Historisch Archief 1877-1940
Zondag 16 Januari
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.1 2r'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel . . . '.
. . ?025
? ? .0.30
. . 40
INHOFDi Bladz. 1: Na den Maaltijd, door T.H.
Nederland, let op uw Zatk, door T. EL
Bnit«nlandaeh Oveizi. ht door O. W. Kernkamp. Con
fetti. 2: De Sociale Veizekeriov, IC, door dr. J.
T. Hettinfra Tromp. Brieven van een On I-Officier,
door jhr G. Graafland. - Krakdlzangen. door J. H.
Bpeenhoff. S: Feuilleton. B. a»Genderen Stort,
De Buren en de Negf-r. Rnaland en Eatopa,
d'ior prof. dr. N. van Wy'k. 5: Voor Vioowen,
door Elis M. Hogere. 6 De New-Yorksehe Drie
kleur, (sint), dunr O. de Waai d. Nieuws over
Jacqnex ÏVrk? II, door Willem Bech en Vu-tor E. an
YrieMand. - 7 Dr. J. J. A. A. PraD'z, n. Het
Nieuwe Jaarboek van den Duitsuhen Werkbond,
diior J. Gresb«.ff Boekbespreking, door v. O.
De Ni uwe Belgische P< stzxgels. Wand
Landowska, door Benn Borel. 9: Li t- raire
Kpsehouwingen, door F. v. E. Muzikaal Overzicht, door
Van Lcenwen en Van Geer. Boekbespreking,
door W. Ma'tin. LarenscheKnnnthandel.door H.
Dramatische Kroniek, door Top Naeff. l U: Jndge
Ben. B. Lindsey en d« Ford-Expeditie.
TeekeniniieD van'Martin Monmck.ndam. Loopsport,
door Friso. 12: Fmancrëele en Economische
- Kroniek, door J. D. Bantiihano. Sprenkzaal.
Le Frarijais, tel qu'on Ie par Ie, door B. I Stou'i.
Verzen van dr. b. Faddegon.?Onze Puizle's
18 DéFord-Expe liiie. teekening van Joh.
Braakensiek. Schankrubriek, red. dr. A. G. Olland.
Damrnbriek, red R. O. de Jonge.
BjjvoBgsel: Dienstplicht in Eugelaud, teekening
van Johan Braakensiek.
NA DEN MAALTIJD
Na tafel wascht de vrouw den boel
om. Terwijl de borden en kopjes door
hare zorgzame handen gaan, is het
't oogenblik, waarop zij alles nog weer
eens nauwkeurig onder de oogen krijgt.
Een barstje hier, een stukje af daar; en:
dat zal ook zoo lang niet meer mee
kunnen; of: aan dft ben ik toch eigenlijk
altijd bekocht geweest! Zoo glijden, met
de omwaschdoek, de gedachten over het
servies, zijn deugden en zijn gebreken.
Ook de maaltijd der behandeling van
de Staatsbegrooting is in de Tweede
Kamer afgeloopen. Van de
Regeeringstafel op het Binnenhof zijn de ministers
weer verdwenen.
En als vanzelf gaan de gedachten der
burgerij nog eens de verschillende figuren
na, die daar het regeeringsbeleid hebben
vertegenwoordigd, en van wier raads
besluiten in dezen onheilzwangeren tijd,
het wei' en wee van ons land in zoo
hooge mate afhangt.
Er is geen tijd te bedenken, waarin
de levensbelangen der natie's zoozeer
liggen in de handen der kabinetten, als
thans.
In gewone tijden duwt en praat ieder
een desnoods een handje mee. De fouten,
door den een begaan, kunnen door zijn
opvolger worden hersteld; en wat
nagelaten blijft, nemen anderen later wel
weer eens op.
Doch nu is het een tijd, als die waarop
de klokken gegoten worden ; of van den
storm op zee. Dan is er geen mogelijk
heid meer van herstellen of uitstellen;
van aanzien en overdoen. Elk oogenblik
kan over geluk of ongeluk beslissen,
en wat er in die oogenblikken gedaan
moet worden en geschiedt, hangt veelal
van het oordeel van eenige weinige
mannen af.
Gedwongen en gereed, hun vertrouwen
te geven, begeert de natie ook wel in
dubbele mate de overtuiging, dat zij op
doorzicht, doelbewuste kracht en beza
digde wijsheid rekenen kan. Dat zij
staatsmansbeleid aan het roer heeft.
Het kabinet Cort van der Linden heeft
dit vertrouwen in rijke mate gekregen.
Het kon er ook aanspraak op maken,
wegens zijn zuiver standpunt en zijn
goeden wii.
Maar, al zijn deze beide gebleven,
er is blijkbaar gaandeweg veel veranderd.
Onderzoekt men, of op het oogenblik
nog de overtuiging heerscht, dat in deze
regeering het dporzicht en de kracht
te vind n zijn, waarvan ieder de nood
zakelijkheid gevoelt, dan ontmoet men
twijfel en ongerustheid.
Verschillende ministers hebben ons
voor feiten gesteld, die ook met den
besten wil van de wereld niet als op
zich zelfstaande mistastingen kunnen
worden beschouwd. Het geheele ver
trouwen jn de regeerkracht van het Ka
binet,-is daardoor in groote kringen niet
weinig gedaald.
Hoe men ook over de zaak verder
denken moge, niemand verheelt zich,
dat het Ministerie van Justitie in de zaak
Schröder van begin tot eind, van de
eerste in hechtenisneming af, tot nu nog
aan het onzalige démenti van onzen ge
zant te Parijs toe, een gebrek aan door
zicht, eene onhandige behandeling van
groote belangen heeft doen zien, waar
voor menigeen de handen van verbazing
en schrik ineen slaat.
Indien deze zaak ons land niet in
ernstiger verwikkelingen en algemeener
internationaal discrediet heeft gebracht,
is dit waarlijk niet te danken aan het
beleid, dat voor rekening komt van den
Minister Ort. En het is te vreezen, dat
de vervolgingen tegen de onderteekenaars
van het dienstweigeringsmanifest al niet
veel taktvoller zullen bl ken.
Dat de Minister van Koloniën in den
regeeringsraad een krachtige figuur met
staatsmansblik zou zijn, is nog bezwaarlijk
aan te nemen.
Ook de Minister van Landbouw, die er
zeker te midden van de vele particuliere
en financieele belangen bijzonder lastig
aan toe is, heeft toch door zijn beleid
tegenover de voornaamste moeilijkheden :
desteenkolenvoorziening,demelkregeling,
en de consentenkwestie in het algemeen,
aan prestige belangrijk verloren.
Den heer Loudon zijn er ongetwijfeld
te weinig complimenten voor gemaakt,
dat zijn onverwijld en openlijk protest
tegen de langdurige aanhoudingen van
Nederlandsche brievenmailen, bij de
Britsche regeering spoedig een nog al
bevredigend succes heeft gehad!
Maar wie moet hierrbij niet ook weer
eens bedenken, dat deze vorm van met
de publiciteit mede te protesteeren, den
Minister door de openbare meening let
terlijk is opgedrongen geworden ? Opge
drongen ook de meerdere activiteit on/er
diplomaten; speciaal te Parijs, in het
tegenspreken van krantenberichten. Doch
bedenkt men dan daarbij weer, dat de
allerongelukkigste Parijsche nota om
trent de zaak Schröder.afkomstig is van
eenen gezant dien de Ministert egen over
de Kamer als een onzer kundigste
diplomalen heeft hooggehouden, dan nemen
ook hier de kritiek en de twijfel plaats.
Het eigenaardigste is zeer zeker de
positie van den Minister van Oorlog,
tegenover wien de heer Lohman ? ij de
begrooting zeide: Wij trachten niet u
tot heengaan te nopen, maar gelieve
hierin niet een bewijs van vertrouwen
te zien". Het is te vreezen, dat deze
houding vrij representatief was, en dat
men omtrent dit lid der regeering maar bij
zeer weinigen een woord van vertrouwen
zou kunnen vernemen.
Maar dan is het, wanneer Nederland
goed door dezen oorlogstijd heenkomt,
zeker een merkwaardig punt in de anna
len des vaderlands dat het zóheeft
kunnen geschieden, met déze stemming
omtrent den hoogsten milittairen
bewindsmrn.
* *
Dat dit allen, die over de toekomst
van ons land en van eene zegenrijke
binnenlandsche politiek doordenken, met
zorg vervult, is licht te begrijpen. Ook,
dat zij daarom wat sceptiï-ch staan tegen
over het beleid van den man, die 't geheel
schraagt, den premier zelf. De heer Cort
van der Linden draagt ongetwijfeld op
het oogenblik de positie van het mi
nisterie; eendee/s door de beloften van
zijn program: algemeen kiesrecht en
onderwijsbevrediging; anderdeels door
zijne vertrouwenwekkende persoonlijk
heid.
Maar toch daagt de vrees, of deze
père noble van Nederland, met zijne
staatkunde, binnenlandsch en
buitenlandsch, niet meer leeft in indrukwek
kende woorden en schoone illuMe's, dan
't zal zijn in daden en uitkomsten.
Illusie en zelfbegoocheling, het
geheele plan der onderwijspacificatie, die
allicht zal mtloopen in een vernieuwde
eischenreeks van de kerkelijke partijen?
Illusie, de totstandkoming van he< alge
meen kiesrecht zonder conflicten met de
oppositie, of aan concessie s, welke zon
der de levenskracht van het liberale be
leid te kort zullen doen?
Illusie en zelfbegoocheling ook, de
internationale positie van ons vaderland
het meest afdoende verzekerd te achten,
door eene angstvallige politiek van ge
moedelijk vertrouwen, en van nationale
onaandoenüjkheid; al evenzeer als 't eene
begoocheling is, dat het 't dusverre ge
volgde regeeringsbeleid zou zijn, waar
door wij buiten den oorlog zijn gebleven!
Illusie, in het algemeen de leer, dat
met pacificatie, toenadering en inschikke
lijkheid naar alle kanten, ten slotte de
beste uitkomst te behalen valt.
***
Maar wee, indien dan de met zooveel
zelfvertrouwen volgehouden woorden en
illusies, eens een voor een tegenover de
harde feiten zouden moeten wijken,
en het te laat ware geworden voor eene,
ofschoon k vreedzame, krachtiger vrij
zinnige en krachtiger Nederlandsche
staatkunde!
Dit alles is het, dat thans de blikken
van velen met zorg vervult.
Zij staan aan den kant van deze regee
ring, en begeeren niet zich tegenover
haar te stellen. Allerminst zouden zij
van de rechterzijde en hare leiders het
betere verwachten, en dezen in de kaart
willen spelen.
Er heerscht evenwel een gevoel van
onzekerheid. De premier en zijn minis
terie leven blijkbaar zeer in 't vertrouwen
op eigen inzicht en eigen beleid; en
meenen, die aanvaard te mogen zien.
Doch dit is alleen mogelijk, zoolang de
overtuiging kan voortbestaan, dat daarin
de scherpe staatsmansblik en de werkelijke
kracht vertegenwoordigd zijn.
De onzekerheid wordt er nog te ern
stiger om, nu het verluidt, dat de heer
Treub tegenover zijn post in het minis
terie onverschilliger en matter zou staan.
Zelfs werd van heengaan gesproken.
Toch is hij de man, op wiens klaren
kijk en onvervaarde kracht, in dezen
moeilijken tijd juist nog velen rekenen,
hoe zij overigens tegenover hem mogen
staan. Treub, die de zwakte van de half
heid, en het noodlottige van de kort
zichtigheid, steeds heeft bestreden,
het kan gebeuren, in oogenblikken van
groot landsbelang, dat de leiding daartoe
juist nog weer van hem moet uitgaan.
Aan deze verwachting kan hij zich niet
onttrekken.
Want ook behagelijk vertrouwen en
goede bedoelingen, zijn op zich zelve
de moeders van onze porseleinkast niet.
V. H.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii
schrijven, hoe wij voor Nedeiland spreken
en handelen moeten?
V. H.
Nederland, let op uw Zaak
De Redactie van een onder de groote
Duitsche bladen zoo aanzienlijk orgaan
als de Kölnische Zeilung" ontziet zich niet,
tot wat zij noemt de deutschfeindliche
Presse in Holland", waaronder zij met het
Handelsblad, de Telegraaf en den Nieuwen
Amsterdammer, ook de Amsterdammer"
begrijpt, te schrijven:
Gij hebt tegen Duitschlandhet wapen
van den leugen helpen voeren.
Dit zullen wij van U in ons oor
knoopen.
Na den oorlog zullen wij misschien
de gelegenheid hebb-n, een gezamenlijke
aanklacht tegen U in te brengen, die
rekens hap vordert van elke aantijging,
elke teekening, pik scheldwoord en elke
voor ons smadelijke voorstelling.
En wanneer zich dan aan Uw zijde
van de grenzen gevoeligheid mocht
vertoonen, zullen wij daarvoor doof zijn!"
Nu zullen wij, wat ons betreft, gaarne
voor iederen leugen," en ieder scheld
woord" jegens Duitschland in ons blad aan
te wijzen, de penitentie aanvaarden van b.v.
met den redacteur van de Kölnische n
maal uit eten te gaan. Ieder, die het artikel
in zijn geheel leest, zal beseffen, dat dit
niet zeer prettig kan zijn, maar wij durven
het aanbod dan ook gerust en veilig te doen.
Doch niet hierom is bovenstaande aan
haling van belang.
Maar om deze reden:
Zij bevat f onzin, of mannentaal. Mag
men dit laatste aar nemen, dan staat er dit
in: dat men van Duitsche zijde aan Neder
landers meent het dreigement te kunnen
toevoegen: pas op, - waagt het niet, niet
met ons mede te praten, «/ na den oorlog
zullen wij u dat wel eens komen betaald
zetten."
Met andere woorden wordt zoo thans de
gedachte uitgesproken v»n een ten bate van
Duitschland onder de plak gesteld Nederland.
En hier komt dan weer eens, onverhoeds,
naar buiten piepen, boe so.mmigen daar ginds
de toekomstige verhouding jegens het
goedzakkig vertrouwende Nederland mogelijk
achten l Meer dan alle hor igzoete
ambulancespeiches, en Tot komst"-wiegelied] s, be
hoort onze natie uit ziulke uitlatingen te
verstaan, wddrmede zij 1e rekenen heeft.
En zullen wij onzerzijds niet hopen, de
kracht te bezitten, om .te helpen voorko
men, dat ooit de Duitschrr ons komt voor
Het is geen wonder, dat de Duitschers en
hunne bondgenooten er tot nog toe het beste
voorstaan in dezen oorlog, want zij worden
geregeld op de hoogte gehouden van de
geheimste en dus allicht belangrijkste be
sluiten van hunne tegenpartij. De oorlog
van 1870 heet gewonnen te zijn door den
Pruisischen schoolmeester; zoo die van 1914
en volgende jaren minder voorspoedig af
loopt voor de centrale mogendheden, dan
zal dit althans niet de schuld zijn van den
Duitschen spionnage-dienst. Te oprdeelen
naar wat men daarvan te hooren krijgt, moet
die voortreffelijk wezen.
Zóvoortreffelijk, dat correspondenten van
Duitsche bladen, die met deze spionnen in
nauwe betrekking staan, zich af en toe zelfs
de weelde gunnen van uit de school te
klappen. Men zou geneigd zijn te meenen,
dat een spion niet aan de groote klok hangt,
wat hij in zijn beroep te weten is gekomen,
maar dit in het geheim ter kennis van zijne
superieuren brengt; men zou bovendien ver
onderstellen, dat een Duitsch journalist, die
al of niet toevallig van zulke dingen iets
verneemt, er het diepste zwijgen over zou
bewaren, omdat hij moet begrijpen, aan zijne
regeering geen dienst te bewijzen door te
verraden, dat zij de plannen van hare tegen
standers kent.
Maar voor Duitsche spionnen en met hen
bevriende dagblad-correspondenten schijnt
dit toch niet te gelden. Die werken af en
toe in het volle daglicht; die zetten soms
in de courant wat zij hebben uitgevorscht.
Het is niet aan te nemen, dat hunne ijdel
heid grooter is dan hunne vaderlandsliefde;
ook zou hun bestaan er mee gemoeid zijn,
wanneer zij inlichtingen bekend maakten,
die hunne regeering geheim wenschte te
houden; klaarblijkelijk acht de chef vanden
Duitschen spionnage-dienst het dus
gewenscht, om nu en. dan de wereld van
vijanden, die Duitschland omringt" te ver
bluffen door eens te laten zien, hoe goed
hij wordt ingelicht; hij wil haar vermoe
delijk vrees aar jagen door deze gedachte
te doen rijzen : wanneer de Duitsche regee
ring toelaat, dat zulke belangrijke
spionnenberichten worden bekend gemaakt, hoeveel
belangrijker moeten dan nog de andere
berichten zijn, die zij niet laat uitlekken!
Wij hebben hier vroeger al eens de aan
dacht gevestigd op zulk een bravour-stukje
van een in Nederland vertoevend corres
pondent van de Vossische Zeitung. Toen
had deze in zijn vak doorkneede journalist
afgeluisterd, of laten afluisteren, wat er ver
handeld was in een krijgsraad der gealli
eerden te Calais, en verried hij dit, door
aan zijne courant te telegrafeeren, dat en
waarom het offensief van de Franschen en
Engelschen voorloopig was uitgesteld Nu
is hij waarachtig al wter te weten gekomen,
welke beslissing in den laatstcn Engelschen
oorlogsdaad is gevallen; juister gezegd: nog
niet gevallen; immers, hij verneemt uit
Londen," dat in de genoemde vergadering
de algemeene opinie er voor was om de
expeditie naar Saloniki op te geven; ten
besluit kon echter niet worden genomen,
omdat dit moet geschieden door den
Centralen ootlogsraad der geallieerden te Parijs;
men gelooft echter1' dat Franktijk er geen
bezwaar tegen zal hebben om de troepen
uit Saloniki weg te halen.
Ieder mensch heeft zijne zwakheden; een
journalist o.a. deze, dat hij zich wel eens
het air wil geven, zijne berichten op zeer
ongewonen en voor niemand anders
openstaanden weg te hebben verkregen; wanneer
de op Nederlandschen bodem verwijlende
correspondent van de Vossische Zeitung nu
de manie heeft, zijne meening over toekom
stige oorlogsgebrurtenussen te uiten in den
vorm van een bericht, hem vers rekt door
een spion, die, verborgen achter een gordijn
of verstopt in een kast, de beraadslaging
van een oorlogsraad afluisterde, dan moge
hij ons met dit grapje blijven verheugen,
totdat hij er zelf beu van is geworden. Alleen
zou men hem bescheidenlijk in overweging
willen geven, of de wijze, waarop hij zijne
mening ten beste geeft, hem niet de kans
doet loopen, dat aan den inhoud van zijn
bericht geen geloof wordt geslagen, omdat
de vorm ervan wantrouwen wekt.
Want zijne meening zelf, dat de expeditie
naar Saloniki niet zal worden doorgezet,
kan best juist blijken.
Heeft de Entente dan niet genoeg aan
n mislukte onderneming? Zal misschien
een lezer vragen, verontwaardigd over de
gedachte, dat op den terugtocht van
Gallipoli nu ook nog een terugtocht uit Saloniki
zal volgen ?
Misschien juist omdat de volkomen mis
lukking van n groote onderneming haar
rijkelijk voldoende schijnt, zal zij zich dit
echec een tweede maal willen besparen, nu
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .ConfettC'.
Attentheid van de Duitschers in België:
Onder de veroordeelingen van den
Veldkrijgsraad komt voor:
Freyling heeft een organisatie in het
leven geroepen om manschappen naar
den vijand toe te voeren en is deswege
ter dood veroordeeld. Het tegen hem
uitgesproken doodvonnis is, met het
oog op zijn slechten staat van gezond
heid, tot dusver niet voltrokken.
Inderdaad, de stakker mocht het eens niet
kunnen verdragen l
Uit een versla? van een te Alkmaar ge
houden vergadering van de Vereeniging voor
Landbouw Huishoudonderwijs:
De cursussen moeten gegeven worden
door gediplomeerde vroedvrouwen of
door gediplomeerde kraamvrouwen, ter
wijl behalve moeders en jongemeisjes
ook bakers dezen cursus moeten volgen.
Winkel en de Beemster zijn voor der
gelijke cursussen de meest geschikte
plaatsen.
Wij kenden het diploma voor kraam
vrouwen nog niet, doch zouden gaarne
vernemen in welke gevallen dit uitgereikt
wordt.
Hoe de Maasbode zich het ideaal van
Vrouwenkiesrecht voorstelt:
Nu weten wij wel, dat menige voor
treffelijke moeder zoo wijs zal zijn haar
stem alleen door het vertrouwen in haar
man of in het advies der kiesvereeniging
te laten bepalen om verder niets van
haar zorg en energie voor haar gezin
te verliezen, maar allen zijn zoo niet."
Tja, als ze allen ook eens zoo waren!
Wat zou de heele invoering dan de moeite
waard wezen.
Maar de Maasbode ziet ook nog meer:
Het openbare leven zal ook de eer
baarheid en den voor de deugd heilzamen
schroom op zwate proef stellen en ver
zwakken.
Wij kunnen en mogen niet alles zeggen
op dit stuk. Wie de ontzettende, en steeds
toenemende, beteekenis van het
sexeverschil een weinig overweegt; wie weet,
hoe de toon in het leven een accent
heeft van steeds stuitender schaamteloos
heid, hoe van den snob af tot den
fabrieksjongen toe de passie laait; wie
de droeve werkelijkheid slechts wenscht
te zien, zal van het opdringen van meer
openbaar leven aan de vrouw en van
meer publiek verkeer der sexen voor
de eerbaarheid nog grooter verliezen
tegemoet zien."
Brrr, als de Maasbode toch eens alles
kon zeggen, wat ze weet! 't Wordt al zoo
mooi, met die laaiende passie, en de toe
nemende beteekenis van het sexenverschil."
En eindelijk nog dit:
Een liberale vrouw, ziedaar bijna
een tegenspraak in zichzelve."
Nog een voorbeeld van zoo'n contradictio
in terminis: Een Maasbode met respect voor
andersdenkenden!
*
De Enkhuizer Courant schrijft onder het
hoofd: FaMILlETEELT.
Wat is uw meening omtrent hef
bezi/ten van familieteelt?
Een zeer belangrijke vraag.
Wij geven hier enkele antwoorden
verkort weer:
Van J. v. d. Woude: Ik durf
uaanraden, wanneer het niet te ver
doorgevoerd wordt, zich van familieteelt te
bedienen."" V. d. Woude is echter niet
voor bloedschandeteelt.
D. A. Oosterbaan fokte in de eerste
25 jaar steeds in eigen familie."
En dat in Nederland, in 1916!
*
teruggaan nog mogelijk is, zonder dat groote
verliezen zijn geleden.
Wie zal zeggen, of de centrale oorlogs
raad te Parijs op dit oogenblik de kansen
van een mislukking van een offensief op
het Balkanschiereiland niet grooter acht dan
die van een succes ?
Zeker, de mogelijkheid bestaat, dat de
troepen der Entente niet uit Saloniki kunnen
worden verjaagd; dat zij z'ch daar zoo
ge