Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Jan. '16. No. 2012
De New-Yorksche Driekleur
II (Slot)
V.
?'*
Zegel van .de stad New-York 1915.
Zegel van 1915. Enkele mededelingen
mogen volgen betreffende het nu aange
nomen stadszegel uit het Rapport en de
toelichting van de Art, Commisslon Asso
ciates, die het Rapport van eeae door haar
benoemde subcommissie tot het hare heeft
gemaakt, aan de Art Commission, d.d. 9 Ja
nuari en 22 Maart 1915 (3e en 5e
afdeeling). In de eerste plaats is het het ver
langen van de commissie geweest, alleen
om eene nauwkeurige en artistieke
wedergave van het stadszegel te verkrijgen, zoo
als dat vroeger is aangenomen en nu in
gebruik is, ten einde een goed
gewaarborgden en behoorlijk uitgevoerden standaard
vast te stellen, die er thans niet Is. De nog
heden in gebruik zijnde zegels komen in
algemeen {karakter wel overeen, maar toch
zijn er nauwelijks twee van hen precies
gelijk, en de meeste er van onnauwkeurig
en in de hoogste mate onaesthetisch. Ter
wille van de uniformiteit moet het zegel,
waar ook gebruikt, absoluut hetzelfde in
afdruk zijn. Het behoort ook zoo nauwkeu
rig mogelijk historisch te wezen, en ont
worpen en uitgevoerd met de hoogste artis
tieke bedrevenheid en in verband met het
gebruik er van niet alleen als een stempel
op officieele bescheiden, maar ook als een
Architectonische Irek, indien het op stede
lijke gebouwen wordt aangebracht. De
commissie is zoo gelukkig geweest zich de
diensten te verzekeren van Mr. Paul Manship,
den weibekenden stempelstrijder, om een
model van het zegel volgens photo's, aan
zegels van archiefstukken ontleend, te ver
vaardigen. In dit model zijn alle bijzonder
heden van het oorspronkelijke zegel (van 1686,
doch met den adelaar en het jaartal 1664) met
historische nauwgezetheid en fijn artistiek ge
voel weergegeven en de commissie gevoelde,
dat Mr. Manship een belangrijken publieken
dienst had bewezen door aldus zoowel den
afdruk als den geest van het oude stads
zegel te bewaren in een vorm, die geschikt
was voor het gebruik als zegel in letterlijken
zin van het woord als ook om te dienen
als stempel en architecturaal ornament. De
hllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIil.llllllimilllll
Nieuws over Jacques Perk?
door
WILLEM BECH en VICTOR E. VAN VRIESLAND
II (Slot)
Afgezien van de vele ernstiger bezwaren,
die wij reeds mochten ontwikkelen, of nog
ter sprake zullen brengen, wijzen wij op
een op zichzelf reeds bedenkelijk verschijnsel
van meer algemeene aard. Het is geen wonder
dat als iemand zonder lust zij n taak verricht,
het werk er onder te lijden, heeft. Hoeveel
te meer wanneer het met bepaalden tegenzin
geschiedt. n wat schrijft Schepers in zijn
Naschrift over de Kritiek van Timmerman ?
Met tegenzin heeft hij haar gelezen, met
tegenzin erover gesproken. Wij zullen zoo
welwillend zijn, behalve de onaangename
toon, een groot deel van de nonchalance
en de onjuistheden in dit gedeelte zijner
bespreking daaraan toe te schrijven. Wel
mag het dan verwondering wekken, wat
bij zógrooten tegenzin Schepers er toe
kon brengen Dr. Timmerman's studie het
omvangrijkste deel van zijn betoog te wijden.
Wij kunnen ons niets anders denken, krachtig
genoeg om deze belemmering op te heffen,
als liefde tot de Waarheid!
Laten wij dan nagaan hoe de Waarheid
hier door den heer Schepers gediend werd.
Met de meest gezwollen en pathetische
uitdrukkingen van afschuw, valt Sch.,dadelijk
in het begin van zijn Naschrift Timmerman
aan op, voor 't minst, betwijfelbare gronden.
Wie de moeite neemt Qreebe's interpretatie
van Vosmaer's verklaring, door Schepers
aangehaald, ook in het werk zelf (p. IX) na
te lezen, zal n in het verband met wat
vooraf gaat (?Hij bedoelde daarmee niet
zoozeer een oordeel over Kloos' werk..."),
n door de slordigheid en dubbelzinnigheid
van Or.'s zin, de overtuiging krijgen, dat
Sch. allerminst recht heeft, op zoo hoogen
toon T. van oneerlijkheid te betichten 19).
Gr.'S onduidelijke manier van zich uit te
drukken sticht verwarring, daar zijne bedoe
ling zich niet met zekerheid laat nawijzen.
Sub 5 is de heer Sch. van meening dat
de goedkeuring die Vosmaer aan Kloos'
redactie der sonnetten hechtte van onwaarde
was, omdat V. zijn voorrede schreef, nog
vór hij den uitslag van Kloos' werk kende.
Wij zijn het met Timmerman eens, dat die
woorden waarde hebben a plus forte raison".
Vosmaer, de koele, de correcte, de
bangom-zich-te-branden Vosmaer, zou nooit zoo'n
uitlating gedaan hebben, als hij niet onwrik
baar gebouwd had op Kloos' inzicht, en
zeker had t ij die niet na de lezing in druk
laten staan als hij het ook maar in een
enkel opzicht niet met Kloos' redactie was
eens geweest" 20).
Met zoo dubieuse bewijsvoering, naar
aanleiding van zoo weinig overtuigende
argumenten schroomt Schepers niet iemand
als Aegidius Timmerman klakkeloos van
vervalsing", verdraaiing van waarheid",
knoeierijen" te beschuldigen Onzerzijds
kunnen wij verdachtmakingen als van Sch. met
gerustheid voorbijgaan. Voor ons blijf t gelden
wat niemand minder dan van Campen 21)
zoo treffend gezegd heeft van Timmerman's
klaarblijkelijk zóedele menschelijkheid":
dat het weldoend ... moet zijn, een mensch
met... zulk een oprechten en edelen geest,
als de heer Timmerman... is, onder zijn
commissie beval daarom aan, dat het aldus
uitgevoerde model zou worden aangenomen
als standaard van het stadszegel, dat het
zou worden gegoten in brons of anderen
biy venden vorm, en, bewaard op de secretarie,
en dat het zegel op de stadsdocumenten of
stadsgebouwen in de toekomst aan dit model
zouden worden conform gemaakt.
Hoe belangrijk de verhandeling van een
wapen uit een wetenschappelijk oogpunt
ook al zijn moge, het is en blijft toch voor
de meesten onzer een voorwerp van weinig
belang. Hier en daar op gebouwen aan
gebracht, wijst het den eigendom van het
rijk of de gemeente aan, maar het spreekt
of beweegt niet, geen enkel teeken van
leven gaat er van uit, het is dood, en wij
gaan het koud voorbij. Geheel anders bij
de vlag; haar wapperende banen ontplooien
voor velen de geschiedenis van land en
volk en voor allen is zij een vreugdeteeken.
Bewust of onbewust iedereen kent haar, zij
alleen is populair, Vraagt het den landge
noot, wat de vlag voor hem is in den vreemde,
den matroos op zijn lange reis, den soldaat
te velde; zij allen zullen u spreken van
blijdschap en van bezieling tot groote daden.
De Art Commission Associates rappor
teeren, dat in New-York de toen nog in
gebruik zijnde vlag bestond uit een wit
veld, dragende het stadszegel in donker
blauw. Een uitvoerig onderzoek in het stads
archief heeft geen enkel besluit aan den dag
gebracht, waarbij het ontwerp van een vlag
is aangenomen; het is ook niet mogelijk
geweest na te gaan, wanneer die witte vlag
in gebruik kwam, ofschoon door den Board
of Aldermen van tijd tot tijd besluiten zijn
genomen om nieuwe stadsvlaggen te doen
maken. Daar de oude vlag niet duidelijk
was, noch met de geschiedenis verband
hield of artistieke verdiensten had, die haar
aanbevelenswaardig maakten, en er ook geen
autoriteit schijnt te bestaan voor de zuiver
heid van het gebruik, was de commissie van
meening, dat de stad gerechtigd was, indien
zij dit wenschelijk achtte, tot hareafschaffing
te besluiten en als officieele vlag een
teekening te aanvaarden, die zoowel met de
historie samenhing als artistieke verdiensten
bezat, en die gemakkelijk te onderscheiden
ware van andere algemeen in gebruik zijnde
vlaggen. Uit een historisch oogpunt be
schouwd, zijn de kleuren, die zich vanzelf
aan de gedachte opdringen, die, welke het
eerst over het eiland Manhattan wapperden,
n.l. oranje, wit en blauw van de West-Indische
Compagnie, die ook de kleuren waren der
Vereenigde Nederlanden, toen Henry Hudson
in 1609 de naar hem genoemde rivier ont
dekte, en toen in 1626 Nieuw-Amsterdam
door de Hollanders werd gesticht. De com
missie beroept zich ten opzichte van den
oorsprong der Nederlandsche vlag en de
juistheid harer kleuren in dien tijd op de
autoriteit van twee Hollandsche boekwerken
(van mr. J. C. de Jonge en C. de Waard).
Wij zijn ook ingelicht zoo vervolgt zij
door prof. Alexander Smith, het hoofd van
het Scheikundig Departement van de univer
siteit in Columbia, dat het blauw van indigo,
hetzij ingevoerd uit Indië of Egypte, of ge
trokken uit de plant, bekend als weede,
die in Europa gecultiveerd werd, bijna de
eenig in 1626 bekende verf van blauwe
kleur was, toen Nieuw-Amsterdam werd
gesticht. Dit leidt ^tot een bewijs, dat het
HNWHMlMttWUIHUIIIIIIIIIllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMI
vrienden te mogen rekenen?" De aantij
gingen zelfs van een Schepers kunnen het ver
trouwen in de pngereptheid van onzen vriend
Timmerman niet aan het wankelen brengen.
Maar laten we voortgaan de wijze waarop
Schepers polemiseert voor zichzelf te laten
spreken. Weer wordt Timmerman van bedrog
beschuldigd. Hij heeft uit B. P. (p. 151)
geciteerd Jacques' bericht dat (hij) bijzonder
opvliegend ook tegen (zijn) vader werd."
Uit het door hem gecursiveerde ook meent
T. terecht te mogen afleiden dat deze woorden
een erkennen inhouden van opvliegendheid
tegen Kloos. Neen, zegt dan Schepers,
in verband met wat Perk aan zijn woorden
vooraf laat gaan, zien we dat T. de bedoe
ling van den zin geweld aan doet. Nu blijkt
integendeel, dat Perk in die door Sch. met
zooveel ophef aangekondigde voorafgaande
zinnetjes (?tot de bronnen zelf... gaan")
voornamelijk over het samenzijn met X
(Kloos) spreekt, waardoor Perk in
tweezaamheid" was. Zoodat hierin Timm.'s aan
duiding juist versterkt wordt inplaats van
weerlegd. Immers, hierdoor wordt het vol
komen duidelijk dat in T.'s aanhaling het
woord ook" wel degelijk op Kloos terug
slaat 22), en vervalt Schepers' bewering.
Maar er is meer, en erger. Greebe zegt
(p. 177) van het sonnet Een adder: Het
geheele vers is zwoel van erotische
phantasie. De bezie gloeit, het geiteblad (= kam
perfolie) omvat roos en rotsen en omarmt
de blauwe verte." Het is duidelijk dat de
tweede zin de motiveering moet geven, van
de eerste, temeer omdat de alinea door deze
beide zinnetjes gevormd, zoowat alles is
wat Greebe als commentaar bij dit sonnet
schrijft, en hij zich juist niet op andere
plaatsen beroept.Over dit commentaar schrijft
Timmerman 23) Een adder, waar de kuische
Greebe uit de bezie gloeit. .."enz.?volgt
bovengenoemde aanhaling dit venijn
zuigt: het geheele vers is zwoel van ero
tische phantasie."" Schepers nu, om T. van
verdraaien" te kunnen beschuldigen, ont
ziet zich niet het te doen voorkomen: dat
Gr.'s uitdrukking gebruikt wordt van het
geheele sonnet; dat zij niet bepaaldelijk be
trekking heeft op de geciteerde plaatsen
waarop zij zich beroept. Trouwens, in zijne
zgn. verklaringen" 24) komt deze zonder
linge neiging van Greebe, waarmede hij o.|i.
de erotomanie in de Nederlandsche litera
tuurbeschouwing invoert, wel meer aan den
dag. Zoo vinden we 25) de
schaamteloosnaïeve en onaangenaam-aandoende verkla
ring: Ik merk op, dat P. herhaaldelijk be
schrijft hoe een jonkman door de haren wart
van een bemind meisje, en dus deze vorm
van erotisch genoegen hem voor een man
sympathiek was" 10). Lezer! Laten we onzen
ernst bewaren en ons gevoel voor humor
in gezelschap van den heer Greebe, A. C. J. A.,
ter zijde stellen. Naar aanleiding van dit
zelfde vers,
Al warrend door de lokken, die hem kronen",
werpt de heer Gr. nog het gewich'ige
probleem op warde hij of warde zij". Het
antwoord lijkt ons eenvoudig. Hij Greebe!
warde Zoo geeft de heer Gr. 26) bij
den regel
Die bloemen liefdegeurend, na het sterven"
ons deze frissche verzekering: haar geur
biauw van de oorspronkelijke Nederiandsche
vlag geweest moet zijn van zuiver indigo,
waarvan een monster door Prof. Smith
vriendelijk werd verschaft, en het blauwe
vlaggedoek in de model-vlag, hierbij aan
het oordeel onderworpen", is speciaal voor
het doel geverfd. Omtrent de juiste kleur
van oranje is e/ geen twijfel geweest, en
men gelooft, dat; de kleuren van de
modelvlag een nauwkeurige reproductie zijn van
die der Nederlandsche vlag van 1626.
Ten opzichte van de rangschikking scheen
het wenschelijk, dat de kleuren in verticale
banden gezet werden, liever dan in
horizontaje, het blauw aan den stok. Het scheen
ook passend, dat het stadszegel in blauw
gezet werd op de middelste of witte baan.
Laat mij hieraan nog eenige van de sym
pathieke woorden toevoegen, die door den
voorzitter van de sub- of speciale commis
sie gesproken zijn op eene vergadering voor
een Commissie van den Board of Aldermen
op 22 Maart 1915 tot toelichting van boven
bedoeld rapport. Wij gevoelen, dat de stad
een officieele vlag moet hebben, waardoor
wij ons onderscheiden, en die de geschie
denis van den oorsprong en ontwikkeling
der stad moet verhalen. Op dezen aandrang
heeft de Kunstcommissie voor aanneming
als de officieele vlag van de stad
NewYork de kleuren aanbevolen, die omstreeks
driehonderd jaar geleden het eerst over
het eiland Manhattan wapperden, toen een
handvol Hollanders met een moed en
ondernemingsgeest, die nimmer overtroffen
zijn, de gevaren van onbekende zeeën
trotseerden en op deze stranden landden.
Het is aan den moed en ondernemingsgeest
van deze handvol mannen, dat de stad
New-York haar ontst an dankt, en het is
grootendeels de liefde voor burgerlijke
vrijheid en de idealen van democratisch
bestuur, welke deze mannen medebrachten,
die New-York de groote stad gemaakt
hebben, die zij thans is. Wij vragen u
dezen dienst te gedenken en deze idealen
in de officieele stadsvlag te belichamen.
In de vlag van Henry Hudson en Peter
Stuyvesant waren de kleuren gerangschikt
in horizontale banen, maar wij hebben
haar in verticale banen geplaatst, omdat
die beter te onderscheiden zijn en een
betere gelegenheid geven tot plaatsing van
het stadszegel. In onze vlag zijn de kleuren
Nederlandsen, toel wapen is Engelsch, de
bekroning specifiek Amerikaanse!), maar de
vlag in haar geheel is de vlag van de stad,
die van het begin geworden is het tehuis
van alle naties, de groote cosmopolitische
stad New-York. In hoofdzaak echter
dringen wij er bij u op aan de oranje, wit en
blauwe vlag als stadsvlag aan te nemen
ter wille van hare beteekenis als zinnebeeld
van den moed en vrijheidsgeest, die de
Spaansche dwingelandij weerstonden en
de Nederlandsche republiek stichtten en die
aan New-York als haar geboorterecht gaven
vrij bestuur, het vrije woord, vrijen handel,
vrije scholen en vrijen godsdienst. Deze
vlag is niet uitsluitend sieraad. Het is een
bladzijde geschiedenis en zijne kleuren
vereeuwigen een groote traditie. Zij staat
voor vrijheid en wet. Zij vertegenwoordigt
het grondderikbeeld van burgerlijk bestuur,
dat de stichters ons brachten en dat onze
onschatbare''erfenïs is".
De vierde afdëelihg bevat het besluit van
iiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiMMiiiiiiiiHiumiiitiiiiiiiiiiiiitiiiiiuiiHiiiiiiiiiiiii
wekt liefde, of de geur der bloemen wekt
erotische voorstellingen" 10), en verwijst 27)
naar een weelderige krekel. Zoodat we maar
zeggen willen dat Timmerman Gr.'s opvat
ting van de bezie gloeit.. ."? enz. maar al
te goed in de gaten had en Sch. zich ten
onrechte vol misbaar als verdediger van
de verdrukte onschuld opwierp.
Sch. zegt tot driemaal toe dat het zeer
waarschijnlijk is, dat Sanctissima Virgo niet
tot de Mathilde-Cyclus behoord heeft 28).
Kloos weet bepa.Id zeker, dat Sanctissima
Virgo aanwezig is geweest in handschrift
O" 29) bij Greebe B genoemd . Ook
op dit punt wordt dus Kloos weder zonder
een zweem van bewijsvoering als leugenaar
gekenschetst.
En dit is Schepers niet genoeg. Terwijl
Kloos in zijne inleiding tot Dr. Timmerman's
artikelen 30) uitdrukkelijk verklaart Alles
wat hier volgt is precies overeenkomstig
de feiten" dór Schepers zelf notabene
geciteerd , zegt Greebe's verdediger zonder
meer dat Kloos zeer waarschijnlijk" T.'s
stukken niet met voldoende nauwkeurigheid
is nagegaan. En dat, niettegenstaande Kloos
zelf het feitenmateriaal ertoe verschaft heeft!
Zoolang Schepers ons de gronden niet kan
aanvoeren, waarop hij deze zware beschul
diging tegen Kloos en de Nieuwe Gids
uitspreekt, zullen wij haar als een uitvlucht
moeten beschouwen.
Schepers is niet minder dan zijn cliënt
Greebe te kort geschoten, de tekstvervalsching
van Perk's vriend te bewijzen. De plaatsen
door de heeren uit particuliere brieven van
Willem Kloos zonder diens goedvinden
gepubliceerd 31), kunnen ons niet over
tuigen. Hoe eene uitlating als het
veelgeëxploiteerde, bijna berucht-geworden Ik
verander veel" 32) opgevat moet worden
volgens de eigen bedoeling van den schrijver,
blijkt uit eene aanduiding van Kloos 32).
Trouwens, men moet Kloos weder voor
eenen leugenaar houden, om met zoo groote
gemakkelijktieid zijn pertinente verklaring
te negeeren, dat de enkele veranderingen
die niet op de hss. berusten, naar persoon
lijke aanduidingen en mondelinge
mededeelingen", in de bijna dagelijksche gesprekken"
der vrienden, zijn aangebracht 34). Het is
niet gewaagd te veronderstellen dat Kloos
zich uiterst consciëntieus aan deze monde
linge beschikkingen van Perk gehouden
heeft; ,dit mag wel afgeleid worden uit het
feit dat Kloos plaatsen, waar door hem
aanmerking op gemaakt was, maar die door
Perk niet veranderd werden, opnam en in
die redactie handhaafde, die hem persoonlijk
minder goed voorkwam 35).
Van deze veranderingen weten we overi
gens eigenlijk niets af. Met al hun onbekookte
verwij'en blijven Kloos'aanvallers in gebreke
ons ook maar een enkel geval voor te leggen,
waarvan het nawijsbaar is, dat hij van de
handschriften afwijkt. Dit is dan een mager
resultaat voor zoo zelfverzekerde en met
ophef voorgedragen beweersels.
Het eenig geval, dat hij had kunnen noe
men de schrijver van Nieuws over
Jacques Perk" heeft het blijkbaar over het
hoofd gezien. Het is niet zonder eenige
ironie: hij kan het vinden in dezelfde aanval
op Greebe, waarin hij naar middelen tot
diens verdediging zocht, in dezelfde
verde Art Commission van de stad New-York,
d.d. 8 Februari 1915, waarbij deze het rapport
van de Art Commission Associates aanvaart
en de aanneming van de daarin gedane
voorstellen betreffende zegel en vlag aan
beveelt. De zesde afdeeling loopt over de
Verslagen van het College van Aldermen,
waarvan hier alleen vermeld moet worden,
dat naar aanleiding van in couranten etc.
gedane opmerkingen nader besloten is, dat
het randschrift van het zegel in de vlag
als overbodig zal worden weggelaten. In
de zevende afdeeling is afgedrukt een uit
treksel uit het ordonnantieboek, betreffende
de aanneming van zegel en vlag door het
College van Aldermen op 27 April 1915 en
bekrachtiging door den Mayor op l Mei d.a.v.
Daaruit blijkt nog de samenstelling van de
Mayor's vlag, die gelijk is aan de stadsvlag,
doch op de witte baan boven het zegel vijf
blauwe sterren met vijf punten heeft, die de
vijf wijken van de stad vertegenwoordigen.
Ledenlijsten van het Jubileumcomitémet
plaat van de Inscriptie ter herinnering van
den 250sten verjaardag der installatie van het
Engelsche bestuur op 24 Juni 1665 vormen
het slot van het gedenkboek, dat in een
smaakvollen band gebonden is. Het behoort
in iedere wetenschappelijke bibliotheek aan
wezig te zijn.
De vlag van New-York is dan toch niet
gelijk aan de onze, zoo is door sommigen
opgemerkt, toen in het voorjaar de eerste
berichten uit Amerika ons bereikten. Er is
een wapen in, de banen zijn loodrecht ge
plaatst en onze kleuren zijn rood, wit en
blauw. Drie min of meer belangrijke ver
schillen, waarvan ik de in tweede en derde
plaats genoemde alleen zal bespreken, daar
de plaatsing van het wapen zoo voor de
hand ligt, dat zij geen bijzondere verdedi
ging vereischt. In vlaggen van stad of land
is het gebruik van het wapen schier alge
meen; de hoofdbeteekenis van de vlag wordt
er heelemaal niet door aangetast, maar ver
sterkt of nader aangeduid.
Tegen de verticale richting van de banen
der vlag vervalt iedere bedenking bij de
wetenschap, dat het volk van New-York een
vlag verlangd heeft, die wel is waar met
zijn geschiedenis samenhangt, maar toch
gemakkelijk te onderscheiden is van andere
en algemeen in gebruik zijnde vlaggen. *) Het
wordt op verschillende plaateen in het ge
denkboek uitdrukkelijk gezegd. De vlag van
New-York is geen nabootsing van de vlag
der Nederlanden, maar een nieuwe vlag,
de historische kleuren van de Nederlanden,
belichaamd op een distinctieve wijze. Waar
de Vereenigde Kunstcommissie bij de ver
dediging van den loodrechten stand der
banen op p. 75 zegt, dat die overeenkom
stig het gebruik is, is zij m. i. niet geluk
kig.-Een blik op een vlaggekaart doet juist
het tegendeel zien. Als zeevlag zijn de
drijvende banen dan ook verre boven de
staande te verkiezen. De laatste zijn alleen
van ter zijde geheel waarneembaar, voor
en achter den wind is meestal niet meer
dan de buitenste of wapperende baan te
zien, terwijl van de eerste in hetzelfde
geval een gedeelte van alle banen of kleu
ren te onderscheiden valt. Prijzenswaardig
is de plaatsing van de donkere (blauwe)
baan aan den stok, waardoor het oranje kan
wapperen.
dediging van Kloos, waarin hij naar middelen
om dien aan te vallen speurde.
Zie, Schepers, wij zijn zoo vriendelijk u
zelf dit wapen in de hand te geven. Het
verheugt ons, na de wijze waarop de aanval
op Kloos en Timmerman, gevoerd is, dit
loyaal te kunnen doen. Intusschen staat voor
ons vast, dat Kloos' mededeeling omtrent
Perk's persoonlijke aanwijzingen boven
twijfel verheven is, en wij wenschen u met
ernstigen nadruk op het gewicht van deze
overweging te wijzen.
Welnu, het door ons bedoelde geval betreft
het sonnet Sluimer (Op het Meir), waarvan
de Kloos-uitgave in vers 5 tot 8 van hs. A
en van B en C afwijkt Wij maken deze
opmerking allerminst om met Greebe de
onbetrouwbaarheid" van de herziene tekst
te brandmerken" " 36). Na het voorafgaande
zal dit duidelijk zijn.
Als wij nu nog eens dr. Schepers'artikel
in zijn geheel beschouwen, zien we, dat
tegenover dit verzuim geen enkele poging
staat tot zakelijke weerlegging van Tim
merman's betoog in zijn hoofdgedachte. De
groote lijn wordt door Schepers geheel uit
het oog verloren; hij verwijlt gewichtig bij
futiliteiten. Wij voelen zijne bewondering
voor eene phitologie van beuzelingen, als
die van den heer Greebe, die lange tabellen
statistiek vervaardigt over leesteekens,
spelling, accenten, en daar theorieën over
opbouwt; bewondering voor den man die
in beschouwingen over zooveel hoofdletters
tegen zooveel kleine letters grasduint. Zie
hier dan eindelijk de philoloog die we voor
Perk noodig hadden, juicht hij. Het blijkt
dan ook een be-perk-te philoloog. En deze
bewondering voor eene philologie die achter
De Jonkvrouw, de met schoon bedeelde",
gretig een zwakke potlood komma" con
stateert lijkt ons voor Sch. veelbeteekenend.
Indien daarentegen de Vooys ons 37)
zegt hoe men filologies geschoold en tevens
kunstzinnig de wording van dichterlike
teksten kan bestuderen" vertelt hij ons dit
op andere wijze reeds door zijn eigen ver
dienstelijke studie.
Wat mogen we van zulk een
hoogopgevatte philologie, zooals wij die in de
moderne literaire kritiek weer meer op den
voorgrond zien komen, verwachten ? In
tegenstelling met de roemrijke
subjectieflyrische kritiek van '80 streeft zij naar de
sereniteit van een zuiver, onbevooroordeeld
en vooral synthetisch inzicht. Voor Greebe
blijkt dit niet meer dan een leus. Want al
verklaart hij 38) bescheiden zonder voor
ingenomenheid den bundel" (se. Perk) zelf
te laten spreken", het resultaat is dat op
iedere bladzijde zijn vooropgezAe antipa
thie tegen Kloos" 39) nauwelijks^pnaskeerd
wordt. Van zulk een hoog-opgevatte philolo
gie dus staan Greebe en de zijnen zeer ver
af En waar zij op het belang van de philologie
voor het onderzoek van Perk's cyclus zoo
zeer den nadruk leggen, is het wel opmer
kelijk, dat zij 'geen van beiden als serieus
philoioog in aanmerking komen tegenover
een autoriteit als de Vooys, den verdediger
der Kloos-editie.
In zijn stijl zoowel als in zijne opvatting
der philologie is Sch. aan Greebe verwant.
Geen wonder dat diens boek hem boeit"
en meesleept", het zelfde boek waarvan in
Van ernstigen aard schijnt het verschil
te zijn, dat in de kleur van een der banen
, bestaat. Het schijnt ,zpo, maar historisch
is er geen verschil. Immers de kleuren van
de Nederlandsche vlag zijn in haar wezen:
oranje, wit en blauw, zooals zij ook on
twijfelbaar aanvankelijk en tot 1630 uitslui
tend zijn gevoerd. Toen is om verschil
lende redenen, die hier niets ter zake doen,
omdat de politiek van het Gemeentbest er
geheel vreemd aan was. het oranje gaande
weg door rood vervangen. Maar juist om
dat de verandering niet het gevolg was van
staatkundige woelingen, hebben onze voor
ouders zoowel na als vór 1630 in de kleur
der bovenste baan niet anders dan het ge
liefd oranje gezien. Bewijzen daarvoor heb
ik in: de Nederlandsche vlag, Nieuwe bij
dragen tot de kennis harer kleuren, aange
voerd, maar zij kunnen thans gemakkelijk
worden vermeerderd.
Zijn de kleuren van New-Yorkalzoo gelijk
aan [die van Nederland, historisch en thans
ook nog in beteekenis, beider vlaggen hebben
nog een ander, niet onbelangrijk, punt van
overeenkomst. De Nederlanden leest men
in het gedenkboek, p. 73 zijn haar
beroemde vlag niet aan een vreemden vorst
verschuldigd, maar aan den prins van Oranje,
Willem I loffelijker memorie, die ook de
grondlegger is van de vrijheid van zijn
volk". Nu moet hierbij echter niet gedacht
worden aan een schenking door den Prins,
en evenmin aan het gebruik op zee van
diens kleuren uit loutere vereering van zijn
persoon. In het een noch het ander lag een
rechtsgrond voor het voeren van een vlag,
die het opperste gezag aanduidde. Uitvoerig
is dit in mijn bovenaangehaald werk uiteen
gezet, p. 43 vlg., maar. Ik wil den korten
zin er van hier herhalen. Rooverijen en
verregaande gewelddadigheden op zee gaven
in de 15de eeuw aanleiding, dat de vorsten
hunne zorg over het geheele zeewezen uit
strekten.De scheepvaart werd gereglementeerd
en schip en lading met de bemanning daarbij
gesteld onder het souverein gezag, ten teeken
waarvan 's vorsten banier ten top geheschen
werd. De landsheer droeg dit gezag over
aan een door hem aan te stellen Admiraal
van de Zee en gelastte, dat alle schepen
gehouden zouden zijn te voeren de banieren,
vleugels en standaers van onsen gemelden
admirael". Ziedaar den rechtsgrond voor
het voeren van de kleuren van den Prins,
die een van de opeenvolgende Admiraals
van de Zee geweest is. Hebben wij dan
onze vlag te danken aan handel en scheep
vaart, met New-York is dat eveneens het
geval, waardoor we tevens een merkwaardig
verband bespeuren tusschen het zegel met
zijn bevers en matroos en de vlag van die stad.
Middelburg. C. DE WAARD
*) Zeker heeft de Commissie hier gedacht
aan de vlaggen van Frankrijk en België,
welker banen bij verandering van den Staat
kundigen toestand van drijvende in staande
veranderd zijn. De Italiaansche driekleur
rood, wit, groen in ruiten en hoeken, het
eerst, naar de bronnen melden, ontplooid
te Bologna 13 November 1794, is door
Napoleon recht gezet, waardoor hij deze
vlag tot een variant van de Fransche maakte.
Horizontale banen zijn doorgaans een ken
merk van oude vlaggen, de verticale van
den nieuwen tijd.
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlllllHlllllllllllllinillllltflIllllllllllllllllllllflHHHIIIIII
de Beweging40) P. N. v. E(yck) zegt: Zijn
boek is... onartistiek Zelden werd over
een zuiver dichter in afschuwelijker proza
een veel te lang boek geschreven. De
woordenkeus is onpersoonlijk, grof, en on
beholpen De stijl, waarin de woorden
zijn opgenomen, is verward, slobberig,
langdradig, de betoogtrant even school
meesterachtig als hij weinig overtuigend
is?Ik kan mij niet denken dat poëzie
met minder gevoel en begrip van het...
karakter van een goed gedicht kan be
sproken worden. Zij is er in beduimeld".
Dit boek is het, dat dr. Schepers tracht te
rechtvaardigen. Het registreeren van de meest
kinderachtige bijzakelijkheden imponeert
Sch. zoo, dat hij dankbaar van een uiterst
nauwkeurig boek" spreekt; terecht laat echter
echter prof. de Vooys 41) uitkomen, hoe het
met weinig zorg gekomponeerd" is.
De heer Schepers zegt van Gr.'s proef
schrift ik heb in korte tijd dit zonderlinge
boek tweemaal doorgewerkt en dat vind ik
er voor pleiten, al blijft het boek zonder
ling." Indien het voor eene verhandeling
pleit dat zij tweemaal doorgewerkt" wordt,
willen wij eindigen met des heeren Schepers'
woorden tot de onze te maken. In korten
tijd hebben wij dit zonderlinge stuk twee
maal doorgewerkt, zoodat wij de voldoening
smaken althans iets gevonden te hebben
dat er voor pleit. Al blijft het stuk zonderling.
19) Het uitlaten van 21 woorden in zijne
aanhaling van Gr.'s zin, door T. zelf
aangeduid met stippels wordt door Sch.
weer uitgespeeld om T.'s onbetrouwbaarheid
te construeeren, hoewel ze, even onduidelijk
als de geheele zin, geen bewijs inhouden.
Schepers, om zijn eigen dichterlijke beeld
spraak over te nemen klopt er natuurlijk
een zak vol munten uit.
20) Juni p. 920.
21) Over Literatuur p. 52 sq.
22) c. f. ook Timmerman Aug. p. 219.
23) Sept. p. 387.
24) Dr. J. B. Schepers: De Amsterdammer
No. 2006 p. 7. Wij cursiveeren.
25) p. 242.
26) p. 171.
27) p. 177. Perk KI.4 LXVJI.
28) Sub. 2, sub 8, en, na het lezen van
T.'s artikelen, in het Naschrift uitdrukkelijk
gehandhaafd.
29) T. Aug., p. 220.
30) Juni p. 909.
31) Daarbij wordt dan de bedoeling, buiten
haar verband, tendentieus uitgelegd, waar
over Kloos zich reeds dertien jaar geleden
moest beklagen. Zie hierover: Nieuwere
Lit. Gesch. IV p. 109.
32) Uit een brief aan Vosmaer van 13
December 1881.
33) Nieuwere Lit. Gesch. IV p. 105 s.q.
34) c. f. Timmerman, Juni p. 922, en Aug.
p. 217.
35) T. geeft hiervan, Juni p. 923 een lijstje
van twaalf voorbeelden.
36) de Vooys, l.c. p. 303.
37) N. Taalg. l.c. p. 298.
38) p. 74.
39) N. Taalg. l.c. p. 299.
40) lle Jaarg. Nov. 1915 p. 166.
41) N. Taalg. l.c p. 306.
* * *