De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 23 januari pagina 3

23 januari 1916 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

23 |an. '16. No. 2013 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND VERZEN Aan Lizzy Ansingh Sprookjes rijke Lijs, in je droompaleis klinken zilv'ren klokken, ruischen popperokken op een tooverwijs. ' Grillige tafreelenl rijzen ten tooneele: een mysteriespel. Paradijzige hemel, roozig kleurgewemel en gracieuse hel. Droomgod komt gevlogen langs mijn wonderende oogen op een zwaan, bij nacht, heerlijker en mooier dan Ole Luikooie'r ooit heeft uitgedacht. Was niet Heinrich Heine, de ironisch-fijne, je bewondering? Zong je niet zijn liedjes, Schumannmelodietjes, achttienjarig ding? Heks en fee, godinnetje, allerliefst vriendinnetje van mijn kindertijd, ik breng deze ovatie aan je geest en gratie, vol van dankbaarheid. M. C. MIIIIIIIIMMIIIIIlllllllllllllllMlllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMlmlIIIIIMI commissies in te stellen voor kleinere ge bieden, waarin de R. v. A. zijn district (onder goedkeuring van den O. A. R.) naar welgevallen kan verdeelen. Deze commissies kunnen precies zoo samengesteld worden als de Kringbesturen van minister Treub. Wel is waar zullen zij dan geen kassen met eigen risico te beheeren krijgen en slechts het werk kunnen doen dat volgens de Ziektewet aan het bestuur of den voorzitter van den R. v. A. is opgedragen, doch uit den aard der zaak zal de Raad haar in groote mate zelfstandigheid moeten overlaten, zoodat tusschen haar functie en het boven ge analyseerde Zelfbestuur" der Kringbesturen waarlijk geen reuzenverschil zal bestaan en déweg tot werkelijk zelfbestuur geleidelijk wordt gebaand. Desgewenscht kan de Raad al zijn ter zake van de ziekteverzekering te nemen besluiten nog doen voorbereiden door een commissie, als bedoeld in art. 24, eerste lid R. W., welke geheel overeenkomstig het districtsbestuur-Treub kan worden samen gesteld. De in de Ziektewet noodige wijzi gingen bepalen zich dan hoofdzakelijk tot het substitueeren van het bestuur van den oppersten arbeidsraad (resp. een commissie daaruit) of de Kroon voor de verzekerings raden. Het zich voorloopig bepalen tot de bovenaangegeven wijzigingen van Radenwet en Ziektewet welke gemakkelijk nog in dit jaar kunnen tot stand komen en het dan invoeren dier wetten zal van den minister Treub dus In geen enkel opzicht een principieele con cessie vergen. Het door hem ontworpen doch thans naar zijn eigen meening niet voor ver wezenlijking vatbare verzekeringsstelsel laat hij daarmede een onverzwakte kans op later; terwijl het dienstbaar maken van de raden van arbeid voor de arbeidersbescherming en de Instelling van den oppersten arbeidsraad kan blijven voor rekening van zijn ambtge noot van Landbouw. Overigens zou hij, door voor dit laatste ook zelf de verantwoorde lijkheid te aanvaarden, slechts op gemak kelijke wijze zijn eigen belofte tot reorgani satie der Kamers van Arbeid nog inlossen IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII na HET SMIDJE DOOR HENR1 VEUSKENS I In de smidse was het altijd bijkans geheel donker, alleen door het smalle vensterke bij de werkbank viel wat groen licht. En daar stond Lowieke in den vagen schemer den ganschen dag te kloppen en te klinken, en achter het draadgaas, dat voor het raam gespannen was, leek hij met zijn groezelig, spits gezicht eene distelvink in een kooitje en hipte en tripte van den eenen hoek naar den anderen en floot zijne wijsjes als een vogel in de lente. En aan den anderen kant van de smidse stond aan den blaasbalg zijn jongen en de blaasbalg neuriede mee de liedjes van den vroolijken smid, en de vlam men dansten daarbij de dolste walsen. En tin zong zachtjes mede van Ring, king, ing ! Het was een lustig leven in de smids van Lowieke. Het smidje was altijd een vroolijk manneke geweest, van den morgen tot den avond hoorden de menschen, winter en zomer, zijne blijde deuntjes en het geklink van zijnen hamer op het aanbeeld. En om dat hij zoo'n lustige gezel was hadden de menschen gaarne met Lowieke te doen. Tenminste de boerenknechts deden niets liever dan met de paarden naar den smid gaan. Want dit was voor hen een heel schoon verzet. Dan zaten ze dikwijls langen tijd op eene omgekeerde kachel trommel te luisteren naar wat Lowieke ver telde. En Lowieke lachte al even hard met de anderen mede om z'n eigen grappen. Vroeger had de smid een knecht ge houden, toen zijn jongen nog naar school moest. Maar langzamerhand was de jongen groot geworden en opgegroeid tot eenen sterken bengel, die beter nog dan vader den voornamer wist te zwaaien. En omdat hij van jongsaan in de smidse rondgetrenteld had en over niets hoorde praten dan hoefijzers en karrebanden en kapotte kachelpijpen, was Jan al gauw een stevige hulp voor den ouden man. Want het smidje begon langzaamaan al menig tientje van zijnen levensnoster te verschuiven. En al gleden deze dan ook licht en gemakkelijk door zijne vingers zonder veel geruk en getob, toch voelde Lowieke, dat hij niet meer de man was van vroeger; al kon men dit moeilijk aan zijn gezicht zien, door de grauwe roetlaag, welke door de week toch de voren en rimpels van z'n gelaat verborg. en daarmede verder, last not least, voldoen aan den uitgesproken wensen van zijn vroegere Partij, van welke hij zich zeker nog niet geheel gevoeld vervreemd. En mogelijk zullen, als het werk vanden minister Talma op die wijze nog zoo veel mogelijk tot zijn recht komt, de kansen van de Ouderdomswet van den minister Treub dan ook niet onaanzienlijk stijgen. Terwijl met dit alles het volk zou zijn gebaat. Amsterdam, 3?l?'16. Dr. J. VAN HETTINGA TROMP Of Liefde, f Strijd (Ingezonden) Brief aan de dienstweigeraars Louis Baehler CUM suis Met groote belangstelling, waarde heer Baehler, heb ik uitgezien naar punten die licht, nieuw licht, zouden brengen in den naar allen schijn zoo treurigen en onchristelijken Europeeschen toestand, toen gij e'tv de uwen voor den kantonrechter kwaamt getuigen. In stede daarvan ontving ik van u ten geschenke," zoo schrijft gij uwe zelf-rechtvaardiging." Maar geert nieuwe gezichtspunten. Geen heilserum voor de groote kwaal der menschheid. Uwe zelfrechtvaardiging? Meent gij werkelijk, dat die den Grooten Strijd van volker-machten en gedachten kan stillen? Ter zake: gij hebt al of niet ik ben daar niet achter kunnen komen, nadat ik al de verslagen der verhooren en uwe zelf rechtvaardiging aandachtig gelezen had aangezet tot dienstweigering. Misschien mag ik dus veronderstellen, dat gij voor de idee 'dienstweigering' hebt willen 'getuigen'. Is het zó? Nu dan: het komt mij voor, dat gij dwaalt, en anderen wilt laten doen wat gij zelf alleen voor u-zelf kunt beslissen wanneer de beproeving u zal of zou worden opgelegd. Er is in de oude Joodsche boeken het verhaal van den profeet Daniël. Hebt gij dit eigenlijk wel eens nauwkeurig over dacht? Wat is het wonder van Daniël, die niet door de leeuwen verscheurd werd? Geen wónder immers. Want hoevéle goede, geloovige en brave christenen werden in Rome niet aan dezelfde beproeving bloot gesteld met minder goed gevolg. Een verhaal uit Indië, dat ik eenige jaren geleden las, Werpt eenig ligt op dat won derlijke: Een woedende wijfjestijger rende een dorp binnen, dol van verdriet en schuimbekkend, omdat men haar jong vermoord had. Een mensch had dat gedaan. Menschen wilde ze vermoorden en vaneen scheuren. Dat moet in het tijgerbrein hebben gewoed. Ze was wild van verdriet. De menschen vluchtten, wild van angst, dat het verdriet op hen zou neer slaan, wraak voor de misdaad. Men riep om iemand dapper genoeg om het beest k te dooden, de moeder wild van verdriet. Nie mand bood zich aan. Ieder vluchtte met angst en ontzetting. De Indiër is over 't geheel zachtmoedig. Een yogi kwam op het geraas uit een tempel te voorschijn en overzag wat er gebeurde. Langzaam trad hij op de tijgerin toe en het ongeloofelijke ge schiedde : zij stond stil, scheen te sidderen, al meer en meer. En na eenige oogenblikken brak ze in een klagend gehuil uit en vleide zich als gebroken door haar smart maar verzoend, aan de voeten van den yogi neer. Dit is, naar mij voorkomt, ook de geheim zinnige macht van Daniël geweest. Is het niet de macht van liefde ? maar dan in een heel werkzamen, heel werkelijken vorm. Bezit gij die macht in dien vorm ? Neen immers. Anders toch hadt ge getuigenis iiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiifiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii En nu klonken en klinkten vader en zoon van den morgen tot den laten avond aan hoef ijzers, en ploegijzers, en aan kachels en schoppen met evenveel geweld als vroeger het smidje met zijn knecht. De hamers klopten en de nagels kromden en krulden, dat de gensters rondsprongen om den zwaren aanbeeld-blok. Maar boven alles klonk blijder nog de luide stem van Lowieke, en de oude blaasbalg snorde en snurkte als een spinnende kat bij het vuur en de vlam men dansten zówild en als er storm in de lucht was joelde de schoorsteen z uitzinnig als een uitgelaten kwajongen, die van school komt. Zoo ging het dag in dag uit, weken en maanden en jaren. En als Peter Souts met zijne kachelpijpen kwam of met den deksel van zijnen koeketel, wat hij ieder jaar ge regeld een keer of drie te doen had, omdat hij een gierige, lastige duitenschraper was, dan ergerde hij zich minstens een halve week over de luchte vroolijkheid in de smidse. En de andere helft van de week gromde en grolde hij tegen zijn werkvolk driemaal boozer dan gewoonlijk. Want Peter was zooveel als de gemeente-beroerling en gluurde uit zijne oogen als een gevangen varkensdas en schoffelde Zondags, Allerheiligen en met andere hooge dagen, met zijn turkschleeren broek en 'n knorrig gezicht al vroeg het land in om hier het hooi te keeren, ginds wat mest te braken, allemaal dingen die absoluut niet noodig waren gedaan te wor den op heilige dagen. Alsof dan geen Zon dagsrust bestond! Zoo hamerde Lowieke op z'n gemak, en tevreden als St. Job, de dagen van het jaar door, jaar-in, jaar-uit, maakte kacheldeurtjes en vermaakte lampenkappen, legde blikken bandjes om de beuken-klompen van de dorpsdeernen, smeedde hoepels en was de gelukkigste mensch van de wereld. Doch de dagen van vreugde verstrijken gewoonlijk nog gauwer dan de dagen van verdriet. En op zekeren dag kwam de oude veldwachter Teunis aanstappen met zijnen doornen puntstok, dwars door de koren akkers langs het diepe veldpaadje, dat tus schen de velden van den Lindeboer en het land van Pleunis Perjan lag. Hij kwam rechttoe op de smidse van Lowieke aanbeenen en draaide z'n grijzen snor en veegde met zijn rooden neusdoek langs zijnen rooden kop, zooals hij altijd deed wanneer hij dienst moest doen voor den burgemeester, want 't was een zwaarlijvig man en de huizen lagen ver uit elkaar gebouwd. Lowieke stond voor de deur en smookte een pijpke baai van den Biggelaer, dat de dampwolken hem om de ooren flakkerden; Jan trok binnen den blaasbalg en pookte het vuur dat de gensters rondvonkten en sissend ultploften in den steenen koelbak. Goeie middag!" zei Teunis, en klopte het dtbtJtt. htmdltunaiuv Vjl'dom. iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimniiiiiiii afgelegd door de daad. Is niet heel de hon derden kilometers lange frontenrij ne woeste, titanische leeuwenkuil ? Welk eene gelegenheid! Wat gij thans gedaan hebt, staat m.i. gelijk met toeroepen aan de vluchtende menschen: blijf maar staan; weiger maar slachtoffer te worden van het woedende beest." En als het uw kant uit komt, hoe dan ? Gij hebt voldoende moed om u koel bloedig te laten verscheuren, dit neem ik aan. Ik houd u niet voor laf. Maar wat dan? Het zou ongepast van mij zijn, u te laken omdat gij de macht van dien yogi en van den profeet Daniël niet bezit. Met welk recht zou ik die van u kunnen eischen? Wij kunnen alleen dankbaar bewonderen en aanvaarden waar wij die heiligheid" want dat is het vinden. Meer past niet van den eenen mensch tegen den anderen, dunkt mij. Maar met welk recht wekt gij medemenschen op om zich te laten verscheuren door den woedenden moloch? Er zijn tegenover de woedende Elementen der Natuur twee houdingen mogelijk: men kan ze overwinnen op de wijze van Daniël, of men kan ze bedwingen met voldoende uiterlijke kracht, georganiseerd door kennis en techniek. Zoo kan men een tijger dooden met een door het menschelijk vernuft uit gedacht repeteergeweer. Angst is dan vrij wel overbodig geworden. Zoo kan men zijn land beschermen tegen den opkomenden watervloed door goed gebouwde dijken. Dan geen vrees meer voor den storm. Nu wilt gij het ene niet meer en kunt het andere nog niet. Hebt gij wel veel reden om anderen tot gids te zijn, waar gij uzelf in zulk een machteloozen geestes toestand bevindt? ik meen iets van uw moeielijkheid en innerlijken tweestrijd te begrijpen, maar meen ook optemerken, dat gij eene machteloosheid voor kracht aan ziet. En dat kan ik niet anders dan een dwaling vinden. Zij staat op het zelfde standpunt als sommige genezers, die door gebed trachten menschen beter te maken en hun alle artsenij als verfoeielijk ontrallllllllllllllMlllltlllMIIMUIIIMIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllllllllllll stof van z'n blauwe broek. Veldwachter!" zie Lowieke en pakte het aarden smookertje tusschen duim en vinger, dienst?" Dienst, natuurlijk dienst l" gromde Teuniè, dan is 't dit en dan dat weer! Nou hebben we morgen over een week weer veemarkt!" en hij rukte nijdig aan z'n uniformpet. is Jan hier, ik heb een papier van de militie voor 'em!" Verdomd," vloekte Lowieke, ik had het gedacht, maar zóspoedig al...! Laat eens zien veldwachter." En Teunis frommelde in den binnenzak van zijn jas: Asjeblieft, lees 't maar eens op je gemak na. Ik geloof Woensdag over een week dat het is. Adjuus!" en de veldwachter stapte de dorpsstraat door naar huis. Jan," riep het smidje, je moet loten voor de soldaten!" Wanneer vader?" vroeg de jongen, en kwam zien over den schouder van Lowieke, ah Woensdag over acht dagen, ja dat zei Mathijs-van-het-Veldje ook gister al: Woensdag of Donderdag zou 't wel zijn." Het gelaat van het smidje stond niet zoo vroolijk tevreden als anders, er lagen een paar diepen voren tusschen zijn oogen, en die stonden starend-nadenkend. 't Was beroerd ook, als de jongen nou werd goedgekeurd dan moest hij weer een knecht huren. Dan kon hij weer sollen met zoo'n pruttelenden luiwammes, die nergens goed voor is, dan om met zijn luie botten op den smeedblok te hangen, als je een moment niet in de smidse was. Maar alla d'r was nou eenmaal niks aan te doen. En als 't moest dan in Godsnaam maar den Koning gediend! En 't smidje greep zijnen hamer en bonkte op den gloeienden bout dat de smidse dreunde en de stukken plaat ijzer tegen den muurdaverden als een tooneeldonder. En Jan, die met zijn tang het ijzer keerde en wendde, begon zoo zachtkens onder het werk te neuren: Ring, king, king! en het smidje rukte de donkere plooien van z'n gezicht en floot als een lijster, dat het trilde en klaterde tusschen de slagen door: het lied van den Lustigen Smid. En Jan zag eens naar z'n vader en lachte, want hij zag niet erg op tegen 't dienen, dan kwam hij ook eens onder de menschen. En toen de lange knecht van den mulder met een ploegschaar kwam aandragen, grinnikte het smidje weer als 'n ouwe ekster. En toen Driek tegen den avond thuiskwam begon Anne-Marie, die zooveel als de huisplaag was zoo echt op z'n Kempisch te sakkeren, dat Driek de groote ooren daverden aan zijnen kop. En toen hij naar de keuken zijn koffie ging halen draaide hij zich nog eens om bij de deur en gromde zoo tusschen de (tanden door: Smoutbiejel!" *) maar hij had toch ongelijk want hij was veel te lang gebleven, en hij was toch *) Scheldnaam voor Kempenaar, o.a. ge bruikelijk in de Nederl. grensplaatsen in de omstreken van Weert (L.) BOUWT te Nunspeet. Mooie boschrijke terreinen. Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen Maatschappij DE VELU WE", Nunspeet. -- American -? Eau de Cologne wordt het MEEST gevraagde Merk. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. TAMINIAÜ'S ? JAM 'xöSB*\ X***** den maar de macht missen die in werke lijkheid bevrijdt van kwalen. Die groote en geheimzinnige macht van de ziel, die evengoed dooden kan als tot leven wekken," bestaat. Maar ze is niet de uitkomst van zelfrechtvaardigingen of mani festen, noch van gebeden, zooals menschen die alle dagen opzenden en uitzenden voor al hunne belangen en nooden. Wie zijne belangen en nooden gediend wil zien, moet s t r ij d e n, den harden, grooten strijd des levens, al moge die ook in de toekomst naar wij allen hopen, zachtere en wijzere vormen aannemen. Maar strijd voeren moet hij. Alleen wie niet meer voor zich zelf leeft, in algeheele zelfverloochening opgaat, kan het standpunt bereiken van den Genezer. Die wendt zich echter tot den vijand, den tijger zelf, en ziet niet om naar medestanders. Ik vind geen vrijheid, zooals gij uit het vorengaande begrijpen zult, om van u iets te verlangen. Het een noch het andere. Maar ik hoop, dat gij begrijpen zult, wat ik bedoel. 13 Januari 1910. A. E. THIERENS zelf ook een Kempenaar. Eindelijk kwam de bewuste Woensdag en het werd een woelige dag, zooals de lootdag telken jare geweest was. Al vroeg in den dag, toen de zon nog nauw aan de lucht was, stampte de veldwachter met zijn groote schuitévoeten al op en neer voor het raadhuis en gromde en bromde in zich zelf, net als een pruttelende brouwketel boven een fel vuurtje. En terwijl hij zijne onte vredenheid den grond in trapte, onder de dikke zolen van zijn laarzen, dat de nagel koppen stonden afgedrukt als de pokkekuilen in 't gezicht van Moppe-Gradus, kwamen den een na den ander de jongelieden. En toen ze naar het gedacht van Teunis zoowat allemaal bijeen waren en stonden te spektakelen een eindje op den weg over de loting en den dienst, toen piekte Teunis de punt van zijn stok met een vinnigen steek tusschen twee keien, draaide op zijn hielen een halven slag naar het Westen, keek zoo echt als een sergeant-majoor dwars over den schouder zoodat z'n rechter snorrepunt half op z'n rug hing en gromde als zoo'n heesche ouwe hofhond,die eens zeer barsch wil doen: Vooruit!" En vooruit ging het naar de stad met stevigen stap, De meesten lachten en praatten hard-luidruchtig, spraken kwasie-onverschillig over indeeling bij de kavallerie of bij de lanciers, verdrukten hunne onrust in koen gepraat en druk gedoe. Teunis stapte voorop en zweeg! Doch in den namiddag toen alles afgeloopen was, waren er velen die nu en dan opeens met een strak-gespannen gezicht in hun bier zagen ; en 'n enkele veegde zoo eens met den rug van de hand langs neus en oogen en zei dat-ie zoo geweldig verkouwen geworden was de vorige week met het hooi-indoen. En dit waren er bijna altijd van hen, die een blauw lint om den hoed gestrikt hadden. Blauw, die zijn eraan geloot," zeiden de menschen, die voor hunne huizen kwamen zien als de luid-Iawaaiende troep voorbij trok van de eene herberg naar de andere. Kijk", zei Snellen Fieke tegen haren Machiel en gluurde door het verregende vensterke, dat op den weg uitzag, kijk, Jan-van-hetsmidje heeft ook een blauw lint om zijnen hoed, die is eraan !" Ja", zei Machiel, toen ik nog bij het paardenvolk diende l" Begin je weer?" snutte Fieke en keek haren goeden Machiel zoo vinnig aan met hare ronde oogjes als een waterrat een kikker. Begin je weer", zei ze nog eens, nu, zal ik je eens zeggen wat het was toen je nog bij het paardenvolk diende? Toen was je nog een grootere schapekop dan nu!" en ze staarde Machiel recht in z'n gezicht, terwijl ze de kamer uitging. Doch Machiel rookte en zei alleen : Nu het was toch zoo l" waarmee hij bedoelde het geen hij had willen zeggen en niet wat Fieke gezegd had. Fieke had goed gezien, LIBERTY METZtCO iCRAVENHACE AMSTERDAM OVERALL VAM WOLLEN MORNA CUOTM ME.T MAMDBORDUUR3E.U BLOUSE VAfl LAVAL V/EILIftC FlT2*0- FI.75O j STALEN FRANCO j OPRUIMING GEÏLLUSTREERDE CATALOGUS FRANCO Abonnementsütljs f T'.SO per jaar. Jan had nommer vijf uit de bus gehaald en zou soldaat moeten worden, want aan afkeuren hoefde men niet te denken. Toen hij terugkwam van de stad was hij in 't voorbijkomen even thuis binnengeloopen en had verteld dat hij soldaat zou moeten worden. En toen had Lowieke zoo'n keer of ettelijk nerveus over z'n schootsvel gestreken en tusschen zijn oogen rimpelden weer die beide donkere plooien en dan wist Jan dat vader iets niet naar den zin was. Hijzelf gaf er anders niet zoo veel om, want nou zou-ie toch zeker in een groote stad komen, net als Hansen Toon, die in Brussel lag. En dan eiken dag den Koning zien ! Wat zouden de menschen kijken als hij eens met verlof kwam in z'n schoone pakje. Wat had hij niet dikwijls Door van den schoenmaker benijd om z'n schoone uniform, en die stond bij de lanciers in Luik en sprak al zoo goed Fransch als de pastoor. Daar zou hij misschien wel komen . . . Moeder had wel een beetje gehuild, maar er was toch niks aan te doen. En Jan zong en sprong met de anderen mee om 't hardst. Laat in den avond klonk hier en daar uit de verte nog een slepende melodie: Ik ben een jong soldaatje van twee-en-twintig jaren . . ." En langs de veldpaadjes schar relde voor en na zoo'n beweeglijke zwarte gestalte in den stillen maanschemer en bromde en zuchtte zoowat voor zich heen van: Rikketikketik den ijzerdraad nommer twintig is soldaat . . ." Er wordt een stevig glas gedronken op lootdagen. En de mulders zoon had laten zien dat hij centen had. En Frans-van-den-Heikant, die niet veel op de ribben had - - zooals men wel eens zegt omdat z'n vader zoo 'ne arme tobber van een geitenboertje was, had zoo dankbaar genoten, dat hij tegen een uur of elf op allebei z'n knieën voor de deur van den stal zat en met z'n vuist maar op den hout blok sloeg en stotterde en stamelde: Goeie vent, de mulder ! Beste kerel, goeie vent ! Santé! Proost Frans !" Toen de keuring gedaan was, hamerde Jan nog een tijd met zijn vader mede aan het een en ander, soldeerde wat melktuiten, legde 'n hoepel om ettelijke houten emmers en tobde eindelijk nog een poosje voort met den nieuwen knecht, tot zoo stillekens op zekeren morgen de dag van vertrek was gekomen . . . naar Brussel ! Er werd een beetje gehuild door moeder, en ook vader veegde eens met de hand langs de oogen. Jan ging nog eens in de smidse, pakte zijnen hamer nog eens bij den steel, trok in gedachten nog eens aan den blaasbalg en na allen nog ns goe endag gezegd te hebben, ging hij langzaam en nog een paar maal omziend den weg op naar de stad, vanwaar hij dan per spoor verder zou reizen naar Brussel . . . (Slot'ivolgt)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl