Historisch Archief 1877-1940
13Febr. '16. No. 2016
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOO R NEDERL AN D
het [zware werk wierp mooie vruchten af.
Zelfs* buiten elke verwachting!
De Terplichting voor taalgebruik omvatte:
Van al de leden werd gevraagd dat zijhun
handelsdrukwerken tweetalig zouden maken,
met het Nederlandsch op de eereplaats.
(en natuurlijk stond net den leden vrij, het
drukwerk alleen in de Nederlandsche taal
te stellen),- verder dat hun briefwisseling
niet Belgische en Nederlandsche leveraars
inl onze taal zou gevoerd worden, dat alle
onderhandelingen met Belgische en Neder
landsche Openbare besturen en dergelijke,
in het Nederlandsch geschiede.
Als economische voordeelen bewerkten
wij in de eerste plaats de onderlinge
beyoordeeling. Een bestendig secretariaat werd
ingericht te Antwerpen, Schoen markt 18. Dat
secretariaat verschafte den leden, kosteloos,
allerlei praktische en nuttige inlichtingen.
Eene leestafel was daar ingesteld waar de
bizonderste vakbladen en tijdschriften, over
geheel de wereld verschijnend, ter lezing
lagen. Een degelijk InUchtingsbureel over
credietwaarde werkte geregeld, en dit aan
prgzea zoo laag, dat alleen, deze afdeeling
den (eden reeds een merkbaar voordeel was.
Maandelijks verscheen een orgaan door
hét VI. H. uitgegeven Handel en Nijver
heid''. De leden ontvingen het kosteloos.
De advertentie-afdeeling werkte prachtig, en
bood weer den leden aanmerkelijke voor
deelen, aan. Dat blad bevatte allerlei
wetenswaard^gheden en zeer nuttige inlichtingen,
tevens stelde bet de leden regelmatig op
de hoogte van al de werkzaamheden van
het verbond.
Enkele maanden vór het uitbreken van den
oorlog, was het werk zoo zwaar geworden dat
het secreimaat aanmerkelijk moest worden
uitgebreid. Het werd overgebracht naar de
Lange Nieuwstraat No. 42 te Antwerpen.
Daar beschikten wij over ruime en smaakvol
ingerichte lokalen, die ons toelieten het werk
der verschillende afdeelingen te splitsen.
Uitbreiding op nog veel ruimer schaal hield
het hoofdbestuur bezig: reeds was te
Brussel een tak opgericht, en in de provincie
waren verschillende takken in wording.
Zonder meer gerucht te maken, dan hoogst
noodzakelijk was, werkte het Verbond tot
het op eene stevige basis stond. Dan sloeg
het wel eens de vlerken uit in het publieke
leven, waarna het weer zijn stillen, maar
gestadigen gang ging. .
Met de ministeries lagen wij gestadig over
hoop. Ons gezag wendden wij aan om die
heeren te verplichten de taalwetten beter na
te leven.'Ons gezag en ook wel onze midde
len. Want het VI. H. beschikte over ruimer
middelen dan tot nog toe gezien was in
den Vlaamschen strijd.
Natuurlijk kan ik niet uitweiden over al
wat het verbond heeft verwezenlijkt. Het zij
mij toegelaten hier te herinneren aan de ten
toonstelling van het Nederlandsche Kolo
niaal boek door het VI. H. te Antwerpen
ingericht, ter gelegenheid van den terugkeer
-van Prins Albert uit Belgisch Kongo. Eenige
weken tevoren was te Antwerpen eene ten
toonstelling van het Koloniaal boek ingericht,
waar men doodgewoon de Nederlandsche
boeken vergeten had. Het VI. H. heeft
daar de Nederlandsche Koloniale literatuur
prachtig gewroken. De geheele verzameling
van het Koloniaal Instituut van den Haag
was daar overgebracht, en de tentoonstel
ling was zoo schitterend, dat die verre de
vorige (die over alle talen liep, de onze
uitgezonderd) overtrof.
Nog wil ik hier een woordje zeggen over
den strijd dien het VI. H. aangebonden heeft
met de Wereldtentoonstelling te Gent. Wij
eischten dat het Franschdolle comiteit dier
tentoonstelling in alles de tweetaligheid zou
eerbiedigen. Eerst werd van die werking
geen notitie genomen. Het waren immers
maar Vlamingen, die hier bedelden! Maar het
werden eischen... en daarna bedreigingen!
En toen zich ruim 1700 Vlaamsche
vereenigingen hadden aangesloten, en toen er ge
dreigd werd dat de honderdduizenden leden
de tentoonstelling zouden boycotteeren, dan
gewaardigde het Comiteit der Gentsche ten
toonstelling zich eindelijk met ons een ver
drag te sluiten waardoor het alle onze eischen
inwilligde. Dat was eene moreele overwin
ning van groote waarde. Het is de eerste
maal dat een machtig en privaat organisme
heeft moeten onderhandelen (en toege
ven) met Vlaamschgezinden. Die over
winning is een mijlpaal in de geschiedenis
der Vlaamsche Beweging.
Eene der afdeelingen van het secretariaat
was bizonder belast met koloniale zaken.
Onder andere ijverde deze afdeeling, in
samenwerking met het Ministerie van Kolo
niën, speciaal met het oog op de uitwijking
der VlaamsAie bevolking naar het
Katangagebied (in Belgisch Congo).
Het Vlaamsch Handelsverbond was ook te
gast bij de gemeente Rotterdam. Bij die ge
legenheid werden, onder bevoegd geleide,
de haveninrichtingen bezocht en grondig
bestudeerd.
** *
Zoo mooi stond het programma1 der werk
zaamheden daar, toen de vreeselijkste aller
oorlogen ook aan het VI. H. een knak gaf.
Natuurlijk ligt het Verbond larageslagen
sedert het uitbreken van de vijandelijk
heden. Wat na den vrede zal gedaan
worden behoort tot de toekomst. Wat
op het programma stond verdient wel
vermelding, bizonder met het oog op het
feit dat deze regelen bedoeld zijn als eene
inlichting voor onze Noord-Nederlandsche
broeders.
Een ontwerp was ? -ter studie om eene
nauwe samenwerking met alle Nederlandsche
Kamers van koophandel, over geheel de
wereld in het leven te roepen. Geheel
belangloos zouden wij de Nederlandsche Handel
en Nijverheid ter zijde staan, voor hen op
zoeken wat zij van België gaarne wilden
weten, of ten goede trachten te brengen
wat zij op Belgischen bodem wenschten te
verwezenlijken.
In het jaar 1916 zou het verbond zijn
tienjarig bestaan vieren, en te dier gelegen
heid inrichten: het eerste Algemeen Neder
landsch Handels- en Nijverheidscongres.
Onze afdeeling voor inlichtingen over
credietwaarde zou uitgebreid worden over
Nederland, zoodat de leden der aangesloten
Kamers daar, aan ongekende lage prijzen,
eene accurate bediening zouden gevonden
hebben.
En nog zoo veel stond er op de agenda...
en alles moest het strekken tot versterking
van het Vlaamsche bewustzijn, tot het
scheppen van tastbare voordeelen, tot het
smeden van een onverbreekbaren band met
onze Noorderbroeders... om zoo met
vasteren tred te komen tot ons ideaal: het in
eere herstellen van onze moedertaal in den
Belgischen handel. Het is niet toevallig dat
ik hier neerschrijf: Belgische handel. Neen!
Onze handel is in hoofdzaak fransch of
verfranscht. Daardoor voert menige Neder
landsche firma de briefwisseling met geheel
België in het Fransch. En daardoor wordt
ons, Vlamingen, den slechtsten dienst be
wezen. Maar daar hebben de Nederlanders
niet zoozeer fout aan: alles wat hun uit
België bereikt is in het Fransch. Zij aanzien
het als het natuurlijkste van de wereld, dat
op al dat Fransch ook in die taal wordt
?iiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiii
iiiiHiiiimmiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimiiiiiiii
, 1. Boeddhakop van den Boroboedoer (Java)
Tentoonstelling van Boed
dhistische Kunst te Leiden
Wanneer men te Leiden aanbelt aan een
der patricische woonhuizen langs het Rapen
burg, waarin de Staat der Nederlanden zijn
ethnographische schatten bewaart, zal men
er u langs een wenteltrapje naar een stille
achterkamer voeren, waarin Oostersche kunst
van het zuiverste water is bijeengebracht.
Want uit de, hier als museumruimte dienst
doende, woonvertrekken zijn te voorschijn
gehaald de mooiste Boeddhistische beeldjes
en schilderijen van Java, Cambodja, Siam,
Tibet, Korea, China en Japan, welke in
's Rijks Ethnographisch Museum worden
bewaard. In het Leidsche achtervertrek kan
dan ook ieder, die schoonheid weet te ge
nieten, te gast gaan naar hartelust, bij de
haast honderd 'mooie dingen, welke zijn
tentoongesteld als een getuigenis vooreerst
-van de overvloeiende rijkdom aan kunst,
welke dit museum herbergt, als een aan
klacht bovendien tegen de meer dan primi
tieve ?wijze, waarop tot nu toe verheven
kunstuitingen van de menschheid worden
opgeschuurd, zoodat deze tentoonstelling
opnieuw roept om de beoogde betere
museumruimte, opdat aan Nederlander en vreem
deling het beste op ethnographisch gebied
kan worden vertoond in eene omgeving,
die niet te zeer afsteekt bij hetgeen het
buitenland op dit gebied bezit.
Wie vatbaar is voor zuivere
schoonheidsontroering, kan den indruk van deze, langs
de paarsche wanden of op de matgele tafels
tentoongestelde kunstuitingen, vanzelf onder
gaan en wie daartoe vooraf in de stemming
wil komen, zij de lezing aangeraden van de
uit het Tijdschrift Oude Kunst overgedrukte
inleiding |van de heeren Roorda en de Visser,
die ter tentoonstelling te koop is gesteld.
Het is al schoonheid wat hier te zien is;
schoonheid, die ontlook uit religieuze stem
mingen en devotie, zooals slechts het Oosten
die kent, en zooals die zich uitten in een
vergeestelijkte kunst van de hoogste orde.
In steen, in metaal, in hout, op doek vindt
men hier zooveel moois tentoongesteld, dat
een tocht naar het Rapenburg ruimschoots
beloond wordt door het genot, dat het be
schouwen van deze beelden en schilderijen
oplevert.
Een in bijzonderheden afdalend overzicht
van d,eze tentoonstelling te geven, kan hier
niet ter plaatse zijn en hier worde dan ook vol
staan met de aandacht te vestigen op enkele
voorwerpen, waarvan groote bekoring uit
gaat. Langs de wanden zijn de schilderijen
gehangen, die door lijn en kleur en rhytme
waardeering vragen voor de schilderkunst
van Japan, [China en Tibet. Zoo treft bij
zonder de kleur van een Tibetaansch doek,
dat in den tempel der vromen aanleiding
was om er hunne offers bij te plaatsen; in
overheerschend, prachtig rood zit hier de
gouden Amitabha, het hoofdje tegen een
nimbus van groen met blauwroode glorie;
om den hoofdpersoon de symboliek; de
gouden urnen, het brandoffer, de offeraars
e.d.; het geheel is een zeer goed staal van
Oost-Aziatische kunst met haar
allesbeheerschende devotie. Ook de andere schil
derijen vragen aandacht en bewondering.
Dit is ook het geval met de beeldjes, welke
ongeveer op gezichtshoogte en niet achter
glas zijn tentoongesteld; zij zijn alle zoo
bijzonder en belangrijk, dat zij n voor
n kunnen worden genoten, zooals uit de
hierbij gevoegde afbeeldingen blijken kan.
De Boeddhakop van den Boroboedoer
geantwoord. Welnu, op den weg van het
VI. H. ligt het die ongezonde toestanden op
te ruimen. Wij moeten in de eerste plaats
groote verandering brengen in België zelf.
Wij houden er het volgende stelsel op na:
Aan de cliënten schrijven onze leden in de
taal waarin die cliënten zelf schrijven; maar
aan de leveranciers stellen zij de wet: geen
Vlaamsch, geen bestellingen! Leveranciers
uit geheel België worden gedwongen brief
wisseling, offertes, rekeningen e. d. in het
Nederlandsch te stellen. Dat gaat traag zoo'n
werking. Maar de Vlamingen hebben geduld
weten te oefenen, en er komt een tijd dat
wij geheel overwinnen zullen.
Reeds konden wij ons verheugen in een
mooi resultaat. Menig Waalsche firma had
welwillend aan onze roepstem gehoor ge
geven. Door die werking bevorderden wij
in de eerste plaats een taalbelang: zoo kreeg
de kennis van het Nederlandsch in het
Walenland waardeering. Eene firma, die door een
stambewust volk verplicht wordt de taal
van het volk, wiens geld zij wil verdienen,
te gebruiken, zal zeer gaarne, ter betere in
voering van hare voortbrengselen, voldoen
aan dit verlangen. Daardoor moet die firma
van haar personeel, de kennis dier taal*
eischen. In de tweede plaats werd daarmede
het groote Belgische belang bevorderd waarop
wij niet genoeg de aandacht van het nijvere
België, zoo Vlaming als Waal, kunnen ves
tigen: de tweetaligheid als handelsmerk voor
België.
Door dat onze nijverheid en handel door
en door fransch zijn, worden onze handels
huizen vaak verward met Fransche. Het
groote nut dat er voor de Belgische firma's
voortspruiten kan uit het verkrijgen van een
eigen stempel ligt voor de hand: Nederland
gebruikt Nederlandsch, Engeland, Engelsch,
Frankrijk, Fransch, Duitschland, Duitsch. Ver
ward te worden met de firma's uit Frankrijk,
stelt een onbetwistbaar verlies daar voor
Belgische firma's. Wanneer een
buitenlandsche firma een Belgisch voortbrengsel
zoekt, en, misleid door een uitsluitend Fransch
merk, daarvoor naar Frankrijk gaat, zal acht
kansen op tien de bestelling voor^België
verloren gaan. De vreemde firma zal in Frank
rijk waarschijnlijk een gelijksoortig vinden,
en dit voor het echte, oorspronkelijke pro
duct koopen. Wanneer België uit zijne twee
taligheid voordeel wil halen en de twee
taligheid als handelsmerk nemen, kan ervoor
verwarring geen vrees meer bestaan. Kon
het VI. H. dat verwezenlijken, het ware eene
groote weldaad voor ons land.
De nauwere aansluiting met de Neder
landsche Handel en Nijverheid bedoelde
onder andere ook de Nederlanders met deze
werking bekend te maken, terzelfder tijd om
steun en medewerking te verzoeken.
Na den oorlog hervatten wij gewis en
zeker het werk. Met nog meer moed om
den verloren tijd in te halen,
Lieve lezer, als UEd. niet rechtstreeks met
den handel in betrekking staat, wil u dan
dit stuk aan een bekende laten lezen, die
wel in den handel is ? Willen de handelslui
het stuk in bespreking brengen in vergade
ringen van Kamers van Koophandel en Maat
schappijen voor Nijverheid ? Misschien wordt
hier reeds de grondsteen gelegd voor het
economisch verbond tusschen stambewuste
taalminnende Nederlanders en Vlamingen ?
LEO MEERT
Algemeen Voorzitter van het
Vlaamsch Handelsverbond
Hulst
iiniiiitHiiliiiiiiiHiiiimmiiiiiiMiiiimiiiii
IIIIIIIIHUHHIMIII
Ahonnnmentanrrjs f "?.&*> per jaar.
2. Mediteerende Amitabha Japan)
5. Bronzen Waizocana (Japan)
(afb. 1) wedijvert in schoonheid met een
indrukwekkender! steenen Boeddhakop uit
Siam (C) en een streng prachtigen Boedd
hakop in brons uit datzelfde land (E).
Een bronzen Amitabha uit Japan (afb. 2)
is met zijn goudglans van een innigheid,
die de teederheid van de speksteenen
Chineesche Kwanyin-beeldjes nabijkomt. In
speksteen zijn hier wonderen van schoon
heid te zien. De Arhat, die zijn leermeester
Boeddha in het hart draagt (afb. 3) en een
Poetai-beeldje (No. 44) zijn al even zeld
zaam als de daarbijgeplaatste Kwanyins.
Een andere Poetai (lachende incarnatie van
den toekomstigen Boeddha Maitreya) met
zijn lichtblauw gewaad is van Chineesch
porselein (afb. 4) en behoort zeker ook tot
het beste, dat op dit gebied te zien is.
Zoo zou men kunnen voortgaan; elk beeldje
is een kunstwerk en het is verleidelijk om
ook voor andere de aandacht te vragen.
Men verzuime niet deze kleine, interessante
tentoonstelling te gaan zien en brenge tot
afscheid daarna een bezoek aan den
museumtuin, met de fraaie groep Japansche Boedd
ha's waarvan hierbij een Wairocana-beeld is
afgebeeld (afb. 5).
Een rijke bezitting heeft Nederland te
Leiden; wie de ethnografische verzamelingen
bezoekt, komt telkens weder onder de be
koring van al deze Oostersche kunst en
onder den indruk van al dit wetenschap
pelijk materiaal. Die indruk is niet
onvermengd, want men ontkomt niet aan de
waarschuwende stem van den beheerder
van deze schatten, die in zijn laatste jaar
verslag (den Haag 1915) onomwonden heeft
verklaard, dat hij ondanks alle getroffen
maatregelen zich niet verantwoordelijk
stellen kan voor het gevaar van diefstal en
brand, zoolang de regeering niet zorgt voor
eene behoorlijke huisvesting van de kost
bare verzameling in 's Rijks Ethnografisch
Museum."
J. C. VAN EERDE
3. De Arhat (discipel van Boeddha) die
den Boeddha in 't hart draagt. (China)
4. Poetai (China)