De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 16 januari pagina 5

16 januari 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

. 'i .<'r .'. 'r 16 Jan. '16. No. 2012 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De Ford"-expedl«e voor den Vrede, in Nederland Receptie in het hotel de Witte Brug", waar gelegenheid werd gegeven tot kennisi, making met Ae leden dezer vredesbeweging. Op de foto zien wij Mrs. Joseph Fels, lid van het administratieve bestuur (rechts vooraan in 't zwart), Mrs. Lola Maverick Lloyd, lid van bet adm. bestaur (2e dame vooraan links), Frau dr. Rosika Schwimmer {adviseerend lid v. d. expeditie), dr, Aletta Jacobs, Miss Macmillan, Miss May Wright Sewall (Amerika), Mevr. van Itallie?van Emdben, Mevr. Raymond?Hirschman, en andere ons bekende personen. iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii iiiiiniiiiiiiiiiitiii Van vrouwelijk doen en denken H Wij zien weer aan den wand hangen het dikke blok van onzen scheurkalender, waarop wij 's morgens, al of niet daartoe gestemd, de spreuk moeten lezen en... verwerken. Ik lees op den mijne: Het is goed, dat er in ons leven mijlpalen zijn, waarbij we even stil staan en uitrusten, en uitzien op het landschap dat ons leven is. Soms is het zonnig, soms somber, maar toch dapper voorwaarts; terug kunnen we niet meer." Moedig voorwaarts; dat namen we ons allen voor op l Januari. En hoeveel moed is er lang vór den 31 sten December in onze schoenen gezakt! We kunnen niet meer terug. Het heilige moeten duwt ons vooruit, en we lóopen mee met de millipehen, die doen als wij; ze zijn lang niet alten dapper, maar ze gaan, omdat ze móeten en niet anders kunnen. Op oudejaarsavond was ik in de Opera, diédezen nen keer om half elf uit zou zijn, om de menschen niet te noodzaken het oude in het nieuwe te vieren in de vest|aire onder het aandoen van mantels en jassen. We konden nog rustig ons huis bereiken en het gebruikelijke broodje, of oestertje eten, eer de klok twaalf sloeg. Ook zouden we hebben kunnen gaan naar den grooten Reveillon in CaféCentral, waar voor bizondere attracties zou worden zorg gedragen." Ik weet' niet, waaruit ze bestonden, maar ik weet wel, dat we in de 20ste eeuw eigenaardige tijden beleven, dat wij op weg zijn ons van onszelf te vervreemden op onrustbarende wijze. Ik verwonderde me over mijzelf, dat ik me vond zitten in de Opera op oudejaar, in plaats van in het gezin, dat op zoo'n avond meer dan anders n moet zijn. Maar in de groote stad kwijnt het gezinsleven zeer merkbaar. Als je n logéhebt, durf je hem niet meer te tracteeren op een avond opblijven met je drieën tot twaalf uur met tot eenige attractie een Zeeuwsch rotje met paté, wat gepofte kastanjes, een sandwich met gerookte zalm en een fleschje medoc supérieur. Je voelt, dat dit in onzen tijd van druk en snel leven niet genoeg is en... je zoekt naar een distractie, een vermakelijkheid, opera... Maar mijn geest die echt oudHollandsch is gebleven, die zich maar niet aanpassen kan aan dit race-bestaan, gaat aan 't dwalen en zweeft eindelijk heen naar het verleden, naar mijn jeugdjaren, toen Oud en Nieuwjaar nog golden voor onwrikbare mijlpalen in het leven, waar de levensreiziiiitiiliiiliiiiiiiiiiiiiniini iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiliiitimii iiiimiiiiiiiiniiiiii Zuster ter Meulen Van Liefdewerk in het WilhelminaGasthuis Zógraag zou ik willen, dat ge, als ik, in de buurt woondetvanhetBuitengasthuis. Omdat ge dan zoo vél zoudt kunnen zien, . wat u nu wel moet ontgaan. Omdat ge dan, twee keer iedere week, door uwe ruiten den stroom van bezoekers zoudt kunnen waar nemen, die, Woensdags en Zondagsmiddags, in tange, dichte rij opwandelen naar de eerste Helmersstraat om door het groote toe gangshek naar de verschillende paviljoens zich te verspreiden, teneinde in 't bezoekuur bloemen, vruchten, troost en liefde te bren gen aan wie daar ziek en pijnlijk liggen in de smalle gasthuisbedden. Troost, en liefde vooral, brengen zij soms alleen, omdat het hun eenig bezit, hun eenige gers bijeen kwamen, hetzij in feestdos of in rouwgewaad om elkaar de hand te drukken en goede reis" te wenschen voor de toekomst. Nu is dat alles zoo anders, en... zooveel nuchterder. Uit sleur wenschen we elkaar het beste op l Januari toe. Veel heil en zegen" klinkt'zoo wanhopend banaal en afgezaagd, want aan het heil der menschheid is men aan 't twijfelen en aan echte zegen gelooven nog maar weinigen. Toen ik jong was... had er bij mijn grootouders op Nieuwjaarsdag een groote reunie plaats van familieleden. In het oude stadje, waar ze tot de notabelen behoorden, hield grootmoeder haar Nieuwjaarsreceptie in het groote oude huis aan de deftige gracht, en om vier uur werden door Bertus, den knecht, buiten, de vergulden lantaarns|op;.zij van de voordeur aangestoken. Bertus|had voor die ge legenheid zijn kuitbroek met gouden bies aan en zijn geel en zwart gestreept vest, nader aangeduid met de livrei," en als grootvader aan Bertus zei, dat hij z'n livrei moest aan doen, wist hij al, dat het feestelijk en deftig zou zijn en Bertus was nu een heel andere knecht dan gewoonlijk. Zijn gezicht stond strak; er kwam geen lachje op. Hij was bizonder gedienstig voor alle bezoekers en boog stijf en diep, alsof hij een scharnier onder in zijn rug had zitten; ja, hij imponeerde zelfs de kleinkinderen, met wie hij anders graag stoeide, en hij zei ons goeden dag met 'n fluisterstem. Grootmoeder ontving in de zaal", een reusachtig langwerpig vierkant vertrek met twee hooge, zeer breede ramen en diepe vensternissen, waarin je wel met je zessen kinderen zitten kon, drie aan iederen kant. In de zaal brandde een roomkleurige porceleinen kachel, die tot bijna aan de zoldering reikte en waarvan het deurtje altijd open stond, zoodat je een groot vuur kon zien van hout en turf, net als in een open haard, en vór die kachel hing aan een hoogen mahoniehouten stok bij wijze van vuurscherm een vaandel, waarop met heel fijne kruissteekjes het alliantie wapen geborduurd was van grootmoeders ouders met kronen en helmen er boven en heel veel krullen. Grootmoeder droeg bij feestelijke gelegenheden, dus ook met Nieuwjaar, de gouden Friesche kap, en grootvader had me eens gezegd, dat de juweelen op grootmoe ders voorhoofd heel duur en dat groomoeder's ouders van adel waren waarvan ik de beteekenis niet goed begreep. Nu, ik vond dat de diamanten prachtig schitterden, vooral wanneer de kaarsenkroon aanwas, en ik voelde op zulke dagen heel veel eerbied voor groot moeder en sprak een beetje bedeesd tegen haar. De kleinkinderen gingen op Nieuw jaarsdag elkaar afhalen, we waren wel met z'n twaalven, en woonden allen in 't oude stadje; samen gingen we wenschen" bij de grootouders, ik voorop, omdat ik het oudste kleinkind was. En heel eerbiedig en onderdanig zeiden we ons veel Heil en Zegen Opa en Oma", en we kregen ieder een riks, die Bertus met zilverpoeder glimiHitmiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiim iiiniiiiiiiitiiiiiiiiiii rijkdom is. Omdat ze, arm en noodlijdend als ze zelven zijn, hen die daar in de witte bedden liggen, veelal nog benijden om hun goede verpleging, het versterkend voedsel, de lief derijke zorg der zusters, die zorg, die nooit vermindert, al blijft de stroom patiënten, die jaarlijks in het ziekenhuis hulp komt zoeken, herstel en verlichting komt vinden voor lichamelijk lijden ; al blijft die toevloed ook onafgebroken doorgaan. Maar andere hulp nog dan die voor physieke ellende, wordt verleend in het Wilhel minagasthuis; hulp aan hen, die gewond werden door het leven; die, indien niet werd ingegrepen, straks, nog vór volkomen her stel, weer zouden terugvallen in een toe stand van uitputting, van verslapping, omdat zij weten, dat daar buiten het gasthuis hun weer de diepste misère wacht. En om dat te voorkomen, die hernieuwde, ongewenschte instorting, daarvoor dient het Maatschappelijk Ziekenhuiswerk. Het is twee jaren nu, dat de afdeeling Maatschappelijk Werk" in het WilhelminaGasthuis bestaat, de arbeid, waarvan zuster H. J. ter Meulen een der bezielende beweegkrachten is en dat bedoelt: Alle maatschap pelijke belemmeringen uit den weg te rui men, die het herstel der patiënten tegen houden, tevens zorg dragende, dat de hulp niet tot pauperisme leidt, maar opheffend werkt." Want daar komen patiënten binnen, wier afgebeuld lichaam niet slechts de sporen draagt van lichamelijk lijden, maar ook van langdurfn armoede, van nijpend gebrek. Is het dan voldoende, alleen den zieken mensch te behandelen ? Alleen de lichame lijke genezing te bewerkstelligen ? Moet dan niet ook naar den maatschappelijken toestand van den patiënt een onderzoek worden inge steld ? Immers laten ziekte en maatschap pelijke toestand zich zoo uiterst moeilijk, eigenlijk zoo ganschelijk niet scheiden, omdat ze zoo pijnlijk nauw met elkaar zijn ver bonden. Zoodat als 't ware twee samenwer kende beroepen noodig zijn tot heil zoowel van de patiënten als van de gemeenschap. En het werk dat in het Wilhelminagast huis met zoo groote voorzichtigheid werd begonnen; dat in den beginne zich bepaalde mend had moeten poetsen, zoodat hij heelemaal nieuw leek. We gaven de groot ouders en de ooms en tante's allemaal een zoen, en een tijdlang hoorde je niks anders in de kamer dan het geluid van onze zoenen en de kinderstemmetjes die het heil en zegen opzeiden. Dan mochten we in de vensternis gaan zitten en we kregen een klein tafeltje bij ons, waarop schijven tulband lagen en waarbij we een kopje chocola kregen. Bertus bediende ons en we voelden ons heel groot, dat hij in zijn kuitbroek ook ons bedienen mocht. En de feestvreugde van den Nieuw jaarsdag culmineerde zich voor ons in den tulband met chocolade melk. Achter in de zaal ging de deur telkens open en Bertus riep met plechtige, diepe stem de namen der binnentredenden. Telkens zag ik grootmoeders ronde tulen hoofd, waartusschen het goud van het ijzer glom en waartegen de juweelen vonkten, knikkend en buigend op en neer gaan en telkens zag ik haar statige gestalte even oprijzen uit de purperen zijden leunstoel met de getorste pooten. Grootmoeder was de koningin van den dag. Grootvader in zijn lange zwarte jas liep heen en weer en praatte met alle gasten om beurt. Voor de dames stonden warme stoven klaar, en de heeren dronken sherry uit hooge kelkglazen, en er was aldoor een gezoem van stemmen maar zelden een lach ; er was een zekere ernst in de atmosfeer, en met m'n jong hart voelde ik toen reeds het bizondere dat z'n stempel drukte op zoo een Nieuwjaarsdag. Ik was er van vervuld tot ik 's avonds naar bed ging en moeder nu maande «m zoet te slapen en Mietje niet te roepen, want ze ging met vader een kaartje leggen bij Opa en Oma, omdat het Nieuwjaar was." In de dagen mijner jeugd was van een vermakelijkheid buiten het gezin geen sprake. Ze bestonden eenvoudig niet. En in de twintigste eeuw, temidden van moord en doodslag en oorlogsgedruisch telt men ze bij kolommen in de krant. Het was hél vol in de opera... helaas! Als onze grootouders eens konden terugkeeren op deze wereld en het hedendaagsche geslacht leeren kennen n zijn verloren piëteit voor levensmijlpalen... O, men moet niet altijd smalen, op den goeden, ouden tijd! E. C. V. D. M. 999 Uit de maandelijksche mededeelingen van het Internationale Comit van Vrouwen voor duurzamen Vrede" Sedert het Internationale Congres van Vrouwen" in de eerste helft van Mei 1915 bestendigd werd in het Internationale Comitévoor duurzamen Vrede", is deze nieuwe organisatie met groote snelheid in kracht en omvang toegenomen. Uit de maandelijksche mededeelingen, die door het Hoofd- bureau van het Comité, Keizersgracht 467?469, te Amsterdam wor den uitgegeven blijkt, dat op l November reeds nationale comité's bestonden in: Australië, Bulgarije, Denemarken, Duitschland, Frankrijk, Griekenland, Groot Britannië en Ierland, Engelsen Indië, Italië, Neder land, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Al deze comité's werken met den groot sten ijver en het eenige, dat dezen arbeid zeer bemoeilijkt is, dat de censuur de ver binding tusschen de verschillende landen haast geheel afsnijdt. Maar toch kwamen er in October mededeelingen in uit Engeland van de Women's International League," uit Italië van Professoressa Paolina Schiff, en uit de Vereenigde Staten een manifest voor een conferentie van de onzijdige landen. En er kwam tevens de vergunning om twee brieven te publiceeren, gewisseld tus schen het comitévoor duurzamen vrede in Frankrijk en dat in Duitschland. Namens het Fransche comitéheeft de presidente, Mme Duchêne gevraagd: Hoe denken de Duitsche vrouwen? Wat doen zij om de pacifistische denk beelden te bevorderen? Hoe werkt het Duitsche comitévoor duurzamen vrede?" De Fransche vrouwen hebben noodig dit tot het Paviljoen van inwendige ziekten, heeft zich van lieverlede uitgebreid over het geheele gasthuis, terwijl het steeds meer in een behoefte blijkt te voorzien. Wat vraagt ge mij wat doet de Afdee ling Maatschappelijk Werk ? En zuster Ter Meulen, als ge het haar vraagt, geeft u ten bescheid: Daarop zoudt ge wel het duide lijkste antwoord ontvangen, als ge ons, zus ters, gedurende eenige weken zoudt gaan vergezellen op onze bezoeken in de stad; bij den wekelijkschen rondgang op de zalen, of als ge het spreekuur zoudt kunnen bij wonen. Ach, wat zoudt ge een lange, vertrouwe lijke mededeelingen kunnen aanhooren van allen, die hulp en raad komen vragen. Wat al zoudt ge te hooren krijgen van door gestane armoede en gebrek; van de gevol gen dikwijls van dronkenschap en onzedelijk leven. Hoevele tranen zoudt ge-zien drogen, hoeveel goeden raad zoudt ge hooren geven, hoeveel bemoedigende woorden. Maar - zou zuster Ter Meulen er bij voegen als wij iets willen bereiken, dan moet onze omgang met de patiënten een strikt persoonlijk karakter dragen; dan moe ten ook wij alleen kennis nemen van de omstandigheden van hen, die onze hulp inroepen en die ons, zoo volledig mogelijk, van hun heden en hun verleden moeten verhalen, opdat des te doeltreffender onze hulp zij. Dan moeten wij alleen gaan! Want bij die bezoeken, tijdens ons ver trouwelijk onderhoud, worden de wantoe standen aan het licht gebracht, die veelal oorzaak waren van het ziek-zijn; worden ze niet bijtijds uit den weg geruimd, dan zijn alle kosten en zorgen, aan de patiënten besteed, verloren. De maatschappelijke arbeid moet het medische werk aanvullen, omdat het laatste maar half werk is zonder het eerste. Zuster Ter Meulen is haar mooi, haar nobel werk begonnen naar aanleiding van een artikel over Maatschappelijk Zieken huiswerk", verschenen in Tne American Journal of Nursing", waarin deze tak van ziekenhuisdienst wordt besproken door Mary Esther de Boer?van Rijk in haar huis Wij hebben de gevierde tooneelspeelster die dezer dagen haar veertigjarige tooneelloopbaan viert, zien optreden in zoo menig stuk, en wij hebben haar kunst bewonderd. Wij zagen haar onder 't tooneellicht in een wereld van schijn, van fantasie, gevend niet haar eigen leven, doch zich opwerkend in denken en voelen tot de uitbeelding van een persoonlijkheid vreemd aan de hare. Verder ging onze visie niet. Maar er zijn velen die Esther de Boer zien achter de schermen, in het alledaagsche leven, in haar huis. Zij zien daar hoe de gevierde vrouw zich geeft aan haar klein kinderen; hoe Hesje en haar broertje Martijn haar bejubelen niet ter wille van de kunst, doch eenvoudig als Grootmoeder", die met hen jong weet te zijn en met hen dartelt en speelt. Welk kind zou zulk een echte" grootmoeder niet in eere houden? Esther de Boer?van Rijk'als grootmoeder iiiiiiiliiiiiiiiiiiliillHiliiiilllllllllllllllllllllllllliiiiliiiiiiiiiiniiilililliliiiiiiiiiMiiiiiiiiMniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiii i mtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin te weten, willen zij een nationale organisatie mogelijk maken." Hierop hebben onze oude bekenden dr. Ani ta Augspurg en Lida Heijmann het antwoord gegeven, dat de kloof moet overbruggen, die de nationaliteiten scheidt. Zij zeggen: vrouwen van alle natiën hebben beschaving, rechtvaardigheid en schoonheid lief. En de oorlog vernietigt ze. Vrouwen van alle natiën verafschuwen barbarisme, wreedheid en verwoesting. En iedere oorlog brengt die drie verschijn selen mee. Vrouwen, de draagsters en hoedsters van het leven, moeten den oorlog verafschuwen, die het leven vernietigt. Door den rook en het kanongebulder der slagvelden, door dood en verschrik king, door zielsangst en oneindig leed, licht, als het morgenrood van betere tijden het diepe saamhoorigheidsgevoel van vele vrouwen uit alle landen." Wij hopen met de schrijfsters van dezen brief, dat dit gevoel van saamhoorigheid zal leiden tot een den wederopbouw van het Internationalisme op hechtere grondslagen dan waarop het tot nu toe berust heeft. Voor het obgenblik mogen wij dankbaar zijn, dat er eenig contact is gekomen tus schen vrouwen in Frankrijk en Duitschland. H. VAN BlEMA-HlJMANS * * * Ons Kookboek WlNDSOR PUDDING 6 geschilde en geboorde appels koken tot ze geheel zacht zijn. Ze tot moes wrijven en vermengen met l ons in melk gaargekookte rijs-t, l 'ons poedersuiker, l theele peltje citroensap en l mespunt geraspte citroenschil. Daarna 4 tot schuim geklopte eiwitten er door roeren. Het mengsel in een puddingvorm doen, die even in kokend water ondergedompeld is. Daarin stoomen tot de pudding stijf is (ongeveer IVs uur.) Opdienen met eene vanillesaus, die van de 4 overgebleven eierdooiers is gemaakt. L. K. EEN SMAKELIJKE NASPIJS l liter water, l Va ons griesmeel, bloem van meel, zout, reuzel. Men maakt het water aan den kook, strooit er de griesmeel in en laat het roerende tot de vereischte dikte inkoken. Dan spreidt men de brij op een platten schotel uit ter dikte van anderhalve centimeter en laat de massa bekoelen. Men E. Wadley, die enkele vaste bepalingen aan gaf voor de ziekenhuizen, welke zulk een tak van dienst willen stichten. Zij luiden als volgt: Er moet naar gestreefd worden, den dok ter bij zijn behandeling behulpzaam te zijn door een onderzoek naar en verbetering van de sociale omstandigheden van den betreffenden patiënt. De philantropische hulpbronnen der ge meenschap moeten dienstbaar worden ge maakt aan het goede doel; verschillende medische hulpmiddelen moeten aan elkaar geschakeld worden, b.v. oogen-, orthopaedische, tandheelkundige klinieken, enz., om van een patiënt weer een volkomen normaal mensch te maken. En wat zeer zeker niet het mtnst be langrijk is de opvoedkundige invloed van het ziekenhuis moet worden overgebracht naar de woningen der patiënten. Overigens moet natuurlijk elke inrichting haar eigen concreet werkschema opmaken in overeenstemming met de maatschappelijke omstandigheden harer patiënten en rekening houdend met de hulpmiddelen, waarover men vermoedelijk te beschikken zal hebben. Mary Wadley eindigt haar artikelen met een woord van opwekking tot alle zieken huizen in haar vaderland, om dezen tak van dienst in hun organisatie op te nemen. Zooveel, zoo hél veel goeds heeft het maatschappelijk ziekenhuis-werk in het Wilhelmina-Gasthuis reeds bereikt. En tref fende voorbeelden zijn te geven van de wijze, waarop de zusters werkten. Patiënt E., weduwnaar en ernstig ziek, zou graag willen, dat zijn eenige dochter 's avonds een kwartiertje bij hem op bezoek kwam. Het meisje werkt echter op een fabriek aan het andere einde der stad, en de werktijden op de fabriek laten het niet toe, op het bezoekuur in het gasthuis te komen. De vader is overgelukkig, als hij hoort, hoe alles zógeregeld is, dat zijn dochter eiken avond bij hem mag komen. Patiënt M. is verdrietig, daar hem door den dokter is medegedeeld, dat hij om zijn rheumatiek voortaan niet meer op de voch tige afdeeling op de suikerfabriek mag wer ken. Buitendien laat de toestand van zijn snijdt er ruiten van en wentelt deze in bloem en bakt ze in de reuzel bruin. Men presenteert hierbij een comppte van gedroogde pruimen met abrikozen. M. A. v. S. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. H. MEIJER KONINGSPLEIN AMSTERDAM UITZETTEN EN LUIERMANDEN OP EIGEN ATELIERS AAN - HUIS VERVAARDIGD woning veel te wenschen over. Hij is dank baar, als hij verneemt, dat er met den directeur van de fabriek gesproken is en hij voortaan op een droge atdeeling mag komen werken, en dat het gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht een verbetering in zijn woning zal doen aanbrengen. Dat zijn kleine, gemakkelijke problemen. Maar er zijn ook moeilijker. Patiënte I. moet van uit het gasthuis naar een inrichting buiten de stad vervoerd wor den. Haar inboedel wil ze gedeeltelijk mee nemen, gedeeltelijk verkocht hebben. Vór haar vertrek naar het gasthuis heeft ze geen orde op haar zaken kunnen stellen. Ze heeft bovendien huurschuld, goederen in de Bank van Leening staan, enz. In dergelijke ge vallen moet er dikwijls heel wat overlegd, geloopen en geregeld worden, alvorens de zaak tot een goed einde gebracht is. En dan zijn er ook gevallen, waarin het gewenschte niet wordt bereikt; gevallen van gebrek van verzorging en verwaarloozing, waar tegenover de zusters machteloos staan omdat de wetten van ons land verbieden in te grijpen. Een der jaarverslagen ligt vór ons. Zuster Ter Meulen wijst er daarin op ze doet het bescheiden, zooals ze alles doet dat de afdeeling Maatschappelijk Werk geen speciale ondersteuning geniet. Maar niet waar geld is en blijft er noodig! Voor zooveel! Voor versterkende middelen ! Voor het laten doen van de wasch, als de huis moeder te zwak is om dat werk te verrich ten ! Voor het laten maken van w rkjaponnen, als de vrouw zich bij de Arbeidsbeurs als werkster gaat aangeven; voor zooveel andere dingen, opdat het den patiënten, die dreigen schipbreukelingen te worden, moge lijk worde gemaakt, straks hun eersten stap weer te zetten in de maatschappij. Het is alles ingericht met zooveel ver stand n zooveel liefde. Moge binnen een niet te groot tijdsverloop elk Ziekenhuis in ons land zijn afdeeling Maatschappelijk Werk hebben. De tijden zijn er immers rijp voor! A. E. ZUIKERBERQ

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl