De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 20 februari pagina 10

20 februari 1916 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Febr. '16. No. 2017 RIJM-KRONYCK (Naar aanleiding van dien waar lijk vlezen vogelboom op het Rembrandtplein) Ach... dat 'k dat boschje kappen kon, vol schreeuwerige benden... Geen vuilnis op de jaskraag meer, en op 't trottoir geen riekend smeer, dat mij de neus doet wenden. Geen stremming meer in 't stadsverkeer, geen gegeneerde dames, wier kleed ('t is om te huilen hoor!) de vogelen bevuilen door een stof, waarvoor geen naam-is. Op, ridders van het stadsbestuur, hier ligt een strijdperk open! Het hek, dat onder uw beheer valt, Vliegen, en de paal vol smeer van Sijmen, snel te sloopen! Ten siotte kan men ieder kwaad (ook dit) tot nut doen keeren: Guano is een kostelijk ding!... Misschien dat de stadsreiniging mijn wenk kan exploiteeren? In Rembrandt's stalen aangezicht zie ik geen spier vertrekken, hoewel men reeds d' omgeving mijdt, terwijl zijn hoogheid wordt ontwijd door d' allervuilste vlekken. Het plast en klettert vroolijk door, en duizend musschen, spreeuwen, vertoeven uren bij elkaar, terwijl zij uit verveling maar (en zónder reden) schreeuwen. Wél schiet men op een Zeppelin die heusch niet wilde gooien... Maar deze vieze bende laat men enkele meters boven straat den wandelaar bestrooien!. . Wij leven in een dwazen eeuw... misschien begrijpen 't musch en spreeuw, en tonen hun laatdunkendheid door 't kwistig spel met viezigheid. MELIS STOKE Winternacht op Texel Aan weerszij ligt van 't nachtelijke pad Het lage land verloren en verdronken. Over het water eindeloos en mat Rilt soms een zucht van zoete bleeke vonken De wilde donkre wilgen zonder blad Wringen geweldig hun gekorven stronken. Het eiland geurt zoo vruchtbaar en zoo zat Naar 't polderwater en de vette bonken. Ik voel in mij ook dat geheime gisten Van de aarde en van het oude wilgenhout. Mijn adem mengt zich met de ijle misten. Mijn hart is vol van nooit-doorgronde krachten Wreed en brutaal en eeuwig-onberouwd Als het geweld der zee in diepste nachten. J. GRESHOFF llllllllllllllll-IIIIIIIIIHIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Edvvard Keurvels f Keurvels dood!... Zóheeft ons de smartelijke tijding uit Antwerpen bereikt Bij al het wrange leed, bij al de ellende en de pijn van onzen gemartelden grond, moeten wij ook dit nieuwe verdriet weer dragen, moeten wij maar dragen, geduldig en gelaten, de misère van den dood. En des te weemoediger drukt ons de rouw, daar Keurvels in ons Vlaam sche leven eene zeer bizondere plaats innam; en wij, na den oorlog, aller krachten zóvan noode zullen hebben om het al weer op te bouwen, nu aan de ijzeren rivier van Vlaanderen de jong-bloeiende kracht gemoord wordt en gestuit in zijn breeden gang naar het leven De Noord-Nederlanders die in 1912 aan het Taal- en Letterkundig Congres te Ant werpen deelnamen, hebben de uitvoering van Benoit's Oorlog onder leiding van Keurvels bijgewoond. Velen zullen zich nog de kleine figuur van den grijzen dirigent herinneren, die met geestdriftig gebaar en nerveuze bezieling het werk van den meester leidde. Die man, voor het groote publiek in Nederland zelfs bij name een onbekende, is voor Vlaanderen een der krachtigste en der onvermoeibaarste strijders geweest. Hij heeft, door de nobele schoon heid van een onzelfzuchtig leven, recht op onze innigste dankbaarheid en op de dank baarheid van allen, die den Vlamingen en hunnen eerlijken strijd genegen zijn. De beteekenis van Keurvels ligt niet zoo zeer in het werk dat hijzelf heeft voort gebracht. Allerlei omstandigheden, die wij in den loop van deze korte schets met een paar woorden zullen aanduiden, hebben zijne scheppende kracht op andere banen geleid. Hij heeft, om wille van zijn idealen kamp, zijne roeping grootendeels opgegeven, ONDER DE LINDEN (Walther von der Vogelweide ± 1200) Vertaling: J. W. F. WERUMEUS BUNING Muziek: J. H. R. VAN DER WILLIGEN Allegrelto. /? Cap. 3 Luit of ] Guitaar l On - der de lin - den aan de hei - de, Waar NI N ! ! l l i t ik met m'n l ±=|==ig==l=j£^=fï^3=|i==j|3^^:j J ,£f- «J- l , . . -^T -r lief eens was, daar kunt ge vin - den van ons bei-den, Ge-bro-ken de bloe-men j en het gras Voor het bosch een lang ver-haal: Tan-da-ra-dei! Tan-da-ra-dei! Zong r?? T r 1 XT-X orf. lib. 11?3 V|4 | .?p in't dal de nach-te-gaal. fluiten of neuriën. ^l^d^i^^stó^tótó^feE^ -3 f?|?f f-F * JT~-f Crr^tp?y. .}~P^ I ? f~ |~^?*~g"^~f~S; l <r * * Onder de linden Aan de heide, Waar ik met mijn lief eens was, Daar kunt ge vinden Van ons beiden Gebroken de bloemen en het gras. Voor het bosch een lang verhaal, Tandaradei! Tandaradei! Zong diep in 't dal de nachtegaal. 2. 'k Liep in verlangen Al zoo snelle: M'n liefste was er al langen tijd. Toen heeft ontvangen Mijn gezelle Dat Ik be ; zalig voor allen tijd. Hoeveel kussen hij mij wel bood ? Tanderadei! Tanderadei! Zie maar: is mijn mond niet rood? 3. Toen ging hij spreiden Ons het bed, Van zoete blommekens allerhand, Daar aan de heide En nog, ik wed Als er een daar gaat door het land. Dat' hij wel bij de rozen mag Tandaradei! Tandar.ndei! Merken waar het hoofd mij lag. 4. Hoe ik daar neer lag, Wist het eene Li ve Heer! wat schaamde ik mij. Hoe hij met mij lag En minde, geene Heeft het geweten als ik en hij, En een klein vogeltje bij geval, Tandaradei! Tandaradei! Dat er wel niet van spreken zal. om daadwerkelijk en met onverflauwde energie datgene te dienen, wat voor hem was het hoogste en het schoonste: Vlaandeien. Hij schreef, naast een groot aantal liederen, koren, godsdienstige motetten en orkest ouverturen, vol frissche, jonge bekoring en tintelende levensblijheid; de kinderkantate Hooggetij" en het lyrisch drama Parisina". Dit laatste werk is zeker het eigenaardigste van zijne scheppingen. Tezamen met Benoit heeft hij zich toegelegd op deze zeer bizondere aanpassing van de muziek bij het ge sproken woord, wiens actie onderlijnd en als 't ware verduidelijkt en uitgesponnen wordt door de muzikale begeleiding. Het is de in uiterste consequentie doorvoering van het Wagneriaansche Sprech-Singen". Het was een stout breken met de traditie, een gaan op nieuwe wegen, en alhoewel door de jongere Vlaamsche musici deze moge lijkheid van een werken in een andere rich ting dan de tot nog toe gevolgde, niet verder werd ontwikkeld; blijven de enkele lyrische muziekdrama's hunne plaats in het Vlaam sche kunstleven behouden, waar het geniale der muziek (vooral bij Benoit) altijd zijne machtige bekoring zal blijven uitoefenen. Het onbeduidende en hol romantische van de libretto's is echter eene zeer ernstige moeilijkheid bij mogelijke opvoeringen in de toekomst; moeilijkheid die nochtans nimmer zal kunnen noch mogen opwegen tegen het door en door Vlaamsche, het zoo bij uitstek nationale dezer muziek. Zij moge door haar al te persoonlijk karakter zondigen tegen het universeele, dat elke groote kunst ten grondslag ligt; dit kan echter hare waarde voor ons niet wegnemen, omdat ons leven, ons licht en onze schoonheid er in trillen, er in opengaan met al de geluiden der Vlaamsche ziel. De groote waarde van Keurvels' streven ligt in den onverpoosden en harden strijd, dien hij jaren lang heeft volgehouden en waaruit de Vlaamsche Opera is geworden. Met hart en ziel heeft hij zich gegeven, de moeilijke beginjaren heeft hij doorworsteld ten koste van eigen welzijn. Moedig en vastberaden aanvaardde hij de bittere nood zaak, steunde met zijn eigen geldmiddelen de wrakke onderneming der Vlaamsche Opera, welke hij tezamen met Peter Benoit, Henry Fontaine en den beroemden zanger Ernest van Dijck in 1894 oprichtte, nadat eene eerste poging (Het Nederlandsch Lyrisch Tooneel) schipbreuk had geleden. Toen heeft hij getoond met hart en ziel de zaak te willen dienen, toen heeft hij er de armoede blijmoedig om gedragen. De Vlamingen, welke die jaren hebben meegemaakt, weten hoe Keurvels zijn huisraad ten deele ver kocht had om de Opera aan den gang te houden. Het waren harde, maar schoone dagen; dagen die iets hebben van eene romantische heroïek. Vaak dreigde de onder gang, maar telkens wist Keurvels die met Fontaine de directie waarnam, er weer bovenop te komen, kampte hij met den moed, die winnen wilde en winnen zou. Het is een heerlijke dag in zijn leven ge weest, toen hij in 1907 de eerste uitvoering in het nieuwe gebouw der Vlaamsche Opera leidde, die ongetwijfeld een der mooiste en modernste schouwburgen van Europa is. Dit trotsche bezit hebben wij grootendeels aan den onversaagden jaren-langen kamp van Keurvels te danken. Hij heeft volge houden toen het haast niet meer vol te houden was; hij heeft het leven gewild en gezegevierd. Ook als leider van het Symphonisch Orkest van den Dierentuin te Antwerpen heeft hij dezelfde werkkracht en forsch willen getoond. De wekelijksche uitvoe ringen, meestal met medewerking van be roemde kunstenaars, werden weldra eene beteekenisvolle uiting van het Antwerpsche muziekleven. Daar heeft, evenals in de Opera, onze nationale muziek steeds eene eereplaats bekleed. Altijd is hij zijne idealen trouw gebleven, zijne idealen van diepe, innige liefde voor Vlaanderen. Maar wat Keurvels' leven gemaakt heeft tot eene daad van wijding, is zijne liefde voor den Meester, voor Peter Benoit. Hem is de glorie van onzen grootsten musicus geworden tot eene levenstaak, tot een nobel apostelschap, dat hij steeds heeft gediend met een onverzwakte standvastigheid. Ik heb Keurvels over Benoit hooren spreken, ik heb Keurvels de uitvoeringen van 's Meesters werken zien leiden, en overal trof mij steeds de eerbied, de bewondering, die als een zuivere schoonheid zijne vurige aanhankelijkheid veredelde. Een mensch die zóheeft liefgehad, een mensch die z zijne idealen heeft gediend, ondanks armoede vernedering, tegenspoed, onverschilligheid, verguizing, kan niet anders zijn dan een goed mensch, een nobel mensch. Hij heeft niet tevergeefs geleefd; zijn manhaftig strijden en willen is niet voor niets geweest. De fiere geest die hem bedelde, de diepe verknochtheid aan zijn land, zullen zijne gedachtenis in ons aller geheugen bewaren met innige dankbaarheid. Na den dood v,*n Benoit stichtte hij het Peter Benoit-Fonds", waarvan hij de ziel is gebleven. Jaarlijks werd een van de scheppingen van den genialen kunstenaar onder zijne leiding uitgevoerd; terwijl hij nimmer den geboortedag van den Meester vergat en ter dier gelegenheid steeds den heelen Woensdagavond van het concert in den Dierentuin aan zijne werken wijdde. Ook heeft hij gezorgd voor de uitgave van Benoits werk. Zóheeft hij den geest van den Meester levend gehouden, zóheeft hij ons de traditie van den grootsten Vlaamschen artist overgeleverd als iets, dat wij altijd bewaren zullen, omdat het is het beste, het schoonste, de immer bloeiende werkelijkheid van Vlaanderen. Heel zijn leven heeft hij er aan gegeven, ten koste van zijn eigen werk. Zijn leven was ne heerlijkheid van dienende liefde; zijne gedachtenis blijve ons immer dierbaar en bewaard Het laatst heb ik Keurvels gezien, toen hij op 12 juli 1914 ter gelegenheid van de herdenking van den slag der pulden Sporen de Rubenscantate" van Benoit leidde. Het is de apotheose van zijn leven geworden Steeds zal de geheugenis van dien zoelen zomeravond mij bijblijven. Een paar weken voor den oorlog heeft Vlaanderen daar te Antwerpen, op de Groenplaats, een zijner glorierijkste dagen beleefd. Honderden zan gers hebben er gezongen van Vlaanderens roem en Vlaanderens koninklijke schoon heid. In de gloedvolle, bezielde klanken van 's Meesters muziek heeft de Vlaamsche ziel gejubeld van leven en kracht. Een groptsche ontroering heeft in aller harten gesidderd. Duizenden en duizenden hebben op dien heiligen "stond gecommunieerd met de glorieuse verheerlijking der Vlaamsche wedergeboorte. De leeuwenylaggen sloegen hunne zwart-gele kleuren in het licht der ros-gloeiende lampen; het klonk van uit den hoogen toren, waaruit de klanken zil verden als eene boodschap uit den hemel, 'H' (Teekening van H. vde Velde) het klonk van uit den zegeg der instru menten en der zangers, dieeeg naar den hooge als n kreet van .oof, hoop en liefde.... Hetzelfde lied zal jubelen zingen van toren tot toren, van stacïstad, als de getnte vijand geslagen lig zijn gewelddadig-brute kracht. Wij pen het, wij gelooven het, wij weten heW zal, het zal. Maar dan zullen wij U «en, Keurvels; gij die ons des Meesteftven hebt ge geven f n geleerd hebt woord: het woord der vrijheid Dan zal de beiaardïlen Van al uw torentrai... God geve het Vlaandi, in het vrije België, ons heilig en geigd vaderland. GAL OPDEBEEK Laren (N.-H.), 6 Febi 1916. Abonnementewljs per jaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl