen het toe
dienen van een clysma, zoodat men hem,
zonder dat hij het weet, calpmel geeft, wijl
hij in geen drie dagen ontlasting lieeft gehad.
Den vierden Mei, nadat de calamal heeft
gewerkt en hij ontlasting heeft gehad, ge
voelt hij zich minder benauwd en schijnt
zijn bewustzijn een weinig terug te keeren.
Hij blijft echter even zwak en zijn pols is
klein. Hij hikt voortdurend en men tracht
zijn krachten met wat vleeschgelei en wat
wijn op te houden. In den nacht van den
vierden op den vijfden Mei ijlt hij voort
durend ; de laatste woorden, die hij zal
spreken: France Armee", zegt hij
met moeite. Doch ter zelfder tijd springt
hij plotseling uit zijn bed met een kracht,
die de Mom'holen, welke hem tracht op te
vangen, meesleept en op den grond gooit
en hij klemt hem met zulk een greep de
keel dicht, dat hij hem bijna worgt en
Archambaud, die in de kamer er naast
waakt, hem te hulp moet komen en hem
uit zijn handen los te maken. Dat was zijn
laatste krachtsuiting! Daarna blijft hij rustig.
Tegen vijf uur 'smorgeas braakt hij weer
eenzelfde zwarte vloeistof als voorheen.
Kort daarna kan hij bijna niet meer slikken
en moet men zijn dorst trachten te lesschen
door hem voortdurend zijn mond en zijn
lippen vochtig te houden. Toch heeft hij
nog genoeg bewustzijn om Antonmarchi,
wanneer deze zijn bed nadert, terug te
wijzen. Zijn oogen beginnen strak te staren,
zijn onderkaak zak^, het stervens-reutelen
begint. Te vergeefs beproeven de genees
heeren hem nog mosterdpappen en trek
pleisters aan zijn voeten te leggen om hem
JAN SNUFFELS GING UIT VRIJEN
DOOR
JAAK BOONEN
V
De boer ergerde zich over het opgewekt
gekout van zijn dienstboden, die nu ieder
schetterend, schampend speeltuig, uitdagend
geroep ontleeden en napiepten. Hij
verwenschte het gansche dorp, dat behagen
schepte in dit buitengewoon concert.
Tot laat in den avond spektakelde en
rumoerde men rond hetpachlhof van Si.uffels,
die anders vroeg in de veeren wa*.
Toen de laatste tonen uitgestorven waren
en enkel de honden hun brullend gejouw
nog wat voorzetten ging men te bed.
Morgen zullen zij weder dezelfde deuntjes
herhalen," zei Trien slaap-geeuwend.
Dat zal ik hen wel bele'ten," vuistdreigde
Jan, die insliep met een wraakgedachte.
De nacht verging, de morgen gloorde aan,
dauwfrisch.
In de boomen sjilpten en twistten de
musschen, de hanen bekraa'den den jongen dag
en wekten Jan uit de pluimen, d>e zijn
onderhoorigen hard liet hooren dat het
weder werkdag was. En het gewoon slabeur
en getob herbegon. Leelijker keek Snuffels
dan de andere dagen. Het dienstvolk rakelde
het ketelmuziek nog eens op. j
De wrokkende boer frutselde den ganschen ''
dag op den mesthof en in den moestuin.
Onder de lui, buiten zijn pachthof, durfde
hij zijn beschaamden kop niet uitsteken.
En 's avonds kreeg de k t de hel aan.
Wederom werd er getoeterd rond Snuffels'
erf. Nu werd het al te gek. Z'»u die ellendige
komedie weder opgevoerd worden ?
Het lawaai werd sterker en schrille fluitjes
klonken boven alles henen. En de bandrekels
gromden, jammerden en huilden.
Die blazen ons nog grk!' zei Trien.
Maar als dat spel nog blijft duren, dan
yertrek ik morgen," dreigde Trien.
Laat ze maar zorgen, 't is toch voor
ons niet," kalmeerde Pier.
Ik trek 't gehucht op en ga er wat
buurten," opperde Trien.
Dan ga ik mede."
- En wij blijven hier ook niet," gromden
de meiden.
Als een bezetene liep Snuffe's door de
keuken. Razend van woede, s'ak hij zijn
voeten in de schornen, trok zijn blauwen
kiel aan, greep den dikken mispelaar...
En ik ga naar de gendarmen."
Woedend vloog hij naar buiten. Alle ge
luid hield op. Groepjes stonden links en
rechts, nu stil fezelend.
op te houden; zij werken niets uit.
En zacht, onhoorbaar sluipend nadert hem
de Dood, een stagen sluimer valt over
zijn bewustzijn.
Zijn lichaam wordt doortrild van een lange
rilling; een klein, wit schuim bedekt zijn
lippen; zijn oogen doffen en blijven star
geopend.
Den vijfden Mei, 'om vijf uur negen en
veerilg minuten s'avonds, in het beginnend
duister van een vroegen nacht, na heel een
dag in een bewustloos, moeilijk-hijgend
trekken van zijn ademhaling te zijn
heengeleefd, waarin een pijnlijk klagen onver
staanbaar telkens brokte, is hij gestorven.
En plots begon rondom het eiland een
orkaan te woeden, wijd uit het zeevlak
wit-geschuimde golven kolkend naar om
hoog, in plassend vlagen van den regen
kletter-persend op de vroeg-omnachtte aarde,
de lage wolken jachtend in een wilde stu
wing door de lucht, waaruit dof-zware
nevels dekten over Longwood. En hoog,
in luidloos, geheimzinnig stuwen langs den
hemel, lichtte een staartster op, een gulden
dooden-wade goudend over Hem, die roer
loos neerlag in een eeuwig zwijgen: den
grooten Keizer.
De lange, laffe sluipmoord was volbracht!
Na de abductie, die den volgenden dag
plaats had, werd het lichaam van den keizer
gebalsemd. Men kleedde het in de uniform
der charcheurs a cheval van de garde, groen
met roode opslagen, witte broek, laarzen
met sporen, den degen op zij en legde het,
bedekt met den grijzen mantel van Marengo,
op een praalbed in de werkkamer, die geheel
met zwart was behangen, waar het vier en
twintig uur bleef liggen. Bijna het geheele
garnizoen van St. Helena kwam den keizer
zien en er was maar n roep over de
schoonheid en de sereniteit van uitdrukking
zijner gelaatstrekken.
Des avonds van den zevenden Mei werd
het lichaam in een driedubbele kist, n van
blik, een looden en daaromheen een mahonie
houten gelegd.
In de voorziening, dat de Engelsche auto
riteiten zouden weigeren zijn lichaam naar
Europa o -er te brengen, had de keizer zelf
de plaats aangewezen waar hij op St. Helena
wilde worden begraven, namelijk in de
diepte van de Devils Bunch Bowl", een
ravijn vol groen, doodstil en rustig, en waarin
de bren ruischte, waaruit iederen dag het
heldere, het frissche drinkwater voor zijn
tafel geput werd. Na zijn teraarde-bestelling
kreeg dit ravijn den naam van Geranium
Valley'"
Den negenden Mei werd de keizer be
graven, met alleen de eerbewijzen, die men
gewoon was voor een en^elsch geneiaal ten
toon te stellen. De kleine grafkelder werd
in elkaar gemetseld met een zestal platte
steenen, die gediend hadden om er kanonnen
op te plaaisen en een deksteen, die men uit
een schoorsteen van Longwood had wegge
nomen. De deksteen bleef onbeschreven !
Bertrand en de Montholon wilden er alleen
den naam Napoleon in laten beitelen, doch
lieten dit, wijl Hudson Lowe eischte, dat de
naam Buonaparte" er bij zou worden ge
voegd. Langs de rand van de deksteen werd
een smalle streek aarde gelegd, waarin
voornamelijk door de zorgen van Mme. Ber
trand tuberozen en geraniums werden ge
plant. Een eenvoudig ijzeren hek werd er
om heen geplaatst. Rondom het graf en de
twee treuresschen, die er over heen scha
duwden, werd in een wijden cirkel een
houten heining neergezet.
Zeventien dagen na de begrafenis, op den
26sten Mei 1821, vertrok de fransche kolonie
van St. Helena naar Engeland, waar zij den
tweeden Augustus te Spithead aankwam.
En eenzaam, stil, alleen, in eeuwig roer
loos liggen, sliep ver in vreemden grond de
groote keizer voort, in dagen-lichting en in
duister van den nacht, in zonne-goudheid en
in grijsheid van den nevel, terwijl de boo
men zacht, doorruischen van den wind een
weeken schemer ruischden op zijn verlaten
graf.
Ik zal u leeren. Ik ga naar de gendarmen.''
Nauwelijks had hij deze woorden
uitgegift, of men sloeg op ketels en ijzeren repen,
men floot en tromde.
Met woede en wrok in hoofd en hart
stapte Jan den weg op, die leidde naar de
Kantonplaats.
Een bende jongens met toeterende horens
en chrille fluitjes vergezelde hem op eenigen
afstand. Bleef hij staan, dan hielden de
bengels ook halt. Op zijn driftige scheld
woorden van onbeschofie vleugels, honger
lijders, menschenplagers, afzetters, kreeg hij
geen menschelijke antwoorden. Die ver
doemde hatelijke spei Huigen gonsden in
zijn ooren en stopten zijn mond. Kon hij
ze maar bij den kraag vatten! Een geheel
eind weegs vervolgden de snaken den ver
bolgen Jan.
't Was vlakaf gemeen. Een mensch, die
trouwen gaat, heeft ja al genoegaan zijn ooren.
Heel wat moeite had het gekost om zijn
dazei los te maken. En nu kwamen hem die
godvergeten deugnieten nog plagen en
tarten, 't Ging over de schteem. Een mensch
kan toch afzien in de wereld. Altijd moet
men met iets aangesmeerd zijn. Maar de
belhamels, de laffe bandieten zouden toch
zijn huwelijk niet uittoeteren.
Met ce justitie zouden ze af te rekenen
hebhen. Niemand zou hij in zijn
wetsvervolging sparen, noch lullemans-pumrnelmans
burgemeester, noch den veldwachter van
m'n broek. Doch een vriend ui de stad ried
hem de wanklachtcn af: dat was eerst recht
menschen tergen en schreeuwende muilen
den mond openen. Alhoewel niet gansch over
tuigd, ging hij onverrichlte zake weg.
Toen Snuffels van het stadje terugkeerde
sliepen alle menschen rustig. Alleen een
hond blafte even hier en daar bij zijn
zwaar ploffende stappen. Zwijg, smeerlap,"
koestte jan.
Zij zullen er aan likken, de
straatlawaaiers," met deze weder oplaaiende
wrakende gedachte roesde hij in en droomde
ervan.
De brievenbus was jan niet gunstig ge
weest.
's Morgens kreeg hij een naamloozen brief,
die hem vlakaf den oorlog verklaarde.
Hongerlijders waren de dorp-jongens niei,
schreven zij. Nu Snuffels in zijn gierigheid
volhardde, zouden zij met hun ketelmuziek
voortgaan. Eerst voor goed zouden zij op
de dikke trom houwen. Geven moest hij en
niet n maar twee ton. En anders op 't
aambeeld! Salut ende kost!''
Van gift stampvoette hij op den grond,
balde de vuisten met opzwaaiende armen.
Dat wilde hij zien. Niets kregen zij, zoo
waar hij Snuffels heette.
Snel stak hij zich in zün Zondagspak en
ging naar de gerdarmerie, het wraak roe
pend feit bikeid maken.
Onder weg peinsde hij op geweldige
wraakmiddelen en op zijn rede, die hij zou uit
spreken om de lawaaimakers aan den schand
paal te spijkeren. Hef:ig, gemeen moest hij
hen aanklagen. En als hij op het geraas
Anton Lang f
In heel de wereld zal bij hen, die in 1890.
of 1900 het Passiespel te Ober-Ammergau
bijwoonden, de tijding, dat Anton Lang in
Noord-Frankrijk gesneuveld was, diepen
indruk hebben gemaakt. Want wie Anton
Lang, den eenvoudigen en beminnelijken
Ammergauer pottenbakker, den Christus
hebben zien uitbeelden, bewaren eene
onuitwischbare herinnering aan het gewijde en
heiligende dat van hem als zoodanig uitging.
Rustig en verheven, bevrijd van aardsch
gewemel, in bewustheid van hoogere zen
ding las men in de uitdrukking van zijn
gelaat. Schoon en zuiver was zijn geluid,
edel en verheven zijn gang, veelzeggend zijn
kalme oogopslag, al wat naar uiterlijk
vertoon, naar het beroepsmatige van het
tooneel zweemde, was hem vreemd. Het
verhevene en gewijde van hem trok eerder
de aandacht in het onvergelijk schoone en
indrukwekkende tafereel van Jezus intocht
in Jeruzalem. In ieder nieuw tafereel trof de
wijding die van hem uitging, vooral het ver
heerlijkte, het los'-e van het aardsche. En bij
alles die wondere kalmte, die groote rust!
Alle groote moeielijkheden als bij het laatste
avondmaal, de voetwassching, het afscheid,
de kruisiging Lang overwon ze allen.
Den bezoekers scheen het of er geen moei
lijkheden waren. En hoe vele had Lang te
overwinnen ! Ook in het technische, b.v. de
kruiziging. Een enkel, zelfs het kleinste
verzuim kan daaraan het indrukwekkende
ontnemen, en het geheel voor goed bederven.
Terwijl de handeling voortging, werd Lang
op het achter-tooneel, door gordijnen van
het voor-tooneel afgesloten aan het kruis
bevestigd. Toen deze zich openden, zag men
hem als Jezus met een misdadiger rechts en
links van hem, aan een opgericht kruis ge
nageld.
Alles was daarbij verzonnen om voor
Lang dien uiterst moeilijken houding te ver
gemakkelijken. Een vleeschkleurig tricot
verborg een corset uit sterke banden, dat
om de lendenen was bevestigd en aan den
schouder een ring had, die aan den dwars
balk van het kruis in een haak sloeg. De
voeten rustten op een ijzeren voor liet
publiek onzichtbaren ijzeren zool; terwijl
de handgewrichten door vleeschkleurige
windsels, ook aan den dwarsbalk bevestigd,
werden gesteund.
Het kruis stond stevig in den grond vast
geschroefd.
Het loskomen van het kruis was voor
Lang al eviii moeilijk. Dit moest uiterst
langzaam en behoedzaam gebeuren, daar de
armen volkomen v e rdoofd waren eti door
een al te vlug her-telden bioeds <mloop con
gestie of ander gevaar kan ontstaan.
In de middeleeuwen is het wel
voorgedacht was het of die vervloekte muziek nog
in zijn ooren tergend ruischte. Meermaals
las en herlas hij het naamloos briefje dat
zijn zenuwen erg prikkelde. Maar hij zou
hen leeren naamlooze brieven durven te
schrijven.
Wisten die domkoppen dan niet dat op
dreig- en brandbrieven alleen zware boe'e
stond. Als zij zooveel witskennis niet had
den, hij, die zooveel processen aan de hand
had gehad en zooveel advoka'en geraad
pleegd had, hij zou het hun wel diets maken.
Met scherpe oogen bestudeerde hij hetschrift.
Uit de dikke vette kromme letiers kon men
wel zien, dat de opsteller-schrijver handiger
en vaardiger was met zwaarder werktuigen
om te gaan evenals hij, dan wel met lichte
penveders. Dat hij nu eens kon achterhalen
wie zoo iets had durven neerkribbelen. Maar
wat hij niet vermocht, dat zouden de gen
darmen wel weten op te helderen, want die
kenden alle looze knepen en streken.
Met moed trok hij aan de bel, die zoo
luid klankte, dat de geburen nieuwsgierig
aan de deur kwamen kijken om te hooren
welke wreede misdaad er wel mocht gebeurd
zijn. Aan den \ endarm-portier vroeg hij om
den bevelhebber te mogen spreken. Die was
op dienst, maar hij kon de boodschap aan
hem overmaken. Snuffel, had toch altijd iets
aan de hand, knorde berispend de harenmuts.
Maar jan bepleitte zijn goed recht. Hij was
niet verplicht dra> k te geven noch dat
straatlawaai te verdragen. En ze zouden van avond
weder opnieuw beginnen. Als bewijs toonde
hij nu het naamloos briefje.
Met twee man zouden z'er van avond
kunnen zijn om een nieuw schandaal te
voorkomen Snuffels dankte heel beleefd en
zou er eens voor trakteeren.
Tevreden keerde hij terug en dronk staande
onderweg het borreltje uit dat hij in de
heenreis in de drie jagers" half uitgedronken
had. Hij moest zich spoeden, zei hij, want
hij was met het werk achter.
Guede reis,"dacht de waard, verrekte beest
de wind van achter en kassei tot bij u toe.
Ats ik enkel zoo'n klanten had. dan verdiende
ik mijn vergunningsrecht nog niet eens."
Dit was Snuffels gewoonte als hij naar de
stad ging. In 't heengaan bestelde hij een
druppeltje van vijf centiemen, lipte er eens
aan en op de terugkomst dronk hij het over
schot uit, zoo doende mocht hij profijtelijk
tweemaal binnen voor hetzelfde geldje en
wat rusten.
Toen de procesmaker thuis kwam, was
er een bode met een brief van zijn toeko
mende, die hem dringend bij haar ontbood.
Hij verschrok. Wat mocht het zijn! De
hemel wist het! Onrust teekende zich opzijn
gelaatstrekken. De boodschapper wist van
toeten noch blazen. Men had hem enkel
gelast met de afgifte van den brief en gezegd
dat mijnheer" onmiddelijk mee moest komen.
Daar de jongen al heel wat kilometers in
de beenen had en ook honger, zouden zij
eerst gauw wat e en. De meid moest snel
boterhammen en koffie opzetten. Uit een
gesloten kist haalde |an de viool" ofte hesp
komen dat bij de vertooning van een mys
teriespel de Christus aan het kruis, door te
straffe of onjuiste aanhechting, of te langen
duur, werkelijk stierf. Een geval nog erger
dan bij den val der Engelen, welke de mid
deleeuwer zoo natuurlijk mogelijk wilden
hebben. De duivelen werden daarom voor
het gezicht van den toeschouwer in de
brandende hel geworpen, waarbij menig
spelende gezel zijn nek of beenen brak.
Anton Lang in 1900.
Anton Lang had reeds als kind aan de
vertooning van het Passiespel medegewerkt.
o. a. bij den intocht van Jezus te Jeruzalem,
waar ook zijn vader was. Een tiental jaren
later deed hij weer mee, maar ook in de
levende beelden". Toen vestigde hij al de
aandacht op zich en menigeen voorspelde
hem : over tien jaar ben jij de Christus".
Anton Lang hoopte het en leefde en deed
er na. Want om in het Passiespel mede
te werken moet de Ober-Ammergduer aller
eerst onbesproken zijn in handel en wandel.
Daarna komen de andere eischen, dat wil
zeggen, het kunnen uitbeelden, het personifi
eeren", enz. Om den Christus voor te
stellen zijn de eischen dubbel streng. Groot
was dan ook het stille en lang verwachte
geluk voor Anton Lang, toen hij in 1900
uitverkoren werd om den Heiland voor te
stellen langs diens heelen lijdensweg.
Dat het hem in 1900 gelukte zich tot
groote tevredenheid van allen, uitnemend
van zijn moeilijke taak te kwijten, werd voor
hem een aandrift, een heilig verlangen om
in 1910 de verwachtingen in 1900 opgewekt,
niet te leur te stellen. Zoo het kon heeft
hij in 1910 de verwachtingen nog overtrof
fen en bleef ook toen niet onopgemerkt,
hoewel van hem als Christus uitging, hoe
hij zelfs door stem en spel de honderden op
het tooneel rondom hem, beneerschte, maar
bovenal de wijding, de grootheid, het ver
heerlijkte, toen hij met zijne discipelen
neerzat aan het laatste avondmaal, met
Johannes, den discipel, die hij boven allen
lief had, hoort.
Geloof en overtuiging leefden in Anton
Lang. Zijn kunst was de uiting van het
heiligste in den mensch.
Anton Lang ging op in de taak, hem
opgeletd,en weesalle aanbiedingen uit Amerika
en elders om daar tegen hooge sommen in
een hem passend stuk, /ooals in het hier
door Eduard verkade gespeelde: The
servant of the house" onherroepelijk af. Een
voorrecht achtte hij het na 19ÜO een pel
grimstocht naar Rome te mogen rnaken. Na
en speelde er dunne sneedjes af met het
groote broodmes.
Na den inwendigen mensch versterkt te
hebben, gaf Jan strenge bevelen en verma
ningen aan het dienstvolk en spoedde zich
mei den vreemdeling de deur uit op weg
naar 't Hollandsen dorpje.
Knechten en meiden, die in den voor
middag niet meer dan het heel noodige ge
daan hadden, staakten ook nu den arbeid
en opperden kwade vermoedens. Wellicht
brandde het huwelijksvuur nog uit. En
dan... Zij meenden zeker te zijn dat er een
haartje in de boter zou zijn.
Trien had den boodschapper gepolst over
den brief, maar had er geen gebevredigend
woordje uit kunnen krijgen. Wel had zij het
een en ander over de toekomende vernomen.
Zij was noch schoon noch rijk. Het was een
kwaad serpent met een venijnige tong.
Volgens de portretteering was er jan mede
verneukt.
Als zij was, gelijk die vent haar afge
schilderd had, dan bleef Trien geen uur
meer in huis. Verder kon het haar niet
bommen of Snuffels een taal aan zijn voeten
kreeg.
Laat hem haspelen," was 't besluit.
Zeker, en wij doen nug eens
pannekevet," zei Trien.
Uitstekend !"
Ieder een goede riem spek en vier eier."
Haantjes," zei Pier. Algemeen gelach.
Neen vandaag niet. Dan zouden wij ook
nog met de gendarmen te doen kunnen
krijgen," waarschuwde Trien.
Het voorstel van de meid werd aange
nomen. En de eierenkoeken met dikke
braaijen" spek vlogen de magen in als
klokkespijs. Onder het lekker eten en drinken
van sterken koffie werd er luidruchtig ge
lachen met Jans' huwelijk, dat gepaard ging
met avonturen en hindernissen.
Nog was de avond niet geheel gevallen
of reeds waren de bonte jongens" in 't
dorp, die voor de eer en de verdediging
van Geldjan opgeroepen waren. Niet weinig
waren zij verbaasd toen zij 't dienstvolk met
lachende ge/.ichten bij de kermistafel aan
troffen. Zij moesten zich bijzetten, aan hun
komst was een volle aflaat of gevulde maag
verbonden. Processen hoefden ze niet te
maken en nog minder den sabel te trekken.
De baas was weg, wellicht brandde zijn
toekomend huwelijk nog uit. En dan kan er
natuurlijk ook geen ton meer geëischt worden
van wege de dorstige jeugd, die enkel vroeg
wat haar volgens oude landsgebruiken toe
kwam. Onder lekker eten en drinken werden
nu vele grepen uit Jan's leven gedaan, dat
aaneengestrengeld was met vlechtgaren van
grabbelende hebzucht.
Toen tien uren op den kerktoren sloegen,
stonden de gendarmen recht om huiswaarts
te keeren.
Zonder iemand te krenken, of te kwetsen
lag er een stille kerstmisvrede over het dorp.
Even buiten de deur ontmoetten zij den ver
liefden boer, die gaaf ende gezond terug
kwam.
voorstelling aan Cardinaal Rampolla, ontving
Paus Leo XIII hem.
Lang knielde in groote devotie voor zijn
Stedehouder Gods op aarde" neder. De
Paus, de eerbiedwaardige grijsaard, streek
met zijn lange, dunne vingers door Lang's
haar, en hief hem aan de handen op. Toen
zeide de Paus tot hem: Ik heb veel van
Ober-Ammergau gehoord, streef er naar om
Hem, van wien ge daar een afschijnsel hebt
mogen geven, ook na te volgen in uw leven.'
Anton Lang formeert een pot.
In Ober-Ammergau geweest te zijn en niet
in Anton Lang's woonkamer, in 19lO ook
bij zijn vrouw en kinderen, bewonderend
hebben rondgekeken in zijn pottenbakkers
winkel, is als een bezoek aan Rome met
voorbijgaan van den Paus.
Het bezoek was wel eens te overstelpend,
vooral van Engelschen, in 't bizonder van
jonge en oude Engelsche dames. Na 1900
had Lang een mondje vol Engelsch geleerd
en verrukte met steeds dezelfde woorden de
lieden, die alles van hem wilden weten.
Als een Engelsche dame tot hem zei:
Oh, dear mister Lang, you must be very
tired! Please, will you wri e your name on
this card because I came four thousand
miles, across the Ocean, to see you..."
luidde steeds zijn antwoord, waarmede hij
Amerikaansche of Engelsche bezoekers of
bezoeksters gelukkig maakte :
I hope 1o see you again in ten years."
Dan zei jong-Engeland of jong-Arnerika,
buiten zich zelf van verrukking:
Ah, you speak English?"
Ah, yes a littie."
En als daarmee Lang's Engelsche kennis
uitgeput was, babbelden Engelschen en
Amerikanen door:
Mr. Lang, now are you fastened to the
cross?''
Ah yes a littie "
And now do you feel on the cross!"
I hope to sec you again...."
Aan hoe velen heeft Anton Lang in 1910
gezegd: I hope to see you again...."
Een wensen, die niet in vervulling kon
gaan.
In 1920 zal een ander Oher-Ammergauer
zijn plaats in het Passiespel innemen.
Aan de afschuwelijke menschenslachting
is ook hij n et ontkomen.
In Noord-Frankrijk heeft hij voor land en
vorst het leven eelaten.
De dood heeft zijn verwachtingen van
1910 ijdel gemaakt: l HOPE TO SEE YOU
AGAIN " J. H. RöSSING
Snuffels, d'r heeft zich geen kat ver
roerd !" zei de wachtmeester.
Zooveel te beter. Gij hebt de schrik in
de lui."
Ondanks hen moesten de gendarmen terug
binnenkomen. Intusschen hadden de meiden
alles, wat ergernis kon wekken, aan hoek
en kant snel verborgen.
Een kermisgezicht had heden avond Boer
Jan. Geen wonder! Maar een paar dagen
was hij meer van den grooten dag, die zijn
geluk zou bevestigen, verwijderd. De rijks
wacht, ja zelfs 't dienstvolk wenschten hem
geluk. En nu haastte hij zich ter kelder en
kwam met een oude bestofte jeneverflesch
af, die geledigd werd op 't aanstaande
j huwelijk. De mannen der wet alsmede
knechten en meiden maakten van de ge
legenheid gebruik om Jan over te halen een
ton bier te geven. Onder den roes van den
prikkelenden ouden klaren" stemde jan
eindelijk toe. Zoo mild was hij nog nooit
in zijn leven geweest. Vreedzaam en wel
gemoed gingen alle ter ruste.
Den volgenden morgen was de boer alweder
de eerste uit 't bed, kleedde zich paaschbest
aan en riep op 't volk, dat nu sterk aange
maand werd, om in zijn afwezigheid goed
door te werken en alles goed te verzorgen.
Zonder buitengewone plechtigheid werd
Jan's huwelijk door Heer Broer ingezegend.
Aan de feesttafel troonde de suikeroom op
de eerste plaats. En 's avonds koetste de
Belgi-che boer met zijn Hollandsche
wederhelft naar zijn boerderij, die hem boven alles
lief was.
t Volk kwam aan de deuren kijken, toen
het rammelende rijtuig voorbij ketste. Met
een judaschen lach keek Jan naar de be
woners, die hij en die hem verwenschten.
De jonge lui, die hem tegen heug en meug
een tonneke bier afgepraamd hadden, waren
j bij zijn aankomst niet te zien. Op de
hofj stede was de ontvangst zoo koud als een
emmer water bij een gekeeld v,.rken. Jan
! leidde zijn vrouw roi d, die door 't
dienstI volk van nabij werd gadegeslagen. Een goei
'. oog scheen ze niet in den kop te hebben.
i Doch als dit gesmokkeld Messemsch goedje
geheel den baas wilde spelen, dan zouden
knechten en meiden den kop bijeensteken
l en onmiddelijk hun matten oprollen. De
j nieuwe huisvrouw verraste hen onverwachts.
; Uit het rijtuig haalde ze overgebleven
i vlaaien van de bruiloft en eenige malsche
hapjes vleesch. Dit maakte op de dienstboden,
die het zich best lieten smaken, een goeden
indruk. Terwijl ze druk ijverden tot teeken
der waarheid, gaf de nieuwe huisvrouw
allerlei werkverordeningen, boogde over
1 hare heimat, vergrootte haar bezit, bofte
over haar familie. Werkilijk, ze behoefde
haar tong niet te smeren. Moest ze ooit
i met ]an ruzieën, dan overrompelde zij hem
j nut haar woordenvloed. Terwijl de versche
bruid al die dingen als haar paternoster
aframmelde, zat Jan op een stoel glimlachend
te schommelen en dacht het tfienstvolk: Wij
xijn goed met die overgewaaide klatspiep.''
(Wordt vervolgd)