De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 30 januari pagina 10

30 januari 1916 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Jan. '16. - No. 2014 dan toch grootendeels stop gezet. Wel zijn er enkele miilioenen van de Duitsche, Engelsche en Fransche oorlogsleeningen hier te lande geplaatst, maar wat beteekenen dis luttele bedragen tegenover de veel grootere, in normale jaren hier opgenomen en in aan merking genomen het reusachtig toegenomen voordeelig saldo van onze betalingsbalans. Bovendien heeft de gestadige koersverbete ring van Amerikaansche waarden vooral in de laatste maanden van 1914 en eerste van 1915 er toe geleid, dat zeer aanzienlijke be dragen dier fondsen naar het land van oor sprong teruggekeerd zijn, hetgeen er verder toe bijgedragen heeft om onze betalings balans, nog gunstiger te maken. Het eenige andere correctief, dat nog overbleef, de vereffening van hét saldo door invoer van goud kon evenmin ten volle werken, deels tengevolge van de bijna overal uitgevaardigde verbodsbepalingen tot uitvoer van goud, deels ook tengevolge van de belemmeringen door Engeland aan den invoer van goud uit Amerika naar de neu trale landen in den weg gelegd. Niettemin is er sinds Augustus 1914 toch nog voor ongeveer 300 millloen aan goud ingevoerd, hetgeen gepaard ging met een nagenoeg ge lijke vermeerdering van de dadelijk opeischi bare verbintenissen ,der Nederlandsthe Bank (bankbiljetten en rekening-courant saldo's). Het gevolg daarvan is wederom, dat onze binnenlandsche markt voor kort geld overver, zadigd is, de banken ternauwernood l pet. voor hare deposito's kunnen vergoeden en ze tot die rente liever niet dan wel hebben. Dat deze toestand tot allerlei misstanden aanleiding geeft en tot nog grootere (o. a. aanwakkering van ongezonde speculatie) kan leiden, ligt voor de hand. Het zoude mij echter te ver voeren, daarover thans in nadere bizonderheden te treden. Alleen meen ik te moeten opmerken, dat die onge zonde toestand nog bedenkelijker kan wor den, zoo er nog meer goud hierheen komt of, wat vrijwel op hetzelfde neerkomt, wan neer tegenover in Amerika gedeponeerd goud de binnenlandsche circulatie nog verder uitgebreid wordt. Waar deze laatste genees middelen thans van verschillende zijden zoo sterk worden aanbevolen, spreek ik niet zonder aarzeling de vrees uit, dat het mid del wel eens erger kon blijken dan de kwaal van de gedeprecieerde buitenlandsche valuta. Het wil mij daarbij voorkomen, dat bij de geheele ontwrichting van de internationale economische verhoudingen, goud alleen niet meer denzelfden niveleerenden invloed kan uitoefenen op de internationale wisselverhoudingen als in normale tijden. Tot zekere hoogte verkeeren wij ten dien aanzien in dezelfde positie als de dorstige en hongerige reiziger in de woestijn, die tot zijne groote teleurstelling een zak met goud vond, in plaats van de zoozeer gewenschte dadels. Maar wat moet er dan gedaan worden, zal men allicht vragen. Ik heb weinig lust om te poseeren als aanbeveler van een panacee tegen ongeneeslijke kwalen en meen ik ook, dat tegen het hier bespro ken euvel eigenlijk geen kruid gewassen is. Wij moeten de kwaal helaas accep teeren, zooals zij is. Waar wij echter wel voor zorgen kunnen, is haar niet noodeloos erger te maken dan zij reeds is. En nu wil het mij voorkomen, dat de hardnekkigheid, waarmede ons departement van financiën en zijne organen, vasthouden aan de sedert het uitbreken van den oorlog ingevoerde be lemmering van den vrijen invoer van buitenlandsche fondsen aan onze markt, den toe stand meer verergert dan noodig is. In het begin van den oorlogstoestand, toen wij nog niet wisten, waar wij stonden en er vrees bestond, dat onze markt over stroomd zoude worden met allerlei buitenlandsche fondsen, was er gegronde aanlei ding voor de uitzonderingsbepaling, waarbij stukken met nieuw zegel niet dooreen lever baar verklaard worden. Thans echter, nu wij gebukt gaan onder onder een overvloed van liquide middelen en de buitenlandsche wisselkoersen gelegenheid geven om buitenlandsch fonds op vpordeeliger conditiën op te nemen, bestaat het gevaar, althans in dezelfde mate, niet meer. Reeds vroeger heb ik er op gewezen, dat het daarom aan beveling verdient, hoe eer hoe beter op dezen noodmaatregel behoudens enkele restrictiën terug te komen. Afgescheiden van het toen reeds door mij aangevoerde bezwaar, dat deze maatregel aanleiding geeft tot benadeeling van het publiek door buiten verhouding tot de buitenlandsche pariteiten opdrijving der koersen van de min of meer clandestien hier verhandeld wordende fond sen met nieuw zegel, kan opheffing van het evenbedoelde besluit leiden tot eene natuur lijke gelijdelijke verbetering der buitenland sche valuta, zooals thans reeds het geval is bij de wissel tusschen New-York en Londen. Ten siotte nog eene opmerking. Terwijl door het besproken verbod van dooreen leverbaarheid van nieuw gezegelde stukken, de invoer van thans ten gevolge van de lage wisselkoersen tot voordeelige prijzen verkrijgbare eerste klasse Amerikaansche obligatiën, op sterling luidende goede ZuidAmerikaansche fondsen om van de nog iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiummiiHi XVI Het is lang geleden sinds ik XV ten goede gaf. Ik keek de kat uit den boom tot men mij weer riep en nu sta ik sterker en word meer geëerd. Dit is zoo mijn manier. Er zijn die zweren b?j; aanzien doet gedenken en je altijd voor de voeten dribbelen. Maar andere bewaren afstand, zoeken het verdekte, laten zich nooden en loopen aldus minder risico en verantwoording. De eene is van nature forward, pionier; de andere afwachter, goalkeeper. Er is in het leven ook veel werk te doen ter zijde. En ik voel mij daartoe aangetrokken, omdat er ook aldus quaesties te over zijn. De mensch lijkt op een stekelvarken, zoo zeer zit zij hier in quésties en hij kan er zoovele opsteken, dat hij er achter en er onder onherkenbaar en ongenaakbaar wordt. Men rolt zich stekelig op in quaesties, zoodat andere zich van alle kanten prikken en de stekels worden alleen gestreken bij altijd prijswaardige schuldbrieven der oor logvoerende mogendheden niet te spreken enz., tegengehouden wordt, worden wij in de laatste weken overstelpt met aanbiedingen van pandbrieven van in het buitenland wer kende binnenlandsche hypotheekbanken. De solvabiliteit van de bedoelde hypotheek banken laat ik buiten beschouwing, en ik neem aan, dat de door haar uitgegeven waarden voldoende gewaarborgd zijn. Maar* wil ik vragen, waar blijft de conse quentie? Eenerzijds wordt onder de vlag dat het binnenlandsch kapitaal zoovee mogelijk voor binnenlandsche behoeften be schikbaar moet worden gehouden, de aanvoer van internationale courante fondsen tegen ge houden, anderzijds laat men toe, dat miilioenen binnenlandsch kapitaal naar het buitenland gezonden worden, om daar vastgelegd te worden op eene wijze hoe soliede die overigens ook zijn moge dat zij voor een aantal jaren niet weder beschikbaar komen J. D. SANTILHANO RIJM-KRONYCK Telegraaf-Schandaaltjes Wanneer er een schandaaltje is, een miserabel kwaaltje is, wanneer een spreker zich vergist, of X met Y en Z getwist, wanneer geheim vergaderd is, een Zeppelin genaderd is, of een soldaat zijn voet bezeert,... dan vindt ge 't scherp gedefinieerd 'als schandelijk, eerloos, vreemd of slddfsch op 't blank papier des Telegraafs. Elk, die niet naar hun zin bestiert, 'wordt afgetakeld en ge-sneerd in Telegraaf en in Courant tot heil van 't dierbaar Vaderland. Het buitenland is in den waan, dat wij van smokkelen bestaan, dank zij het schrik-ontdaan gebral bij ieder nieuw-ontdekt geval! het brengt wat leven in de krant en schande over Nederland... * « * Sensationeele pracht-copy ging ons in bonten stoet voorbij. Er zwierden vaandels, en de trom werd luid geroerd... totdat men stom van eerbied bleef, en zich de hoed van 't hoofd nam voor dien heldenmoed. ... De kater kwam, toen, weemoedvol, de regisseur zijn heldenrol zag keeren uit het kil gevang, onthutst door 't moog'lijk levenslang." * * * Ai! Hangen nu de vaandels slap.. ... Een storm stak op, en heel de grap Van bliksemstraal en zonnegoud, Lijkt wel verregend en vergrauwd. Nu geldt het trotsch te zijn, en stom, terwijl de concurrent kolom en blad met zér veel schokkends vult, waarvan men in den lande smult... ... omdat het k sensatie is... waarvoor bij u geen plaatsie is. ' * * ^ Hoe arm is een gevierde vrouw... ... ns ridicule... wie blijft haar trouw ? MELIS STOKE ALLERLEI GEMODERNISEERDE BIJBELTEKSTEN. Een bericht uit het Oostenrijksch Perskwartier, hetwelk meldde, dat de aanvallen der Italjanen, op steden en dorpen, gewroken zul len worden, zonder daarbij rekeningte houden met oude kunstschatten, eindigde met de woorden: Oog om oog en bom om bom", een variant op het bekende: Oog om oog en tand om tand". Volgens een Russisch blad werd op ge vangenen een dagorder gevonden, waarin bevolen werd, bij het requlreeren niets aan de Russische bevolking te laten, en waarvan de laatste woorden luidden; Het is beter te nemen dan te geven", hetwelk lijnrecht staat tegenover het bekende: Het is zaliger te geven dan te ontvangen". Een derde variant wordt ons aan de hand gedaan in het Gebed voor onze vijanden", waarmee, volgens de berichten, Sarah Bernhardt tegenwoordig buitengewoon succes heeft, en waarvan het refrein aldus luidt: Vous, qui voyez, Seigneur, leur Ame jusqu'au fond, Ne leur pardonnez pas. ils savent ce qu'ils font, een bede, die juist het tegenovergestelde inhoudt van het bekende treffende kruis woord. NIET ERG VLEIEND! In de Hollandsche Lelie" schrijft Anna de Savornin Lohman, dat zij het geheel eens is N.B. dat was wel eens anders! met haar oom, waar deze beweert, dat het feit, dat journalisten den Minister verzochten den heer Schröder in vrijheid te stellen, en dat hoogleeraren een sympathiebetuiging aan laatstgenoemde zonden, bewijzen dat vrijzinnigheid nauw verwant is aan revolutie. De professoren een soortgelijke bewerking als de vos op den egel toepast. Men maakt quaesties omdat de mensch van roeping stof-opjager is en bij voorkeur in den rommel zit op zolder, aan zijn bureau en in zijn gemoedsleven. Men spuwt quaes ties gelijk een blazende kat den vijand van zich afhoudt. En legt een moeilijke levens vraag het vuur na aan de schenen, dan heet het de quaestie is" of dat is de quaestie" zonder veel meer, waarop het requisitoir afdruipt. Er zijn er die in alles en nog wat een quaestie zien. Zij hebben per se gelijk, want niets is quaestie-Ioos, maar men blijft hen bij voorkeur uit de voeten. Anderzijds is degene, die nooit een bedenkelijk gezicht over heeft voor het quaestieuse van dit of dat evenmin getapt, omdat men het zonder een tikje quaestie gelijk nu en dan'zonder drupje niet stellen kan. Ik vind het moeilijk hier tusschen door te laveeren, omdat de menschen nu eens behoefte hebben aan twijfel en bangheid en in zak en asch wenschen te zitten, dan weer geen vuiltje aan de lucht dulden en de instemming afdwingen dat het botertje tot den bodem is. Couranten, sociëteiten, gemeenteraden en mondain verkeer kunnen zonder quaesties niet bestaan. Quaesties houden de samen leving op gang en op temperatuur. Maaraan krijgen er dan nog even van langs, maar de journalisten worden verder buiten be schouwing gelaten, want dat zoodje telt voor mij niet mee", zooals de Freule zegt. Een aardig compliment, waar H.H. Journa listen het voorloopig mee doen kunnen l ZóZIJN ONZE MANIEREN ! In de Wochenzeitung für die Niederlande und Belgiën" wordt er dr. v. Eeden door den schrijver vereerd met.den bijnaam d'Annunzio II" een verwijt van gemaakt, dat hij voortgaat de fiolen van zijn toorn over Duitschland uit te gieten. Aan het slot van 't artikeltje wordt de veronderstelling uitgesproken, dal v. Eeden dikwijls in den spiegel ziet en hij daardoor tot de overtuiging gekomen is, dal hij het toonbeeld van den volbloed Germaan is. Deze veronderstelling echter kan bij nauw gezette anthropologen nauwelijks ingang vinden, want al te duidelijk leest men uil zijn gelaatstrekken, dat de wieg zijner voor ouders gestaan heeft in het land der Kalmukken". Vreemde manier van debatteeren, op zijn zachtst gezegd, weinig kiesch l F. W. DRIJVER tiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiiitimiimmuintiittutniiitiiinnniiiinni Nieuwe boeken van deze week: A. F. SUIDGEEST, Leutige Spreekwoorden, op rijm gezet en geïllustreerd, door 70 pag., f-0.75. Haarlem, H. Coebergh. JULES DESTRÉE, Les Socialistes et la Guerre Européenne, 1914?1915, 136 pag. Bruxelles et Paris, G. van Vest et Cie. J. R. SNOECK HENKEMANS, De Verzekeringsplannen van minister Trèub, 46 pag., f 0.40. 's Gravenhage, D. A. Daamen. E. J. ABRAHAMS, De Kwakzalversmiddelen hunne inhoud en de gevaren die bij het ge bruik dreigen, 155 pag., f 1. M. VAES, De eer en onschuld der Belgi sche Priesters gehandhaafd, 71 pag. Bussum, Paul Brand. HANS MARTIN, Danseresje (tweede druk) 160 pag., f 1.50, geb. f 1.95. Rotterdam, W. L. en J. Brusse. M. D. HOROWITZ, l'Organisme des tatstampons gardiens de la paix, 115 pag. La Haye, Martinus Nijhoff. H. KOFFIJBERG, De internationale strekking van het Calvinisme, 47 pag. Amsterdam, W. ten Have. Dr. K. H. E. DE JONG, Hegel und Plotin. Eine kritische studie, 36 pag. Leiden, E. J. Brill. J. W. BOERMAN en K. M. KNIP, Dieren in hun Omgeving, 40 pag. Groningen, I. B. Wolters. J. W. BOERMAN en K. M. KNIP, Dieren in hun Omgeving. Schoolplaten voor het onderwijs in de kennis der natuur. Naar oorspronkelijke aquarellen van M. A. KOEK KOEK. (Grootte 75 bij 105 cM.). 1. Roofdieren in den Winter. 2. Insecteneters. 3. Knaag dieren. 4. Herkauwers. 5 Zeehonden en Bruinvisschen. 6. Vrienden der duisternis. 7. Water en Weidevogels. 8. Boschvogels. 9. Reptiliën. 10. Amphibiën. 11. Zoetwatervisschen. 12. Insecten. Prijs per hoofdplaat met bijplaat, waarop de onderdeelen, en geïllustreerde toelichting f 1.90. Hoofdplaat en bijplaat geplakt op n zwaar carton, met Jonde hoeken f2.30. Hoofdplaat en bij plaat afzon derlijk opgeplakt, met ronde hoeken f2.70. Geïllustreerde toelichting afzonderlijk f 0.25. Groningen, J. B. Wolters. Dr. P. MOLENBROEK, De Oorlog in België, naar aanleiding van prof. mr. STRUYKEN'S verspreide opstellen door 79 pag. ' s Gra venhage, W. P. van Stockum & Zoon. Inhoud van Tijdschriften: Natuur en Vernuft (door dr. N. G. van Huffel) afl. VII: Het raadsel der Pygmeeën. Ondergrondsche rivieren. Hoe oud is de aarde? Petroleum. Schatkamers. lllimillllllllllllllllltlllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIII Onze Puzzle Onze voorlaatste Puzzle luidde: Wat mompelt A. B. als de oplos singen moeten worden uitgezocht?" De eerste oplossing die A. B. onder de oogen kwam, volgt hieronder: Wat een berg papier ! A. B. A. B. A. B. A. B. allemaal voor mij! Komaan ouwe jongen ! Pak aan! Ha! jij ook weer.' Mooi! Juist! O! daar heb je hem ook weer! Die is zeker goed ! Ja juist! Jij bent toch een kraan ! Kn die'.' Hè? Een nieuwe ! Ja waar achtig! Kijk kijk! Een zij! en Poëzie! Daar mot je 't toch maar van hebben ! Waarachtig aardig ! Plaat sen hoor, dat versje! Nu heb ik er al 10! Mooi zoo ! Vooruit maar! W;i blief.' Nee jongetje glad mis! Jij moet beter lezen, voortaan ! 't Was de vorige keer met jou ook al mis! Maar je houdt toch vol! Toch ambitie, ferm h «r'. Je zult wel leeren! Zoo onwil lekeurig doe ik nog mee aan je opvoeding! Nog n ! Goed ! Nog n ! goed ! Daar heb je de laatste ! O! Die is mooi abuis! Men goeie knp! Toch wel aardig, die Puzzle-aldeeling. Interessant, ja 'k sta 't nooit at! Maar een zorg! een zorg! Om nou is w.U te hebben dat inslaat! Dat is 't em ! Ua's 't kwaaie dervan ! Van die verkens lest dat was ver draaid aardig! zoo'n beetje toch in de reuk van wiskunde! Dat mot er uitblijven ! Te schoolmeester achtig ! Knlin, Braakensiek mot ook iedere week met wat nieuws komen! tk heb wat meer tijd! Ze helpen me wel eens, maar ved ouwe kost, nat gaat niet! Volgend*' keer za'k ze hebben! 'k Heb een idiïe ! Zoo'n radicalen tegenvoeter' Ik spits me der nou al op! En non vooruit, opgeruimd; ;t ander werk wacht ook! Wat ben ik begonnen .' (Ingezonden door H. JU V. te Goedereede) IIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIII MIMMIIllllllIIIIII den anderen kant worden de menschen hier op zoovele quaesties gereden, dat zij aan vertroosting en rust behoefte hebben bij hen, die het oordeel van andere geen stroobreed n den weg leggen en op alles ja en amen zeggen. Een quaestie is hier ook, meer dan in ?oma Aeterna, het oud-worden. Wat is jong, wat is oud? Onlangs na een dineetje werd k hierover aan den tand gevoeld. Wel, Mijne Heeren, zei ik, toen ik nog jong was schudde ik mijn oordeel en mijne illusies uit de mouw en nu heb ik meer moeite mijn ei kwijt te raken. Ik broei meer en dat broeien is de zorg, dat er toch van hetgeen waarop men zit en wat men koestert, zoo veel mogelijk moge terecht komen. Dit, ziet u, is een symptoom van het ouder-worden. Vele van u, mijne heeren, raken in het sta dium, of zitten er reeds tot over de ooren in, dat men van zijn ei een reuzenpunt maakt. De een van zijn kinderen, de ander van zijn kring of van zijn geldtrommel of van den adel van zijn gemoed. Ge zuigt u vast op datgene waarin ge sterk meent te zijn en wat ge opblaast als iets van beteekenis en meent blijvend en uitstekend te zijn. De dag is onrustig, die niet in het teeken van dat céne staat en de uren zijn ledig, die niet van dit ne zijn vervuld. En slechts een enkele onder u verstaat het nog de uren tp laten verglijden als dejongen Zoovele antwoorden! En toch... het goede antwoord is er niet bij. B. te 's Gravenhage: 't Is lezen en nog eens lezen Zoo heden als voor dezen." Mis! P. V. Bz. te 's Gravenzande: Wat een inzenders weer voor deze puzzle, wat krijgt de Groene er een lezers door." Wat een inzenders weer?" Neen. 5 zegge vijf inzenders. U begrijpt, niet waar ? Gecondoleerd; van harte. J. v. H. te Nijmegen: Hoe meer antwoorden des te liever, Als er maar niet te veel onzin wordt ingezonden, Trouwens elke week word ik liever, En heb er de goede spoedig uitgevonden. Al zoude ik zooveel goeds van me zelf mogen zeggen; ik zou het der openbaarheid niet prijs durven geven. C. C. te Bennekom: Hè, hoe kom ik daar nu op de vlugste manier doorheen ?" Aan de verschijning; met groote tusschenruimten, van oplossingen en nieuwe puzzles, zult u zeker wel bemerkt hebben dat A. B. op het punt vlug" (laat staan, gesproken van vlugjte") erg achterlijk is. Of bedoelde u dit antwoord, als een steek onder water"? A. B. voelt zich schuldig. Zal zich beteren en voor meer geregelde plaatsing zorgen. Overigens met deel neming." Wijl, uit het kleine aantal inzenders, blijkt dat deze puzzle niet in den smaak is ge vallen, of, en wat ook mogelijk is, de mede werkers zich zeer weinig van het gemompel van A, B. aantrekken, meent A. B. de juiste oplossing voor zich te moeten houden. Daar deelneming ten zeerste op prijs wordt gesteld, werd het uitgeloofde boekwerk toch onder de deelnemers verloot. Aan C. C. te Ben nekom viel het ten deel. A. B. Rijmpjes en Aftelrijmpjes (uit Het smokkelt, het zegent" door Fabiës) III Och rechter wil niet brullen, Daar heb je mijn mooie spullen, Daar heb je mijn mooie schrijverstasch, Waar enkel waarheid maar in was. Handje plak. Ga naar de Bank Waar er recht Wordt gezegd. Een stukje van de wetten Om op zij te zetten Een kluitje van de balie, Goed voor een Jan Salie, Een schijntje van 't gerecht, Voor den letterknecht, Kiele kiele kiele. 's Avonds als ik slapen ga, Volgen me veertien blaaspoepen na, Twee aan mijn hoofdeneind, Twee aan mijn voeteneind. Twee aan mijn rechterzij, Twee aan mijn linkerzij, Twee die mij dekken, Twee die mij wekken, Twee die mij wijzen, Dat ik alleen de Moffen mag prijzen. Snijder wil je procedeeren? Dan zal ik je mores leeren, Nee mijnheer ik dank u zeer, Rechtspraak is geen mode meer! Tiere, tiere, Iet, let, let! Arenden zijn geen gieren. De oorlog is nu uitgebroken, En menschen werden dieren. Soldeeren! Soldeeren! De waarheid is kapot; De leugen laat men loopen. De waarheid achter 't slot. Daar was 's een man, hoor nou l Die oorlog maken wou, En die oorlog wou niet lukken, En het geld raakte op, En het eind wordt een strop, En nog wil die groote man niet bukken. IIIIMUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH»"»"'"!"111111111111111""""1 PREEKZ Voor Prof. Steinmetz en De Toekomst" Geachte Redactie, In de Amsterdammer" schreef Prof. Steinmetz o.a. dat wij pro-duitsch moeten zijn, omdat Frankrijk en Engeland ons eeuwen lang belaagd en geschaad hebben" en omdat Pruisen en Duitschland ons nooit naar het leven stonden". Z. H. G. schijnt echter te vergeten, dat Duitschland in vroeger eeuwen geen gevaar KON opleveren, omdat het toen feitelijk nietbestond en dus gevaarloos.was en dat het duitsche gevaar", in het bijzonder voor ons land, juist gelegen is in een nu overwinnend, overmachtig Duitschland! Maar de voorstelling van prof. St. is daar om zoo tendentieus en misleidend, omdat wij de tegenwoordige menschheid niets te maken hebben met hetgeen andere mogend heden in vroeger eeuwen" gedaan of niet gedaan hebben, doch alleen rekening hebben te houden met de huidige constellaties, regeeringsvormen en toestanden. Het fransche en engelsche gevaar" waar mede Prof. St. nu dreigt, is reeds sedert meer dan een eeuw verdwenen maar het duitsche gevaar begint nu juist op te doemen. Wij moeten ons niet blind staren opeen, thans gevaarloos, Verleden, maar een open oog hebben voor een gevaarvolle toekomst (met een kleine t.) De overgroote meerderheid in alle neutrale landen is ongetwijfeld anti-duitsch doch niet OMDAT het pro-fransch of pro-engelsch is: zijiseenvoudigpro-RECHTenpro-Au/na/z/teY.' En dat dit in dezen oorlog synomien is met anti-duitsch: aan wien de schuld? Het rechtsgevoel in den mensch komt in opstand tegen de schenders van dat recht en dat bepaalt hunne sympathie en antipathie. Indien Frankrijk en Rusland aan Duitsch- ? land den oorlog verklaard hadden, na een brutaal ultimatum; indien Frankrijk de neu traliteit van België geschonden had om Duitschland meuchlings" in den rug aan te vallen; indien Frankrijk dezelfde mis daden en gruweldaden gepleegd had, die nu sedert begin Aug. 1914 in België en Polen en nu ook in Servië begaan zijn ... dan zouden wij anti-fransch en pro-duitsch zijn omdat wij voor het Recht en de huma niteit zijn. Vór Augustus 1914 was niemand in de neutrale landen anti-duitsch en dat zegt meer dan boekdeelen! Doch zooals de zaken THANS staan, kiest ieder eerlijk, onbevooroordeeld en rechtvaardigvoelend mensch, die in het Menschenrecht en de Onafhankelijkheid ook der kleine Volkeren het hoogste goed ziet onvoorwaar delijk partij vór de slachtoffers (en hun bondgenooten) van overmoed en willekeur, van machtmisbruik en brutaal geweld en tegen de aanranders, de aanvallers en in dringers, de verwoesters van vreedzame streken, de moordenaars van vrouwen en kinderen, de schenners van kathedralen en musea. Geen enkel eerlijk, rechtvaardig mensch kan een andere houding aannemen. Dit alles klinkt niet zeer neutraal (kan het GEWETEN neutraal zijn evenals de portemonnaie ? ?) maar menschelijk. Welnu: De roeping van den mensch is MENSCH te zijn! Uwe Redactie dankend voor de opname, Hoogachtend, A. C. F. MAKS HMHHiiiiijiiiiiiiiiinMinnninninniiuninuiiiniiiiiiiiiiiniiiniitnnnii het fijne zand door de vingers als hij naast het meisje op het hooge duin over het wijde zeevlak blikt. Dit vastzuigen, dit om n punt draaien is het ouder worden, mijne heeren, zoo ver volgde ik. Het is een teeken dat ge den ernst van het leven gaat beseffen, dat ge de diepere innigheid van het zijnde gaat voelen. Het is een teeken dat ge nog wel niet in staat van ontbinding overgaat, maar toch dat ge bewegingloos wordt en uwe aderen beginnen te verkalken. Terwijl ik dit zeide, keek men wrevelig, maar ik ging onverdroten voort. Mijne hee ren, gelijk het gemoed van den ouden zon daar onder het voorgevoel van een naderende beroerte volschiet, gelijk de gierigaard, de oppotter even voor zijn dood met ruime legaten uit zijn slof schiet, zoo worden wij oudere ernstig en humaan en welwillend en liefderijk en van oordeel zacht uit drang naar een warm nestje, een vast anker, een schutting of een schild; kortom, omdat wij nattigheid voelen. Men begon steeds zuurder te kijken en ik begreep wat water in mijn wijn te moe ten doen, gelijk Plato. Trouwens ik hang [lier gaarne Plato uit, omdat de controle vrij dun is. Ik zei daarom, meent niet mijne Heeren dat dit scepticisme is en dat ik al, wat edel is en schoon, wil ontzielen. Maar ik ben van oordeel dat uwe deugden en voornaamheden er geen haar minder om zijn al worden de sluiers opgetipt, die het nederig komaf verbergen. Gelijk de zee man voor den naderenden storm ergens binnen tracht te loopen, zoo zoekt uw in nerlijkheid naar een droog plekje en een hoog plekje, waar ge meent uit het gedrang te geraken. En om nog verder een doekje voor het bloeden te geven, voegde ik er aan toe. En, mijne heeren, nu is de kunst van het jong-blijven hiermee rekening te houden. Namelijk aan den eenen kant gaat uwe spijsvertering langzamer en uw adem kor ter en zijn 'uwe beenen minder vlug. Het gaat niet aan daartegen u te verzetten of daarin jong te willen blijven. Ge ontkomt nu eenmaal niet aan de zwaarmoedigheid na het eten van te veel paté. Maar ander zijds is er de speelsche gedachte, die spot met de hypnose van schapen op het drooge, van eenheid's zaligheid, van... Maar men gunde mij de gelegenheid niet dit nader uit te werken, want de gastheer gaf het sein de sigaren neer te leggen en ons te gaan mengen onder de vrouwen. En ik zag in zijn blik de welbekende uitdruk king, dat hij dien vent vooreerst niet weer zou uitnoodigen. Zoo deed ik vergeefs water in mijn wijn. PETRONIUS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl