Historisch Archief 1877-1940
2 jan. '16. No.. 201&
DE, AMSTERDAMMER, WEE K-RL A D VOOR NEDERLAND
i,
H '
f'
NISCHE RUBRI
De Mogelijkheid" van een
IJ-tunnel
Het verzoek der redactie: iets mede
te deelen over een IJ-tunnel, biedt mij een
welkome gelegenheid op de mogelijkheid"
daarvan te wijzen, zonder nochthans de
wenschelijkheid" te beoordeelen.
Aan de technische mogelijkheid van een
tunnel onder het IJ wordt inderdaad getwij
feld (zie 2000ste nummer) en dit kan slechts
op twee gronden geschieden: men acht het
werk on-uitvoerbaar" of men acht het werk
in den ondergrond niet houdbaar". Maar
hoe komt men tot die overtuiging? Ik ver
moed dat hier een eenigszins foute begrips
combinatie in het spel is.
Er zijn n.l. tunnels in soorten:
bergtunnels" en tunnels onder water". De rste
werken sterk op de fantazie van de bewo
ners van dit vlakke land; ieder Nederlander
kent de namen Gotthardt" en Simplon"
en waarschijnlijk is het aan deze bekend
heid te wijten, dat het begrip tunnel" ver
eenzelvigd wordt met een door steen of
andere harde substantie geboorde" of ge
hakte" gang. Nu maken zij, die een tunnei
onder het IJ niet uitvoerbaar" achten, vaak
de fout: het object-zelf (de gang) te combi
neeren met n speciale methode om dat
object tot stand te brengen, en wel juist
met eene, welke het minst geschikt is voor
Amsterdam's ondergrond.
In het volgende hoop ik duidelijk te maken,
dat er meerdere methodes beken'd zijn om
«en onder-water-tunnel uit te voeren, waar
van er eenige voor Amsterdam bruikbaar
zijn, terwijl daarna iets wordt medegedeeld
over de houdbaarheid" in den ondergrond.
In de laatste kwarteeuw hebben de grootere
steden in de geheele wereld een geweldige
ontwikkeling doorgemaakt, waardoor zich
vraagstukken inzake huisvesting en verkeer
voordeden als nooit te voren. Zoo bleek het
in zeer vele grootere steden noodzakelijk,
«en deel van het verkeer onder de met
huizen bebouwde oppervlakte te brengen
in een buizennet.
Wel is er heel wat mér verkeer in de
steden onder den grond dan gewoonlijk door
het publiek bevroed wordt: in den vorm
van gas-, water-, electriciteits-distributie,
?afvoer van vuil water, faecaliën enz., doch
geen dezer verkeerswegen stelt zulke hooge
?eischen en is zoo kostbaar als het
ondergrondsche menschen-verkeer.
Zich aanpassend &n de zeer bijzondere
, moeilijkheden, welke onder bebouwde steden
aan den aanleg van buistunnels in den weg
worden gelegd, ging de ingenieur allengs
over tot geheel andere constructie- en
uitvóerhigsmethodes als bij bergtunnels"
gezijn; meer en meer had hij
hulpWr£*^
bezigt, want zoowel de ingenieur die een
tunnel aanlegt als de waterbouwkundige
? komen voor questies van lastigen bouwgrond,
? overvloed van water e.d. te staan, die niet
met de gewone hulpmiddelen zijn op te
lossen. 1)
De meeste groote steden zijn op diluvialen
of alluvialen bodem gebouwd, waar de
grond' watërspiegel dicht aan de oppervlakte komt.
? Men heeft hier dan ook vaak met kostbaar
werk te doen, wat te meer het geval is,
wanneer de tunnel onder een rivier, een
? kanaal of een zeearm moet duiken en met
water verzadigde zand, slib of derrielagen
moeten worden doorboord.
Bij zulk werk is de kans op ongelukken
?altijd groot en de opgave der techniek is
het, deze in ieder geval onmogelijk te maken
wanneer de tunnel eenmaal voor het verkeer
geopend is en de mogelijkheid op een on
geluk zooveel doenlijk te beperken tijdens
?de uitvoering van het werk.
>oSo
Fig. 2: Uitvoering van een tunnel door middel van gezonken
tunnel-mooten (gedeeltelijk op paalfundeering).
Deel van den Detroit-tunnel.
Fig. 3: Uitvoering van een tunnel volgens
de caisson-methode. Het tunnelgeraamte en
de werkkamer vormen n ijzerconstructie.
Seine-tunnel van de Metro" (lijn 4) te Parijs.
Op het gebied van tunnels-onder-water
is in het bijzonder door Engelschen,
Franschen en Amerikanen zeer veel gepresteerd,
terwijl eerst veel later in Duitschland eenige
belangrijke werken werden uitgevoerd. De
meeste tunnelmethodes stammen dan ook
van overzee of uit Frankrijk, en kunnen in
een vijftal hoofdgroepen worden verdeeld.
Toepassing dezer methodes hangt, afgezien
van locale omstandigheden, in de eerste plaats
af van de gesteldheid van den bodem en
van de diepteligging van het werk.
In de eerste plaats kan men den tunnel
maken in den grond in een open
fundeeringssleuf. Men omsluit de plaats waar men wil
gaan bouwen door een dam, zódat geen
water kan toetreden en pompt de omheinde
ruimte leeg. In deze leege ruimte bouwt
men in den bodem van het vaarwater den
tunnelbuis. Is het werk gereed dan ruimt
men den dam op; de tunnel is onder water.
Dat deze manier zeer eenvoudig is, is
duidelijk, doch er bestaan vrij nauwe grenzen
waartusschen verwezenlijking van deze meest
eenvoudige uitvoering mogelijk is. Hoe
dieper het werk onder den waterspiegel
ligt, hoe duurder het wordt den fundeerings
put droog te houden, waarbij dan nog een
aantal andere factoren komen, die reeds vrij
spoedig dwingen een andere methode te
volgen. Hoewel tunnels met behulp van deze
methode op verschillende plaatsen werden
uitgevoerd 2) is zij voor het IJ te bezwaarlijk,
zoo niet practisch onmogelijk. (Zie fig. 1.)
Een tweede methode werd bij den van
1901?1903 gebouwden Harlem?River-tunnel
te New-York toegepast en werd sindsdien
herhaald. Men maakte onder water in den
bodem van'het vaarwater een lange, water
dichte kamer met behulp van duikers en
drukte daaruit het water weg met behulp
van pers-lucht. In deze kamer bouwde men
nu den tunnel in den vereischten vorm en
van de noodzakelijke, onvergankelijke mate
rialen.
Bij een gedeelte van den Detroit-tunnel
verbeterde men deze methode. Men baggerde
in den bodem eerst een sleuf en voorzag
deze sleuf van een paalfundeering. De boven
reeds genoemde kamer ging men nu niet
onder water construeeren, wat duur en niet
zeer betrouwbaar werk gaf, maar men
bouwde ze op den oever, liet ze als een
schip van stapel loopen en dreef ze boven
de sleuf. Daarna deed men ze op de paal
fundeering zinken. In de kamer waren reeds
van te voren de beide tunnelcylinders ge
maakt (beplating), zoodat men
debetonomhulling zeer eenvoudig kon aanbrengen,
(fig. 2).
De groote moeilijkheid bestaat hier voor
namelijk in de juiste plaatsing van ver
schillende dezer kamers achter elkaar (men
voert den tunnel in mooten uit) en de
onderlinge verbinding dezer kamers onder
water. De ingenieuse werkwijzen welke de
Amerikanen hierbij toepassen moeten hier uit
vrees voor te groote uitvoerigheid, achter
wege blijven.
Fig. l: Uitvoering van een tunneFfn een fundeeringsput met behulp van
bronnenbemaling tot verlaging van het grondwaterpeil. Spreetunnel te Berlijn.
lllllllliiiiiillilliliiiillilllllliiiiiiiiiiilllllfriiiiiiillllliiliiiilliiliiililllliMiiiiiiiilliiiliiiniiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHiiiiiiiiinuiiliiiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiii
OUDE PLANNEN TOT OVER
BRUGGING VAN HET IJ
Hierbij reproduceeren wij twee oude
Ontwerpen tot overbrugging van het IJ,
berustende in het Gemeentelijk archief.
Het eerste plan werd in 1848 ingezonden
door den ingenieur F. W. Conrad.
Hij stelde zich een houten of getimmerde
kokerbrug pp vier pijlers voor, met twee
opritten; zij zou worden gelegd van de
Haringpakkerij naar het Noord-Hollandsch
Kanaal; het zou een vaste brug worden,
hoog boven het water, waardoor de scheep
vaart geen hinder zou ondervinden; ook
was daarbij op de stroomingen van het
IJ gelet.
Het werd evenwel ongunstig beoordeeld
door den directeur der stadswaterwerken,
Justus van Maurik. In verband daarmede
werd het plan in de Staten van
NoordHolland in den zomer van 4852 behandeld;
Dat men het met deze kamers" tot aan
zienlijke afmetingen bracht, moge blijken
uit het feit dat men te Chicago een tunnel
moot van 8.4 M. lengte, 7.2 M. hoogte en
12.3 M. breedte naar beneden liet.
Voor een IJ-tunnel verdient deze methode
zeker overweging, al komen er een groot
aantal technische finesses bij kijken, die de
uitvoering moeilijk maken.
Dan mag vermeld worden de caisson
methode".
Onder caissons worden verstaan omge
keerde ijzeren of gewapend-béton doozen,
gevuld met lucht van zulk een spanning,
dat het water verhinderd wordt in de doos
op te stijgen. Zulk een doos plaatst men op
den bodem en onder deze doos wordt de
grond ontgraven, zoodat de doos geleidelijk
tot op de gewenschte diepte zinkt. De ver
binding van de caisson met de buitenlucht
geschiedt door schachten welke boven voor
zien zijn van een sluis, waardoor menschen
en materialen van de druklucht in de
atmospherische lucht worden geschut".
Men kan nu de tunnelmooten als caissons
construeeren of de tunnelmooten op de werk
kamers plaatsen.Honderden toepassingen, ook
in ons land (o. a. bij de vernieuwing van
het westelijk viaduct te Amsterdam) heb
ben de waarde van de caissonmethode bij
het zeer diep of in zeer waterhoudende
bodem fundeeren bewezen.
Daarom doken al vrij lang geleden plan
nen op om onder water tunnels met behulp der
caisson methode uit te voeren (eerste plannen
pi.m. 1870). De eerste bescheiden toepassing
had plaats bij het voltooien van den ouden
Hudson-tunnel te New York in 1881 met
behulp van een houten caisson.
Maar het groote siiCces was weggelegd
voor twee Fransche irtgejiieurs: Bienvenu
en Léon Chagnaud, die'voor den
Seinetunnel voor lijn 4 van de Parijsche M
tropolitain" de caissonmethode toepasten. Dit
geweldige werk (1905-1909) verdiende
vooral de aandacht omdat de aansluiting
der verschillende tunnelmooten onder water
uitmuntend was bes'udeérd (zie fig. 3). Ook
bij een volgenden Seinetünhef paste men voor
een deel de caissonmethode toe. (De aan
sluiting van 2 caissons kostte 90.000 frcs.,
door vereenvoudiging werd deze uitgaaf
later op 10.000-15.000 frcs. teruggebracht.)
De caissonmethode" is bij een Y-tunnel
toe te passen en dient bij een tunnelontwerp
zeker in overweging te worden genomen.
Volledigheidshalve noemen wij hierna de
schildbouwmethode", waarbij men den
tunnel, van n zijde aanvangende, geleidelijk
naar voren brengt. Hoewel deze methode
buitengewoon interessant is en toepassing
vond in slechten grond onder hoogen
waterdruk, heeft zij het nadeel, dat de
kruin van den tunnel vrij diep onder den
bodem van het vaarwater moet liggen,
waardoor het verkeersniveau nog dieper
komt, wat bij de vorige methodes geen
vereischte was. Daarenboven is zij voor den
Amsterdamschen ondergrond niet geschikt,
zoodat van een uitvoerige beschrijving mag
worden afgezien.
Slechts mag er aan herinnerd worden dat
de methode reeds van Barlow stamt, die
47 jaar geleden met behulp van een schild"
den tweeden tunnel onder de Theems te
Londen door dichte klei heengroef. Een der
jongste toepassingen is de Elbe-tunnel te
Hamburg.
Nog mag de bevries-methode" worden
vermeld. Door het doen circuleeren van een
zeer koude vloeistof door buizen, welke men
in den bodem plaatst, bevriest men het water
in den grond. In de aldus versteende massa
kan men werken als in steen hier kan
men boren en hakken! Deze vernuftige werk
wijze wordt o. a. toegepast bij het bouwen van
schachten voor de ontsluiting van
onzeZuidLimburgsche steenkolen. Voor een tunnel
is dit bevriezen tegenover andere bruikbare
werkwijzen meestal te duur. De eerste toe
passing had plaats te Parijs. (Zie fig. 4).
Uit deze eenigszins droge opsomming
blijkt, dat men niet over n, maar over
verscheidene methodes beschikt om een
tunnel onder water te bouwen, waarvan er
eenige te Amsterdam uitvoerbaar zijn en bij
een project overwogen dienen te worden
n.l. (a) die waarbij men den tunnelmoot of
het geraamte daarvan in een gebaggerde
sleuf laat zinken, waarna men den tunnel
afwerkt, en (b) de caissonsmethode".
Dit wat het bezwaar van de uitvoering"
betreft.
Er zijn echter velen, die niet aan de
uitvoering twijfelen maar aan de mogelijk
heid of de slechte Amsterdamsche onder
grond een dergelijk bouwwerk wel kan
dragen.
De tunnel is een waterdichte buis, gevuld
met lucht. Onder water bezit deze buis dus
een zekere opdrijving". Deze opdrijvende
kracht kan zelfs zoo groot worden dat men
speciale maatregelen moet nemen om den
tunnel onder water op zijn plaats te houden;
zoo moest men in den Elbe-tunnel te Ham
burg 3000 K.G. per meter tunnellengte bal
last aanbrengen.
Het spreekt van zelf dat de tunnel iets
zwaarder moet zijn dan de verplaatste massa
water, om het gevaar te ontloopen van een
onstabiele ligging, welke vooral schadelijk
werkt wanneer de tunnel door het verkeer
in trilling wordt gebracht.
Maar juist in de opdrijving" heeft men
een middel om den druk op den ondergrond
binnen zekere grenzen te houden en ver
keert men wat de fundeering aangaat in
veel gunstiger omstandigheden dan bij een
brugverbinding", waar men een zeer grooten
druk op enkele punten (de pijlers) con
centreert.
Waar zér zware werken te Amsterdam
behoorlijk kunnen worden gefundeerd, is
dit zeker mogelijk bij een weinig-drukkenden
tunnel, waarom het ons niet noodig lijkt de
verschillende wijzen te beschrijven waarop
de fundeering zou kunnen geschieden (ver
spreide steunpunten, ondergrond-verbetering,
heien, schroeven van palen van uit den
tunnel, enz.)
De tunnel zelf is dus bestaanbaar, terwijl
er meerdere middelen bekend zijn om den
tunnel uit te voeren. En zal dan ook wel
geen ingenieur, die kennis neemt van ver
kregen resultaten in andere landen, durven
volhouden dat een tunnel onder het IJ
onmogelijk is!
Maar met de technische" mogelijkheid van
een tunnel onder het IJ is men nog lang
niet van de moeilijkheden af; een veld voor
langdurige discussies zal zeker zijn: Hoe
komen wij in den tunnel ?"
Het verkeer-niveau in den tunnel ligt een
een groot aantal meters onder het Amster
damsche straatniveau. Een afrit mag niet
te steil zijn; men is daarbij aan een uiterste
helling gebonden, waaruit voortvloeit dat
men bij een dieper tunnel, langer afritten
noodig heeft en deze afritten zullen aan de
Amsterdamsche zijde nog heel wat hoofd
breken en bij uitvoering geld kosten.
De lengte der afritten is te beperken door
den tunnel minder diep te leggen, wat met
belangrijk resultaat alleen kan geschieden
wanneer men de nieuwe verbinding buiten
om de Oranjesluizen voert,N welk voorstel
de wedervraag uitlokt of men dan niet even
goed ver de binnenschepen heen kan gaan
in plaats van er onder door.
Een tweede wijze van afritsbeperking be
staat hierin, dat men een spiraal-weg toepast.
De derde wijze om het vraagstuk nader
tot een oplossing te brengen is het toepas
sen van liften. Dit is niets nieuws en is
bijv. te Hamburg toegepast. Dat men bij
tramverkeer geweldige liften noodig heeft,
staat vast, maar onuitvoerbaar zijn zij zeker
niet.
Eén ding mag niet vergeten worden!
Zoodra men met liften gaat werken is van
een ononderbroken, vrij" verkeer geen sprake
meer (al kan het continue" dicht worden
benaderd).
Per slot van rekening spelen bij deze
toeritvragen zér vele niet-technische factoren,
waaronder financieele, een overheerschende
rol.
In het bovenstaande heb ik getracht de
technische mogelijkheid van een Y-tunnel
aan te toonen. Over de financieele zijde van
het vraagstuk, om de plaats van een tunnel,
enz. mag ik mij niet uitlaten.'
Slechts wilde ik nog n punt aanstippen.
De tunnel is niet het eenige middel, waarbij
het landverkeer niet door de scheepvaart en
de scheepvaart niet door het landverkeer
wordt gestoord: v
Men kan ver de zee-scheepvaart heen met
een zeer hooge brug.
Men kan over de binnenscheepvaart heen
en om de zeescheepvaart langs. (Via de
Oranjesluizen).
Man zou zich een kleine opoffering kunnen
getroosten, (wat men ook doet wanneer men
het verkeer in vrij nauwe tunnels samen
perst, en op liften moet wachten), en een
enkele maal een open brug riskeeren, d.w.z.:
men kan over de binnenscheepvaart heen
met een brug welke slechts voor zeeschepen
opent, enz. enz.
Er zijn een menigte oplossingen mogelijk,
waartusschen na ernstige studie scheiding
dient te worden gebracht volgens de grond
slagen : eischen door het landverkeer gesteld,
hinder door den scheepvaart ondervonden,
kosten, aesthetische eischen.
Wel staat vast, dat de moderne beweeg
bare brug (hefbrug, basculebrug), zóhoog
gelegen, dat het verkeer slechts voor zee
schepen (kort) behoeft te worden gestremd,
niet meer als een ware boeman" voor het
havenverkeer behoeft te worden gevreesd,
wanneer de hoofdstad met haar nieuwe West
havens eenmaal is toegerust.
Slechts een veelzijdig, deskundig onder
zoek kan hier uitmaken, welke oplossing de
meest wenschelijke is.
G. P. NIJHOFF c.i.
1) Zoo komt een deel der tunnels weer
bij den waterbouwkundigen ingenieur terecht,
wat te meer merkwaardig is, omdat de eerste
grootere spoorweg-bergtunriels steunden op
de techniek der Fransche waterbouwkundigen,
die aan het eind van de XVIIIde en het
begin der XIXde eeuw geweldig lange
bergtunnels bouwden voor hun
scheepvaartkanalen.
2) Detroittunnel, Spoorwegtunnel onder
den Chicago-River te Chicago,
East-Londonrailway-tunnel te Londen, Spree-tunnel te
Berlijn.
Fig. 4: Uitvoering van een tunnelgedeelte met behulp van de bevries-methode".
Seine-tunnel van den Metro" (lijn 4) te Parijs, bij de Place St. Michel.
imiiMMiiifuiiiiMiMHimiiiiiHiiiniiiinminnfiiiiiiiiiiininiiiiiiiffilt
Ontwerp van een IJ-brug, door F. W. Conrad, 1848.
een commissie van vijf leden bracht 13 Juli
voorloopig rapport uit, dat 17 d. a. v. werd
behandeld. Daarna hoort men niet meer van
dit plan.
Het andere is van Jan Galman en werd in
1856 bij den Gemeenteraad ingezonden. Prof.
Brugmans schreef hierbij in Amstelodamum :
Het aspect van deze brug is zeer curieus.
Galman had zijn brug geprojecteerd vlak
voor het Damrak, dat in verband daarmede
zou worden gedempt; op het gedempte
Damrak wilde hij een hoogen oprit bouwen
tot aan den rand van het aan te plempen
open havenfront; onder dezen oprit waren
pakhuizen en bergplaatsen ontworpen. Een
dergelijke oprit zou natuurlijk aan den
overkant in de Volewijk komen. Midden in
het IJ zouden vrij dicht bij elkander twee
zware pijlers werden gemetseld, waartusschen
een beweegbare brug was ontworpen. De
pijlers waren ten slotte door hooge ijzeren
kokerbruggen met genoemde opritten ver
bonden.
Wij mogen ons van harte verheugen, dat
van deze schoone plannen, die Amsterdam's
stedeschoon hopeloos zouden hebben bedor
ven, niets is gekomen.
Pian van de brug en de uitlegging van Amsterdam, ontworpen door
den heer J. Galman, 1856.