Historisch Archief 1877-1940
Zondag 9 Jaimari
AVUW
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K VAN E E D E N
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12*
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30
Reclames, per regel 0.40
Bladz. 1: Eerbied voor de Wet, door
Frederik TUI Eeden. Ons Eigen Boode Kruis,
door Tribunus III. Buitenlandeen Overzicht,
door O. W. Kernkamp. Confetti. i: De Sociale
Verzekering, I, door dr. J. v. Hettinga Tromp.
Once Ambulance-Trein. In Vetten, door J. H.
Bpeenhoff. Aalmoezenieraweeshnis en Inrichting
TOOT Stadsbestedelingen, door W. F. van Voorst.
S: Nienwjaarswensch yoor Ned-Indië, door Baden
Booang. Feuilleton: De Handen, door B. Btolk
Qflsbreght Tftn Aemstel, teekening van Johan
Braakrasiek. 5: Voor Vrouwen, door Elis. K.
Bogge. Herinneringen nit mijne Kindei jaren aan
Oarl Spitteler, door Adrienne Lantere. 6: Oude
Hollandsehe Teekeningen te Leiden, door W.
Martin. Leo Gestel, door Alb. Plasschaert.
Nieuws over Jaeqnes Perk? I, door Willem Beoh en
en Vietor E. van Vriesland. 7: De New-Yorksohe
Driekleur, door O. de Waard. Open Speelplaatsen
EN Gymnastiekzalen, door W. P. Hnbert van
BUJenbnrgh, 8: De Persia" getorpedeerd,
teekening Tan Oeorge van Baemdonek. BQmpjes
en Aftelrijmpjes. Jozef Pembaner, door Panl
Oronheim. KJoris en Boosje, door J. H. Bössing.
9: Albert Nenhmya, door Alb. Plassohaert. Een
actnerle" Bosboom, door W. Martin. De Zacht
zinnige Letterkundige Kritiek, door G. van Halzen.
Andréde Bidder, Cyriul Buyese's Oorlogsvizioenen.
10: Belasting op Kunstwerken. 12: Financiëele
en Economische Kroniek, door J. D. Santilhano.
Leekenapiegel en Spreekzaal. 13 Sohaakrnbriek,
red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red K. O.
de Jonge. Ontslagkwestie by de Amsterdamsche
Waterleiding, teekening van Joh. Braakensiet.
Bijvoegsel: Wederversohljning van den U'bret
in Albanië, teekening van Johan Braakeosiek.
llllllltlllllllHlllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
EERBIED VOOR DE WET
.Want, bedrieg u niet! als gij de
witten schendt, zult gij noch uw eigen
zaak noch die der uwen rechtvaardigen
of heiliger maken, hetzij bij uw leeven
? of na uw dood. Maar als gij sterft,,
dan sterft gij als slachtoffer, niet van
de onrechtvaardige wetten, maar van de
' ' onrechtvaardige menschen. Onttrekt gij
u door vlucht laaghartig aan de wet,
keert gij onrecht door onrecht en ver
geldt gij kwaad door kwaad dan
breekt gij uw woord, dan schaadt gij
tallooze menschen die dit niet van u
verwachten, dan benadeelt gij ons, uw
vrienden en .uw vaderland."
(SOCRATES tegen CRITO)
Socrates herhaalt hier teegen Crito de
woorden die de wetten van Athene teegen
hem, Socrates zelve, zouden zeggen,
wanneer hij gehoor gaf aan Crito's
voorstel om te ontvluchten, nadat de
Atheensche rechters hem ter dood hadden
veroordeeld.
Socrates was revolutionair en werd
door de machthebbers gevreesd en ge
haat. Hij ging oppenlijk en onbevreesd
voort in de richting die hem recht'toe
scheen. Hij werd gevat en veroordeeld
volgens eene wet, die onrechtvaardig
werd toegepast. Socrates nam geen woord
terug, deed geen enkele pooging om het
onrecht dat hem werd aangedaan te
ontwijken of te.verzachten, offerde dus
zichzelven op, maar bleef de wet eer
biedigen.
Zóis de bewonderenswaardige ethische
schoonheid van^deezen mensch, die ook
ons ten voorbee'ld blijft strekken.
Nu moet men in aanmerking neemen,
dat het voor een Griek uit den tijd van
Socrates, veel minder vreemd was dan
voor ons, om Wetten, eevenals Uuren
voor te stellen als leevende, zelfstandige
weezens van Goddelijken aard. Wij, met
onze averechtsche natuur- en
waereldbeschouwing, zitten met zulk een voor
stelling geheel verleegen. Eevenwei is
ze veel minder absurd, veel minder
onweezenlijk, dan het ons voorkomt.
De Atheensche wetten
verteegenwoordigden eevenals de Atheensche Gooden,
de menschengroep, die zich in de
Atheensche republiek vereenigde. Daarom
waren ze heilig, en de eerbied voor de
wet was een godsdienstige eerbied.
Dit is niet bijgeloof, en eevenmin
barbaarschheid. Wat een
vast-aaneengeslooten menschengroep
verteegenwoordigt is een weezen van hooger Orde,
en kan ook door ons, eevengoed als
door de oude Grieken en Romeinen,
heilig" genoemd en als goddelijk geëer
biedigd worden.
Wij onderscheiden ons ecbter van de
antieken door ons bijna algemeen er
kennen van de menschheid" als de
hoogste eenheid. Het geloof aan een
locale godheid, een stam-god" als
Ammon-Ra of Jahwe, is wel niet geheel
verdweenen en vertoont zich nog wel
in nationalistische geestdrift, zooals
in dien van den Duitschen Keizer
maar teegen de suprematie van zulk een
groepsgod komt toch vrij wel de geheele
ooverige waereld in verzet. Christendom
en Islam hebben geleerd dat alleen aan
den God der gansche menschheid de
onbetwistbare suprematie 'toekwam, en
de Oostersche en Westersche mystieken
hebben deezen groeps God der mensch
heid vereenzelvigd ,met den Oergrond
aller dingen. Zij hebben echter alleen
de suprematie, maar niet het bestaan
van lagere groeps-gooden geloochend.
Zooals het monotheïsme het
veelgoodendom verdringt, zoo verdringt ook het
Volkenrecht, de universeel-menschelijke
Wet, de wetten der locale, nationale groe
pen. Wie monotheïsme wil, wil daarmee
eenheid der volkeren en eerbied voor het
Recht en de Wet, die de menschheid
verteegenwoordigen.
Alleen met dit inzicht schijnt het mij
moegelijk de gezindheid van Socrates
te begrijpen en te deelen. De wet was
nooit onrechtvaardig, omdat zij was de
Wet, de heilige uiting des gemeenschap.
Men kon haar veranderen maar moest
haar steeds eerbiedigen, ze verdroeg
wijziging, maar geen ongehoorzaamheid.
Nu mag het ons wonderlijk
voorkoomen in alles wat Wet" heet, tot zelfs
in een gemeentelijk politie-reglement, iets
heiligs en eerbiedwaardigs te zien
toch is er iets in de antieke opvatting
dat ook voor ons geldt. En dat zal men
eerder begrijpen als men denkt aan zulke
diepe en van af komst onnaspeurlijke be
ginselen als geweetensvrijheid" die toch
ook in de Wet, en daarin alleen, hun
vastheid en hun uiting vinden.
De religieuse heiligheid", die men in
Athene toekende aan de wetten, werd
door minder hoogstaande
menschengroepen toegekend aan een persoon van
algemeen erkende, of wel geüsurpeerde
goddelijke afkomst, dan een Vorst. Een
gewoonte die nog voortleeft in de on
schendbaarheid"' van onze constit
tionéele vorsten, maar die zonder twijfel,
in vergelijking met de Atheensche op
vatting, bijgeloovig en barbaarsch mag
heet en.
Het is hooger en eedeier, religieuze
eerbied te betoonen aan de Majesteit
van Recht en Wet, dan aan een door
niets zich in weezen van anderen onder
scheidend individu uit de groep.
En tot de allereerste voorwaarden,
waarop de Eerbied voor de Wet gehand
haafd kan worden behoort haar recht
vaardige toepassing doorde
regeerders, de groeps-leiders.
Toen onze Nederlandsche regeering
het noodig achte een Nederlandsch jour
nalist gevangen te neemen, toen deed ze
dat zonder twijfel op wettelijke en juri
disch correcte gronden. Niettemin deed
zij hiermeede een daad waardoor de eer
bied voor de wet werd geschaad.
Ik heb getracht dat duidelijk te doen
uitkoomen door te ve'zeekeren dat ik
neiging gevoelde tot een of andere
oovertreeding, die de regeering zou dwingen,
om consequent zijn, ook op mij de wet
op dezelfde wijze toe te passen.
Men heeft dit niet recht begreepen en
gemeend dat dit ironie of een onbedacht
zaamheid was.
Hoe paradoxaal het echter mooge
klinken, ik deed het uit eerbied voor de
wet, die mij voorkwam ernstig door zulk
een regeeringsdaad te worden bedreigd.
De wet is niet onrechtvaardig, en ze
werd correct nageleefd, naar de letter.
Maar de toepassing was onrechtvaardig,
en dat heeft het volk gevoeld.
Het gaat niet aan te zeggen: het
motief voor de inhechtenis neeming was
juridisch volkoomen juist, maar de zaak
is zoowel door ons volk als door het
buitenland geheel verdraaid en verkeerd
opgevat".
Het weezen eener daad omvat niet
enkel de motieven er toe, maar ook de
uitwerking. Onvoorzichtigheid wordt ge
heel anders beoordeeld al naarmate ze
een andere uitwerking heeft.
De daad der regeering was onrecht
vaardig omdat ze ooveral begreepen
moest worden als een schending van de
geweetens-vvijheid, onder invloed van de
vrees om een machtigen nabuur te mis
hagen.
Of dit nu al of niet in de -bewuste be
doeling van de verantwoordelijke per
sonen is geweest, dat doet er niets toe.
Een regeerder is geen notaris-klerk of
politie-agent die zich verontschuldigen
kan door te zeggen dat hij zich strikt
aan zijn instructies heeft gehouden.
Een regeerder moet de Wet in haar
weezen begrijpen, en zorgen dat zij blijft
wat zij moet zijn: een heilige uiting van
de groepsoovertuiging. Hij mag des noods
de letter forceeren, als hij aan den geest
maar getrouw blijft.
En wat was hier het groote gevaar,
waarop ik door mijn persoonlijke uiting
het duidelijkst de aandacht wilde vestigen?
Dit: dat de straf zou,worden be
schouwd als een eer. Hetgeen ook inder
daad is geschied.
Dit is altijd het gevolg van onrecht
vaardige wets-toepassing. De groep ge
voelt dat haar geest niet langer wordt
verstaan door den leider, en het gevolg
is een verschuiving van waarde, een
nieuwe waardebepaling,, het gevaarlijke
begin van een verandering," die op wan
orde en anarchie zou kunnen uitloopen.
Wat schande was, de kerker-straf, wordt
eer. Wie men bedoelde te doen beklagen
wordt toegejuicht en benijd. De waar
schuwing wordt verleiding.
De werking der wetten, wordt, door
onverstandige toepassing, ontkracht en
de eerbied er voor verzwakt.
De goed-willende mensch voelt dan
in zich de neiging juist datgeene te doen
waarvoor de Wet hem dreigt te straffen.
Welk eedel-gezinde is er thans nog,
die niet liever in de plaats van Socrates
zou zijn geweest dan in die van zijn
rechters?
Onze regeering voelde zich gehoond
en gesmaad en teegenoover't buitenland
verdacht gemaakt.
Stellig op onbillijke wijze, en met
onverdiende scherpte.
Als een particulier zoo werd aangepakt,
zou hij alle. reeden hebben gehad, recht
kwaad te worden.
Maar een regeering moet toch begrijpen
dat zij hooger staat en anders moet
handelen dan een particulier. Zij weet
toch wel dat haar taak niet gemakkelijk
is, en dat zij nooit een algemeene erken
ning en dankbaarheid mag beoogen of
kan verwachten.
Eenstemmig heeft men Haar geroemd
om haar arbeidzaamheid, haar voor
zichtigheid, haar handigheid.
Maar er zijn toch nog andere eigen
schappen noodig om een volk te leiden,
vooral een volk als het onze.
Er moeten toch ook hoogere kwaliteiten
bij koomen, zooals geduld, en moed, en
zelfverloochening, en wijsgeerig inzicht
en eedel, belangeloos karakter.
Of zijn dat al te idealistische ver
langens ?
Dan zou het tijd worden dat, zooals
Plato het wenschte, de wijsgeer met den
koning ging, of zooals wij zouden zeggen:
de dichter met den man van zaken.
De begane fout is er eene van angst
valligheid, vreesachtigheid, prikkelbaar
heid en kortzichtigheid.
Zij zal het volk niet blijvend van zijn
leiders vervreemden, wanneer die leiders
van eigen fouten willen leeren. Een ver
loochening die ook voor den
hoogstgeplaatste geen schande is.
En dan alleen zal het gelukken [de
wet te doen eerbiedigen, wanneer men
haar begrijpt met diep wijsgeerig inzicht
en toepast met mild en ruim verstand.
FREDERIK VAN EEDEN
III IIIIIIIIIIIIMIIIIIIMHIIIIIHIMIIIIIIII
ONS EIGEN ROODE KRUIS
In het hoofdartikel van 2 Jan. 11. over Ons
Eigen Roode Kruis" is een hinderlijke fout
geslopen. In de tweede kolom onderaan
staat: de eenige belangrijke ingrijping van
het Hoofdcomité, enz." Men leze: voor het
Hoofdcomitél Niet het Hoofdcomitéals zoo
danig, maar een viertal warme
RoodeKruismannen (zie Het Reddingwezen", afle
vering Jan. '16, orgaan van het Nedcrl. Roode
Kruis) hebben het gebouw aangekocht.
Een tweede correctie, die ik verplicht ben
aan te brengen op grond van nadere infor
matie betreft de samenstelling van de te
benoemen Reorganisatie-Commissie uit 5
Hoofdcomitéen 4 andere leden.
De eenzijdige opbouw dier Commissie gaf
mij aanleiding te twijfelen aan de veelzij
digheid van hare te leveren prestaties. Er
wordt mij medegedeeld dat het Hoofdcomit
zelve verdeeld is wat opvatting over wat
de taak der Vereeniging behoort te zijn, en
over zijn eigen gedragslijn. Een belangrijke
fractie, die zich niet vereenigen kan met den
gang van zaken, is vertegenwoordigd in de
voorgestelde Reorganisatie-commissie. Het
gaat dus in die Commissie niet om Stegen
4, maar een verhouding, die een onafhan
kelijker standpunt waarborgt ten opzichte
van de gestes der meerderheid in het Hoofd
comité.
Aan de strekking van mijn artikel: dat in
mobilisatie , dat is dus in te duchten oor
logstijd, de belangen van het Nederl. Roode
Kruis meer gediend worden door een krachtig
Hoofdcomitédan door wetten en reglementen
wordt geenerlei afbreuk gedaan. Urgenter
dan een reorganisatie der Ver
eeniging is een reconstructie
van het Hoofdcomité.
TRIBUNUS III
intifi Ksiai /^v/cn vir'UT FX*'J L"i"i'J
ss\ rü^ QVtlRZICnT (aai isi^
TS^^r^iOFF^^PPfi1!1'^^^
.1 TTS^TT .,ri"llliii,lll ""r.,*",, .?r1""»,,,, 7t?rr7 ?
Het zal er dan eindelijk toe komen. Van
daag heeft Asquith het lang verwachte wets
ontwerp ingediend, dat een einde zal maken
aan de vrijheid van den Engelschman om
zich te onttrekken aan de vervulling van den
hoogsten plicht tegenover zijn land.
Voor eenige weken scheen het nog, alsof
het vrijwilliger-stelsel zou kunnen worden
gehandhaafd. De werfcampagne van Lord
Derby heette zulk een groot succes te zijn,
dat men niet behoefde over te gaan tot de
invoering van dienstplicht. Nu men de cijfers
kent, kan inderdaad niet worden geloochend,
dat men het met de werving van vrijwilli
gers een heel eind ver gebracht heeft. Toen
Derby zijne campagne begon, waren er in
Engeland, Wales en Schotland Ierland
valt er buiten; daar zal ook geen dienst
plicht worden opgelegd ruim 5 tnillioen
mannen van den leeftijd tusschen 19 en 40
jaar, die zich nog niet hadden aangemeld
om te dienen. Daarvan hadden zich, aan
het einde der campagne, 2.800.000 opge
geven een respectabel getal, ook al moet
men daarbij in het oog houden, dat zij niet
in den strikten zin van het woord als vrij
willigers" zijn te beschouwen; er is pressie
van allerlei aard uitgeoefend; maar toch
wie absoluut weigerde, kon niet worden
gedwongen.
Zulke dienstweigeraars" zijn'er geweest
ten getale van 2.182.000; daaronder ruim l
millioen ongehuwden; daarvan waren er
echter 378.000 werkzaam in allerlei bedrij
ven, waar zij niet gemist konden worden,
zoodat er ruim 650,000 ongehuwden over
bleven, die alleen bij het leger konden wor
den ingelijfd, zoo de wet hen daartoe dwong.
Dit aantal zal dan vermoedelijk nog tot 4 a
500.000 slinken, na aftrek van lichamelijk
ongeschikten.
Deze half millioen mannen zijn het, aan
wie het Engelsche volk den dienstplicht zal
hebben te danken. Immers, Asquith had
beloofd - niet officieel, namens de regee
ring ; maar hij had geen eerste minister kun
nen blijven, wanneer hij zijn woord had ge
broken dat de gehuwde mannen, die zich
hadden aangemeld, niet zouden worden op
geroepen, zoolang een aanmerkelijk aantal
ongehuwden zich buiten schot hielden. Nie
mand zal durven beweren, dat het aantal
ongehuwden, die geen lust hebben om sol
daat te worden niet aanmerkelijk" is. Zoo
kon Asquith zich er niet aan onttrekken, zijn
woord in te lossen.
Althans wanneer de meerderheid van
het ministerie hem niet in den steek liet.
Men wist, dat er onder zijne collega's ver
scheidenen waren, die van geen dienstplicht
wilden weten. Sommigen uit principe; an
deren om practische redenen. Lloyd George
heeft indertijd gezegd, dat Engeland op drie
wijzen zijn verplichtingen tegenover zijne
bqndgenooten kon vervullen: Ie door mees
ter te blijven van de zee; 2e door een groot
leger op de been te brengen, zooals de mo
gendheden van het vasteland hadden gedaan;
3e door het financieren van den oorlog, door
zijne bondgenooten dus in de eerste plaats
te helpen aan geld, maar verder ook aan
andere benoodigdheden, met name aan mu
nitie. Voor de heerschappij ter zee had
Engeland van den beginne af gezorgd en
zou het tot het einde van den oorlog blijven
zorgen; maar indien het zich verder ook
belastte met den aanmaak van munitie en
met het verschaffen van geld en levensmid
delen, dan zouden zooveel handen noodig
zijn voor handel en bedrijf, dat het onmo
gelijk zou blijken, tegelijk ook een groot
leger uit te rusten.
Van twee ministers heeft het geheeten,
dat zij, om de redenen, indertijd door Lloyd
George aangevoerd, zich verzetten tegen
de invoering van dienstplicht; van Mac
Kenna, die Lloyd George is opgevolgd als
kanselier van de schatkist, toen deze zich
alleen met den aanmaak van munitie ging
bemoeien, en van Runciman, den minister
van handel; die twee dus, die elk in zijn
departement hadden kunnen bespeuren,
welke hooge eischen het financieren van
den oorlog en het zooveel mogelijk in gang
houden van het zakenleven stelden. Maar
ten slotte schijnen zij toch in de dienst
plichtwet te hebben berust; misschien wel
alleen, omdat zij ervan overtuigd waren,
dat Asquith niet als premier kon worden
gemist.
De eenige minister, die is heengegaan
omdat hij uit beginsel dienstplicht afkeurt,
is Sir John Simon, de minister van
binnenlandsche zaken een radicaal. De Engelsch
radicalen hebben altijd veel gevoeld voor
de traditie voor deze traditie n!., dat
geen vrij man mocht worden gedwongen
soldaat te worden.
Ook Lloyd George is iemand uit die ge
lederen. Maar hij heeft al heihaaldelijk ge
toond, dat het belang van zijn land hem
boven beginselruiterij gaat; de wet op den
aanmaak van munitie is wel een bizonder
froote inbreuk op de vrijheid" van den
ngelschen werkman. Van iemand, die zulk
een wet indiende, kon worden verwacht,
dat hij ook geen bezwaar zou maken tegen
de invoering van dienstplicht voor het leger.
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
In de Toekomst schrijft de heer P.
Molenbroek:
Niet minder dan drie nieuwe
Nederlandsche tijdschriften De Toekomst,
Dietsche Stemmen en Ons Land, hebben
hun ontstaan te danken aan de vraag,
welke houding voor ons volk in de
internationale moeilijkheden de aange
wezene geacht moet worden."
De schrijver heeft zich hier versproken!
f De Toekomst heeft haar ontstaan te dan
ken aan eene intrige voor Duitsche belan
gen! En al wie het mooier voorstelt, helpt
aan deze intrige mee.
.De commissie voor de posterijen en
telegrafie uit de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel heeft een
ontwerpschrijven opgesteld aan den
directeurgeneraal der posterijen en telegrafie.
Het Alg. Hbl. vermeldt, dat daarin o.a.
gezegd wordt dat zoowel de franc als
het pond sterling thans zeer belangrijk
van den parikoers afwijken."
Inderdaad is dit het geval, maar ten aan
zien van het pond sterling toch minder
belangrijk dan in vredestijd!
In Amerika stelt men tegenwoordig vrouwen
en kinderen aan als consuls.
Aan boord van de Persia bevonden zich
87 vrouwen en 25 kinderen onder wie drie
Amerikanen. Een van deze laatste was de
consul van Aden.
Uit de Telegraaf 2 Januari 1916.
llllllllltllllllltlllltllimilllUIIIIIIIIIHIHHIHIIHIIHHIimillllllllllllllllllll
Trouwens, dat heeft hij zelf reeds te ken
nen gegeven in een redevoering, die hij in.
Juni 1915 te Manchester heeft gehouden
om de werklieden te winnen voor zijn plan
tot regeling van den munitie-aanmaak. Men
kan die rede o. a. vinden in het boekje,
getiteld Through terror to triumph"
een verzameling van de redevoeringen, door
Lloyd George sinds het begin van den oor
log uitgesproken; een boekje, waarop ik
in het voorbijgaan gaarne de aandacht
vestig, omdat ook zij, die het voorrecht
missen een speech van Lloyd George te
hebben gehoord, zich dit genoegen bijna
kunnen verschaffen door het bedoelde boekje
te koopen; de redevoeringen zijn in hare
soort zoo voortreffelijk, dat men ze bij het
lezen hoort uitspreken.
Voor zijne toehoorders te Manchester dan
heeft Lloyd George ongeveer dit gezegd
over het dienstplicht-vraagstuk:
Dit vraagstuk is geen quaestie van prin
cipe, maar van noodzakelijkheid. En zeg
vooral niet, dat de invoering van dienst
plicht een anti-democratische maatregel is.
Bij meer dan ne gelegenheid hebben wij
in dit land door gedwongen militairen
dienst onze vrijheden behouden of veroverd
(hier zal hij wel gedacht hebben aan de
tijden van Cromwell, the New Model Army,
het door Cromwell georganiseerde leger,
waarmede de oorlog tegen de aanhangers
van Karel I werd gevoerd, bestond voor
een groot deel uit gepreste manschappen).
Frankrijk deed hetzelfde in de dagen der
groote Revolutie. In den Amerikaanschen
burgeroorlog hebben de Noordelijke Staten
tot dit middel hunne toevlucht moeten nemen
om de zaak der vrijheid te doen zegevieren.
Maar het is een wapen, waarvan men
alleen in de uiterste noodzaak gebruik moet
maken. Op dit oogenblik bieden zich nog
genoeg vrijwilligers aan meer dan wij
kunnen uitrusten; ik vertrouw, dat dit zoo
zal blijven; het zou een ding zijn om
trotsch op te gaan, wanneer wij bij het einde
van den oorlog konden zeggen: wij hebben
iets gedaan wat geen volk ter wereld heeft
kunnen doen, wij hebben den grootsten
oorlog, dien wij ooit te voeren hadden, ge
wonnen met een leger van vrijwilligers."
Zoo sprak Lloyd George nog op 3 Juni
1915. Maar sedert heeft hij ook de nood
zakelijkheid van dien diensplicht leeren in
zien. Het aanbod van vrijwilligers is niet ge
stegen met de behoefte, althans niet in die
mate, dat een leger alleen van vrijwilligers
de geweldige taak zou kunnen vervullen,
waarvoor Engeland nu, een half jaar later,
gesteld is. Het komt er thans op aan, alle
lichamelijk geschikte mannen, die maar
eenigszins gemist kunnen worden, onder de
wapenen te brengen; Engeland moet thans
het middel vinden om de drieledige
oorlogstaak, waarvan Lloyd George vroeger
heeft gezegd, dat zij niet in haar vollen
omvang zou kunnen worden volvoerd, vol
ledig ten uitvoer te brengen.
In het Lagerhuis zal de dienstplicht-wet
worden bestreden door een aantal radicale
afgevaardigden en door vertegenwoordigers
der arbeiders. Maar de laatsten zullen mis
schien minder bezwaar hebben tegen de
legerwet dan tegen de wet op den
munitieaanmaak en vooral tegen de wijze, waarop
deze laatste wet wordt in practijk gebracht.
Lloyd George heeft nog onlangs
ondervon