Historisch Archief 1877-1940
H»2017
Zondag 20 Februari
A«. 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Voor het Buitenl.cn de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12*
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiün op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . /Q.25
. . ,0.30
. . , 0.40
INHOCDi Bladz. 1: De Hoof den Koel, doorv.H.
Mr. J. A. Levy, door T. H. Confetti.
Bnitenlandseh Overzicht, door O. W. Kernkamp. 2:
Het Hof van Holland, door H, B. Berlage, door
H. Hoste, teekening ran Wybo Meyer. Da Oorlog
in België, het geral Molenbroek, door Bal arns.
Oorloga-Slnitzegels. Krekelzangen, door J. H.
Speenhoff.?3: Mobilisatietypen, door J. Mnnueko,
met teek. r. Henri T.d.Velde. Genl. MiohieUenf.
5: Voor Vrouwen, door Elis. M.Bogge. - 6:
Nedeilanderein Canada, door J. Manrer.?Doorn*nkroon,door
Bene de Clercq. Dramatische Kroniek, door Top
Natff. 7: Kleine Beeldhouwwerken, door
Plas?ohaert. Broederschap, teekening v. George van
Baemdonck. Muziek in de Hoofdstad, door F.
O.1 van Geer, met teekeningen van Joan Oolletle.
9: Financiëele en Economische Kroniek,door v. d. S.
10: Onderde Linden, (Walther vonder Vogelweide)
vert, J. W. F. We t n mens Baaing, muziek J. H. B.
van der Willigen, teeker ing van Henri v. d Velde.
K(jm-KroDyok, door Melis Stoke. Leekenspiegel.
Van Vlaanderen,E. Keurvels.doorGabr.Opdcbeek.
Winternacht op TexeJ, door J. Greshoff. 11:
Praat-G en er aal Staal, teekening van Johan
Braakensiek. Sohaakrnbriek, red. dr. A. G Olland.
Dammbriek, red. K. O. de Jonge. Spreekzaal.
Bijvoegsel: Het voorgestelde verbod op verkoop
van schepen aan het buitenland, teekening van
Johan Braakensiek.
DE HOOFDEN KOEL!
Klanken van eene eeuwenoude melo
die, ofschoon eene die verre van
verkwikkelijk en harmonisch is, stijgen
weer op.
Vele van onze kooplieden, handelaren,
assuradeuren, bankiers, ondernemers,
worden geprikkeld of gedrukt, al naar
hun aanleg is, door de Engelsche be
lemmeringen tegen ons handelsverkeer.
Waardevolle zendingen en groote par
tijen worden aangehouden, soms op eene
geheel onverwachte en onberekenbare
wijze. Telegrammen van overzee, met
welker spoedige o verkomst groote
financiefile belangen gemoeid zijn, ondervin
den calamiteuse vertraging van verschei
dene dagen. Het oponthoud der mails
kennen wij allen. Het peil van de ver
zekeringspremies tegen capture" geeft
te denken. Bij sommige van de hin
derlijke maatregelen schijnen de logica
en de consideratie zoek. De Neder
lander, groot gebracht bij de vrijheid
van bedrijf, ziet zich allerhande
moeielijkheden en controlemaatregelen opge
legd, die hij soms nog zelf te bekostigen
krijgt ook. In alles worden wij nage
rekend en op de vingers gekeken. De
vrij invoer is kreupel. Alles wordt
moeilijker, en alle kosten stijgen. De
Engelsche maatregelen brengen ons heel
wat tegenslag en verlies.
En terwijl dit alles reeds over ons
komt, moeten wij van de overzijde van
't Kanaal weer hooren: de neutrale
Hollanders zijn te vrij. Er moeten tegen
over hun invoer, tegenover hun handel
scherpere maatregelen worden genomen.
Het lekt er." Zoo spreken de
oppositiebladen, zoo klinken de protestmeetings,
die aan Grey's regeering verwijten, dat
zij niet scherp genoeg optreedt!
De oorlog gaat aan de ontevredenen
daarginds niet profijtelijk genoeg. En
nu voeren zij dringender en dringender
hun pleidooi. Alle toevoeren moesten
afgesneden- Alle neutrale gaten gedicht.
Alle verkeer met het achterland over de
kleine staten, die immers poorten naar
Duitschland zijn, verhinderd. De neutralen
bedoelen het zoo kwaad niet, maar
het verkeer, dat hun ten dienste komt,
kan tevens steeds aan den vijand ten
voordeele strekken. Dus: ingegrepen!
jjt *
Van beide zijden oorzaken tot prikkel
baarheid, wier verder-reikende beteekenis
niet moet worden onderschat.
Wel heeft de Engelsehe regeering, bij
monde van Urey, getoond de rechten
der neutralen te willen respecteeren, en
dit ook in Engeland's eigen belang ge
boden te achten.
De liberale regeering is evenwel in
Engeland niet almachtig. De publieke
opinie is er een zeer sterke factor. Ja,
geeft ten slotte vaak den doorslag. En dat
deel der publieke opinie, dat zich het
opdringendst gelden laat, het meest. Ook
als de partij van de scherpe maatregelen
tegen de neutralen", slechts eene minder
heid mocht zijn, kan zij allerlei forceeren.
Er is geen volk, naar de ervaring
leert, meer ontvankelijk voor idees
fixes, dan de nuchtere Engelsche natie.
Kon men haar eenmaal suggereeren, dat
zij door de neutralen wordt gedupeerd,"
of een dergelijke leuze, dan is zij in haar
geheel bereid, pp dezen grondslag te han
delen. De vergissing en het nadeel worden
dan pas naderhand ingezien.
Moet daarmede ten onzent rekening
worden gehouden, omgekeerd zal men
in Engeland goed doen, zich wel in de
Nederlandsche opvattingen in te denken.
In de geschiedboeken van welke eeuw
ook van de 16e tot de 19e toe, kan
men telkens weer tusschen Nederland en
Engeland als het ware n gevoelige,
zeere plek leeren kennen. Hoezeer
overigens de belangen samengaan. Een,
die over en weer tot wrijving, en zeer
ernstige wrijving soms aanleiding heeft
gegeven.
Dat punt is: de vrije handel en het
vrije verkeer in oorlogstijd.
Nederland is van ouds in hart en
nieren een koopmansland. Zoo toont het
zich ook heden ten dage nog. Het gaat
op in den vrede, de vrije ongehinderd
heid en de vreedzame welvaart. Inder
daad: het is die verpersoonlijkt. Zijn
geheele nationale bestaan is daarop ge
richt. De armste proletariër onder ons
volk, draagt nog iets van dit koopmans
gemoed in zich.
Aan Engeland is dit alles zeker niet
vreemd. Het noemt zich zelf a nation
of shopkeepers". Maar er komt daar
toch nog iets bij. In den Brit leeft ook
het instinct van de wereldmacht; de
traditie van de macht over den handel
ter zee. En in tijden van crisis
overheerscht bij hem dit gevoel al het andere.
Dat de Hollander ook dan blijft ver
langen, met rust te worden gelaten en
zijne zaken te doen, is hem vreemd.
Maar even vreemd is den Hollander,
dat hem dit of course" wordt kwalijk
genomen en ontzegd.
Meer dan vele verdere beschouwingen
heeft in het buitenlandsche beleid van
Nederland de prikkelbaarheid op dit punt
vaak den doorslag gegeven.
De koopmanspolitiek" heeft de na
tionale politiek zelfs bijwijlen op be
denkelijke wijze overheerscht. De diplo
matie van Jan de Witt is hiervan een
voorbeeld. Voor den naderenden conti
nentalen vijand was toen te weinig oog;
maar tegenover de handelskwestie's van
de zijde van den Engelschman, kwam
Holland in last!
Zoodat men in dit opzicht met den
Hollander, en met de openbare meening
in Nederland, voorzichtig moet zijn. Zij
is wel gematigd en verstandig; maar
tegen sommige krachtproeven zou toch
ook zij wel eens niet bestand kunnen
blijken.
* *
*
Juist daarom is het aan beide kanten,
voor iedereen, noodig het hoofd koel te
houden.
Het is allicht niet moeilijk, de
wederzijdsche prikkelbaarheden aan te kweken,
en daardoor grootere moeilijkheden in
't leven te roepen.
In wier belang dit natuurlijk zou uit
komen, is licht te begrijpen. En men kan
er overtuigd van wezen, dat de
Duitschers en hunne helpers hier te lande,
daartoe dapper het hunne doen, b.v.
door onder onze kooplieden het gevoel
over de onaangenaamheden van de En
gelsche maatregelen tegen onzen invoer,
aan te blazen. In sommige centra, waar
hun invloed groot is, valt dit reeds dui
delijk waar te nemen.
In dit licht komt ook de geweldige
onverstandigheid uit van interviews"
als die, welke de generaal Staal (bewust
of onnadenkend), de wereld in heeft
laten vliegen, natuurlijk gretig daar
toe door de Duitsche pers bijgestaan,
die er alle belang bij heeft, ook de
publieke opinie in Engeland tegen Neder
land te prikkelen.
En even onberaden is een zoo luid
ruchtige en overdreven '
anti-smokkel"actie van uit Nederland zelf, die er toe
medewerkt, onder het groote Engelsche
publiek argwaan tegen Nederland te
zaaien.
Het kan toch waarlijk niet ons belang
zijn, door stemmingen, welke men mis
schien ineens niet meer vermag te
beheerschen.naar de Duitsche armen gedre
ven te worden.
En in het Engelsche interesse ligt dit
zeker ook allerminst.
Daarom moet het ten slotte ook niet
onoverkomelijk zijn, over en weer eene
behoorlijke verstandhouding te blijven
verzekeren, die immers n voor Neder
land n voor Engeland, een zoo gewichtig
belang heeft.
* * *
Hiertoe is noodig, over en weer, met
de eigenaardigheden rekening te houden.
De geprikkeldheden te vermijden, en door
schikken en regelen, door het uit den
weg ruimen van bezwaren en door elkan
der te verstaan, 't evenwicht te bewaren.
Van het inzicht en den goeden wil van
de tegenwoordige Engelsche regeering
kunnen wij blijkbaar overtuigd zijn; even
als zij, van de onze. r,
Dan is verder onzerzijds een krach
tige en zelfbewust diplomatiek beleid
zeker thuis op ons regeeringsprogram;
een beleid dat kan mede strekken, om be
zwaren en taktloosheden uit den weg te
ruimen. Ook de zakenman voor zichzelf
kan verschillende punten van wrijving,
door overleg en aanwijzingen in onze
correspondentie verhelpen.
En het blijft zaak voor eiken betrokkene,
mede te werken tot regelingen en afspra
ken; zoodat men weet, waaraan men zich
te houden heeft, en voor verrassingen
wordt gevrijwaard. Op behoorlijk geregu
lariseerde verhoudingen, waarbij onze
belangen met alle egards behandeld wor
den, kunnen wij immers zeker aanspraak
maken.
Wanneer wij dan maar zorgen, onzer
zijds de nationale gezichtspunten en de
internationale goede trouw boven al 't
andere te doen gelden, mogen wij ver
wachten, dat in Engeland omtrent ons ook
nog dezelfde verzekering zal gelden welke
eens de Engelsche gezant Winwood, uit
den Haag aan zijnen koning schreef, om
hem te waarschuwen de Hollanders met
de maatregelen omtrent de scheepvaart
te ontzien:
I know well the nature of that people
and the humour of those masiers, who
s it at the stern of the State. They w UI
not be willingly crossed in their courses,
and quod volant, valde volant. It is
never too late to be wise, and no counsel
is evil, but that which can not be changed."
v. H.
nut MIMI i minimum iiiiiiiiiiiiiiiiit
MR. J. A. LEVY
1836 17 Februari -- 1916
Nu Mr. J. A. Levy 80 jaar geworden
is, stelt ook De Amsterdammer" er
prijs op, hem de hartelijkste
gelukwenschen te bieden. Wanneer wij dien wensen
nader in woorden moeten brengen, luidt
hij aldus: dat het den heer Levy nog
gegeven moge zijn, veel strijd te voeren
tegen wat hij onrecht en verkeerd vindt.
De heer Levy toch is voor alles een
strijdbare man, geweest en nog. Men
kan hem prijzen om zijne geleerdheid,
om zijn veel-weten, om zijn rechtskunde,
om zijn eloquentie en schoonverzorgde
stijl.
Maar zijn deze ten slotte hem niet
allen steeds middelen geweest om tegen
iets op te komen, en vór iets te vechten?
De heer Levy is jurist, en geleerde,
en wijsgeer. Theoreticus zelfs, als men
wil. Maar de verbazendste kennis, de
pakkendste uitdrukkingen, de onbe
kendste boeken, de sterkste idealen, en
de treffendste citaten, het was niet als
eene schoone collectie, dat hij ze bijeen
bracht ; doch als een arsenaal, om in te
grijpen, wanneer het geldt, in een debat
den tegenstander te raken, een misstand
aan te tasten, of een dwaling weg te
jagen.
Polemisch, vechtersbaas, is de heer
Levy geweest en gebleven. Op hoe
velerlei gebied heeft hij daarmee 't goede
bereikt of gediend. In eene menigte van
onderwerpen heeft hij door zijne argu
menten anderen een betere overtuiging
bijgebracht. Voor menige zaak, voor
menig geschonden belang, heeft hij her
stel bepleit.
En 't is wellicht een even karakteris
tieke als welverdiende eereprijs, hem in
deze dagen te brengen, nu hem kan
worden voorgelegd het besluit van de
Tweede Kamer, waardoor aan den
eedsdwang een wettig einde wordt bereid.
Want dit is een stap in den strijd voor
de vrijheid van het persoonlijke ge
weten, waar de heer Levy zoo veel krachten
aan gegeven heeft.
Zelfs als hij spreekt of schrijft, schijnt
de heer Levy een strijd te voeren. Het
is de strijd van den beeldhouwer tegen
het marmer, waarop hij inhakt, om het
tot een schoon beeld te dwingen.
Weinigen maken onze taal zoo forsch
en vol stijl als hij. Wanneer hij spreekt,
is het meer dan een genoegen, is het
eene verwondering, naar hem te hooren.
Vele van zijne zinsneden blijven in de
gedachten geprent, en zullen dezen ge
zonden 80-jarige overleven. Ook al is
men het er niet altijd mee eens,
voor wien missen het wat raken den
jurist de feiten" of terug naar Kant, terug
naar Thorbecke," den bijzonderen klem?
Ik herinner mij, hoe op eene vergadering
de heer Levy de staatsbijdragen voor de
arbeidersverzekering verdedigde met deze
woorden: het is de cijns, die wij
verschuldigd zijn, omdat het private
eigendomsrecht beschermd en gehand
haafd wordt". En er ging een gemom
pel door de zaal: jongen, dat had men
nog nooit zoo kernachtig gedacht".
Laat het dus niet bovenal zijn den
jurist Levy, dien wij hier eeren, maar
den strijder, die wel niet zal weigeren,
ook voor zich eene spreuk te aanvaar
den, waarop eens Cato prat ging:
Victrix causa diis placuit,
Sed victa Catoni.
v. H.
De Veieenigde Landdag, die in 1847 in
Pruisen werd gehouden, is ook hierom een
merkwaardige vergadering geweest, omdat
de landjonker Otto von Bismarck toen in
het politieke leven debuteerde.
Hij had al dadelijk een groot succes. Reeds
de tweede maal, dat hij in het spreekge
stoelte stond, deed hij in de vergadering
een storm van verontwaardiging opgaan.
Bismarck bestreed toen de bij de liberalen
gangbare meening, dat in den vrijheidsoor
log van 1813 het Pruisische volk niet alleen
uit haat tegen de Franschen naar de wape
nen had gegrepen, maar dit ook had gedaan
uit liefde voor de staatkundige vrijheid, om
zich daardoor het recht op een constitutie
te verwerven.
Daar tegenover zei hij: de vernedering,
die het Pruisische volk van een vreemden
veroveraar heeft ondergaan, levert een vol
doende motief voor den vrijheidsoorlog; de
natie behoeft zich tegenover den Koning
geen verdienste daaruit te maken, dat zij
van zich af is gaan slaan, toen zij zoo duchtig
klop had gekregen van de Franschen.
Niet alleen van een heilig huisje der libe
ralen smeten deze woorden de ruiten in;
zij wekten ook ergernis bij Bismarck's con
servatieve partijgenooten. Velen hunner wa
ren in 1813 mede uitgetrokken, waren er
trotsch op, dat zij vrijwillig dit offer hadden
gebracht. Hen hinderde niet Bismarck's uit
val tegen de liberale uitlegging van de
motieven van 1813, maar de geringschatting,
waarmede hij sprak over wat voor hen een
der schoonste herinneringen uit hunne jeugd
was; hunne ijdelheid kreeg een knauw, nu
Bismarck het als de natuurlijkste zaak van
de wereld voorstelde, dat een volk
terugschopt, als het getrapt wordt.
Bijna de geheele vergadering was dan ook
verontwaardigd over de uitlating; toen Bis
marck later van repliek wilde dienen, kon
hij eerst niet aan het woord komen door
het gejouw, dat er opging, zoodra hij op het
spreekgestoelte verscheen. Maar reeds toen
liet hij zich niet overdonderen; hij keerde
de tierende vergadering den rug toe, haalde
een krant te voorschijn en las oogenschijnlijk
bedaard daarin, totdat het rumoer over was.
Ter wille van zijne conservatieve vrien
den heeft hij aan het ofh'cieele verslag zijner
redevoering een andere redactie gegeven,
zoodat zij zich alleen tegen de liberalen
richtte. Tegenover hen had hij dan ook in
den grond der zaak volkomen gelijk; juist
daarom was hunne verontwaardiging ver
moedelijk zoo groot geweest! Eerst na
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
Dezelfde genomen waarnemingen,
voortgezet wordende, doen ook kennis
maken met de tijdvergelijking." (Ned.
Ver. v. Weer- en Sterrek.)
De niet genomen waarnemingen staan
zulk een kennismaking min of meer in
den weg.
Er zijn natuurlijk voor een leeraar,
die met zijn onderwijs gereed moet
komen, moeilijkheden verbonden aan
zulk een methode." (Idem)
Voor leeraren, die met hun onderwijs
niet gereed moeten komen, bestaan die
moeilijkheden gelukkig niet.
K
Ik had in mijn vorig schrijven reeds
de schijnt ook Uwe Exellentie gevoeld
te hebben. Op het feit, dat zoodanige
zekerheid door het uitbrengen van
voorloopige verslagen niet wordt verkregen."
(De Msbd).
Ik moet echter bekennen, dat ik er niets
van heb gevoeld schijn te hebben.
*
Oproer op een School. De
jongsschool in Wenston, Engeland, heeft
dezer dagen overeind gestaan."
(Rott. Nwsbld.)
't Is voor de jongensschool te hopen, dat
ze nog overeind staat.
Vergaat het hier hooren en zien, op
de galerijen laten zich de duiven en
doffers bewonderen, terwijl ze slechts
nu en dan een zacht gekir doen hooren."
(Tel.)
Voor liefhebbers om van te watertanden.
*
Uit het feestverslag eener h'nancieele in
stelling; waarbij ook twee vroegere com
missarissen herdacht werden.
Eerstgenoemde voerden langen tijd het
presidium over de commissarissen,
de tweede was een nobele figuur."
Is dit eene tegenstelling?
Schrijft Couperus voor de... Eeuwig
heid? Zal zijn naam even lang als die
van Homerus of Shakespeare bewaard
blijven? Wie zal het durven beweren?
Wij zullen 't moeten afwachten."
Prov. Overijsselsche en
Zwolsche Courant, 15 Jan. 1916.
Wij? Hum!
Ja, als wij tijd van leven hebben!
... dat zou dan voor de Kamer toch
geen reden mogen zijn om de ouder
domsrente nog langer te laten liggen."
H. Goeman Borgesius.
Die rente zou men b.v. op andere rente
kunnen uitzetten.
1813 is langzamerhand de liberale legende
ontstaan, dat hoofdzakelijk het verlangen
naar een grondwet het volk in de wapenen
had gebracht.
Dat was natuurlijk maar een praatje. In
1813 had het nationale instinct zich geuit,
de elementaire haat van een volk tegen een
vreemden oyerheerscher; voor politieke be
rekeningen is daarbij geen plaats. De kern
van waarheid der legende was deze, dat de
hervormingsmaatregelen van Stein en
Hardenberg volk en regeering dichter tot elkaar
hadden gebracht en het zelfbewustzijn der
natie gewekt; dat door den vrijheidsoorlog
het besef van mondigheid bij de natie nog
was versterkt, en dat Koning Frederik
WHlem III getoond had dit te begrijpen, toen
hij in 1815 aan zijn volk een constitutie
beloofde.
Maar ziin koninklijk woord heeft hij niet
ingelost. Onder zijne regeering bleef het bij
de instelling, in 1823, van provinciale land
dagen, die alleen van advies mochten dienen
en waarin de adel den toon aangaf. Zijn
opvolger op den troon, Frederik Willem IV,
wilde evenmin van een constitutie en een
volksvertegenwoordiging weten. De straks
genoemde Vereenigde Landdag van 1847
werd door hem geopend met een pathetische
redevoering, waarin hij het liberalisme be
schuldigde, Staat en Kerk te ondermijnen,
en den afgevaardigden bezwoer, niet de rol
van zoogenaamde volksvertegenwoordigers"
te willen spelen; nooit zal ik toelaten, dat
zich tusschen onzen God in den Hemel en
dit land een beschreven stuk papier schuift
als een tweede Voorzienigheid, om ons te
regeeren met zijn paragrafen en daardoor
de oude, heilige trouw te vervangen".
De moraal van deze geschiedenis zou
kunnen zijn: bouwt niet op vorstenwoorden,
vooral niet, wanneer de belofte, die zij in
houden, gegeven is in oorlogstijd of onder
den indruk daarvan.
En een sceptisch aangelegd mensch zal
dan ook nog geen huizen bouwen op de
belofte, onlangs door de Pruisische regeering
gedaan bij de opening van den Landdag.