De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 9 januari pagina 8

9 januari 1916 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Jan. '16, No. 2011 K"w het zegel van het Mayorshof, en het zegel, «gewoonlijk genoemd het zegel van hetMayortfSChap, zulten respectiyeljjk veranderd workdtn op de yolgende wijze, dat is te zeggen, ,/4at het Insigne respectivelijk op de gezegde tegels voorstellende een keizerskroon, zal «worden vernietigd en dat in plaats daarvan igesteld zal worden de bekroning van het «?wapen van den Staat New-York, dat wil «WCgen een voorstelling van een halve globe riinet een zich verheffenden adelaar daarboven, en dat de Mayor geautoriseerd wordt ,4e gezegde respectivelijke zegels dienovereenkomstig te doen veranderen". Ook het gebruik dier zegels verdient de aandacht. De afdruk van het stadszegel op plaat IV, die hier is overgenomen, vertoont een schild, dat een windmolen draagt, bevers en meel tonnen; de rechterschildhouder, een zeeman in lange broek, die een peillood houdt; de linkerschlldhouder een Indiaan met haartooi vol van veeren, houdende een dubbel ge kromde boog (die de Algonquin Indianen Biet gebruiken); de bekroning een naar rechts opvliegende adelaar, de datum ook weer 1886 en de inscriptie: Sigitlum Civltat. Nov. Eborac. Aan weerszijde van de bekroning, spruitende uit de hoeken van het schild, is een rijs of tak, die een soort van bloem of vrucht draagt. De Jacóbsstaf is boven den zeeman weggelaten. (Slof vo/er) C. DE WAARD , MiilnwilimiuiiiniiHihttlliiiiHiliiuiii iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiin MUZIEK Pembaur als Beethoven-vertolker De pianist Josef Pembaur heeft in betrek kelijk korten tijd in Nederland roem en bewondering verworven. Met name zijn Ltezf-vertolklng geldt hier als voorbeeldig. Inderdaad mag men hem een apostel van '??;, - den groeten Abbénoemen. Minder om zijn schitterend virtuoos en technisch volmaakt spel; dit kon men ook van andere Lisztspelers, van Busoni, Carreno, d'Albert, zeggen. Pembaur echter deed meer. Pembaur heeft Liszt juist bevrijd van den vloek des bravourkomponisten", die bij uitstek geschikt is, een langdradig piano-recital met een liefelijke scène d'amour en een ruischende rapsodie ten slotte nog tot een goed.eind te brengen. Pembaur heeft ons voor 't eerst in Liszt den' grooten verbeelder, droomer en mysticus getoond: Wie van.ons had, eer Pembaur tot ons sprak, kunnen vermoeden, dat de Dante-Fantasie en de tweede Franziskuslegende beelden van zoo zeldzame grootschheid bevatten? Hetgeen Liszt in 't scheppen is, vertegenwoordigt Pembaur in 't vertolken: eenzelfde droomer, mysticus en verbeelder. Wat wonder, dat zijn Liszt-wedergave ons allen overtuigt, dat men hierover slechts lof en bewondering vernam ? r Anders luidt het oordeel over Pembaur's Beethoven-vertolking. Deze wordt, elders zoowel als. ten onzent, hevig bestreden, als ongepermitteerd subjectief en als een onduld baar afwijken van de klassieke traditie verfoeid. 'Is dit oordeel rechtvaardig? Ik wil deze vraag thans niet nader onder zoeken ; Pembaur zelf heeft in een zooeven In München verschenen geschrift *) zijn opvatting ten aanzien hiervan uitvoerig uiteengezet en verdedigd; het boekje zal binnenkort ook ten onzent verschijnen, en alsdan zal deze vraag nog aanleiding genoeg tot discussie geven. Slechts dit: indien eens kunstenaar's spel, niet een, maar honderden kunstenaars ge lukkig en dankbaar stemt is zijn wedergave daarmede niet reeds gerechtvaardigd ? Den eersten Kerstdag vertolkte Pembaur In den Haag o.m. Beethoven's Sonate Opus 90 (in E mineur). Zonder twijfel wordt dit opus door Lamond soberder, door Schater eenvoudiger, door Friedberg meer in .klassieken trant" gespeeld. Nochthans vraag ik u: hebt gij ooit ge weten, welk een schat van weenen en van lachen dit opus bevat ? Hebt ge ooit vermoed, dat r; , achter een stille vriendelijke glimlach zoo ,.,."? een heel-diep-wroegend leed kan schuilen? jfv' Maar zoodra de vertolker het tweede gedeelte /", inzette, het lichte E-majeur, nicht zu gev-.f, schwlnd und sehr singbar vorzutragen" ' scheen het u toen niet, alsof alle onderdrukte Tj smart en weemoed in een stille, innige beT rusting vervloot, alsof de last van deze V' tijd, die nu al maanden op ons drukt, begon te wijken? Namen wij allen niet v' deel aan die groote goedheid, vroomheid en vrede, die van schepper en herschepper uit stroomden? En voelden wij allen niet, toen Pembaur vol ontroering die heel verre, heel stille en heel innige slottonen zong, dat er, boven alle gebeurtenissen een sfeer is, waar . ' al het geleeden leed smelt tot harmonie"? Ongetwijfeld zullen aanstonds de critici komen en verkondigen, dat Pembaur den eersten Kerstdag Beethoven's Sonate Opus 90 ongehoord subjectief en in strijd met alle beproefde traditie vertolkt heeft, en dat men tegen zulke verkrachting, met klem zijn stem moet verheffen. Ik heb het voorrecht gehad, gedurende 3 jaren in Leipzig met Pembaur te mogen musiceeren. Ik heb zelden een kunstenaar gevonden, die met zoo heiligen ernst, die met zulken : eerbied zin en ziel van een kunstwerk te naderen streefde. Ik weet, dat hij voor Beethoven buigt, gelijk hij knielt voor het altaar van de kerk in zijn Tiroolsch geboortestadje. Zoo iemand zal nooit zijne heiligen verkrachten. Acht men dan niets deze vroomheid en goedheid, maar bovenal dezen eerbied in zijn vertolking? Mag niet een groot en erkend kunstenaar, die sinds 25 jaren niets anders doet, dan zijnen Beethoven zoeken, van ons verlangen, dat wij niet zonder meer zijn . vertolking afwijzen en verfoeien, al wijkt zij l ook aanmerkelijk af van den klassieken 4 trant", dat wij althans het recht erkennen ?f , " van eigen opvatting en duiding, mits zij slechts voortvloeit uit een gevoel van ernst, ;' overtuiging en noodzakelijkheid, en niet het *' product is van willekeur en effectbejag? ; ' En dat dit laatste niet het geval blijkt te zijn dat zal niemand meer loochenen, die jdtt concert van Pembaur in den Haag bij woonde. Uit zijn Beethoven-vertolking klonk een heerlijke berusting, rees vertrouwen en geloof. Had hij, in dit guur getij, een koste lijker kerstgeschenk kunnen brengen ? PAUL CRONHEIM *) Josef Pembaur: Beethoven's Sonaten Op. 31 No. 2 nd Op. 57, WunderhornVerlag, München. Kloris en Roosje De Amsterdamsche Muziekbeoordeelaar der Nieuwe Rotterdamsche Courant" kant zich tegen de verhandeling van De Bruiloft van Kloris en Roosje" in het Centraaltheater te Amsterdam. Hij komt in vuur wegens de schennis aan het landelijk karakter en neemt het op voor de lieve muziek en verwerpt de onzuivere er niet bij behoorende bestanddeelen. Hij begeeft zich uit liefde voor het boerenoperaatje even op historisch terrein. Een enkele toevoeging zij veroorloofd. Hij spreekt zeer juist van dien grooten zin voor de opera in 1772. Dat was al veel vroeger. Aan het einde der 17de eeuw deed men pogingen voor een Opera. De groote voorstander was D. Buyzero, aan wien vrij zeker het aanbegin van Kloris en Roosje te danken is. De grondslag is zijn: Vrijadje van Cloris en Roosje," vertoond in muziek en gekomponeerd door Servaas de Koning. Hieruit zijn ontstaan de bewerking van De Bruiloft" door A. Rijndorp, directeur der Leidsche. en Haagsche Schouwburgen, vrij zeker daarin geholpen door zijn vriend, den muzikalen D. Buyzero. De directeur zal voor den toen nog al platten tekst hebben ge zorgd, de ander voor het muzikaal gedeelte. Deze Bruiloft" kwam in 1707 in het licht, waarschijnlijk omdat een acteur van den Amsterdamschen Schouwburg Thomas van Malsem zonder vermelding van zijn naam bekend met den tekst en misschien wel in het bezit van een regieboek der Leidsche en Haagsche Schouwburgdirectie in 1704, de Bruiloft" had in het licht ge geven, niet zonder enkele wijzigingen. Thomas van Malsem heeft zich het vader schap laten aanleunen, zoodat velen hem niet vór letterdief hielden, en Arend Fokke 'nog in den aanvang der 19e eeuw aanteekende: Het kluchtspel: Kloris en Roosje" is in den jare 1704 door den te dier tijde beroemden komischen acteur en dichter Thomas van Malsem vervaardigd, die de rol van Thomasvaer in hetzelve ook aller eerst vervuld heeft, en zijne mede-acteurs en actrices, die er met hem in speelden, hunne eigene namen Het behouden. Pieternel was eene actrice, genaamd Pieternelletje Kroon, Krelis mede een acteur, genaamd Cornelis, zoo ook Elsje, enz. De legende gaat, dat met De Bruiloft van Kloris en Roosje de acteur Thomas van Malsem met de actrice Petronella Kroon hun eigen groene bruiloft op het tooneel van den Amsterdamschen Schouwburg gevierd hebben. Tegen de letterdieverij van Thomas van Malsem kwam al spoedig de acteur H. Koning op. In de voorrede van zijn Zang en treurspel: Azterminia zegt hij, dat het vaderschap van de Bruiloft aan den heer Buyzero toekomt, maar vooral aan geen van Malsem." De vriend van Jacob van Reyndorp, de Haagsche tooneeispeler J.van Hoven, wenschte Thomas v. Malsem's doen reeds eerder te brandmerken. Hij gaf De Bruiloft", zooals die door Jacob v. Ryndorp met D. Buyzero was gemaakt, in 1707 uit, met dit vers: Dus Boere Bruiloft, die voor dezen, Door Jacobs Rijmpen kwam in 't licht Komt weer herdrukt en als verrezen, De kunstenaars voor het gezigt, Niets minder zal het nu behagen Als toen het eertijds is gespeeld Op ons Tooneel in vroeger dagen, Wijl 't oog en ooren zaamen streelt: Ontvang dit stukje, in 't nieuw gestoken, Schoon van een kleinen omtrek, 't zal, Schoon Rijndorp's oogen zijn gelooken, Zijn maker roemen overal; Wiens oogmerk was, in alle zaaken, So wel te stichten, als vermaken. De componist van De Bruiloft van Klo ris en Roosje" kent men niet. Waarschijnlijk is, dat D. Buyzero zelf veel aangevuld heeft, wat ontbrak. Want de liedjes in Kloris en Roosje', waren al van vroeger bekend, voor dat het zangspelletje gedicht werd. B.v. Goeden avond, mijn zoete Troosje" zal zijn op de wijs van het bekende liedje: Ik sey goeden avond, lieve Joosje", dat bijna gelijkluidend te vinden was en is in het Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liederboek," (blz. 290). Het liedje: Al die niets meugen, o, vrolijke Baas, die lekkere teugen, zijn suffent of dwaast" zal wel ontleend zijn aan G. Bidlo's Opera." Silenus zingt daarin: Al die niet meugen, o vrolijke God! die lekkere teugen, zijn suffende of zot. Uw kannen te leegen, uw glazen te veegen is 't eenige goed, is 't eenige zoet. O Botrys! wil Bachus met dennen begroeten. Ik kan, ik kan niet meer staan op mijn voeten." Deze muziek was, zooals prof. Dr. Jan te Winkel meedeelt, door Joan Schenk gecomponeerd. Eindelijk de slotzang: Wat wordt ons al vreugd gegeven in 't vermakelijk buitenleven l' 't Is zo aardig, 't is zo zoet, alles wat de landman doet. komt ook voor in het vervolg op het Groot Hoornsch Liederboek. Van de muziek en zang, zooals die oor spronkelijk waren zal veel gevolgd zijn ook na het verbranden der regieboeken in 1771. De liederen waren bekend en de tooneelisten zullen het den orkestdirecteur Ruloffs voorgezongen hebben, voor zoo ver hij zelf de oude wijzen niet kende. Reeds in 1746 werd na Gysbreght" ge speeld en gezongen: De Bruiloft van Kloris en Roosje." J. H. RÖSSING IIIIIIIMIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIinillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Over het Schenden van België's Neutraliteit Onwillekeurig komt ons gevoel in opstand dat België door den Germaanschen indringer het mishandelde kind van de rekening is geworden. Of het zijn neutraliteit met meer beleid had kunnen handhaven wil ik buiten bespreking laten. Maar alleen zij 't mij ver gund te verwijzen naar een artikel voorko mende in de Illustration" van het jaar 1865 hoe toenmaals over de waarde van de vesting Antwerpen werd gedacht. Genoemd tijd schrift wijst er op dat vijftig millioen francs welke sedert 1860 aan de vestingwerken van de Scheldestad werden besteed het land van niet veel nut kunnen zijn, terwijl zij feitelijk min of meer een vijandige gedachte aan het adres van Frankrijk insluiten. Ook vermeerderen die doode weermiddelen niet de weerkracht van het land en brengen zij weinig tot zijn veiligheid bij; eerder zullen zij voor België een gevaar opleveren, door DE PERSIA" GETORPEDEERD (Teekèning voor De Amsterdamnier" van George van Raemdonck) DON QUICHOTTE?WILSON, de bedwinger der onderzeeërs. iiHiiiiiiiiiiiiiiiilimiiiimiiiiiiiimmiiHi IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIHII het van zijn hechtste bolwerk te berooven, namelijk van zijn neutraliteit. Uit dit artikel blijkt tevens, dat Frankrijk bevreesd was, dat wanneer Pruisen België's neutraliteit mocht schenden, het dan trachten zou zich van Antwerpen meester te maken, hetgeen voor Frankrijk een bedreigd punt kon worden. Wat voor een halve eeuw geschreven werd is bewaarheid: de Scheldestad is Duts" en België een verarmd menschonteerend mis handeld land geworden. Curieus is wel wat in het Dagboek van keizer Friedrich van 1870 *) staat aangeteekend over een brief van koning Leopold II van België, waarin deze na Frankrijk's vernedering, zijn blijde voldoening uitspreekt over het plan om Duitschland tot een keizerrijk te verheffen. Op 28 December 1870 leest men dienaangaande: Brief van den koning van België, vol sympathie voor Keizer en Rijk en vol groote verwachtingen van beiden; hij ziet daarin het herstel van de orde en het rechtsbewustzijn in Europa en noemt hetaarlcjiat nu begonnen moet worden inderdglBpün heerlijk werk. Hij legt er zich op toe/zijn- neutraliteitsplichten eer lijk te vervuilen, maar vindt de voordeelen van dien toestand niet onvermengd met ernstige lasten en bezwaren." Wat verder volgt: Bismarck spreekt met waardeering over dien brief van Leopold en verzoekt mij in mijn antwoord te wijzen op den waarborg, die voor België in een sterk gelegen Duitschland is, omdat het van Duitsch land niets te vreezen heeft en, zoo lang dit rijk sterk is, ook niet van Frankrijk." Kan het geruststellender klinken? Of de Duitschers nu uit nooddwang dien inval deden is nog niet voldoende opgelost. Maar op een hardnekkigen tegenstand hadden zij stellig niet gerekend. Voorheen werd in militaire kringen steeds de stelling verkondigd dat, indien Duitsch land met kans van slagen Frankrijk wilde aanvallen, zijn leger coüte que coüte door België zijn weg moest banen. Het drama, alleen uit een strategisch oogpunt begrij pelijk, heeft zich afgespeeld en hierop kan met het volste recht worden toegepast de uitspraak van Napoleon I over het fusilleeren van den hertog van Enghien, dat het gedane onrecht is un crime et non pas une faute." f) C. F. GlJSBERTI HODENPIJL *) Haarlem 1888. t) Du Mesnil Mémoires sur Ie Prince Lebrun duc de Plaisance. Paris 1828. Rijmpjes en Aftelrijmpjes (uit Het smokkelt, het zegent" door Fabiës.) I Bom, bam beieren, Michel lust geen eieren... ?? Wat lust hij dan? Spek uit de pan, Daar wordt Michel vet van, Hoe kwam hij er an? Vraag dit Holland man! Dat weet er meer van Jan. Paardje rijden, pakjes dragen, Borreltjes drinken, Rijden wij naar de grenzen toe, Smokk'len biggetjes en koe. Vaatjes margarine, Vet en ook benzine, Tien uren, tien uren, Smokkelen mag duren, 'n Koperen en een blikke gieter, 'n Minister is geen tinnegieter, Laat je nu niet knippen, Hanen zijn geen kippen! Daar zit er n op 'tRooie dorp, Die kan praten, die kan schrijven, Die kan ons de oogen openen, Mag ik de waarheid zeggen? Neen! Mag ik de waarheid schrijven ? Neen! ik zal den veldwachter kloppen, Die zal jou den bak in stoppen, Die man zal meegaan. iiiiiiiiiiimiimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii Nieuwe boeken van deze week: Dr. A. PANNEKOEK, De Wonderbouw der Wereld. De grondslagen van ons sterrekundig wereldbeeld populair uiteengezet, 406 pag. Amsterdam, S. L. van Looy. Album van Rotterdam, 's Gravenhage, W. Ringlever. IIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIItHllllllllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllll BENEDICTUS DE SPINOZA, Ethica, bewerkt door jhr. dr. Nico VAN SUCHTELEN, 346 pag. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. W. J. STEENHOFF, Nederlandsche schilder kunst in het Rijksmuseum, 2e deel, A, 178 pag. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. Illustraties behoorende bij STEENHOFF, Nederl. Schilderkunst, 2e deel, B. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. EMILE DOUMERGUE, L'Allemagne Religteuse (Editions de Foi et Vie) 64 pag. Paris, Librairie de Foi et Vie, 48 Rue de Lille. EMILE DOUMERGUE, Le Droit et La Force (Editions de Foi et Vie) 110 pag. Paris, Librairie de Foi et Vie, 48 Rne de Lille. Réponse a l'Appel Allemand aux Chrétiens Evangéliques de l'Etranger, 14 pag. Paris, Librairie Fischbacher. JOHAN BEEN, Uit het Hebreeuwsche Herdersleven; leesboek voor school, huisgezin, catechisatie en 'Zondagsschool, 2e druk, 128 pa?., f 0.40. Groningen, J. B. Wolters. K. VELDKAMP, Twintig Spreeklessen, 104 pag., f 0.90. Groningen, J. B. Wolters. H. J. C. G. EILBRACHT, c.i., De evenredige verdeeling der zetels in de vertegenwoordi ging en het Verslag der Staatscommissie voor evenredig Kiesrecht", 86 pag. Arnhem, S. Gouda Quint. " ANVLA ANDEREN Cyriel Buysse's Oorlogsvizioenen *) Het derde Vlaamsche oorlogsboek: na In Oorlogstijd van Stijn Streu vels en In't Gedrang van Maurits Sabbe, de Oorlogsvizioenen van Cyriel Buysse. En 't zijn drie van onze eerste literaire krachten, die zich aan oor logsliteratuur hebben gewaagd. Maar 't werk valt niet mede. Hoe het komt? Ik voel allén dat al die literatuur zoo ver beneden de hui verwekken de tragiek van deee ure blijft, dat ze zóklein is naast de verschrikkelijke werkelijkheid, zoo arm, schraal, dof... Wat dan zeer velen niet het minst heeft verbaasd, is het feit dat van deze drie boeken, twee min of meer humoristisch van opzet zijn, de bundels van Sabbe en Buysse rustig-gemoedelijk, en spelend met spottende gulheid en dartelheid langs de zijpaadjes van het oorlogswee, dat over Vlaanderen kwam, zoo deerlijk. Men heeft er reeds vreemde en betreurenswaardige conclusies uit getrokken, voor wat het karakter van den Vlaming betreft, zijn vaderlandsliefde, zijn gevoeligheid, zijn ernst. Schrijvers zoo als Maurils Sabbe en Cyriel Buysse zouden nochtans boven dergelijke kleineerende en al te voorbarige verdenkingen moeten ver heven zijn. Maar deze tijd verguist alles; heeft men ten rechte of ten onpas van een uur van schifting" gesproken? Al te vele lezers laten zich vangen door den schijn der dingen. Is hij steeds blijgestemd, die glimlacht? Beseft dan iedereen niet de wrangheid van den lach soms, de ontnuchtering en den weemoed van zekeren spot, de wanhoop dikwijls van de ironie? En is droef en angstig hij, die een bitter-ge plooid masker op zijn gelaat zet en grijnst ? Al te vele komedianten halen hun hart op, gedurende dezen verschrikkingstijd, en heb ben woorden van heldenmoed op hunne veege lippen, en groot-sprakenge zinnen in hun leugen-mond. Nooit is er zooveel valsch pathos, zoovele helklinkende rethoriek als onvruchtbaar zaad gevallen in het oor der menigte. En overal gaapt verdachtmaking, wordt twist aangewakkerd, tweedracht ver wekt. Boven al die laffe zieleskleinheid, boven al het luid en gek gekir der ver metele zedemeesters, der haatstokers en der huichelaars, moet rijzen het werk van een Cyriel Buysse, boven den enggeestigen blaam, boven den onverantwoordelijken smaad... *) Oorlogsvizioenen, door Cyriel Buysse. Uitgave van C. A. J. van Dishoeck, Bussum. En ik betreur dat de schrijver zelve het noodig heeft geoordeeld openlijk zich een weerlegging van zekere dier ongare oorlogspraatjes" te getroosten. Dit gezegd zijnde, beken ik zonder aar zeling dat ook ik in het boek Oorlogsvi zioenen mijn voorkeur geef aan het ernstiger, tragischerschrijven van Buysse, aan de enkele korte schetsen, die met sober-epischen zin en krachtig besef maar met warme aan doening ook het leed van Vlaanderen ver tolken... en dat deze kleine schetsen me grootscher, vollediger, gevoeliger schijnen dan de drie lange novellen, die schier dit gansene boek vullen, en die min of meer als het bizare en overtollige smink zijn op het gelaat van een weenende, aan wiens droefheid men niet twijfelt, als de detoneerende zang van iemand, die lijdt in de diepte van zijn hart... Men voelt wel achter de kleine gebaartjes, de deemoedige woordjes van al die arme, uit hun gewoon leven geschudde menschjes als de twee heeren Bollekens, als meneer Cathoen, als de gepensioneerde generaal, zijn vrouw en zijn schoonzuster iets van de afschuwelijkheid van het gevaar, dat dreigt, iets van de ontzettende kracht van vernieling, die woedt over de wereld, maar men hoort het heel in de verte, zooals een verwijderd onweer rolt of zooals men in den diepen nacht den stormwind hoort loeien langs de gesloten vensters van een warme, nel-verlichte kamer. De tragiek grijpt u niet vast, schudt u niet wakker, slaat u niet neer. En wat staan ze kleintjes, gekjes in den baaiert van het leven die twee heeren Bollekens, waarvan de oudste alleen het Duitsche bier betreurt en de jongste slechts met de meid is be kommerd, of die twee vrouwen, die geen nijpender zorg kennen dan het lot van Rikiki, hun belachelijk, pieterig en lawaaierig hondje. Menheer Cathoen, die van verdriet verkwijnt vór de grenzen van het land, dat hij heeft moeten verlaten, staat reeds een trede hooger in menschelijke waarde, een beetje dichter bij het collectief wee van zijn vojk, bij het leed en den angst. De voortdurende, niet door den oorlog, ook niet in de luttelste passie van hun leven, gedoode eenzelvig heid der anderen stelt ze buiten het bereik van de groote, schoone ontroering des lezers. 't is in een korte schets zooals De Vlucht of Singen, Singen! dat Buysse de ware, boeiende en pakkende toonaard heeft ge troffen en niet vruchteloos een beroep heeft gedaan op ons medelijden, onze deernis en onze liefde, op onze milde sympathie, op ons lijdend gemeenschapsgevoel. Ook in De Varkenskar, In de Vuurlinie, De Vrijwilliger, De Moeder en De Terugkeer beeldt hij uit, met nederige trekken, n voor n, in stilte, eenvoudig en traag?zoo als een beeldhouwer kneedt met langzame vinger-duwen in het klei een smartvol Madonna-hoofd de beeltenis van droeve Moeder Vlaanderen. ANDRÉDE RIDDER Abonnementeprrjs fV.SO per jaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl