De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 26 december pagina 7

26 december 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

26 Dec. '15. No. 2009 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oude Teekeningen van De Amsterdammer" (Johan Braakensiek) ter gelegenheid van vroegere Kerstfeesten Het Kerstfeest nadert... Vrede op aarde! In menschen een welbehagen! Ik zit na te denken, op 't houtje van m'n pen te bijlen en vind dat tegenwoordig het welbehagen in de menschen" een uiterst bedenkelijker! vorm aanneemt! Steeds bijtend op dat houtje komt de vraag op: wat is veranderlijker dan de mensen?" Was het niet ten allen tijde: het eene oogenblik zingt de menigte Hallelujah" en 't volgend oogenblik schreeuwt ze kruizigt hem?" Nu toch het grootste gedeelte van de wereld op z'n kop staat, (van dadr zeker al die hét-hoofden) zou het niet onmogelijk zijn dat rst geroepen werd kruizigt hem" en daarna het Hallelujah''. Ik beweer niet, dat verwacht zou kunnen worden, dat degenen die den heer Schröder op het St. Nicolaas-feest wegvoerden met 't Kerstfeest hem Hallelujah zouden toe zingen of een buitengewoon welbehagen" in hem zouden hebben. Maar... na de Kerstdagen'komt de oude jaarsavond; dan worden kleine en groote grieven van de menschen herdacht en... vergeven. Dan willen toch de meesten het jaar niet afsluiten zonder de hand te drukken van degeen die leed ondervond of leed ver oorzaakte, dan dringen de harten tot Vrede. Laat ons wenschen dat de heer Schröder Biivneesel 24 Dec. 1899 Kerstnacht in Zuid-Afrika; 1899 den Oudejaars-avond herdenkt in zijn huis, bij zijn vrouw, bij zijn kinderen. Moge dit feit geen Vrede op aarde" brengen, het zal toch geven: Vrede met zich-zelf" en daarbij is een zeker gevoel van Welbehagen" niet uitgesloten. HENRIET i E ROLL * * * Roode Sterren door GIZA RITSCHL Roode sterren! O welk fel licht! Ik doe mijn deur, mijn ramen dicht, Ik ben bang van dien vreemden gloed, Bang van dien gloeienden hemelgroet. Roode sterren! op dezen dag? In plaats van vreugde een angstig ach! Een hangen, een rillen, een beven, O wreed, o hard, o droevig leven. Roode sterren! wel schoon en rijk! Hoog-daarboven, voor mij ten prijk, Doch al dat sterke en felle rood, Is immers een teeken van den Dood. Vrede op aarde ! Herattïjd dreigend zwaard des oorlogs; 1908 Bijvoegsel 27 Dec. 1908 De Czaar als Vrede-engel in 1898 Bloemenldaal, 1915 Kersttijd 1900 Bijvoegsel 25 Dec. De Czaar: Vrede op aarde! De Mogendheden: Amen! Amen! De boom des vredes een verloren paradijs Het onsterfelijk ideaal Om Kersttijd Hier en daar in ons land bestaat het volks geloof, dat de bijen zingen gedurende den Kerstnacht. Ook kennen we allemaal de mooie regels uit Hamlet: Some say, that ever against that season ?comes Wherein our Saviour's birth is celebrated, The bird of dawning singeth all night long". Misschien herinnert ge u ook, dat deze zelfde regels geciteerd worden aan den aan hef van Washington Irving's Old Christmas, indertijd zoo mooi geïllustreerd door Cal?decott o.a. met een paar mooie sneeuwlandschapjes. Die sneeuw is voor ons, bewoners van het Noordzeestrand al haast even traditio neel en fictief als het bijenkoor en het hanengekraai. 't Zal mooi zijn als wij ns in de vijf jaar sneeuw te zien krijgen met Kerst mis en wij hebben groot ongelijk, wanneer we in zoo'n geval spreken van echt Kerstweertje". De Kerstsneeuw is voor een groot ?deel met de Kerstvertellingen geïmporteerd uit Amerika, Engeland en het Schwarzwald door de firma's Irving, Pickwick en Auerbach en dergelij ken. Allemaal heel aardig en mooi, maar we krijgen daardoor een verkeerden kijk op ons aardige klimaat en zouden het normale voor abnormaal gaan houden. Inderdaad hebben wij meestal met Kerst mis zacht en soms zelfs zonnig weertje. Zoo zonnig soms, dat werkelijk de bijen roerig worden en in 't middaguur voor korten lijd voor het vlieggat komen dansen. Dan is de korf ook vol gegons, maar het moet al buitengewoon zacht zijn, willen ze zich in den nacht laten hooren en dan nog maar alleen wanneer er wat aan hun korf ge stommeld wordt. Wat nu de hanen betreft, ze kraaien ge lukkig niet ,den gansenen nacht, maar wel tegen den morgen of later op den dag. Ook zijn ze de eenigen niet, want de fazanten en patrijzen willen in het laatst van De cember ook al wel hun hakkelend en hor tend kraakgekraai ten gehoore brengen. Het kwartet wordt volledig gemaakt door de waterhoentjes doch ook alweer alleen maar i bij tijd en wijle en in dezen tijd nooit in het holletje van den nacht. Ze meenen er geen van alle vrede en welbehagen mee, maar liefdesdrift en minnenijd want bij deze en andere vogels doet de naderende lente zich al heel spoedig en sterk gevoelen. Het meest tevreden en vreedzame en onbekom merd van alle vogelgeluiden in dezen tijd is wel het gekras van de bonte kraaien, wanneer ze 's morgens vrij laat van hun rustplaatsen trekken naar hun arbeidsveld of wanneer ze in de namiddag vrij vroeg hun gezelligheidsoorden en speelplaatsen opzoeken. Toch is de nacht niet geluidloos. Haast nooit ontbreekt het dunne ssrie ...." van de koperwieken. Dat hoor ik op alle uren van den nacht. Wat die vogels daar in de donkere hoogte uitvoeren weet niemand, ook niet vanwaar ze komen, waarheen ze gaan of wat hen drijft. Soms wordt het diukker en hoort men behalve de koperwieken ook het getsjak van kratnsvogels, het trê-trèvan groote lijsters, geklaag van kievitten en gejoel van strandvogels en dat is dan een groote troep, die vlucht voor naderend winterweer en meestal gevolgd wordt door de witte sneeuwjacht. Zoo is het een jaar of acht geleden het geval ge weest, juist op eersten Kerstdag. Boomleeuwerik bij zijn nest Foto van A. Burdet Van de vele vogels, die in den voorzomer werkelijk den heelen nacht door zingen en waaronder de nachtegaal de meest bekende is, vertoeft er omstreeks dezen tijd slechts n in ons land en dat is de boomleeuwerik. Dit is de vogel, die door van Eeden als heileeuwerik'' is bezongen en hij zegt dan zeer terecht, dat deze zijn lievelingsvogel zingt zomernacht en winterdag". Want van den winternacht wil hij niet weten. Hoe dikwijls heb ik al op winternachten over heide en door de duinen gedwaald, om de leeuwerik te hooren, maar dat is tot nog toe altijd op niets uitgeloopen. Ik denk, als hij in den winternacht zingt, dan moet hij dat wel doen in den klaren maneschijn en er is dus juist een klein kansje, dat dit nu in de Kerstweek kan gebeuren en daar zou ik wel aardigheid aan vinden. Ik heb hem wel hooren zingen tegen zons ondergang op een vooravond van Kerslmis achter de Zanderij bij Overveen. Maar 't meest zingt hij in den wintertijd op den dag tusschen tienen en twaalven. Er zijn meer vogels, die 's winters zingen o.a. de winterkoninkjes, de heggemuschjes en de spreeuwen. Deze laatste doen het meestal, als ze in troepen bij elkaar zitten, vooral in den namiddag om een uur of drie, vór het te ruste gaan. Winterkoninkje en roodborst lijken in dezen tijd altijd min of meer toe vallig te zingen, meestal direct onder den invloed van de een of andere gebeurtenis, hetzij dat ze zich boos gemaakt hebben op een kat of een collega, hetzij een plotseling zonnetje ze stemt tot vreugd. Maar altijd is het weer gauw gedaan en het kan dagen duren eer je er weer eens een te hooren krijgt. Met het heggemuschje is het al een boel beter. Dit vogeltje is maar weinig bekend. Zijn gelijkenis met den groven huismusch is maar zeer oppervlakkig: hij heeft een fijn, tamelijk lang snaveltje, een blauwachtig kopje, zoo goed als geen wit in zijn gevederte, roodbruine pootjes en mooie groote sprekende oogen, haast net als die van roodborstje of nachtegaal. Hij komt met de mussclien op het wintervoer, maar houdt zich op een afstand en is er 's morgens veel vroeger bij. En als 't nu maar eventjes goed weer is dan zet hij zich er toe om te gaan zingen en minuten achtereen doet hij zijn vlug, fijn helder liedje klinken van den top van een struik of een hekkepaal. Zoo'n echte, genoeglijke, langdurige zang laat nu de boomleeuwerik ook hooren en 't is een winterwandelingetje waard om dit blijde diertje aan te treffen in een afgelegen vallei, als hij daar heel op zijn eentje aan 't zingen is boven het bleeke gras en de groene mosplakken. De berken zijn volkomen bladerloos, hun fijne twijgen stralen bruin rood onder 't winterzonnetje en de witte stammen, schoongewasschen door de regen vlagen en den zeewind zijn overtogen met een fijn rooskleurig waas. Enkele oranje zaadjes bungelen aan de kardinaalsmutsjes en ook een wilde asperge heeft nog wat roode bessen, maar de meidoorns, de lijster bessen en de wilde sneeuwbal zijn volkomen kaal. Tusschen al dat wintergedoe zweeft nu de boomleeuwerik al zingend rond niet hooger dan een meter of tien en in onzekere grillige vlucht. Over eenige weken zullen we de akkerleeuwerik zien opstijgen met de wei langs vaste zekere banen. Die zet da delijk flink aan, stijgt eerst vlug in rechte lijn op, om dan in wijde kringbanen hooger te gaan, altijd een vaste lijn houdend en al dien tijd galmt zijn lied ook met gestaage zekerheid. Bij de boomleeuwerik is dat alles anders. Meestal stijgt hij niet van den grond op, maar van een tak en als hij van dien tak springt, schijnt hij niet eens recht te weten naar welken kant hij vliegen zal. Dan fladdert hij rond op zijn wiekjes, die zeer breed zijn voor zoo'n klein vogeltje. Soms gaat het honderd meters vrij wel rechtuit in horizontale vlucht dan weer draait hij naar rechts en links en dat alles met zeer rustige nonchalance al roeien die vleugels nog zoo snel. Het liedje is daarmee in volkomen overeenstemming: grillig en onvermoeid en van buitengewoon beminne lijke welluidendheid. De moeite waard om het te gaan zoeken. Tegelijk ziet ge, dat de jonge voorjaarskruiden reeds het rottend blad omhoog tillen, op zij schuiven of doorpriemen. Want Midwinter is eigenlijk het begin van de Lente. En dan is de boom leeuwerik een der eersten, om in het dik wijls nog winterachtig landschap zijn nest met jongende hebben. JAC. P. THYSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl