De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 9 januari pagina 7

9 januari 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

16. No. 2011 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De New-Yorksche Driekleur Seal and Flag o/the City of New-York. Authorlzed by the Committee appoinled by the Mayor to commemorate the two hundred and flftieth annlversary of the instaüation of the first Mayor and Board of Aldermen of the city of tfew-York ?on June 24, 1665, and the adoption of the official cityflag on Juni 24, 1915. Edited byjohn B. Pine L. H. D. Illustrated. G. P. Patnam's Sons, New-York London 1915, 8°. Het zegel en de vlag heeft het zich zelf geworden volk van New-York nu onlangs herzien of opnieuw officieel vastgesteld. Zijn keuze en de nauwgezette overwegingen, waardoor het daarbij geleid is geworden, zijn vervat in eenige historische opstellen, in rapporten, besluiten -en platen, welke vereenigd zijn in het boek, dat ter bespreking voor mq ligt. Een gedenkboek van den 250sten verjaardag der formeele overgave op 24 Juni 1665 van het stadsbestuur aan Mayor and Board of Aldermen der stad New-York, als opvolgers van Burgemeesters en Schepenen van de stad Nieuw-Amsterdam, en van de gebeurtenissen, die historische beteekenis geven aan het stads zegel en aan de oranje, wit en blauwe vlag, ?? waaronder burgerlijk bestuur op Manhattaneiland werd ingesteld. Dat is de korte zin van het Voorbericht. Na de inhoudsopgave en een lijst van de illustraties volgt de tekst in zeven afdeelingen, waarvan de eerste is getiteld: De overgang van het Hollandsehe in het Engelsche bestuur van de stad NewYork". In 21 bladzijden druks geeft de ge leerde Oüd-Geschiedschrijvèr van New-York Victor Hugo Paltsits meer dan deze titel doet verwachten, een overzicht nl. der ge beurtenissen van af de ontdekking van het eiland Manhatten in 1609 tot de reeds ge noemde bestuursverandering op 24 juni 1665. Hoezeer de bijzonderheden van deze afdeeling, aan de beste bronnen ontleend, de volle aandacht van historici verdienen, voor ons ligt het zwaartepunt van dit artikel in het zegel en de vlag, die in volgende afdeelingen worden behandeld. Maar ook daarbij zal ik mij veel moeten bekorten en vaak zeer be langrijke mededeelingen stilzwijgend voorbij gaan. l Zegel van het gewest Nieuw Nederland 1623 Wanneer iemand van het wapen van een oude stad of oud dorp iets meer wil weten dan een bloote beschouwing er van hem schenken kan, dan zal hij bij een onderzoek meestal op groote bezwaren stuiten, wellicht zal het hem zelfs niet gelukken om te ont dekken of nu wel het zegel van de plaats aan haar, wapen of dit laatste aan het zegel te ontleend, eenvoudig omdat oorsprong en geschiedenis en de beteekenis der heraldieke stukken verloren zijn gegaan en de afbeel dingen geen onbepaald vertrouwen ver dienen. Een merkwaardig voorbeeld, nog wel van den nieuweren tijd, van de moei lijkheden aan zegelonderzoek verbonden iiimiiMniiiiiNMiimiiiMiiiniimiiuiiiMMniiimm imiuiiii vinden we in: De Geschiedenis van het Zegel en de Vlag", die in de 2de afdeeling van ons boek zóuitmuntend geschreven is door E. HagamanHall L.H.D.(p.22-67). Het zegel van New-York heeft zich in ver band met de lotgevallen van de stad her haaldelijk gewijzigd, van de stempels is vermoedelijk geen enkel meer over zij moesten op last van den Gemeenen Raad van l September 1784 gebroken worden?, van een der tusschenliggende zegels kon zelfs geen afdruk bekomen worden, en de heraldieke stukken liet men met den tijd meegaan en werden gemoderniseerd. Ver makelijk zijn de voorbeelden, die van dit laatste door den geestigen schrijver gegeven worden, en welke nog met die van officieele zegels, in- en uitwendige versieringen van gebouwen enz. onbepaald uitgebreid kunnen worden. In de eerste plaats worden behandeld het wapen van Amsterdam, waarvan het voor naamste deel was belichaamd in het zegel van Nieuw-Amsterdam, en de nauwe be trekkingen, die er tusschen Amsterdam en Nieuw-Nederland bestonden. Nieuw-Amster dam ontving haar eerste zegel pas in 1654. Vór dien tijd werden de transacties geattesteerd door het gouvernementszegel van Nieuw-Nederland. Dit zegel is van belang, omdat het een der- deviezen verklaart, die thans ook in het stadszegel voorkomen. Het bestond in een schild, waarop bandswijs een bever is voorgesteld, omgeven, naar Open Speelplaatsen EN Gymastiekzalen Onlangs verscheen in de Sportkroniek een artikel van de hand van den oud-Generaal van Dam van Isselt, getiteld: Open speel plaatsen, geen gymnastiekzalen," waarin de schrijver de aandacht vestigt op de groote waarde van lichaamsoefeningen in de open lucht, waarin hij groot gelijk heeft, terwijl hij daaraan vastknoopt eene veroordeeling der gymnastiek, waarin hij groot ongelijk heeft. Reeds vroeger gaf dezelfde schrijver in brochures zijne groote voorliefde te kennen voor open Tucht-spelen en voegde hij daar aan toe zijn afbrekend oordeel over gym nastiek. Ik heb het toentertijde niet noodig geoordeeld, de aandacht te vestigen op de onjuistheden, voorkomende in deze brochu res. Nu evenwel onze groote bladen (de de Nieuwe Rotterdamsche Courant o. a.) het laatste artikel van den Generaal van Dam van Isselt in zijn geheel overnemen, meen ik op de zwakke .punten in 's schrijvers betoog te moeten wijzen. , In zijne brochure: De waarde en de be teekenis der Openluchtspelen tegenover de toestellen-oefeningen der Gymnastiek" (Hollandïa-drukkerij, Baarn) gebruikt de schrijver herhaaldelijk argumenten tegen de toestel oefeningen, die ontleend zijn aan werken van Lefebure, den bekenden Belgischen voorstander van het Zweedsche gymnastiekstelsel. Die argumenten worden dan echter ' als troeven uitgespeeld tegen de gymnastiek in het algemeen. Het is mij onverklaarbaar hoe de schrijver hiertoe is kunhen komen. Immers de boeken van. Lefebure vormen n lang pleidooi voor goede, gymnastiek-in-den/ waren-zin-van-het-woord en richten zich juist tegen de toesteloefeningen, zooals die in het Duitsche stelsel worden aangetroffen. De Generaal moge dan ook bij Lefebure steun vinden voor zijne veroordeeling van toesteloefeningen welke oefeningen immers, ik heb het al zoo dikwijls geschreven, geen gym nastiek zijn, maar behooren tot de sport, dus tot dezelfde categorie als de veldspelen; hij zal nooit bij Lefebure steun vinden bij Zegel van de stad Nieuw-Amsterdam 1654. het schijnt, door een gordel van schelpen. De bekroning is een gravenkroon tusschen twee sterren", de provincie hebbende wapen rechten van een graafschap. Rond het schild is het randschrift: Sigillum Novi Belgii = Zegel van Nieuw-België (Nederland). Het geheel is omgeven door een krans. Afdruk ken van dit zegel zijn te zien bij het NewYork Historisch Genootschap, en een teekening er van wordt gevonden op plaat II. Het schijnt mij toe, dat in den Engelschen tekst, die hier gevolgd is, de aangehaalde woorden: tusschen twee sterren" bij ongeluk in een verkeerden volzin zijn terecht gekomen; die sterren behooren niet bij de kroon, maar bij het randschrift, dus meer eigenaardig in den volgenden zin achter België. De bever, die, gelijk gezegd, overgenomen is in het huidige stadszegel, stelt de hoofd oorzaak voor, waarop aanvankelijk de handel van Nieuw-Nederland en Nieuw-Amsterdam _was gegrond. Op dat tijdstip wedijverde Holland met de andere Europeesche volken in den bonthandel, waarvan de hoofdbron Noord-Europa was. De ontdekking in Amerika van den bever, waardoor bont goedkoop kon worden verschaft, was een van de voornaamste oorzaken, die er toe leidden met Nieuw-Nederland vór en na zijn blijvende bevestiging handel te drijven. Het verstand en de arbeidzaamheid van deze kleine dieren, hun vernuft als holbeHHHHtHdUHMIUIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIUIIHIIIIIIlllllllllllllllllllHlllllll het afkeuren van Gymnastiek, d.w.z. het beoefenen van bewegingen, waarvan de physiologlsche invloed nauwkeurig is na te §aan en welke het lichaam stelselmatig opouwen. Ik weet wel, dat in den titel van de brochure alleen de toesteloefeningen worden vermeld, doch in den tekst spreekt de schrijver steeds over gymnastiek." En ook nu weer, evenals toen, ontleent de schrijver argumenten om de gymnastiek te bestrijden aan een boek van Dr. F. A. Schmidt, iemand die toch in zijne vele boeken de door slaande bewijzen heeft gegeven, een voorstan der te zijn van goede gymnastiek (al verschilt dr. Schmidt dan ook in opvatting met Le febure over de eischen, welke aan goede gymnastiek gesteld moeten -worden.) Het feit, dat deze schrijvers ondanks hunne be zwaren tegen gymnastiek-onder-ongunstigeomstandigheden, die de Generaal van Dam van Isselt thans van hen overneemt, tóch de gymnastiek een zoo gewichtig onderdeel achten van de lichamelijke opvoeding, zoude tot voorzichtigheid hebben moeten manen, bij het formuleeren van de meening, dat de gymnastiek-in-het-algemeen de thans door den Generaal in zijn brochures en artikelen aangevoerde nadeelen had. De Generaal heeft thans den indruk ge vestigd bij belangstellende, doch niet-deskun dige lezers, dat aan gymnastiek de nadeelen kleven, die aan de toesteloeleningen, welke slechts een onderdeel vormen van n be paald stelsel van gymnastiek, door sommige schrijvers worden verweten of wel, die worden toegeschreven aan gymnastiek-inslechte-zalen. Maar het vraagstuk open speelplaatsen of gymnastiekzalen?" is in deze bewoor dingen niet juist geformuleerd. Immers wij staan hier voor twee vraagpunten, die elk afzonderlijk moeten worden opgelost en wel: 1. Welke vorm van lichaamsoefeningen is te verkiezen: of gymnastiek, of spelen, sport en athletiek, of eene combinatie van beide categorieën van lichaamsoefeningen? Het principieële verschil tusschen gymnas tiek eenerzijds en spelen, sport en athletiek anderzijds heb ik reeds op andere plaatsen uiteengezet (zie o.a. mijne studie: Het Zweedsche stelsel van Gymnastiek" en een vorig artikel in de Amsterdammer) en ik kom hierop dus niet nader terug. Deskundigen (en ik geloof niet, dat ik in eerbied tegen over den generaal van Dam van Isselt te kort schiet indien ik Z.H.E.G. ook tot de leeken op het gebied der techniek van de lichamelijke opvoeding reken; er is nu eenmaal een zeer uitgebreide studie noo dig van allerlei vakken, om in deze techwoners en hun tweeslachtig karakter maak ten hen tot welsprekende symbolen van de stad New-York. Zoover wij weten is het gebruik van den bever in de wapens van Nieuw-Nederland, Nieuw-Amsterdam en New-York eenig in de heraldiek". (Zie echter het wapen van Van Bevervoorde bij J. B. Rietstap, Wapenboek van den Nederl. Adel, I, plaat 6; en dat van het Zeeuwsche geslacht Beveren bij Smallegange. Wapenen der edelen en aanzienlijke geslachten van Zeeland). Het zegel van Nieuw-Amsterdam. Al vrij spoedig na de instelling van een stedelijk bestuur verzochten Burgemeesters en Sche penen aan de West-Indische Compagnie om een stadszegel, verschillend van dat van de provincie, waarop bij brief van 18 Mei 1654 gunstig werd beschikt. Op 8 December van dat jaar overhandigde de directeurgeneraal aan den voorzittenden burgemeester, Mart. Cregier, het geschilderde wapenschild met het zegel van Nieuw-Amsterdam en het zilveren signet, welke door de direc teuren gezonden waren. Het zegel van 1654 herinnert aan het wapenschild van Amster dam en het zegel van Nieuw-Nederland. Het bestaat in een veld, waarop een paal, beladen met de drie St. Andrieskruizen, die ook in het wapen van de moederstad voor komen. Aan lederen kant van de paal is een smalle verticale band, die niet voor komt p het wapen van Amsterdam. De bekroning van het nieuwe wapen is een bever, genomen van het wapen van NieuwNederland. Boven de bekroning zijn een mantel en een klein wapenschild met het monogram G. W. C. (Geoctrooieerde WestIndische Compagnie). Onder het wapen schild het inschrift: Sigillum Amstelodamensis in Novo Belgio, wat beteekent: Zegel van Amsterdam in Nieuw-België (Nederland). Het geheel is omgeven door een krans. Een teekening van dit zegel ziet men op plaat I, waarop ook het wapen van Amsterdam is afgebeeld. Zegel van New-York, 1669. Hoewel reeds op 24 Juni 1665 het nieuwe bestuur geïnstal leerd was, duurde het nog tot 1669 eer de stad New-York haar eerste zegel onder het Engelsche bestuur, tegelijk met een nieuw provinciaal zegel, in bezit kreeg, en wel door schenking van den hertog van York bij schrijven van 4 Juli van dat jaar (oude stijl). De stukken, die op deze schenking betrekking hebben, zijn in het gedenkboek afgedrukt. Het ontwerp van het provinciaal zegel is wel bekend. Het bestaat in het wapen van het huis Stuart, omgeven door den kouseband, met het motto: Honi soit qui mal y pense, waarboven de hertogskroon zich bevindt, al hetgeen omrand is door: Sigül: Provinc: Nov: Eborac. Het ontwerp van het stadszegel is niet met zekerheid bekend. Daar de bever, die in het zegel van Nieuw-Amsterdam voorkomt, ook in het zegel van 1686 verschijnt, is het redelijk aan te nemen, dat hij voorkwam in het tusschenliggende zegel van 1669;(Jen als het Engelsche zegel van 1669 het sym bool van de koopmanschap voorstelde, waarop de Hollandsehe handel in hoofdzaak was gegrondvest, schijnt het aannemelijk, dat het ook de emblemen van de industrie in zich sloot, die de grondslag was van haar eigen voorspoed, n.l. den windmolen en de meeltonnen. * Indien het zegel eene bekroning had, zou het natuurlijk geweest zijn, dat een hertogskroon het wapen van de eigen stad van den hertog van York bekroonde, gelijk die ook de bekroning vormde van het provinciaal zegel van het zelfde jaar. Met andere woorden, het zou geen verwondering behoeven te wekken als het stadszegel van 1669 gelijk was aan het zegel, dat in 1687 in gebruik was en dat op plaat III is afgebeeld. Doch dit is een zuivere conjectuur en moet onbeslist blijven tot een authentieke beschrijving of afdruk van het zegel van 1669 is gevonden. Zegel van 1686. Dit is het eerste zegel, dat door de stad zelf, krachtens hare bij IIIIIIMMMIIMIIIUIIIMIIIMimnillllllllllllllllllllllllMimMMIIIIIIIIIIIIIIIIII nische kwestie een eigen, een zelfstandig ooi deel te kunnen hebben) deskundigen, zeg ik, zijn het er over eens, dat bij de lichamelijke opvoeding gebruikt moet wor den gemaakt van beide soorten van lichaams oefening; zelfs de aanhangers van het Zweedsche en die van het Duitsche stelsel, die dikwijls zoo scherp tegenover elkaar staan, zijn het op dit punt roerend eens, dat gymnastiek bij de lichamelijke opvoeding een zeer belangrijke rol moet en, als de gymnastiek goed is, ook kan spelen. Het antwoord op onze eerste vraag is dus: gymnastiek EN spelen, sport en athletiek. 2. Moeten de lichaamsoefeningen bij voor keur in de open lucht, dan wel in een zaal geschieden? Het antwoord op deze vraag kan kort zijn. Natuurlijk in de open lucht; dat zal iedereen met den generaal eens zijn en het zoude zijn water naar de zee dragen, als wij dit nog wilden bewijzen. De ideaal oplossing zoude dus zijn: gym nastiek en spelen, sport en athletiek in de open lucht. Maar daarmede is geenszins gezegd, dat lichaamsoefeningen, niet in de openlucht, onherroepelijk moeten worden veroordeeld. We leven nu eenmaal niet in een ideaal klimaat en het blijkt in de praktijk onmo gelijk, alle lichaamsoefeningen steeds buiten te houden: in het bijzonder is dit niet gewenscht voor die vormen van lichaams oefening (en daartoe behoort ook de gym nastiek) waarbij de leerlingen niet permanent in vlugge beweging zijn; activiteit en be weging zijn niet synoniem! En aangezien gymnastiek, gegeven de omstandigheden, waarin wij tegenwoordig worden opgevoed en leven, een onmisbaar middel is bij de lichamelijke opvoeding, moet er eene ge legenheid worden geschapen, waar wij, ook bij minder gunstig weer, die oefeningen toch kunnen houden. Gymnastiek, ook al wordt zij in een zaal beoefend, blijft haar zeer belangrijken invloed ten goede hebben. Terwijl de generaal het oefenen in de open lucht verdedigt, bestrijdt hij met dezelfde argumenten de gymnastiek; alsof open lucht en gymnastiek met elkaar in strijd zijn! Alsof gymnastiek synoniem is met stoffige zalen! En hier komen wij op een tweede zwakke punt van schrijvers redeneering; de argumenten, door den schrijver aangevoerd, mogen eenige waarde (want ook hier is veel op af te dingen) hebben als bestrijdingsmiddel tegen gymnastiek-in-stoffige-zalen, tegen gymnastiekin-behoorlijk-ingerichte-zalen verliezen zij alle kracht. Het schijnt mij dan ook toe, dat het den generaal niet bekend is, dat er Zegel van de stad New-York 1686 met Hertogskroon. het zoogenaamde Dongancharter verleende rechten, werd aangenomen op 24 Juli 1686. Een uittreksel uit dat charter, waaruit ook blijkt, dat het zegel desgewenscht mocht gewijzigd of vernieuwd worden, en een aanteekening uit de Verslagen van den Ge meentelijken Raad, betreffende de aanne ming, zijn eveneens in het boek afgedrukt. De vroegst bekende afdruk van het gemeene zegel van gezegde stad" staat op een gift brief van l September 1687. Volgens dezen afdruk kan het zegel worden beschreven. Het is ovaal van gedaante, metende 23/,c inches in lengte en !'/?in breedte. In het midden is een schild, beladen met wieken van een windmolen, in den vorm van St. Andrieskruizen. Tusschen de bovenste wieken een bever, in den overeenkomstigen stand beneden een bever, en tusschen de wieken aan weerszijden een meelton. De rechtersehilddrager is een zeeman, die zijn linkerhand op het schild laat rusten. Zijn rechterhand houdt een Jacobsstaf, die zich boven zijn rechterschouder uitstrekt, en uit dezelfde hand hangt een peillood. De linkerschildhouder is een Indiaan, een haartooi van verscheidene vederen dragende, zijn rechterhand rustende op het schild, zijn linker bij het midden een boog, uit n stuk vervaardigd, houdende, waarvan het benedeneinde op den grond rust. De schilddragers staan op een horizontale tak, welke een laurier kan zijn en waaronder het jaar tal 1686 staat. De bekroning is een hertogs kroon. Op een band, die het benedengedeelte van het wapen omgeeft, is de inscriptie: Stgill: Civitat: Novi: Eborace. Het zegel is afgebeeld in plaat III. De windmolen, herinnert aan Holland. Maar zij kwamen eveneens op het eiland Manhattan veelvuldig voor, waar wind en water, doch vooral de eerste, de voor naamste bronnen van beweegkracht waren, vór het tijdperk van den stoom. De be teekenis van den windmolen moet dan ook verklaard worden in verband met de meel tonnen. De meeltonnen zijn het symbool van de industrie, waarop in hoofdzaak de voorspoed van New-York berustte onder het vroegste Engelsche regime. Terstond nadat de En gelschen New-York hadden bezet, werd de stad begiftigd met het stapelrecht van ge malen meel. Toen de Stadsraad in 1683 de bevestiging verzocht van de privileges sinds 1665 toegekend, somde hij onder andere zaken ook dit stapelrecht op. Ten gevolge van dit privilegie is de stad zeer met inwoners toegenomen door-de handelshuizen van meel, brood en vaten etc." Het blijkt dus, dat de aanmaak van meeltonnen zoowel als van meel een hoofdbedrijf van de inwoners was. De bevers in het zegel van 1686 hebben de historische beteekenis van hetzelfde beeld in de vroegere zegels. iiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHHHiiiiMiiiiMHiiiiiiiiiiiiinnii De Indiaan, die den linkerschildhouder vormt, draagt in het zegel een hoofdtooi van vele vederen. In het zegel van. 1915 is deze figuur gemaakt conform aan authentieke beschrijvingen van de Indianen op Manhattan, waarvan er eenige in het boek worden aan gehaald. De zeeman, die de rechterschildhouder vormt, is meer dan eenige andere trek van het zegel verkeerd begrepen, hetgeen door den bewerker nader besproken wordt. In het origineele zegel is de figuur een zeer gepast gekleede zeeman met kniebroek. Het voorwerp in zijn rechterhand is geen oorlogs knots, zooals beweerd is, maar een peillood, en het dubbele kruis boven hem is ook al weer geen aartsvaderlij k kruis, maar een Jacobsstaf, een zeevaartkundig instrument. Daar Henry Hudson de Jacobsstaf gebruikte, en door middel daarvan de breedte bepaalde van den ingang der haven van New-York, 40°30', is de herstelling van dit zinnebeeld in het zegel van 1915 van bijzonder belang. De kroon, die de bekroning van het zegel van 1686 vormt op den giftbrief van l September 1687, is een hertogskroon. Dit is verrassend, want in 1685 besteeg de hertog van York den troon als Jakob II. Op een datum, die op het oogenblik van dit geschrift niet bekend is, werd de bekroning van het zegel eigenaardig veranderd in een keizers kroon. De handschriftenafdeelirig yan de NewYorker Staatsboekerij kan geen licht geven over de kwestie van den datum der verandering van de hertogs- in een keizerlijke kroon, in verband met het feit, dat al de zegels, die voorkomen op documenten in de New-Yorker koloniale handschriften of andere handschriften in de verzameling, .?zoodanig door hitte geschonden waren ten tijde van den brand in het Kapitool in 1911, dat zelfs op documenten, die anders tamelijk goed waren bewaard, de afdrukken van de zegels geheel verloren waren gegaan. Maar de verandering werd uiterlijk in 1701 gegemaakt, want een fraaie afdruk van het zegel met de keizerskroon kan gezien worden in de New-Yorker Historische Vereeniging op een document, gedateerd l October 1701...." De bewerker behandelt verder nog een klein zegel van l3/is inch in middellijn, eveneens met hertogskroon, waarvan afdrukken van 1687 tot 1719 aanwezig zijn, en de zegels van het Mayorshof en Mayorschap van 1735. tegenwoordig in behoorlijke gymnastiekzalen voor eene goede ventilatie wordt gezorgd en dat een parket- of asphaltvloer (de laatste voldoet echter in dit opzicht minder) het stof-bezwaar opheft. Verbetering in dit opzicht moet dan ook niet worden verkregen door het afschaffen van gymnastiek; men zoude dan het kind met het waschwater wegwerpen; doch wél door het verbeteren van de inrichting der gymnastiekzalen, het aanbrengen van kleed kamers, waar het straatschoeisel wordt ver wisseld voor gymnastiek-schoentjes enz. enz. Maar zelfs al was er aan het stof-bezwaar niet afdoende tegemoet te komen, hebben wij dan voor niets een van binnen van haren voorziene neus gekregen? En is niet die neus onder meer bestemd om te dienen als filter, als zeef, om vele onreinheden te beletten, in de longen te dringen? En blijkt niet, wanneer wij onzen neus snuiten na in eene stoffige ruimte te hebben vertoefd en behoorlijk door den neus te hebben geademd, dat onze neus die functie naar behooren heeft vervuld? Dat er voorts giftige gassen in de lucht voorkomen, wanneer in de zaal door een groot aantal personen lichaamsoefeningen zijn uitgevoerd, kan op zichzelf ook al geen afdoend argument zijn om de oefeningen te staken; verbetering der ventilatie is ook hier het aangewezen middel; maar boven dien, al zijn de geuren niet altijd even aan genaam, daarmede is nog niet gezegd, dat het inademen daarvan gedurende een be perkten tijd zónadeelig op het organisme werkt, dat daarom de gymnastiek moet worden afgeschaft. Physiologische onder zoekingen hebben aangetoond, dat het bloed ten allen tijde ruimschoots is voorzien van zuurstof en daaraan zal het dus niet ont breken. Wat men bij gymnastische oefeningen wil bereiken, is dan ook onder meer eene meerdere mobiliteit van de borstkas, eene verhoogde functioneele waarde der adem halingsorganen; en dit doel kan zeer goed worden bevorderd, ook al is de lucht niet van eene ideale zuiverheid. Het is eigenaardig, dat de schrijver, om de vuilheid van de lucht te bewijzen, voorstelt sneeuw te onderzoeken, welk onderzoek dus de vuilheid, ook van de aangeprezen open lucht bewijst! En wat denkt dan de schrijver wel va»een onderzoek van de lucht, welke boven een speelplaats, volgens zijne aan wijzing met Mac-Adam bevloerd, blijft han gen, wanneer daar een aantal kinderen spelen en den droogen grond doen opstuiven? Zouden zich hier en vooral op weinig win derige dagen, niet dezelfde bezwaren doen Zegel van de stad New-York 1784. Het zegel van 1784. Na het vertrek van de Engelschen uit New-York op 25 November 1783, maakte de Stadsraad 16 Maart d.a.v. eene Verordening, om het gebruik van de publieke zegels dezer stad te veranderen en aan te wijzen". Uit The New-York Pocket and the Ammcan Advertiser van 8 April 1784 is de Verordening in ons boek afgedrukt. Van belang is daarin de bepaling, dat het Stadszegel, het zegel, gewoonlijk genoemd iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiijiMiiiiiiiiiiiiiHiiiii gevoelen als die welke de schrijver inherent dacht aan het gebruik van zalen? Ik werk dan liever in een goed ingerichte en geven tileerde gymnastiekzaal! De generaal herhaalt voorts met inge nomenheid, hoe dr. Schmidt mededeelt, dat de schoolarts Samosch te Breslau heeft aan getoond, dat een speeluur veel meer invloed heeft op de hartwerkzaamheid der scholieren dan een gymnastiekles. Ik zoude hiertegen willen opmerken, dat het niet zoo zeer te doen is om veel invloed op de hartwerk zaamheid, maar wel om doelmatige invloed; bovendien, juist voor kinderen kan een te veel schaden en voor dat te veel bestaat juist bij spelen, voor de minder sterke kin deren, meer kans dan bij goed geleide gymnastiek. Een te veel ontwikkelt niet, doch forceert. Maar bovendien had de schoolarts Samosch ongetwijfeld de onderzoekingen ge daan op scholieren, die eene gymnastiekles volgens het Duitsche stelsel hadden gevolgd; ik betwijfel ten zeerste of een onderzoek bij kinderen, die eene Zweedsche gymnastiek les zouden hebben gevolgd, gelijke resul taten zoude geven. Ook hier gaat het niet aan, feiten die geconstateerd zijn voor oefe ningen, die men onder den naam gymnastiek onderwijst, zonder meer toe te passen op oefeningen, die daarvan in karakter princi pieel verschillen. De schrijver gaat in zijn enthusiasme wel wat ver, als hij onder meer beweert, dat er menschen zijn, die voor het kind heil ver wachten van lichaamsoefeningen in vuile lucht, veelal zelfs bezwangerd met giftige stoffen, de bronnen vaak van zenuwli/den met den aankleve van dien, schoolhoofdpyn, bedorven maag, adem en gebit, slapeloosheid enz. enz."*), eene bewering, die trouwens alweer een argument tegen slechte ventilatie, niet tegen het beoefenen van gymnastiek, vormt. Heeft de schrijver soms zelf de mogelijkheid gevoeld, dat zijn enthusiasme hem tot overdrijving kan leiden, waar hij zegt: Alle lichaamsoefeningen moeten zooveel mogelijk plaats vinden in de open lucht"? Juist, zooveel mogelijk, daar zit juist de kneep! En deze toevoeging: zooveel mogelijk" ontneemt alle kracht aan schrijvers conclusie en maakt haar zelfs eenigszins strijdig met den titel: Open speelplaatsen, geen gymnastiekzalen. Want juist omdat het ideaal niet altijd kan worden vervuld, juist daarom moeten wij hebben: Open speel plaatsen EN gymnastiekzalen! W. P. HUBERT VAN BLIJENBURQH *) Ik cursiveer. H. v. B.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl