De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 16 januari pagina 6

16 januari 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Jan. '16. No. 2012 De New-Yorksche Driekleur II (Slot) V. ?'* Zegel van .de stad New-York 1915. Zegel van 1915. Enkele mededelingen mogen volgen betreffende het nu aange nomen stadszegel uit het Rapport en de toelichting van de Art, Commisslon Asso ciates, die het Rapport van eeae door haar benoemde subcommissie tot het hare heeft gemaakt, aan de Art Commission, d.d. 9 Ja nuari en 22 Maart 1915 (3e en 5e afdeeling). In de eerste plaats is het het ver langen van de commissie geweest, alleen om eene nauwkeurige en artistieke wedergave van het stadszegel te verkrijgen, zoo als dat vroeger is aangenomen en nu in gebruik is, ten einde een goed gewaarborgden en behoorlijk uitgevoerden standaard vast te stellen, die er thans niet Is. De nog heden in gebruik zijnde zegels komen in algemeen {karakter wel overeen, maar toch zijn er nauwelijks twee van hen precies gelijk, en de meeste er van onnauwkeurig en in de hoogste mate onaesthetisch. Ter wille van de uniformiteit moet het zegel, waar ook gebruikt, absoluut hetzelfde in afdruk zijn. Het behoort ook zoo nauwkeu rig mogelijk historisch te wezen, en ont worpen en uitgevoerd met de hoogste artis tieke bedrevenheid en in verband met het gebruik er van niet alleen als een stempel op officieele bescheiden, maar ook als een Architectonische Irek, indien het op stede lijke gebouwen wordt aangebracht. De commissie is zoo gelukkig geweest zich de diensten te verzekeren van Mr. Paul Manship, den weibekenden stempelstrijder, om een model van het zegel volgens photo's, aan zegels van archiefstukken ontleend, te ver vaardigen. In dit model zijn alle bijzonder heden van het oorspronkelijke zegel (van 1686, doch met den adelaar en het jaartal 1664) met historische nauwgezetheid en fijn artistiek ge voel weergegeven en de commissie gevoelde, dat Mr. Manship een belangrijken publieken dienst had bewezen door aldus zoowel den afdruk als den geest van het oude stads zegel te bewaren in een vorm, die geschikt was voor het gebruik als zegel in letterlijken zin van het woord als ook om te dienen als stempel en architecturaal ornament. De hllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIil.llllllimilllll Nieuws over Jacques Perk? door WILLEM BECH en VICTOR E. VAN VRIESLAND II (Slot) Afgezien van de vele ernstiger bezwaren, die wij reeds mochten ontwikkelen, of nog ter sprake zullen brengen, wijzen wij op een op zichzelf reeds bedenkelijk verschijnsel van meer algemeene aard. Het is geen wonder dat als iemand zonder lust zij n taak verricht, het werk er onder te lijden, heeft. Hoeveel te meer wanneer het met bepaalden tegenzin geschiedt. n wat schrijft Schepers in zijn Naschrift over de Kritiek van Timmerman ? Met tegenzin heeft hij haar gelezen, met tegenzin erover gesproken. Wij zullen zoo welwillend zijn, behalve de onaangename toon, een groot deel van de nonchalance en de onjuistheden in dit gedeelte zijner bespreking daaraan toe te schrijven. Wel mag het dan verwondering wekken, wat bij zógrooten tegenzin Schepers er toe kon brengen Dr. Timmerman's studie het omvangrijkste deel van zijn betoog te wijden. Wij kunnen ons niets anders denken, krachtig genoeg om deze belemmering op te heffen, als liefde tot de Waarheid! Laten wij dan nagaan hoe de Waarheid hier door den heer Schepers gediend werd. Met de meest gezwollen en pathetische uitdrukkingen van afschuw, valt Sch.,dadelijk in het begin van zijn Naschrift Timmerman aan op, voor 't minst, betwijfelbare gronden. Wie de moeite neemt Qreebe's interpretatie van Vosmaer's verklaring, door Schepers aangehaald, ook in het werk zelf (p. IX) na te lezen, zal n in het verband met wat vooraf gaat (?Hij bedoelde daarmee niet zoozeer een oordeel over Kloos' werk..."), n door de slordigheid en dubbelzinnigheid van Or.'s zin, de overtuiging krijgen, dat Sch. allerminst recht heeft, op zoo hoogen toon T. van oneerlijkheid te betichten 19). Gr.'S onduidelijke manier van zich uit te drukken sticht verwarring, daar zijne bedoe ling zich niet met zekerheid laat nawijzen. Sub 5 is de heer Sch. van meening dat de goedkeuring die Vosmaer aan Kloos' redactie der sonnetten hechtte van onwaarde was, omdat V. zijn voorrede schreef, nog vór hij den uitslag van Kloos' werk kende. Wij zijn het met Timmerman eens, dat die woorden waarde hebben a plus forte raison". Vosmaer, de koele, de correcte, de bangom-zich-te-branden Vosmaer, zou nooit zoo'n uitlating gedaan hebben, als hij niet onwrik baar gebouwd had op Kloos' inzicht, en zeker had t ij die niet na de lezing in druk laten staan als hij het ook maar in een enkel opzicht niet met Kloos' redactie was eens geweest" 20). Met zoo dubieuse bewijsvoering, naar aanleiding van zoo weinig overtuigende argumenten schroomt Schepers niet iemand als Aegidius Timmerman klakkeloos van vervalsing", verdraaiing van waarheid", knoeierijen" te beschuldigen Onzerzijds kunnen wij verdachtmakingen als van Sch. met gerustheid voorbijgaan. Voor ons blijf t gelden wat niemand minder dan van Campen 21) zoo treffend gezegd heeft van Timmerman's klaarblijkelijk zóedele menschelijkheid": dat het weldoend ... moet zijn, een mensch met... zulk een oprechten en edelen geest, als de heer Timmerman... is, onder zijn commissie beval daarom aan, dat het aldus uitgevoerde model zou worden aangenomen als standaard van het stadszegel, dat het zou worden gegoten in brons of anderen biy venden vorm, en, bewaard op de secretarie, en dat het zegel op de stadsdocumenten of stadsgebouwen in de toekomst aan dit model zouden worden conform gemaakt. Hoe belangrijk de verhandeling van een wapen uit een wetenschappelijk oogpunt ook al zijn moge, het is en blijft toch voor de meesten onzer een voorwerp van weinig belang. Hier en daar op gebouwen aan gebracht, wijst het den eigendom van het rijk of de gemeente aan, maar het spreekt of beweegt niet, geen enkel teeken van leven gaat er van uit, het is dood, en wij gaan het koud voorbij. Geheel anders bij de vlag; haar wapperende banen ontplooien voor velen de geschiedenis van land en volk en voor allen is zij een vreugdeteeken. Bewust of onbewust iedereen kent haar, zij alleen is populair, Vraagt het den landge noot, wat de vlag voor hem is in den vreemde, den matroos op zijn lange reis, den soldaat te velde; zij allen zullen u spreken van blijdschap en van bezieling tot groote daden. De Art Commission Associates rappor teeren, dat in New-York de toen nog in gebruik zijnde vlag bestond uit een wit veld, dragende het stadszegel in donker blauw. Een uitvoerig onderzoek in het stads archief heeft geen enkel besluit aan den dag gebracht, waarbij het ontwerp van een vlag is aangenomen; het is ook niet mogelijk geweest na te gaan, wanneer die witte vlag in gebruik kwam, ofschoon door den Board of Aldermen van tijd tot tijd besluiten zijn genomen om nieuwe stadsvlaggen te doen maken. Daar de oude vlag niet duidelijk was, noch met de geschiedenis verband hield of artistieke verdiensten had, die haar aanbevelenswaardig maakten, en er ook geen autoriteit schijnt te bestaan voor de zuiver heid van het gebruik, was de commissie van meening, dat de stad gerechtigd was, indien zij dit wenschelijk achtte, tot hareafschaffing te besluiten en als officieele vlag een teekening te aanvaarden, die zoowel met de historie samenhing als artistieke verdiensten bezat, en die gemakkelijk te onderscheiden ware van andere algemeen in gebruik zijnde vlaggen. Uit een historisch oogpunt be schouwd, zijn de kleuren, die zich vanzelf aan de gedachte opdringen, die, welke het eerst over het eiland Manhattan wapperden, n.l. oranje, wit en blauw van de West-Indische Compagnie, die ook de kleuren waren der Vereenigde Nederlanden, toen Henry Hudson in 1609 de naar hem genoemde rivier ont dekte, en toen in 1626 Nieuw-Amsterdam door de Hollanders werd gesticht. De com missie beroept zich ten opzichte van den oorsprong der Nederlandsche vlag en de juistheid harer kleuren in dien tijd op de autoriteit van twee Hollandsche boekwerken (van mr. J. C. de Jonge en C. de Waard). Wij zijn ook ingelicht zoo vervolgt zij door prof. Alexander Smith, het hoofd van het Scheikundig Departement van de univer siteit in Columbia, dat het blauw van indigo, hetzij ingevoerd uit Indië of Egypte, of ge trokken uit de plant, bekend als weede, die in Europa gecultiveerd werd, bijna de eenig in 1626 bekende verf van blauwe kleur was, toen Nieuw-Amsterdam werd gesticht. Dit leidt ^tot een bewijs, dat het HNWHMlMttWUIHUIIIIIIIIIllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMI vrienden te mogen rekenen?" De aantij gingen zelfs van een Schepers kunnen het ver trouwen in de pngereptheid van onzen vriend Timmerman niet aan het wankelen brengen. Maar laten we voortgaan de wijze waarop Schepers polemiseert voor zichzelf te laten spreken. Weer wordt Timmerman van bedrog beschuldigd. Hij heeft uit B. P. (p. 151) geciteerd Jacques' bericht dat (hij) bijzonder opvliegend ook tegen (zijn) vader werd." Uit het door hem gecursiveerde ook meent T. terecht te mogen afleiden dat deze woorden een erkennen inhouden van opvliegendheid tegen Kloos. Neen, zegt dan Schepers, in verband met wat Perk aan zijn woorden vooraf laat gaan, zien we dat T. de bedoe ling van den zin geweld aan doet. Nu blijkt integendeel, dat Perk in die door Sch. met zooveel ophef aangekondigde voorafgaande zinnetjes (?tot de bronnen zelf... gaan") voornamelijk over het samenzijn met X (Kloos) spreekt, waardoor Perk in tweezaamheid" was. Zoodat hierin Timm.'s aan duiding juist versterkt wordt inplaats van weerlegd. Immers, hierdoor wordt het vol komen duidelijk dat in T.'s aanhaling het woord ook" wel degelijk op Kloos terug slaat 22), en vervalt Schepers' bewering. Maar er is meer, en erger. Greebe zegt (p. 177) van het sonnet Een adder: Het geheele vers is zwoel van erotische phantasie. De bezie gloeit, het geiteblad (= kam perfolie) omvat roos en rotsen en omarmt de blauwe verte." Het is duidelijk dat de tweede zin de motiveering moet geven, van de eerste, temeer omdat de alinea door deze beide zinnetjes gevormd, zoowat alles is wat Greebe als commentaar bij dit sonnet schrijft, en hij zich juist niet op andere plaatsen beroept.Over dit commentaar schrijft Timmerman 23) Een adder, waar de kuische Greebe uit de bezie gloeit. .."enz.?volgt bovengenoemde aanhaling dit venijn zuigt: het geheele vers is zwoel van ero tische phantasie."" Schepers nu, om T. van verdraaien" te kunnen beschuldigen, ont ziet zich niet het te doen voorkomen: dat Gr.'s uitdrukking gebruikt wordt van het geheele sonnet; dat zij niet bepaaldelijk be trekking heeft op de geciteerde plaatsen waarop zij zich beroept. Trouwens, in zijne zgn. verklaringen" 24) komt deze zonder linge neiging van Greebe, waarmede hij o.|i. de erotomanie in de Nederlandsche litera tuurbeschouwing invoert, wel meer aan den dag. Zoo vinden we 25) de schaamteloosnaïeve en onaangenaam-aandoende verkla ring: Ik merk op, dat P. herhaaldelijk be schrijft hoe een jonkman door de haren wart van een bemind meisje, en dus deze vorm van erotisch genoegen hem voor een man sympathiek was" 10). Lezer! Laten we onzen ernst bewaren en ons gevoel voor humor in gezelschap van den heer Greebe, A. C. J. A., ter zijde stellen. Naar aanleiding van dit zelfde vers, Al warrend door de lokken, die hem kronen", werpt de heer Gr. nog het gewich'ige probleem op warde hij of warde zij". Het antwoord lijkt ons eenvoudig. Hij Greebe! warde Zoo geeft de heer Gr. 26) bij den regel Die bloemen liefdegeurend, na het sterven" ons deze frissche verzekering: haar geur biauw van de oorspronkelijke Nederiandsche vlag geweest moet zijn van zuiver indigo, waarvan een monster door Prof. Smith vriendelijk werd verschaft, en het blauwe vlaggedoek in de model-vlag, hierbij aan het oordeel onderworpen", is speciaal voor het doel geverfd. Omtrent de juiste kleur van oranje is e/ geen twijfel geweest, en men gelooft, dat; de kleuren van de modelvlag een nauwkeurige reproductie zijn van die der Nederlandsche vlag van 1626. Ten opzichte van de rangschikking scheen het wenschelijk, dat de kleuren in verticale banden gezet werden, liever dan in horizontaje, het blauw aan den stok. Het scheen ook passend, dat het stadszegel in blauw gezet werd op de middelste of witte baan. Laat mij hieraan nog eenige van de sym pathieke woorden toevoegen, die door den voorzitter van de sub- of speciale commis sie gesproken zijn op eene vergadering voor een Commissie van den Board of Aldermen op 22 Maart 1915 tot toelichting van boven bedoeld rapport. Wij gevoelen, dat de stad een officieele vlag moet hebben, waardoor wij ons onderscheiden, en die de geschie denis van den oorsprong en ontwikkeling der stad moet verhalen. Op dezen aandrang heeft de Kunstcommissie voor aanneming als de officieele vlag van de stad NewYork de kleuren aanbevolen, die omstreeks driehonderd jaar geleden het eerst over het eiland Manhattan wapperden, toen een handvol Hollanders met een moed en ondernemingsgeest, die nimmer overtroffen zijn, de gevaren van onbekende zeeën trotseerden en op deze stranden landden. Het is aan den moed en ondernemingsgeest van deze handvol mannen, dat de stad New-York haar ontst an dankt, en het is grootendeels de liefde voor burgerlijke vrijheid en de idealen van democratisch bestuur, welke deze mannen medebrachten, die New-York de groote stad gemaakt hebben, die zij thans is. Wij vragen u dezen dienst te gedenken en deze idealen in de officieele stadsvlag te belichamen. In de vlag van Henry Hudson en Peter Stuyvesant waren de kleuren gerangschikt in horizontale banen, maar wij hebben haar in verticale banen geplaatst, omdat die beter te onderscheiden zijn en een betere gelegenheid geven tot plaatsing van het stadszegel. In onze vlag zijn de kleuren Nederlandsen, toel wapen is Engelsch, de bekroning specifiek Amerikaanse!), maar de vlag in haar geheel is de vlag van de stad, die van het begin geworden is het tehuis van alle naties, de groote cosmopolitische stad New-York. In hoofdzaak echter dringen wij er bij u op aan de oranje, wit en blauwe vlag als stadsvlag aan te nemen ter wille van hare beteekenis als zinnebeeld van den moed en vrijheidsgeest, die de Spaansche dwingelandij weerstonden en de Nederlandsche republiek stichtten en die aan New-York als haar geboorterecht gaven vrij bestuur, het vrije woord, vrijen handel, vrije scholen en vrijen godsdienst. Deze vlag is niet uitsluitend sieraad. Het is een bladzijde geschiedenis en zijne kleuren vereeuwigen een groote traditie. Zij staat voor vrijheid en wet. Zij vertegenwoordigt het grondderikbeeld van burgerlijk bestuur, dat de stichters ons brachten en dat onze onschatbare''erfenïs is". De vierde afdëelihg bevat het besluit van iiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiMMiiiiiiiiHiumiiitiiiiiiiiiiiiitiiiiiuiiHiiiiiiiiiiiii wekt liefde, of de geur der bloemen wekt erotische voorstellingen" 10), en verwijst 27) naar een weelderige krekel. Zoodat we maar zeggen willen dat Timmerman Gr.'s opvat ting van de bezie gloeit.. ."? enz. maar al te goed in de gaten had en Sch. zich ten onrechte vol misbaar als verdediger van de verdrukte onschuld opwierp. Sch. zegt tot driemaal toe dat het zeer waarschijnlijk is, dat Sanctissima Virgo niet tot de Mathilde-Cyclus behoord heeft 28). Kloos weet bepa.Id zeker, dat Sanctissima Virgo aanwezig is geweest in handschrift O" 29) bij Greebe B genoemd . Ook op dit punt wordt dus Kloos weder zonder een zweem van bewijsvoering als leugenaar gekenschetst. En dit is Schepers niet genoeg. Terwijl Kloos in zijne inleiding tot Dr. Timmerman's artikelen 30) uitdrukkelijk verklaart Alles wat hier volgt is precies overeenkomstig de feiten" dór Schepers zelf notabene geciteerd , zegt Greebe's verdediger zonder meer dat Kloos zeer waarschijnlijk" T.'s stukken niet met voldoende nauwkeurigheid is nagegaan. En dat, niettegenstaande Kloos zelf het feitenmateriaal ertoe verschaft heeft! Zoolang Schepers ons de gronden niet kan aanvoeren, waarop hij deze zware beschul diging tegen Kloos en de Nieuwe Gids uitspreekt, zullen wij haar als een uitvlucht moeten beschouwen. Schepers is niet minder dan zijn cliënt Greebe te kort geschoten, de tekstvervalsching van Perk's vriend te bewijzen. De plaatsen door de heeren uit particuliere brieven van Willem Kloos zonder diens goedvinden gepubliceerd 31), kunnen ons niet over tuigen. Hoe eene uitlating als het veelgeëxploiteerde, bijna berucht-geworden Ik verander veel" 32) opgevat moet worden volgens de eigen bedoeling van den schrijver, blijkt uit eene aanduiding van Kloos 32). Trouwens, men moet Kloos weder voor eenen leugenaar houden, om met zoo groote gemakkelijktieid zijn pertinente verklaring te negeeren, dat de enkele veranderingen die niet op de hss. berusten, naar persoon lijke aanduidingen en mondelinge mededeelingen", in de bijna dagelijksche gesprekken" der vrienden, zijn aangebracht 34). Het is niet gewaagd te veronderstellen dat Kloos zich uiterst consciëntieus aan deze monde linge beschikkingen van Perk gehouden heeft; ,dit mag wel afgeleid worden uit het feit dat Kloos plaatsen, waar door hem aanmerking op gemaakt was, maar die door Perk niet veranderd werden, opnam en in die redactie handhaafde, die hem persoonlijk minder goed voorkwam 35). Van deze veranderingen weten we overi gens eigenlijk niets af. Met al hun onbekookte verwij'en blijven Kloos'aanvallers in gebreke ons ook maar een enkel geval voor te leggen, waarvan het nawijsbaar is, dat hij van de handschriften afwijkt. Dit is dan een mager resultaat voor zoo zelfverzekerde en met ophef voorgedragen beweersels. Het eenig geval, dat hij had kunnen noe men de schrijver van Nieuws over Jacques Perk" heeft het blijkbaar over het hoofd gezien. Het is niet zonder eenige ironie: hij kan het vinden in dezelfde aanval op Greebe, waarin hij naar middelen tot diens verdediging zocht, in dezelfde verde Art Commission van de stad New-York, d.d. 8 Februari 1915, waarbij deze het rapport van de Art Commission Associates aanvaart en de aanneming van de daarin gedane voorstellen betreffende zegel en vlag aan beveelt. De zesde afdeeling loopt over de Verslagen van het College van Aldermen, waarvan hier alleen vermeld moet worden, dat naar aanleiding van in couranten etc. gedane opmerkingen nader besloten is, dat het randschrift van het zegel in de vlag als overbodig zal worden weggelaten. In de zevende afdeeling is afgedrukt een uit treksel uit het ordonnantieboek, betreffende de aanneming van zegel en vlag door het College van Aldermen op 27 April 1915 en bekrachtiging door den Mayor op l Mei d.a.v. Daaruit blijkt nog de samenstelling van de Mayor's vlag, die gelijk is aan de stadsvlag, doch op de witte baan boven het zegel vijf blauwe sterren met vijf punten heeft, die de vijf wijken van de stad vertegenwoordigen. Ledenlijsten van het Jubileumcomitémet plaat van de Inscriptie ter herinnering van den 250sten verjaardag der installatie van het Engelsche bestuur op 24 Juni 1665 vormen het slot van het gedenkboek, dat in een smaakvollen band gebonden is. Het behoort in iedere wetenschappelijke bibliotheek aan wezig te zijn. De vlag van New-York is dan toch niet gelijk aan de onze, zoo is door sommigen opgemerkt, toen in het voorjaar de eerste berichten uit Amerika ons bereikten. Er is een wapen in, de banen zijn loodrecht ge plaatst en onze kleuren zijn rood, wit en blauw. Drie min of meer belangrijke ver schillen, waarvan ik de in tweede en derde plaats genoemde alleen zal bespreken, daar de plaatsing van het wapen zoo voor de hand ligt, dat zij geen bijzondere verdedi ging vereischt. In vlaggen van stad of land is het gebruik van het wapen schier alge meen; de hoofdbeteekenis van de vlag wordt er heelemaal niet door aangetast, maar ver sterkt of nader aangeduid. Tegen de verticale richting van de banen der vlag vervalt iedere bedenking bij de wetenschap, dat het volk van New-York een vlag verlangd heeft, die wel is waar met zijn geschiedenis samenhangt, maar toch gemakkelijk te onderscheiden is van andere en algemeen in gebruik zijnde vlaggen. *) Het wordt op verschillende plaateen in het ge denkboek uitdrukkelijk gezegd. De vlag van New-York is geen nabootsing van de vlag der Nederlanden, maar een nieuwe vlag, de historische kleuren van de Nederlanden, belichaamd op een distinctieve wijze. Waar de Vereenigde Kunstcommissie bij de ver dediging van den loodrechten stand der banen op p. 75 zegt, dat die overeenkom stig het gebruik is, is zij m. i. niet geluk kig.-Een blik op een vlaggekaart doet juist het tegendeel zien. Als zeevlag zijn de drijvende banen dan ook verre boven de staande te verkiezen. De laatste zijn alleen van ter zijde geheel waarneembaar, voor en achter den wind is meestal niet meer dan de buitenste of wapperende baan te zien, terwijl van de eerste in hetzelfde geval een gedeelte van alle banen of kleu ren te onderscheiden valt. Prijzenswaardig is de plaatsing van de donkere (blauwe) baan aan den stok, waardoor het oranje kan wapperen. dediging van Kloos, waarin hij naar middelen om dien aan te vallen speurde. Zie, Schepers, wij zijn zoo vriendelijk u zelf dit wapen in de hand te geven. Het verheugt ons, na de wijze waarop de aanval op Kloos en Timmerman, gevoerd is, dit loyaal te kunnen doen. Intusschen staat voor ons vast, dat Kloos' mededeeling omtrent Perk's persoonlijke aanwijzingen boven twijfel verheven is, en wij wenschen u met ernstigen nadruk op het gewicht van deze overweging te wijzen. Welnu, het door ons bedoelde geval betreft het sonnet Sluimer (Op het Meir), waarvan de Kloos-uitgave in vers 5 tot 8 van hs. A en van B en C afwijkt Wij maken deze opmerking allerminst om met Greebe de onbetrouwbaarheid" van de herziene tekst te brandmerken" " 36). Na het voorafgaande zal dit duidelijk zijn. Als wij nu nog eens dr. Schepers'artikel in zijn geheel beschouwen, zien we, dat tegenover dit verzuim geen enkele poging staat tot zakelijke weerlegging van Tim merman's betoog in zijn hoofdgedachte. De groote lijn wordt door Schepers geheel uit het oog verloren; hij verwijlt gewichtig bij futiliteiten. Wij voelen zijne bewondering voor eene phitologie van beuzelingen, als die van den heer Greebe, die lange tabellen statistiek vervaardigt over leesteekens, spelling, accenten, en daar theorieën over opbouwt; bewondering voor den man die in beschouwingen over zooveel hoofdletters tegen zooveel kleine letters grasduint. Zie hier dan eindelijk de philoloog die we voor Perk noodig hadden, juicht hij. Het blijkt dan ook een be-perk-te philoloog. En deze bewondering voor eene philologie die achter De Jonkvrouw, de met schoon bedeelde", gretig een zwakke potlood komma" con stateert lijkt ons voor Sch. veelbeteekenend. Indien daarentegen de Vooys ons 37) zegt hoe men filologies geschoold en tevens kunstzinnig de wording van dichterlike teksten kan bestuderen" vertelt hij ons dit op andere wijze reeds door zijn eigen ver dienstelijke studie. Wat mogen we van zulk een hoogopgevatte philologie, zooals wij die in de moderne literaire kritiek weer meer op den voorgrond zien komen, verwachten ? In tegenstelling met de roemrijke subjectieflyrische kritiek van '80 streeft zij naar de sereniteit van een zuiver, onbevooroordeeld en vooral synthetisch inzicht. Voor Greebe blijkt dit niet meer dan een leus. Want al verklaart hij 38) bescheiden zonder voor ingenomenheid den bundel" (se. Perk) zelf te laten spreken", het resultaat is dat op iedere bladzijde zijn vooropgezAe antipa thie tegen Kloos" 39) nauwelijks^pnaskeerd wordt. Van zulk een hoog-opgevatte philolo gie dus staan Greebe en de zijnen zeer ver af En waar zij op het belang van de philologie voor het onderzoek van Perk's cyclus zoo zeer den nadruk leggen, is het wel opmer kelijk, dat zij 'geen van beiden als serieus philoioog in aanmerking komen tegenover een autoriteit als de Vooys, den verdediger der Kloos-editie. In zijn stijl zoowel als in zijne opvatting der philologie is Sch. aan Greebe verwant. Geen wonder dat diens boek hem boeit" en meesleept", het zelfde boek waarvan in Van ernstigen aard schijnt het verschil te zijn, dat in de kleur van een der banen , bestaat. Het schijnt ,zpo, maar historisch is er geen verschil. Immers de kleuren van de Nederlandsche vlag zijn in haar wezen: oranje, wit en blauw, zooals zij ook on twijfelbaar aanvankelijk en tot 1630 uitslui tend zijn gevoerd. Toen is om verschil lende redenen, die hier niets ter zake doen, omdat de politiek van het Gemeentbest er geheel vreemd aan was. het oranje gaande weg door rood vervangen. Maar juist om dat de verandering niet het gevolg was van staatkundige woelingen, hebben onze voor ouders zoowel na als vór 1630 in de kleur der bovenste baan niet anders dan het ge liefd oranje gezien. Bewijzen daarvoor heb ik in: de Nederlandsche vlag, Nieuwe bij dragen tot de kennis harer kleuren, aange voerd, maar zij kunnen thans gemakkelijk worden vermeerderd. Zijn de kleuren van New-Yorkalzoo gelijk aan [die van Nederland, historisch en thans ook nog in beteekenis, beider vlaggen hebben nog een ander, niet onbelangrijk, punt van overeenkomst. De Nederlanden leest men in het gedenkboek, p. 73 zijn haar beroemde vlag niet aan een vreemden vorst verschuldigd, maar aan den prins van Oranje, Willem I loffelijker memorie, die ook de grondlegger is van de vrijheid van zijn volk". Nu moet hierbij echter niet gedacht worden aan een schenking door den Prins, en evenmin aan het gebruik op zee van diens kleuren uit loutere vereering van zijn persoon. In het een noch het ander lag een rechtsgrond voor het voeren van een vlag, die het opperste gezag aanduidde. Uitvoerig is dit in mijn bovenaangehaald werk uiteen gezet, p. 43 vlg., maar. Ik wil den korten zin er van hier herhalen. Rooverijen en verregaande gewelddadigheden op zee gaven in de 15de eeuw aanleiding, dat de vorsten hunne zorg over het geheele zeewezen uit strekten.De scheepvaart werd gereglementeerd en schip en lading met de bemanning daarbij gesteld onder het souverein gezag, ten teeken waarvan 's vorsten banier ten top geheschen werd. De landsheer droeg dit gezag over aan een door hem aan te stellen Admiraal van de Zee en gelastte, dat alle schepen gehouden zouden zijn te voeren de banieren, vleugels en standaers van onsen gemelden admirael". Ziedaar den rechtsgrond voor het voeren van de kleuren van den Prins, die een van de opeenvolgende Admiraals van de Zee geweest is. Hebben wij dan onze vlag te danken aan handel en scheep vaart, met New-York is dat eveneens het geval, waardoor we tevens een merkwaardig verband bespeuren tusschen het zegel met zijn bevers en matroos en de vlag van die stad. Middelburg. C. DE WAARD *) Zeker heeft de Commissie hier gedacht aan de vlaggen van Frankrijk en België, welker banen bij verandering van den Staat kundigen toestand van drijvende in staande veranderd zijn. De Italiaansche driekleur rood, wit, groen in ruiten en hoeken, het eerst, naar de bronnen melden, ontplooid te Bologna 13 November 1794, is door Napoleon recht gezet, waardoor hij deze vlag tot een variant van de Fransche maakte. Horizontale banen zijn doorgaans een ken merk van oude vlaggen, de verticale van den nieuwen tijd. IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlllllHlllllllllllllinillllltflIllllllllllllllllllllflHHHIIIIII de Beweging40) P. N. v. E(yck) zegt: Zijn boek is... onartistiek Zelden werd over een zuiver dichter in afschuwelijker proza een veel te lang boek geschreven. De woordenkeus is onpersoonlijk, grof, en on beholpen De stijl, waarin de woorden zijn opgenomen, is verward, slobberig, langdradig, de betoogtrant even school meesterachtig als hij weinig overtuigend is?Ik kan mij niet denken dat poëzie met minder gevoel en begrip van het... karakter van een goed gedicht kan be sproken worden. Zij is er in beduimeld". Dit boek is het, dat dr. Schepers tracht te rechtvaardigen. Het registreeren van de meest kinderachtige bijzakelijkheden imponeert Sch. zoo, dat hij dankbaar van een uiterst nauwkeurig boek" spreekt; terecht laat echter echter prof. de Vooys 41) uitkomen, hoe het met weinig zorg gekomponeerd" is. De heer Schepers zegt van Gr.'s proef schrift ik heb in korte tijd dit zonderlinge boek tweemaal doorgewerkt en dat vind ik er voor pleiten, al blijft het boek zonder ling." Indien het voor eene verhandeling pleit dat zij tweemaal doorgewerkt" wordt, willen wij eindigen met des heeren Schepers' woorden tot de onze te maken. In korten tijd hebben wij dit zonderlinge stuk twee maal doorgewerkt, zoodat wij de voldoening smaken althans iets gevonden te hebben dat er voor pleit. Al blijft het stuk zonderling. 19) Het uitlaten van 21 woorden in zijne aanhaling van Gr.'s zin, door T. zelf aangeduid met stippels wordt door Sch. weer uitgespeeld om T.'s onbetrouwbaarheid te construeeren, hoewel ze, even onduidelijk als de geheele zin, geen bewijs inhouden. Schepers, om zijn eigen dichterlijke beeld spraak over te nemen klopt er natuurlijk een zak vol munten uit. 20) Juni p. 920. 21) Over Literatuur p. 52 sq. 22) c. f. ook Timmerman Aug. p. 219. 23) Sept. p. 387. 24) Dr. J. B. Schepers: De Amsterdammer No. 2006 p. 7. Wij cursiveeren. 25) p. 242. 26) p. 171. 27) p. 177. Perk KI.4 LXVJI. 28) Sub. 2, sub 8, en, na het lezen van T.'s artikelen, in het Naschrift uitdrukkelijk gehandhaafd. 29) T. Aug., p. 220. 30) Juni p. 909. 31) Daarbij wordt dan de bedoeling, buiten haar verband, tendentieus uitgelegd, waar over Kloos zich reeds dertien jaar geleden moest beklagen. Zie hierover: Nieuwere Lit. Gesch. IV p. 109. 32) Uit een brief aan Vosmaer van 13 December 1881. 33) Nieuwere Lit. Gesch. IV p. 105 s.q. 34) c. f. Timmerman, Juni p. 922, en Aug. p. 217. 35) T. geeft hiervan, Juni p. 923 een lijstje van twaalf voorbeelden. 36) de Vooys, l.c. p. 303. 37) N. Taalg. l.c. p. 298. 38) p. 74. 39) N. Taalg. l.c. p. 299. 40) lle Jaarg. Nov. 1915 p. 166. 41) N. Taalg. l.c p. 306. * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl