Historisch Archief 1877-1940
Belasting op Kunstwerken
Onlangs is, tegelijk met de opheffing op
het invoerrecht op sinaas-appelen, ook dat
op oudheden verkregen. De kunsthandel hier
te lande, en daarmede tevens zij, die het
verzamelen ook van uit het buitenland
komende oudheden gaarne zagen aange
wakkerd, hebben deze regeeringsdaad zeer
toegejuicht.
Tegelijkertijd is er een, door den Nederl.
Oudheidkundigen Bond op touw gezette
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Jan. '16. No. 2010
beweging gaande om o.m. de monumenten
zorg van Regeeringswege dusdanig uit te
breiden, dat tegen den uitvoer van belangrijke
kunstwerken wordt gewaakt. De veront
waardiging over de heimelijke ontvoering
naar het buitenland van den prachtigen
koperen lezenaar uit de kerk de Venraay
is een bewijs, hoe naar zulk een wet verlangd
wordt.
Waar dus eenerzijds de invoer van kunst
wordt aangemoedigd en anderzijds naar het
beletten van uitvoer daarvan wordt gestreefd,
vervult ons met zorg iedere maatregel, waarin
wij een aanmoediging tot uitvoer zien- Nu
zijn er in de belasting-ontwerpen van Minister
Treub bepalingen, waarin kunstwerken wor
den belast op een wijze, die niet alleen
noodzakelijkerwijze uitvoer in de hand werkt,
maar o. i. bovendien het verzamelen van
kunst in den lande in niet geringe mate zal
doen verminderen.
Reeds is hierop gewezen in drie ingezonden
stukken in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
(O. in het avondblad van 11 Dec.; P. in dat
van 16 Dec.; v. D. in dat van 18 Dec. j.l.).
W]j sluiten ons vrijwel geheel aan het betoog
dezer inzenders aan, doch stellen uitdrukkelijk
voorop, dat wij volkomen inzien de groote
moeilijkheid, waarin de wetgever in een
geval als dit komt te staan. Het belasten
der weelde heeft nadeeligen invloed op de
inkomsten van allen, die van de
weeldeuitgaven der rijken leven, in dit geval dus
op kunstenaars van allerlei aard, kunst
handelaars, lijstenmakers, enz. enz.
De vraag, hoe te handelen, heeft verleden
jaar vooral in Engelsche kunstkringen tot
gedachtenwisseling geleid en daar was men
vrijwel eensgezind in de meening, dat de
van de kunst levenden, zoo dit eenigszius
mogelijk was, niet moesten worden getroffen.
Bovendien steekt in belasting van kunst
werken een kwaad, dat geestelijk nadeel
met zich kan brengen, n.l. dat terwijl de
rijke verzamelaar de belasting kan betalen
en zijn kunstwerken behouden, de
nietkapitaal-krachtige liefhebber, die (bijvoor
beeld) jaarlijks evenveel in kunstaankoopen
steekt, als een ander in het bezoeken van
concerten, comedie-voorstellingen of wed
rennen, deze gewoonte niet alleen niet kan
voortzetten, maar bovendien een bepaald
percentage van zijn bezit.te gelde zal moeten
maken.
Niemand zal mogen ontkennen, dat de
Minister van Financiën de geestelijke
beteekenis van het kunstverzamelen heeft onder
schat. Dit toch blijkt uit de voorgestelde
wetsartikelen ten duidelijkste. Derhalve willen
wij op deze zijde van ihet vraagstuk niet
wijzen, doeh alleen nagaan of de vrees,
geuit in de artikelen in de N. R. CL, werkelijk
gegrond is.
Allereerst volge derhalve de tekst van
de bepalingen, die, voor zoover wij die in
de wetsontwerpen konden vinden, met het
geval te maken hebben.
In de voorgestelde wijziging van de wet
op de vermogensbelasting lezen wij eerst:
Alle zaken, welke geldswaarde hebben
vruchtgebruik en het recht op eene
Ingegane lijfrente daaronder begrepen
komen als vermogen in aanmerking."
en vervolgens:
Onder vermogen worden niet begrepen:
huisraad in den zin van arl. 571 B. W.,
boeken, handschriften, natuurkundige- en
wetenschappelijke werktuigen, kleederen,
en ... ." enz.
Kunstwerken vallen derhalve het lijdt
geen twijfel onder de vermogensbelasting.
Lezen wij thans hetgeen staat in de
voorgestelde wijziging der wet op de
personeele belasting. Daar staat (rubriek C,
meubilair, § 1):
Het Nederlandsch Tooneel
Moeder Meews
Na een reprise van Shaw's Mensch en
Oppermensch," die van meer dan pétillante
beteekenis had kunnen worden indien de
regisseur, Herman Roelvink, er een per
soonlijk stempel op had weten te drukken,
voerde Het Nederlandsch Tooneel" een
vijfbedrijvig tooneelspel aan het
praedicaat drama" schijnt contrabande voor onzen
tijd schoon men nog immer voor onze
oogen met de gevischte drenkelingen over
het tooneel wandelt dat Moeder Meews"
heet en geschreven is door een Duitsch
auteur: Fritz Stavenhagen. En ook dit zouden
wfl zonder gewetensknagingvoorbij-schrijven
liep njet de inhoud van het vertoonde
Duitsche stuk paralel met den inhoud van
het niet-vertoonde Nederlandsche stuk: Het
Einde" van mevrouw Simons-Mees.
Het beleid onzer tooneeldirecties is ondoor
grondelijk, het repertoire schokkend. Speurt
iemand nog iets van een leidende gedachte?"
Opgevat als loterij bracht het vooral nietjes".
En waarom dan eigenlijk, tenzij het een werk
betreft dat op zichzelf boven de middelmaat
rijst, zooveel kosten en moeiten besteed aan
een, wel ja, verdienstelijk stuk van een in
1906 overleden Hamburger, terwijl een in
onzen tijd mee-levende Haagsche bewijst
het op dit thema minstens evenzoo ver
dienstelijk te kunnen? Immers, zelfs het
meer dan verdienstelijke
dat-van-zekerenDe belasting wordt berekend naar de
waarde: a. der stoffeering van ieder
perceel, onverschillig wiens eigendom
züzy.
en verder:
Door stoffeering wordt verstaan al
hetgeen volgens art. 573 B. W. daartoe
behoort, met inbegrip van de verzame
lingen van schilderyen, prenten, beelden
en porseleinen, die op galerijen en in
bijzondere vertrekken zijn geplaatst, als
mede van plano's en dergelijke voorwer
pen, die, om te wordengebruikt,gewoonlijk
niet verplaatst worden.
Tot de stoffeering worden niet ge
rekend schilderijen, die voor het publiek,
al dan niet tegen betaling, te bezichtigen
zijn, en biljarten."
In de thans vigeerende wet staat na
behoort":
met uitzondering van srhilderyen, doch
met inbegrip van plano's, biljarten en
dergelijke voorwerpen, die . : . ." enz.
Uit artikel 18 blijkt verder, dat van de
stoffeering geen belasting wordt geheven
bij zeer lage huishuren.
De belasting op de bovengenoemde stof
feering" zal worden geheven naar de waarde,
die zij heeft. Voor een waarde van ? 140
tot ?200 betaalt men ?1.20, enzoovoorts.
Van ? 1000 tot ? 1200 bedraagt de belasting
?27, van ?1200-/1400/33 en zoo verder.
Stoffeering, die 4500 tot 5000 gulden waard
is, wordt belast met ? 132. Is de waarde
?5000 of meer, dan bedraagt de belasting
?147, benevens ?30 voor elke geheele som
van ?1000, waarmede zij het bedrag van
?5000 te boven gaat."
Het is nu alleen maar de vraag, wat de
Minister verstaat onder de verzamelingen
van schilderijen, prenten, beelden en porse
leinen, die op 1) galerijen en in bijzondere
vertrekken zfin geplaatst" (en die niet voor
het publiek te bezichtigen zijn). Is met deze
niet bijster duidelijke omschrijving bedoeld,
dat al hetgeen niet museumsgewijs is geëx
poseerd, doch overal in de woning ver
spreid is, en is derhalve alleen belast het
geen, voor vrijwel niemand dan de vrienden
toegankelijk, in een particuliere kunstgalerij
(b. v. met bovenlicht) of in een ander bij
zonderlijk daartoe ingericht vertrek is ten
toongesteld ja, dan kunnen wij niet anders
dan de belasting hiervan, niettegenstaande
in de waanaanhef dezes in de N. R.
Ct."artikelen genoemde bezwaren, begrijpelijk
vinden en zou ons bijna een het zij zoo!"
van de lippen glijden.
Doch zelfs in dit geval (in de N. R. Ct."
is er terdege op gewezen,) blijft er een groot
bezwaar bestaan, k voor den staat. Deze
toch zal schenkingen en legaties aan zijn
musea sterk zien verminderen en niet bij
machte zijn, op den duur den exodus van
het allerkostbaarste anders te stuiten dan
ten koste van zér groote finantieel offers.
Is de bedoeling van de aangehaalde zin
snede daarentegen, dat onder een verza
meling" wordt verstaan een aantal kunst
voorwerpen van n soort, en dat bijv. een
salon" ook is een bijzonder vertrek, zoodat
dus bijv. 5 schilderijen, in n vertrek bijeen,
een verzameling vormen, en desgelijks bijv.
25 prenten of 20 stuks porselein,... ja dan
vreezen wij werkelijk het ergste voor onze
kunst en kunstenaars en zouden wij willen
vragen, of de ontwerper van genoemd arti
kel wel voldoende eraan gedacht heeft dat
het percentage van hen, die groote kapita
len in kunstwerken steken, betrekkelijk klein
is vergeleken bij het steeds toenemende
aantal van hen, die eens zoo nu en dan
naar een veiling gaan en er zich iets goeds
aanschaffen om er van te genieten. Wie dit
heden doet, weet, dat hij de rente derft
van hetgeen hij daarin steekt. Goed, hij is
er tevreden mee dat hij zich dat kan ver
oorloven. Maar indien hij bovendien jaar
lijks 3 pCt. rente van zulk een kunstwerk
moeten betalen, zal hem dit uit de veilings
zaal, uit den winkel van den kunsthandelaar,
uit het atelier van den schilder houden.
Juist de kleine" liiefhebber wordt hierdoor
getroffen; juist de breede schaar van hen,
die, met de groote" verzamelaars, den
steun vormen voor onze kunstenaars,
kunstnijveren en kunsthandelaars, en die lang
niet allen zich de weelde kunnen veroor
loven om, van het in hun kunstwerken
gestoken kapitaaltje, waarvan zij de rente
derven, nog bovendien belasting te betalen.
Men kan hiertegen allerlei argumenten
van ideëelen aard inbrengen zooals deze:
de behoefte om zich met schoonheid te
omringen, zal er niet minder door worden,
1) Drukfout voor in" ?
llllllllllillllllliiiililiiHUMillllllliMiimiiiiiitmiiiiimiiiiiiiiiiitiMiiiiiMi
tijd-is, behoeft voor een vertooning de mede
werking van dien tijd, het onmiddellijk con
tact; uit den stroom verliest het den weg
naar onze belangstelling. Min of meer blijft
het kansspel, voor wie geen Shakespeare is;
een geschreven tooneelstuk vraagt dien kans
en kan licht zijn geluk verbeuren, Meende
niet Shaw toen hij in 1903 de Overgang"
van Mensch tot Oppermensch ontdekte in:
een chauffeur", in dezen persoon den
meest modernen mensch op den kop te
tikken ?
Thans, een goede tien jaar later, zou
hij dien minstens in een Feldwebel, des
noods in den hoofdredacteur van de Tele
graaf hebben gezocht.
Doch dit blijft dan altijd nog verouderde
Shaw. Wat echter blijft in de wisseling der
getijden en het gejakker der tooneeldirecties
van een verouderden Fritz Stavenhagen? Was
het wel een verdienste dat hij onze koortsige
Congres-droomen stopzette Jom ons terug
te voeren naar den goeden ouden tijd der
Tooneelvereeniging", die voer, tegen de
klippen op, onder eigen vlag, een vlag, welke
wellicht ook dit werk van Fritz Stavenhagen
eenigermate zou hebben gedekt? Neen, in
de stemming van gezamenlijk v
rwaartswillen, neergestreken in den Koninklijken
Schouwburg van het Leidsche Plein en aan
den vooravond van 1916, wenschten wij ons,
bij alle waardeering voor wat toen was, niet
terug in den Hollandschen Schouwburg van
1906. En de schoone herinnering welke wij er
vonden in mevrouw Van der Horst, mét de
traditie, die haar nog eenmaal, en nu voor het
laatst hopen wij, aan het slot van V in de
tooneelgolven dreef, heeft ons niet kunnen
overtuigen van de... zelfs niet van de
marktwaarde dezer vertooning.
Moeder Meews" en de oude Mevrouw
Waermondt" in mevrouw Simons jongste
werk zijn beiden, laat ik het zoo noemen,
want alleen indien die behoefte werkelijk
bestaat en sterk is, is zij gemotiveerd en
spruit zij uit waren kunstzin voort.
Maar dit gaat, vooral voor ons Hollanders,
niet op: het percentage van degenen, wier
kunstkoopende capaciteit verminderen zal
naarmate van de te heffen belasting, zal
werkelijk groot blijken, en het percentage
van hen, die door zullen blijven koopen op
den ouden voet, uit pure liefde, zal
uitteraard nauwelijks meer bevatten dan de vol
bloed liefhebbers onder de allerrijksten in
den lande.
En dit alles zou juist gebeuren, nu ons land
op het gebied der kunstveilingen en
tentoonstellngen zoozeer in tel begint te komen
en nu er kans bestaat, dat het na den oor
log (indien wij er buiten mochten blijven)
juist op dit gebied schoone vruchen van
zijn neutralitet zou kunnen plukken! Wat
een moeite heeft het niet gekost, het
tentoonstellings- en veilingwezen hier omhoog
te werken! Dadelijk heeft dit ten gevolge
gehad den vooruitgang in het kijken naar
en verzamelen van kunst, m. a. w. het ver
fijnen van den smaak, die zich concentreert
op het streven naar verfraaiing der woning,
die de belangstelling van den Hollander
in zijn musea heeft verhoogd en ook het
percentage der Hollandsche bezoekers tegen
over dat der vreemde steeds grooter deed
worden.
Waarlijk, het geliefhebber in kunstwerken
is in menig opzicht stellig geen luxe en
heeft grooter beteekenis dan men zoo opper
vlakkig zou denken. Wij zijn hier te lande
nog slechts in het begin van de ontwikke
ling, een schoon begin van iets, dat o zoo
jammerlijk te gronde zou gaan indien men
het met de genoemde belasting zou moeten
bezwaren, doch dat ons land en zijn inwoners
in menig opzicht gelukkiger kan maken,
indien wij het vrijelijk zich laten ontplooien.
Dit is de ideeele kant van het vraagstuk,
waarvan wij vooral de materieele naar voren
brachten omdat wij juist uit de slot-alinea
van het wetsontwerp (vrijdom van publiek
toegankelijk verzamelingen) de zekerheid
putten, dat de Minister veel voelt voor den
ideelen kant ervan. Mocht hij echter bedoelen
hetgeen wij vreezen: het al te voelbaar
belasten der verzamelaars, dan dringen wij
er op aan, dat hij nog eens met zichzelf te
rade moge gaan en zich af moge vragen,
of het voordeel van de belasting op den
duur wel zal opwegen tegen het nadeel
van de mindere belasting, die de verarmende
kunstenaars eu handelaars zullen opbrengen,
en of niet ook ten slotte een groot deel
der kunstbelasting zal ophouden doordien
de beziters van kunstwerken hun eigen
dommen naar het buitenland verkoopen of
zelf, met hun kunstbezit, daarheen verhuizen.
Dat zou hél erg zijn voor ons land, niet
alleen uit geestelijk, maar tevens zeer zeker
ook uit materieel oogpunt.
W. MARTIN
Kunsthandel Bernard Houthakker
(N. Z. Voorburgwal 332)
TENTOONSTELLING VAN MODERNE FRANSCHE
ETSEN. CHARLES HEIJMAN
Er is onder de moderne etsers sedert
Meryan en Whistler een voorliefde voor het
landschap, die zich misschien vooral
onder den invloed van eerstgenoemde in
het bijzonder naar het stadsbeeld gekeerd
heeft. De Franschen legden daarbij een
begrijpelijk penchant voor hunne hoofdstad
aan den dag, al verwaarloosden zij b. v.
Rouaan nooit. Maar na Meryan hebben
Lalaune en Leheutre en Béjot en Auguste
Lefère, vooral in het oudere Parijs een
uitgangspunt voor hun inspiratie gevonden.
Men mag onder deze Lefère als de beste
beschouwen, het onderscheid is niet dan
gradueel. Allen hebben een zelfden kijk op
hun onderwerp en in hun uitbeelding is
groote overeenstemming. Zij geven den
pittoresken, min of meer anecdotischen kant,
beschikken over echt Fransche smaak, luchtig
heid en zwier en zijn uitnemende vakmannen.
Zij weten wat effect maakt en hoe het te
bereiken, componeeren met wijs beleid, zijn
uitvoerig hier, schetsmatig daar, fluweelig
in de zwarten, los en speels in het licht
en verstaan de voor den etser zoo onont
beerlijke kunst van niet te veel te geven.
Midden in een boomstam of in een
schuitenhuis houden zij op en laten den beschouwer
de rest raden. Daarentegen zijn zij vol charme
in de stoffeering.
Het is van een jong gestorven kunstenaar
als Charles Heijman, aan wiens werk deze
expositie voornamelijk gewijd is, niet te
IIIIIMlmlIIMMIIIII
onbewuste moeders". Het geslacht, dat in
een moeder" par droit de naissance de on
feilbaarheid, de alwetendheid, de natuurlijke
zelfverloochening gepersonifieerd waande,
en zich voor dit ontegenzeggelijk schoon
droombeeld heeft geofferd in verstoorde
verlovingen, opgedrongen huwelijken en
ongewenschte carrières, heeft op de vorming
dezer moeders" veel invloed gehad. En
toen een volgend geslacht ontwaakte, en
ook in een moeder" in de eerste plaats een
gerijpt en mede-voelend mensch" zocht,
werd de onbewuste moeder, die alles voor
haar kinderen over heeft", dupe. In moeder
Meews" staan we aan het begin van dit
tijdperk van overgang, in Het Einde" zijn
wij inderdaad aan het einde daarvan, bij de
bewustwording der zeventig-jarige, bij de
herboren moeder. Vrouw Meews en mevrouw
Waermondt, elk in haar stand, zijn de mar
telaressen van het tijdperk, dat een moeder"
bedierf, ze zijn tevens de wegbereidsters
tot de eeuw van de moeder1', die Haar
boven zichzelve verheft.
In beide werken stuwt hier niet het lot",
maar stremt de ervaring". De ervaring, die
onverwerkt bleef, niet louterde maar neer
drukte, en door de oudere te goeder trouw
aan de jongeren gewroken werd.
Moeder Meews' man dronk, de overleden
heer Waermondt toonde zich lichtlevend op
andere wijze, geen der beide vrouwen wist
te begrijpen en te vergeven toen het voor
haar eigen geheele volgend leven noodzakelijk
was; weduwe geworden, restte haar slechts
verbitterde herinnering. Het voorbeeld, het
afschrikwekkend, waarschuwend voorbeeld,
waartegen zij haar kinderen met den druk
eener nooit aflatende belangstelling, met
moederzorg, die verkapte bedilzucht is, met
de liefde harer haat te beschermen tracht.
Met het gif der eigen ontgoocheling voedt
zij het gezin, dat haar toch dierbaar is, en
niet rusten zal zij vór zij jegens haar
kinDE ZIEL BETRACHT DEN SCHEPPER UIT DE SCHEPSELEN
Ik zag de schoonheid en de zoetheid aller dingen,
en sprak: wat zijt gij schoon! Toen hoorde mijn gemoed:
Dat zijn wij ook, maar hij van wien wij 't al ontfingen,
is duizendmaal zoo schoon en duizendmaal zoo goed.
En dat zijt Gij, mijn Lief, zoud ik u niet begeeren!
Is hier een lelyblad op aard zoo blank en fijn!
Wat moet, o, eeuwig goed, o, aller dingen Heere,
wat moet de witheid van uw zuyverheid dan zijn!
Is 't purper ook zoo schoon der Roozen die hier bloeijen,
bedaauwd met paarlen, als de morgenzon haar groet?
Hoe moet het purper van Uw majesteit dan gloeijen l
Ruikt hier een violet zoo lieflijk en 'zoo zoet,
als 't Westewindtjen door de hooven zacht gaat weiden,
zoo ik het menigmaal bij koelen morgen vond:
wat moet zich dan een reuk door 't paradijs verspreiden
zoo lieflijk vloeijende uit uw vriendelijken mond!
Is hier de zon gelijk een bruidegom gerezen,
zoo schoon en blinkende op het hoogste van den dag?
Wat moet Uw aangezicht dan klaar en helder wezen!
O, God, mijn schoonste Lief, dat ik u eenmaal zag!
In dit zinnebeeld van Luyken zijn de verzen schponer dan het prentje, hoewel
dit laatste toch ook zeer goed samengaat met dien lieflijken reegel:
Zoo ik het menigmaal bij koelen morgen vond".
De woorden behoeven geen toelichting. Er spreekt uit de innige en sterke
bewondering voor het door ons waarneembare, en teevens de vaste oovertuiging
dat er eenmaal, ook voor ons, oneindig veel schoener werkelijkheid zal waar te
neemen zijn. F. v. E.
lllMliiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
imimiimmiMH i iininiii ut mini" mini
verwachten dat hij uit zulk een milieu voort
gekomen zich aan den invloed ervan zou
hebben weten te onttrekken, noch dat hij
daaraan reeds zou zijn ontgroeid. Den 9den
Augustus 1881 te Parijs geboren, sneuvelde
hij op 33-jarigen leeftijd den loden Mei 1915.
Er zat kunstenaarsbloed in hem: zijne moeder
was een dochter van Millet. De etser Leheutre
was n van zijn leermeesters. Zijn werk
vertoont de goede invloeden n van zijn
afkomst n van zijn opleiding. In zijn etsen
van Parijs zijn de zoo even opgesomde
hoedanigheden in zeer respectable mate
aanwezig. Hij is daarenboven sympathiek
door zijn volkomen ongekunsteldheid. Merk
waardig is zijn neiging tot het etsen van
stationsemplacementen. Hij geeft rangeerende
locomotieven, treinen in beweging, drukte
om en bij de goederenloodsen. Die voor
liefde is moeilijk te verklaren. Het weergeven
van het geweldige en dramatische was zeker
zijn zaak niet en de bekoring van deze
bladen is geen andere dan die van zijn
overige werk. Hij was er de man niet naar
om het verbluffende van een aanstormende
trein in een facsineerend beeld vast te leggen.
Eerder had hij een zachte en verfijnde natuur
en niet in straffe en felle lijnen zit de be
koring van zijn werk, maar in den weeken
opbouw van de achteraf geschoven plans.
Men voelt de zorgen der liefde waarmee hij
lijn en toon in de wazige verten vasthield.
Misschien is daarom een zuiver landschaps
etsje, zooals de ochtendstond aan de beek
met den hengelaar het moge dan in
wezen en factuur na aan Legras verwant
zijn een der beste staaltjes van zijn
talent. En was hij blijven leven dan zou
iiiimiiimiiiiiimiiiiiMUimiMiiiMmiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiliiii
deren gedaan heeft wat zij kon". Te goeder
trouw, om bestwil, raden" de ouderen de
jongeren de dingen, die tot hun verderf
voeren, en de goede moeder van den zuige
ling staat vór ze het weet als misdadigster
tegenover den zoon
Vergeef het mij" is het het laatste woord
van mevrouw Waermondt.
't Is mijn schuld," zegt moeder Meews
tot den hare.
Het middel, dat Stavenhagen behoeft: de
zelfmoord der schoondochter, om de moe
der tot de erkenning dezer schuld te brengen
staat niet in verhouding tot de weliswaar
treiterende, maar niet ingrijpende schermut
selingen der voorafgaande bedrijven.
Het beeld van moeder Meews is vlak
gehouden, de kiem van het betere, dat het
leven in haar verstikte, blijven wij slechts
vermoeden. En pas aan het slot, daar, waar
zij arriveert," weten wij ons vermoeden
juist. Al blijft zij, na den dood van haar
slachtoffer, de kast poetsen, naar haar aard,
zij poetst anders dan vór dien dag. In
Het Einde" is geleidelijke stijging, beladen,
een weinig tooneel-overladen, naar mijn
smaak, staat aan het slot mevrouw Waer
mondt, de koningin-moeder, tegenover haar
kinderen, die haar vasallen waren. Doch
wanneer zij het masker van moeder aflegt
en zich mensch toont, is dat voor ons geen
openbaring, gelijk in moeder Meews, want
wij wisten het geheele werk door, de schrijf
ster heeft het ons aldoor laten voelen, dat
de kern van het menschelijke, en daarom
goede, in deze eng-hartige vrouw aan
wezig was.
De moeder-figuur, waarvan mevrouw
Simons de geheele complicatie aandurfde,
heeft voor den Duitschen schrijver te weinig
kanten gehad. Zoo lang hij het geval een
voudig gaf, bleef het stuk in zijn soort
zuiver, bij gedeelten meer vlot-menschelijk
dan het fijnere kweeksel van Hollandschen
men in die richting zijn toekomst hebben
willen zoeken. Intusschen is het deel van
zijn oeuvre, dat de heer Houthakker ons
laat zien reeds zeer achtenswaard. Het werk
is nooit grof, nooit opdringerig, nooit non
chalant, nooit verbluffend door goedkoope
trucs. Dit is een niet te versmaden com
plex van negatieve deugden en misschien.
zijn beste en meest juiste karakteriseering.
Tot de opmerkelijkste etsen zouden wij
rekenen: les saules; bords de la Marne;
quay des Célestins; Bercy; dans Ie Hagdique
en eenige andere.
De overige kunstenaars van wie hier werk
te vinden is hebben hun naam gemaakt.
Men kent Steinlen sinds jaren; ook den
geraffineerden Chabine, technisch zeker on
verbeterlijk (Ie feuilleteur); Lalanne ook,.
soms in een gezicht op Zaandam van
charme; Beurdeley eindelijk zeer fijn, schoon
wat vluchtig, in een landschap met populieren.
Maar merkwaardig is Laboureur. Van het
cubisme heeft hij niet de verbluffende uiter
lijkheden, maar sterk den zin voor den.
coucizen pakkenden vorm, de beeldende
typeerende lijn. Een blad als het grand
cafédu commerce" vertoont niet alleen een
groote decoratieve geslotenheid en daarmee
een weldadige rust, maar ook een treffende
raakheid in de teekening der figuren, terwijl
de primitieve vormaanduiding van de
bijkomstigheden volkomen in den stijl is en
het effect zeer wezenlijk verhoogt. Gelijke
hoedanigheden vindt men in les amants.
au bois", l'amazone" en in den jockey
d'Epsom" van denzelfde.
Ook om deze etsen verdient de tentoon
stelling bekijk. H.
bodem. In het laatste bedrijf echter waar
de rauwe sensatie noodig blijkt omdat de
geleidelijke oplossing zich niet biedt, voelen
wij de armoede van dezen eenvoud, de leegte
van dit menschelijk-doen en Ie mieux"
moge dan l'ennemi" zijn du bien" geven,
de voorkeur aan de samengestelde poging
boven het mager resultaat.
Over de bij-figuur, die om de oude mevr..
Waermondt gegroepeerd, alle een doel vervul
len en binnen een zeker bestek zijn voltooid,
valt met betrekking tot moeder Meews"
weinig te vertellen. De spelers hadden
er hun lichaam aan te geven en deden dit,
op n na, die in alle opzichten te kort
schoot, naar behooren. Er was ook wel
stemming in de eerste bedrijven.
Of mevrouw Mann (moeder Meews) niet
door fijner schakeeringen meerspel-fantaisie
den schrijver in zijn bedoeling tegemoet
had kunnen komen? Zij gaf de rol sober,
in den prutteltoon, doch zij heeft zooveel
snaren op haar viool, misschien had zij,
door den ondertoon vast-te-houden kunnen
laten doorklinken, wat de schrijver niet in
den tekst bracht maar ongetwijfeld voor
oogen heeft gehad, en in den titel Moeder'*
Meews immers al uitdrukte: dat, wat in
haar verstikt was.
Lijkt het eigenlijk niet de omgekeerde
wereld? Terwijl wij op het Leidsche Plein
het werk van den Hollandschen Schouw
burg zagen vertoonen en onze gedachten
zweefden om Herman Heyermans' realisme,
deed deze zelfde Herman Heyermans dt
idealistische daad van dit seizoen: hij mon
teerde Liliom", en beschaamde met de
alleszins toegewijde vertooning van Molnar's
gevoelige fantaisie de verstoktste tegen
standers van zijn directeurschap. Den auteur
van Jantje en Droomelot mijn voorloopige
hulde! TOP NAEFF