De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 9 januari pagina 3

9 januari 1916 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

9 Jan. '16. - No. 2011 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Aan C. C. van Schoonhoven Ter gelegenheid van zijn laatsten pysbreght" (Teekening van Johan Braakensiek) Vaer wel, mijn Aemsterlant, verwacht een' andren heer! ? J. VAN DEN VONDEL liiiliiiiiiminiiiiiiiii worden aangevuld. Terwijl de ziekengeldverzekering op zich zelve door den heer Treub vrijwel onaangetast wordt gelaten, dus zonder overwegend bezwaar thans reeds in werking zou kunnen treden. De in te stellen fondsen kunnen later zeer wel in een aantal kringfondsen"-Treub worden gesplitst of nog gemakkelijker als de in het ontworpen herverzekeringsstelsel gedachte .districtsfondsen" intact blijven. De eenige, in den gedachtengang van den heer Treub inderdaad onoverkomelijke moeielijkheid schuilt in de bestuursorganisatie, waarop de Ziektewet is geschoeid, n.l. haar yastkoppeling aan de Radenwet. Volkomen juist merkt de minister op, dat de Raden van Arbeid voor de uitvoering der ziekengeld verzekering een te grootscheepsche organi satie vormen en dat zij daarvoor alleen door den minister Talma dan ook niet zijn be doeld. Niet eens voor de gansche verzeke ring alleen, de invaliditeits- en ongevallen verzekering incluis. Zou het nu geen dwaasheid zijn, vraagt de heer Treub, deze raden, die in mijn stelsel niet passen en die ik bij invoering daarvan dus onmid dellijk weer af zou schaffen onder uit betaling van wachtgeld aan zijne bezoldigde leden nu eerst toch even in te voeren alleen voor de ziekengeldverzekering? Natuurlijk! Dat zou niet gaan l Invoering van de Ziektewet mag men dus bij den minister Treub slechts in redelijk heid bepleiten, als men de invoering thans van de Radenwet kan verdedigen op grond dat de Raden van Arbeid zoowel voor de ziekteverzekering als voor andere doeleinden voor 't oogenblik bruikbaar zijn en dat er voor hen later, bij eventueele invoering van het ontworpen verzekeringsstelsel, dat hen uitsluit, nog voldoende bestaansrecht of beter bestaansnoodzaak geacht kan wor den aanwezig te zullen zijn. Een bescheiden poging tot die bewijs levering, onder aanduiding van de in Raden wet en Ziektewet gewenschte geringe wijzi gingen, zal ik ondernemen in een volgend artikel. Dr. J. VAN HETTINGA TROMP Amsterdam IlllllllllllllllllllllllllllilliiiiiiiuillllllliiillllllllllllliiniiillillllllKiiillill f j v>*j ^??*"???* BUHIliliJIÏPiiiilllJIiWUIilSlllllliJIfljIllllUllllllïlllÜlllllllllfiiiy DE HANDEN DOOR B. STOLK De zomer was voorbij. En wij, trekvogels onder de menschen, waren van buiten terug gereisd naar de stad, naar ons winterkwartier van vele jaren, gelegen in een ouderwetsche, nogal smalle straat, die voor ons, na de wijdte der velden en het eindelooze der hemel-banen, de bekoring had van echt stad" te zijn met haar afwisseling van woonhuizen en winkels, met de boven en naast elkaar gegroepeerde vensters, met de brokken lucht even zichtbaar hier en daar tusschen schoorsteenen, dakvensters en gevelspitsen. Moe van het ordenen en schikken op dien eersten dag na onze terugkomst, liet ik mij voor de middagthee neervallen in een stoel bij het raam en keek naar buiten. Opeens, turend naar een der vensters aan den overkant, dacht ik, met een schok, terug aan de handen". Het verleden leefde op in mij, zósterk, dat het heden er door verdween. Ik verloor alle besef van tijd, hervond in mij, onveranderd, als den vorigen winter, de obsessie van de twee dunne, wasbleeke handen. lederen dag immers, weken lang, maanden lang, was telkens wanneer ik voor het raam trad mijn blik het eerst gegaan naar de handen"; het was als trokken zij mijn oogen magnetisch tot zich. Ik zag ze leven en verkwijnen, die handen, op de donkere deken of op het witte laken van het bed, EEN NIEUWJAARSWENSCH VOOR INDI Ruimte voor Indië in de Belangstelling van het Nederlandsche Publiek! Een bescheiden plaats in de Nederland sche dagbladen", is ons nieuwjaars wensen voor Indië. Meenen wij het eerlijk met den wensch om met de Nederlanders tot een gezonde samenwerking te geraken, dan mogen en moeten wij die plaats verlangen. En omgekeerd, is het bij de Nederlanders volle ernst met de .ethische politiek", de associatie-gedachte", en is dit alles niet slechts holle parade-leus voor de binnenlandsche .politieke markt of de mode-bazars, dan mag de ethische" belangstelling voor Indië niet beperkt blijven tot die enkele groepen van personen, -r- we noemen daar van slechts wijlen Van Deventer, Snouck Hurgronje, Abendanon , tot die enkele vereenigingen en corporaties, die elk op haar wijze belangstelling en aandacht vragen voor Indië, Indisch Genootschap", Kolo niaal Instituut", Oost- en West" enz. Dan moet al, wat en al, wie daartoe de macht en den invloed bezit, eerlijk en blij moedig meewerken om de eenmaal aange heven leus waar te maken, ze te maken tot een levend beginsel, dat zit in het nationale bloed. Maar dan is ook het dagblad, dat publieke voorlichter wil zijn, dat voor een ieder dagelijksche kost is, het eerst aangewezen orgaan om een algemeene, een openbare belangstelling te helpen scheppen l Waarom dagelijks bladzijden in de dagbladen gewijd aan het buitenland, vragen wij spijtig en teleurgesteld, doch geen kolom, geen kwart kolom gunst" of plicht" tegenover Indië, waar volgens de beste Nederlandsche geesten primaire, ja, nationale belangen liggen ? Is dit dagelijksch doodzwijgen van Indië verstandig, is dit logisch ? Eens in de week, wanneer de Indische mail is aangekomen, krijgt het Nederlandsche publiek een Indisch hors d'oeuvre", of wil men, een portie ,.nasi goreng"; en gemeen lijk legt men al dat vreemde goed" met een gebaar van onverschilligheid ter zijde. Waaruit bestaat nu zoo'n wekelijksch In disch hors d'oeuvre" ? Uit de in, extenso overgenomen kolommen dorre officieele be noemingen, en uit de gemengde berichten, die zonder veel plan, zonder groepeering, gewoonlijk zonder eenig verband met vorige berichten, den Nederlandschen lezers wor den voorgezet, en die op zijn hoogst een gebrekkig, fragmentarisch beeld vormen. Is het niet mogelijk, om het Indische nieuws-materiaal te ve_rdeelen over de week, in plaats van het publiek een te veel in eens van de Indische bloemlezing voor te zetten eens in de week? Ongetwijfeld zal de meest bescheiden In dische rubriek in de eerste dagen, ja mis schien weken, den gemiddelden Neder landschen lezer onverschillig laten. Maar de geregelde, dagelijksche herha lingen zullen haar werking niet missen en geleidelijk aan de aandacht voor Indië wekken bij een ruimer kring van personen, die anders onverschillig of geheel vreemd daartegenover'bleef staan. Uit de openbare aandacht groeit staag aan de openbare be langstelling, en dat is, waarnaar gestreefd moet worden. En zoo lijkt het mogelijk, dat in het humanitaire en in het politieke denken van het Nederlandsche volk, een nieuw ele ment, Indië, wordt ingelascht, en dat Indië voor de meeste Nederlandera niet een dood, maar een levend begrip is, d. w. z. een be grip, dat hun belangstellingheeft, en daarin leeft. Een bijna nog geheel ongebruikte bron bevatten daarvoor ook de inlandsche en chineesche dagbladen! De eigen pers is voor het grootste deel van het ontwikkelde inlandsche publiek, dat slechts Javaansch of Maleisch leest, de eenige bron van voorlichting, de eenige lectuur. Wie in de binnenlanden van Java is geweest, weet dit; die weet ook, dat de gemiddelde inlander verstoken is van lectuur in zijn eigen taal; dat lectuur-verscheidenheid, zelfs in dicht voor het raam geschoven, om den man, die sterven moest, licht en afleiding te schenken. Zijn gezicht zag ik nooit. Daarvoor lag ons venster net iets te schuin tegenover het zijne. Ik zag alleen de handen, die al maar smaller, al maar langer, al maar bleeker schenen te worden. Soms hielden zij een boek of een cou rant ; soms bewogen zij ongedurig, speelden koortsig met een lakenpunt of met eigen vingers, soms klemden zij zich als in wan hoop samen. En soms lagen zij zóstil op het dek dat ik angstig spiedde naar de ge ringste beweging om te weten, dat het nog niet de groote, eeuwige stilte was. Het is gebeurd, dat die onbeweeglijkheid der handen mij beklemde, mij ongeschikt maakte tot eenige bezigheid, mij weg dreef van het venster en mij er toch telkens weer heen trok, tot ik ten laatste het wel uit had kunnen gillen van angst en ik den portiers jongen -even uitstuurde om te hooren hoe het met den zieken mijnheer" was. Dan stelde het mij gerust, wanneer hij terug kwam met de boodschap, dat mevrouw liet bedanken voor het vragen, dat mijnheer een slechten nacht had gehad, maar nu gelukkig; sliep. Dikwijls zat de jonge vrouw naast het bed; zij hield een der dunne handen in de hare; ik zag zijn vingers was-bleek liggen tusschen haar toch ook blanke maar levend-getinte vingers. Zij streelde met haar andere hand zijn mageren pols. Onderwijl praatte zij en glimlachte naar den voor mij verborgen hoek, waar ik zijn hoofd wist. Zij en ik, wij kenden elkaar niet, doch met een hoofdknik begroetten wij elkaar dikwijls van venster tot venster, mi meerde ik de ge wone vraag en beantwoordde zij die met een moedig lachje van hoop, soms, ondanks het toch wel zeker weten, doch meest met een veelzeggend, moedeloos gebaar. Even later zag ik haar weer over hem gebogen, het dek gladstrijkend, bloemen BOUWT te Nunspeet. Mooie boschrijke terreinen. Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen Maatschappij D E VEL U WE", Nunspeet. TAMINIAÜ'S - JAM ? VERHUIZINGEN onder GARANTIE. BERGPLAATS v»or INBOEDELS. Amsterdam, Frans van Mierisstraat 90. Tel. Z. 822. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIMIHIIIIIIIIinilllllllllllllllllllflIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII den meest bescheiden omvang, voor hem niet bestaat. Meestal is het een financieele kwestie; al doet de commissie voor het verschaffen van goedkoope lectuur, die tot taak heeft aan de bestaande behoefte aan lectuur tegemoet te komen, in dat opzicht loffelijk werk. Zoo is voor den inlander het dagblad de alles-oyerheerschende lectuur, de nige bron, waaraan hij zijn kennis ontleent omtrent het gebeuren buiten zijn omgeving, buiten zijn land. Van daar de groote beteekenis, de alles-vormende invloed van het inlandsche dagblad op het geestelijk leven van den inlander. Te zeggen, dat de inlandsche kranten de algemeene publieke opinie vertegenwoor digen, zou onjuist zijn, al dadelijk hierom, omdat de overgroote massa der bevolking haar wenschen en haar opinies ten aanzien van kwesties, die haar onmiddellijk raken, nog niet weet te formuleeren. Maar, dat ze de gemiddelde meening vertegenwoordigen van de meer ontwikkelden, is onloochenbaar. En voorzoover die ontwikkelden zich tot tolk maken van geldende opvattingen in hun omgeving, van de onontwikkelde massa, zijn de kranten ook te beschouwen als weerspie gelingen van de meeningen van de massa. We noemen de Darmo Kondo", het orgaan van Boedi Oetomo; de Oetoesan Hindia, het orgaan van de Sarekat Islam te Soerabaja; de pas opgerichte Modjopahtt, het orgaan van de zich zoo noemende nationalisten". Onbetwistbaar is het feit, dat het inlandsche dagblad, hoe men over zijn beteekenis ook moge denken, de eenige plaats is, waar de inlandsche stem zich in het openbaar laat hooren. schikkend op de vensterbank, dicht bij hem. Dan riepen andere bezigheden haar weg; de handen lagen weer alleen. Eens zag ik ze, tastend, een roode bloem tillen uit het glas juist door haar neergezet. Dat was als een bloedvlek in de bloedelooze vingers. Heel lang hielden zij de bloem opgeheven, brachten haar steeds dichter bij de oogen Nu bekijkt de stervende man het leven..." dacht ik. Nooit zag ik zijn gelaat en ik maakte mij er een beeld van volgens de handen, die ik alleen zag. Eens, toen ik bloemen en vruchten ge zonden had, wilde de jonge vrouw hem op richten om hem zelf met een blik te laten danken; en n kort oogenblik zag ik boven 't wit van lijfgoed, omvangen door haar steunenden arm-boog, zijn hoofd en twee treurige oogen, die trachtten te lachen. Toen zonk hij weer achterover. In mijn herinnering is deze aanblik won derlijk saamgeweven met een graflegging van Christus, ergens in een museum gezien. De dagen en weken vergingen. De handen werden nog dunner en smaller, de stervende handen Het was donkere wintertijd. Hoog in top bleven de gordijnen geheschen om den stervende het licht te geven, waar hij om riep. De jonge vrouw boog over het bed met beweend gelaat; soms knielde zij neer en vlijde haar wang tegen de magere handen, die krachteloos neerlagen als reeds doode dingen. Toen is hij gestorven De gordijnen bleven neergelaten. Als ge loken oogen waren de twee nu blinde ramen in de gevelrij. Ik heb toen bloemen gekocht, en, wat schuchter voor de smart der vreemde, jonge vrouw, waagde ik het toch aan den overkant aan te bellen en naar haar te vragen. Met stil gelaat en roodgeschreide oogen Moet nu niet die inlandsche stem in Nederland gehoord worden? Is het antwoord neen", welnu, dan zullen er nog genoeg personen zijn, groepen van personen, organen, organisaties, die wél naar die stem willen luisteren, die wél de indrukken willen opnemen en verwerken. Dan zijn er genoeg, die van de heerschende stroomingen de leiding wél willen nemen; genoeg, die van de heerschende stemmingen wél gebruik wenschen te maken. Dan zal men voor verrassingen kunnen komen te staan, die men had kunnen voor komen of voorzien, indien men het geduld had gehad te luisteren naar de stem, al is zij dikwijls onbeholpen en kinderlijk , van den zoekende. Een volk, dat regeert over een ander volk met eigen geschiedenis, eigen beschaving, eigen opvattingen en eigen belangen, kan niet ongestraft negeeren, wat gekend dient te worden, en den gulden regel verwaarloozen: audite et alteram p a r t e m. Is echter het antwoord volmondig ja", dan is het Nederlandsche dagblad de allereerst aangewezen plaats, waar de zuiver inland sche stem tot haar recht dient te komen, en zich verstaanbaar moet maken voor het Nederlandsche publiek. Men ruime dus een plaatsje in voor be richten uit de inlandsche pers! De keuze der berichten geschiede door personen, die vol maakt thuis zijn in de inlandsche talen, volmaakt vertrouwd met de opvattingen en begrippen en niet vreemd staan tegenover het intieme gemoedsleven van den inlander. Wanneer bij de keuze rekening gehouden iiimiiiiimiiiiMuimiliMiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiii trad zij mij tegemoet, vatte mij bij de hand, als kenden wij elkaar reeds lang, ook als had zij mijn bezoek verwacht, en noodde mij met een enkel dof-gefluisterd woord mee in het sterfvertrek. De overgordijnen waren niet dichtgetrok ken en door de neergelaten stores zeefde gelig, mat het schaarsche winterlicht naar binnen. Over het bed voor het raam lag een laken gespreid. Op de teenen, als om zijn slaap niet te storen, traden wij nader. 'Zacht beurde de jonge vrouw het laken weg. Zwijgend, mee-zwijgend met het groote, afzonderlijke zwijgen van den dood, dat het vertrek als tot tempel wijdde, keken wij neer op den dooden man. Voor het eerst zag ik van dichtbij de handen", die ik van verre had zien leven en versterven; gevouwen lagen zij op zijn borst, geel als honig-was tegen het reinwitte linnen. En van de handen, die^ waren als van een vriend, keek ik naar hét hoofd, dat van een onbekende was en dat, nu de treurige oogen gesloten waren, niets meer gemeen had met de herinnering behouden aan die ne, enkele keer van aan-zien. Het gelaat was zoo mager, dat de schedel zich gansch afteekende onder de gladgetrokken huid, die vooral over voorhoofd en neus glimlichten ving als gepolijst ivoor. Onder de jukbeenderen vielen de wangen met diepe holten in; de wat opgestrakte bovenlip liet even de twee smalle voor tanden bloot. Een trek als van pijn groefde van de neusvleugels naar de mondhoeken ... Zooveel lijden, zoolang lijden ..., arme, lieve?" En de vrouw naast mij legde zacht, als troostend, haar hand op het ivoren voor hoofd. Ik keek weer naar de handen, die mij vertrouwd waren en had ze eerbiedvol met de mijne willen beroeren en streelen. Maar VRAAGT TANDMIOOCLK.N - American - Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. iiiiiitiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii wordt met den smaak en den eisch van het Nederlandsche lezers-publiek; wanneer ook, waar zulks dienstig is, bij het overgenomen bericht een kleine toelichting wordt gegeven, dan is, dunkt ons, de bijdrage alleszins bruikbaar. Het Koloniaal Weekblad" en het Kolo niaal Tijdschrift" zijn reeds voorgegaan; maar ze kunnen uit der aard slechts een beperkten kring van lezers bereiken. Daarom moet het dagblad, dat dagelijks de groote massa bereikt, ook zijn aandeel nemen aan de taak van publieke voorlichting. Wie wel eens inlandsche kranten in handen ge had heeft, moet het betreuren, dat vaak zoo veel interessante, zooveel bruikbare en nut tige gegevens, zooveel subtiele motieven, verscholen onder ruw nieuws-materiaal, ongekend, onbenut, ongeappreciëerd, voor het Nederlandsche publiek verloren gaan. Wie zal ook ontkennen, dat uit het zuiver inlandsche materiaal veel kost baars te putten valt voor allen, die belang stellen in Indië, voor de velen, die geroepen zijn over Indië te oordeelen en te beslissen, maar die zoover van den inlander af staan ? Waar kunnen de meeste kamerleden Van Deventer was een schitterende uitzondering de onvervalschte inlandsche stem hooren? En wanneer de inlanders zien, dat hun stem in Nederland gehoord wordt en bij een steeds toenemend aantal geduldig en belang stellend toeluisterenden weerklank vindt, dan zal hun gemoed ook toegankelijker worden voor Nederlandsche goede invloeden en goede woorden. Zoo althans wordt ware wederzijdsche belangstelling bereikt, tus schen de breede kringen hier en de breede kringen daarginds. Zoo wordt een stevige basis gelegd voor, en een stevige steun ge geven aan de politiek van associatie, dat is de associatie van steeds breeder wordende kringen, en dat is tevens de interraciale consolidatie, het kronende werk. Dus Nederlanders, onze Nieuwjaarswensch: Een bescheiden dagelijksche rubriek voor Indië in de Nederlandsche dagbladen". Het antwoord is aan U. Een goede openbare zaak dienende, houdt schrijver deze regelen zich aanbevolen voor op- en aanmerkingen, te adresseeren naar het Bureau van dit blad. RADEN BONANQ Onderschrift van de Redactie: Wij stemmen gaarne in met de meening van den Schrijver, voor zoover hij wenscht, dat de Nederlandsche pers hoe langer hoe meer belangstelling gaat toonen voor de_ Indische aangelegenheden en dat zij daarbij ook het oog gericht houdt op de Inlandsche persorganen. Maar de klacht van den Schrijver als zou Indië dagelijks in de couranten worden doodgezwegen, is onjuist. Alle groote bladen hebben onder of buiten hun redactiepersoneel medewerkers voor de behandeling van de koloniale zaken en wanneer de Schrijver die bladen volgt, kan hij daarin tal van oor spronkelijke artikelen aantreffen van deskun dige, den Inlander welgezinde, en de associatie gedachte dienende, auteurs. Intusschen is het zeer wenschelyk, dat de stem der Inlanders in Nederland meer en meer gehoord worde en wij zullen dan ook gaarne onze kolommen openen, teneinde aan degelijke bijdragen van schrijvers uit Insulinde plaats te verleenen. * * * IIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII ik voelde daar geen recht toe te hebben, ik, de totaal vreemde. Stil vlijdde ik mijn bloemen aan het voeteneinde. Toen keken wij nog een wijle zwijgend op den doode neer. Buiten reed een zware sleepers-wagen voorbij. Het huis dreunde. De ramen rammelden. En zacht trilde mee het bleeke, beenige hoofd, inert als alle levenlooze stof. Nooit heb ik het absolute van den dood gevoeld als op dat oogenblik Vór wij het vertrek verlieten, nam de jonge vrouw een van mijn bloemen, een half-open theeroos, en legde die bij zijn gevouwen handen. Toen spreiden zij weer behoedzaam het laken. Ik heb haar niet meer teruggezien. Kort daarna stond het appartement aan de overzijde leeg; later vertrokken ook wij, naar buiten. En nu Als uit een droom ontwakend keek ik op, mij losmakend uit die herinneringen, onwillekeurig toch weer kijkend naar de plaats, waar ik de handen gekend had... En weer zag ik handen", nu jonge, ge zonde, blije handen, die op en neer dansten, op en neer over de toetsen van een piano, schuin geplaatst voor het raam, daar waar vroeger het bed stond van den man die sterven moest. Het was al donker geworden, maar op de piano brandden . de kaarsen; en in het kaarslicht leefden de handen, de jonge, de sterke handen, de handen, die niet van dood maar van leven spraken, allén de handen, ook nu het gelaat van den speler ver dween in den voor mijn oog verborgen kamerhoek.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl