De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 20 februari pagina 2

20 februari 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Febr. '16. No. 2017 i' f Wij bedoelen de aanduiding in de troonrede meer dan een aanduiding was het niet dat de regeering na den oorlog het kiesrecht voor den Landdag zal hervormen. Dat kiesrecht het beruchte drie-klassenMesrecht" is nog altijd geregeld zooals het werd ingesteld bij de grondwet van 1850, de grondwet die Pruisen tengevolge van de revolutie van 1848 heeft gekregen. De kiezers zijn in drie klassen verdeeld, naarmate van de som die zij in de directe belastingen betalen; de gezamenlijke kiezers van elke klasse brengen het derde gedeelte dezer belastingen op; tot de eerste klasse behooren de kiezers, die de meeste belasting betalen, tot de tweede die iets minder, tot de derde die het minst betalen. Zoo is dus het aantal kiezers van de eerste klasse kleiner dan dat der tweede en veel kleiner dan dat der derde klasse; desniettemin wijst elke klasse een gelijk aantal personen aan, die de leden van het Huis der Afgevaardigden moeten ver kiezen. Het is dus een verkiezing met een trap; bovendien wordt mondeling en in het open baar gestemd, omdat volgens de schijn heilige motiveering der kieswet voor een vrij volk niets zoo onmisbaar is als de persoonlijke moed om in het openbaar voor zijn overtuiging uit te komen;" in werke lijkheid is dit een middel om druk uit te oefenen op hen, die maatschappelijk afhan kelijk zijn. Dit drie-klassen-kiesrecht is voor de Prui sische volksvertegenwoordiging gehand haafd, ook nadat voor de Rijksdagverkie zingen het algemeen stemrecht was inge voerd ; tot dusverre hebben de conservatieven zich met hand en tand verzet tegen elke poging om het uit te breiden. En ook nu weer hebben zij terstond alarm geslagen, toen bij de opening van den Landdag ge zinspeeld werd op een kiesrechtuitbreiding na den oorlog. Zoodat men er alvast niet op behoeft te rekenen, dat zij er toe zullen medewerken om aan het volk, dat zijne plichten tegenover den Staat in dezen tijd zoo voorbeeldig vervult, tot belooning daar voor ook medezeggenschap in het Staats bestuur te geven. Het is niet de eenige grief van de Pruisische conservatieven, dat de regeering door de tijdsomstandigheden te veel concessies doet aan vrijzinnige of, zooals zij bij voorkeur zeggen, sociaaldemocratische ideeën. Zooals zij in de binnenlandsche politiek altijd Scharfmacher" zijn geweest, zoo gaat van hen ook in dezen oorlog het drijven uit, uit, om fel en zonder genade gebruik te maken van alle middelen, waardoor Duitschland zijn vijanden zou treffen. Het zijn de invloedrijkste menschen uit deze kringen geweest, die een jaar geleden, vermoedelijk in strijd met de meening van Bethmann Hollweg, het besluit hebben door gezet om den duikbootenoorlog te beginnen; zij zullen er weder de aansprakelijkheid voor dragen, indien straks die oorlog nog op scherper wijze wordt gevoerd. In de vorige week heeft de centrale com missie uit den Pruisischen Landdag tot Beth mann Hollweg de verklaring gericht maar het was eigenlijk een waarschuwing dat zij het schadelijk voor het landsbelang zou achten, indien de onderhandelingen met de Vereenigde Staten Duitschland zouden be perken in zijne vrijheid, om te gelegener tüd een zoo krachtig mogelijken duikboot oorlog tegen Engeland te ondernemen. Het voornemen van de uitsche regeering daar toe was toen reeds bekend; maar klaarblij kelijk zijn de conservatieve Scharfmacher" van den Pruisischen Landdag bevreesd, dat de kanselier niet vast op zijn stuk zal blij ven staan, wanneer de regeering der Ver eenigde Staten hem het recht zal betwisten om gewapende koopvaardijschepen zonder voorafgaande waarschuwing en zonder dat maatregelen worden genomen om het leven der passagiers te redden, in den grond te boren. Over die verklaring" van de centrale commissie is in de Duitsche pers heel wat De Oorlog in België Het geval Molenbroek i (Een nieuw staaltje van pro-Duitsche voorlichting in Nederland!) Deze oorlog zet alles op zijn kop, niet het minst ook de litteratuur. Prof. Struycken, oud-hoogleeraar in het volkenrecht, schrijft van het begin van den oorlog af in het weekblad Van onzen Tijd" zakelijke arti kelen, waarin de handelingen der oorlog voerenden aan het volkenrecht worden getoetst; een deel van die artikelen, den oorlog in België rakende, geeft hij in een bundel vereenigd uit 1). Daarover nu wordt hem de les gelezen door dr. P. Molen broek, een leeraar aan eene hoogere bur gerschool in de... natuurkundige vakken 2). Deze zelf wordt weer over zijne beschou wingen onder handen genomen door Prof. Treub, hoogleeraar in de... verloskunde 3). Het zijn geenszins bescheiden leekenbedenkingen, die dr. M. ten beste geeft. O neen, onze natuuronderzoeker spreekt een taal, alsof hij zijn leven lang niet anders had beoefend dan geschiedenis en staatkunde en rechtswetenschap. Waar haalt de man zijne wijsheid vandaan ? Hij steekt het niet onder stoelen en banken: hij heeft sinds den oor log ijverig gegrasduind in de Duitsche oorlogslitteratuur en acht zich daardoor voldoende beslagen, om zijn deskundigen tegenstander te verpletteren. En hij vindt een uitgever bereid, dit samenraapsel van Duitsche courantenbeschouwingen voor een luttelen prijs onder het publiek te brengen. Dr. M's methode van bestrijding is uitteraard dezelfde als in de Duitsche strijd schriften wordt gevolgd tegenover ieder, die het wagen durft een afkeurend woord over Duitschland's houding in dezen oorlog uit te spreken; methode, welke al die zoo genaamde Nederlanders, die hun ziel en ge weten, de Hemel weet om welke reden, aan de Duitsche zaak hebben verpand, zich heb ben eigen gemaakt. Ze is geheel berekend op de oppervlakkigheid van het meerendeel der lezers van diergelijke oorlogsgeschriften. De tegenstander wordt afgeschilderd als partijdig, onbetrouwbaar; zijne beschouwin gen worden uit haar verband gerukt, zoo noodig, verkeerd weergegeven; feiten en gevolgtrekkingen, waarmede men geen weg weet, worden verzwegen of weggewerkt onder allerlei andere mededeelingen en be schouwingen, die er niets mede te maken hebben; en is dat nog niet voldoende, dan wordt eenvoudig de werkelijkheid gefatsoe neerd naar de gevolgtrekking, die men eruit wil maken. OORLOG;S-SLUITZEGELS Ontworpen door Lodewijk Schelfhout Uitvoering J. D. Posthumus te doen geweest. Schijnbaar ging het om de vraag, of de commissie uit den Pruisischen Landdag zich bemoeid had met aangelegen heden buiten haar terrein; dit werd haar o. a. te kennen gegeven door een officieuse mededeeling, die de kanselier door de Norddeutsche Aügemeine Zeitung heeft laten bekend maken, waarin stond dat de com missie hare bevoegdheid was te buiten gegaan en in de rechten van den Keizer had gegrepen. Maar de ondergrond van den strijd is deze: een f ronde van de conser vatieven tegen den Keizer en den kanselier, welken laatsten zij verwijten, dat hij nicht schart und rücksichtslos genug ist in der Verteidigung nationaler Interessen," Indien de wijze, waarop Duitschland tot dusverre den oorlog gevoerd heeft, nog te mak is naar den zin der conservatieve heeren, wat staat er dan nog te wachten, als hunne wenschen volop worden vervuld! Indien het gebruik maken van vergiftige of verstikkende gassen, indien het torpedeeren van de Lusitania en de Zeppelin-aanvallen op Parijs en Londen nog een gematigde" wijze van oorlogvoeren moet worden genoemd, welke gruwelijker daden zullen dan nog worden bedreven in de tweede, minder ..gematigde" periode, die weldra schijnt te zullen aanbreken? Een climax in gruwelijkheid zou men bijna niet meer mogelijk achten, maar men zal er toch niet al te gerust op moeten zijn, dat het Duitsche vernuft zijne hoogste praestaties in de kunst van menschen te verdelgen reeds heeft geleverd. 16 Febr. 1916. G. W. KERNKAMP I llllllllllllllllimiMIIIHIIIMItllllMIMIIIIIMHimilll Amstelveenschen weg, waar de Overtoom sche vaart uitmondde in de Kostverlorenvaart, waar ook de schutsluis in deze vaart lag, daar moest wel een druk verkeer van reizigers te paard en te voet, te wagen en te schip, ontstaan. En zoo bouwde daar een ondernemend man inden loop der zeventiende eeuw een herberg en logement, waar in den loop der tijden velen plachten aan te leggen. Met zijn meer breeden dan hoogen gevel, aardig afgewisseld en gebroken door een kleinen topgevel, stond het Hof van Hol land", vriendelijk noodigend wie Amsterdam van de Leidsche; zijde naderde. Het loge ment had dan ook in de zeventiende en achttiende eeuw een goede reputatie bij den reizenden man, een gemakkelijk pieda-terre bij den ingang van het gebied der groote stad. Maar de nieuwe tijd bracht nieuwe eischen; het verkeer aan die zijde der stad veranderde geheel van karakter en daarmede ook het Hof van Holland". Het werd in tweeën eesplist en allerlei bedrijf zag men in de lokalen van den befaamden herberg. Ten slotte bleek het naar de eischen der Woningwet onbewoonbaar. Zoo zal ook deze rest van oud-Amsterdam verdwijnen! H. BRUGMANS HET HOF VAN HOLLAND f Het Hof van Holland in de 17e eeuw Dat Amsterdam evenals tal van andere steden en dorpen van oudsher een logement Het Hof van Holland" bezat, zal het tegen woordige geslacht nauwelijks meer weten. Wie de geschiedenis van Amsterdam kenden, wisten in het oude, vervallen, uitgewoonde gebouwtje bij de Overtoomsche schutsluis nog wel het oude Hof van Holland" te her kennen. Het heeft voor onze teekenaars en graveurs blijkbaar groote attractie gehad; het is althans herhaaldelijk afgebeeld. Het viel trouwens den vreemdeling onmiddellijk op. Waar de Sloterweg uitkwam op den In dit geval is de beschuldiging van par tijdigheid, tot prof. Str. gericht, meer dan eene onwaarheid, zij is in den mond van dr. M. een ... onbeschaamdheid. Prof. Str. heeft voortdurend de gedragingen van beide partijen aan het recht getoetst en geen blad voor zijn mond genomen, om met name ook de houding van de Geallieerden ten aanzien van den neutralen handel als onrechtmatig te wraken en hunne hooggestemde ontboe zemingen omtrent de verhevenheid van hun oorlogsdoel, als ging het om het recht en de vrijheid der kleine staten, tot hare juiste waarde terug te brengen. Met kracht dringt hij er steeds op aan, dat men zorge, zich in de eerste plaats Nederlander te gevoelen, de eigen plaats van ons volk te midden der oorlogvoerende staten te leeren begrijpen. Wat deed tot nu toe dr. M. ? Hij stond uit sluitend op de bres voor de Duitsche zaak, zooals geen Duitscher het hem kon ver beteren ; vond nimmer iets af te keuren in wat Duitschland deed, integendeel prees hoog hare Kultur" en al wat recht of onrecht tot verbreiding daarvan werd ondernomen; over de Gallieerden sprak hij nimmer dan met smaad en verguizing, ja, zoo noodig, schaadt hij zijn eigen land, als hij meent daardoor de Duitsche zaak te kunnen dienen. En die man, met alle prak tijken van een advocaat van kwade zaken, acht zich gerechtigd, over de altijd kalm en sober gestelde zakelijke beschouwingen van prof. Str. de beschuldiging van partijdigheid en onbetrouwbaarheid uit te spreken. Juist dat nuchter-zakelijke in die beschou wingen, waarin veelal alleen de feiten wor den vermeld en de gevolgtrekking aan den lezer wordt overgelaten, schijnt dr. M. zeer te hinderen; hij vindt dat zelfs weerzin" wekkend! Van een natuuronderzoëker, die het om de waarheid is te doen, had men een ander oordeel mogen verwachten. Wat aan Luxemburg en België door Duitschland werd misdaan, mag men, vol gens dr. M., niet zien in het licht van de door Duitschland gesloten verdragen van 1831 4), 1867 5), 1899 6», 1902 7; en 19078), niet in het licht van de plechtige verkla ringen en verzekeringen, door de Duitsche Regeering nog tot kort voor den oorlog herhaald, niet in het licht, waarin de vol kenrechtelijke positie van die landen tot op het laatste pogenblik door de geheele Duit sche rechtslitteratuur werd beoordeeld. Neen, men moet dat zien onder het licht der na den oorlog pour Ie besoin de la cause op gestelde theorie van het vodje papier", van den ons opgedrongen oorlog", van den lales rechtvaardigenden noodtoestand" van het aan de halve wereld den oorlog verklaHet Hof van Holland in de 18e eeuw Dr. H. P. Berlage 21 Februari 1856?1916 Het heeft dezen nacht gesneeuwd, en Bosch en Duin is nog mooier dan het gewoonlijk is. Wat ben ik blij: dat zachte witte kleed zal mij in de stemming brengen om over Bei-lage te schrijven. Die sneeuw lijkt mij iets Berlagiaansch: is ze schoon in haar kristalachtig wezen! schoon in haar kleur! schoon in haar uitwerking! Niet alleen ver andert zij de algemeene kleur van het land schap, maar zij maakt den grond effen: kleine hoogten en diepten verdwijnen. Boven hetgeen wij kenden ligt er een nieuw kleed van een nieuwe kleur: 't is een nieuw leven dat beginnen zal, en ik ga gauw buiten om de eerste indrukken ervan op te doen Alles lijkt me nog mooier van dichtbij gezien maar wat is dat nu ? Onder de sneeuw voel ik alles wat er vroeger was, de putten, de voren, de steenbrokken. En ziet me dien weg eens: geen nieuwe sporen ontwaar ik, maar wel dezelfde die ik gisteren in de rende Duitsche volk, van de na den oorlog in Brussel gevonden dokumenten, die immers ondubbelzinnig de onbetrouwbaarheid van België deden zien, enz. Gij meendet, dat toch in ieder geval het feit vaststond, dat Duitschland de neutraliteit van België had geschonden. Gij vergist u: feitelijk waren het Engeland en Rusland, die de overeen komst (van 1831) moreel geschonden had den", Engeland is als de geestelijke dader van de vernietiging van het neutraliteits verdrag te beschouwen". En dan komt onze natuuronderzoeker, om dat alles te bewijzen, met eene spiksplinter nieuwe theorie omtrent het recht van opzegging van verdragen hier is hij zoowaar bijna oorspronkelijk waarvan het uitgangspunt is, dat is het contract of verdrag uit vrijen wil aange gaan, dan kan elk der partijen natuurlijk door opzegging de verbintenis eindigen", en eene reeks geschiedkundige mededeelin gen, waaromtrent hij blijkbaar onderstelt, dat de lezer geen nader onderzoek zal in stellen, zoodat hij het met de juistheid ervan niet zoo nauw behoeft te nemen. Zoo moet men hooren, dat Engeland van harte de neutralisatie van Luxemburg heeft helpen tot stand krengen, niettegenstaande het juist Pruissen was, dat daarop in 1867 heef t aan gedrongen en niet dan met moeite Engeland tot het aanvaarden dezer nieuwe volken rechtelijke verplichting heeft bewogen; dat Gladstone in 1870 zou hebben betwijfelt, of het neutraliteitsverdrag van België nog wel als van kracht kon worden beschouwd, wat eenvoudig onwaar is, en dat de bijzon dere overeenkomst betreffende de onschend baarheid van België in 1870 door Engeland aan Duitschland en Frankrijk voorgesteld, door laatstgenoemd land pas zoude zijn aanvaard, nadat Gladstone gedreigd had de zijde van Pruissen te kiezen, waarvan even min een woord waar is; dat uit de neutraliteitsgarantie van België voor geen der garandeerende mogendheden eenige ver plichting ten opzichte van dat land voort vloeide, welke mededeeling even verbluffend is als onjuist; dat België eene bedenkelijke neiging toonde, om zich bij de Entente mogendheden aan te sluiten, wat niet is dan eene insinuatie, waarvoor geen grond kan worden aangevoerd, enz. Het meest sprekende deel uit de brochure van Prof. Str. is wellicht de zonder eenigen commentaar gegeven vergelijking van den tekst van het Haagsche Oorlogsreglement, het boekje van den Duitschen Staf Kriegsbrauch im Landkriege" en het Reglement door den Franschen Staf uitgegeven Les lois de la guerre cortinentale." Prof. Str. laat Dr. H. P. BERLAGE modder zag: ze werden er helaas achterge laten door den slagersjongen, door den kruidenier, door den melkboer, door den bakker; die hebben gebromd dat die mand op hun fiets vandaag zoo zwaar weegt. Ik ben de eerste die uitroep: wat is het mooi! Pas als mijn wandeling af is ontmoet ik enkele villa-bewoners. De wegen zijn vuil, nietwaar ?" Maar we besluiten toch samen dat de sneeuw prachtig is en het landschap heerlijk. Berlage heeft op de hollandsche architec tuur een kleed gespreid zoo nieuw als sneeuw, zoo blank als sneeuw: hij droomde een vernieuwing, een ontsmetting der archi tectuur : hij heeft gebouwd, hij heeft ge schreven ; maar hij heeft het gedaan gelijk een dichter, niet ziende dat het kleed te streng, te zuiver was voor de oude toe standen die onder dit kleed aan het voort woekeren waren; toch tevreden als na langen tijd het publiek oordeelde: men zegt dat het werk van dien man mooi is," En niettegenstaande de reactie, werkt hij voort, droomt hij voort. Wat bewonder ik in Berlage den dichter die maar steeds ongestoord zijn gang gaat in het droomenland! En eens te meer tijdens zijn lustrumlezing in A. et A. Hij liet ons met behulp van plaatjes zien dat er bij de oude Grieken en in de middeleeuwen een heid was van kunst; toen was er ook een heid van gedachten, van godsdienst, en de dichter Berlage gaat dezelfde toestanden voor onzen tijd aan het droomen. In plaats van alleen vast te stellen dat in vroegere tijdperken godsdienst en architectuur steeds samengingen, veralgemeent hij, wil hij dit de gevolgtrekking ook hier aan den lezer over. Ze is dan ook gemakkelijk. Het Duit sche boekje dateert van 1902 en strekt tot onderrichting van de officieren in het oorlogs recht; het handelt merkwaardigerwijze bijna uitsluitend over de houding van het Duitsche leger ten opzichte van de burgerbevolking in vijandig gebied. Vierkant wordt daarin partij gekozen tegen het in 1899 ook door Duitschland aanvaarde Haagsche Reglement op den landoorlog, en de officier gewaar schuwd, zich niet door de humanitare Anschauungen", de Sentimentalitat" en de weibliche Gefühlsschwarmerei" van onzen tijd, die ook in dat Reglement uitdrukking hebben gevonden, te laten leiden. In bijzon derheden wordt dat in het boekje toegelicht, zonder dat daarbij met het Haagsche Regle ment in het minst wordt rekening gehouden. Niettemin nam Duitschland in 1907 rustig deel aan de tweede Vredesconferentie en onderteekende het opnieuw het Reglement, dat slechts in enkele punten werd gewijzigd. Wat deed Frankrijk? Het voerde reeds in 1900 het Reglement als legerinstructie in, en deed het in 1913 te zamen met andere regelen van oorlogsrecht, o. a. de Conventie van Genève, als n wetboek, van de noodige toelichting voorzien, uitgeven. Uit dit alles trekt men gereedelijk de ge volgtrekking, dat, wat in België is geschied ten opzichte van de burgerbevolking, niet is te wijten aan de buitensporigheden van enkele onverlaten, die men in ieder leger vindt, maar een gevolg is van het systeem, waarin de Duitsche officieren, niettegen staande Duitschland tweemaal plechtig aan de menschheid anders had beloofd, zijn opgevoed. Zegt men, dat het Fransche leger, wanneer het in vreemd gebied zou zijn binnengedrongen, niet beter zou hebben gehandeld, dan zegt men iets, wat men tot nu toe niet kan bewijzen; maar wél blijkt uit de genoemde feiten, dat de Fransche Staf het in ieder geval beter heeft gewild en sinds 14 jaren het zijne had gedaan, om, wat Frankrijk aan de wereld beloofde, ook werkelijkheid te doen worden in den geest van zijn soldaten. Dr. M. is met dit alles wel wat verlegen, en daarom smaalt hij vooral hier op die weerzinwekkende" methode van prof. Str., en voert allerlei minderwaardige chicanes aan, om de kracht der eenvoudig gestelde feiten te niet te doen. Eerst heet het, dat het Fransche Reglement in 1913 is gewijzigd, terwijl het Duitsche boekje van 1902 dateert, als of dit iets ter wereld beteekent, waar reeds in 1899 het Haagsche Reglement werd vastgesteld en in 1900 in Frankrijk ingevoerd. Dan begrijpt hij, dat het Fran? VOOR|RIEKA HOPPER Rieka freule, chdtelaine Van uw eiken-rijk bezit, Mogen wij u vergezellen Op uw frissche uchtend-rit? Mogen wij uw stijl waardeeren, Als ge na een hupsch ontbijt, Uwe edelgaande paarden Gansch bekoorlijk tandem rijdt? Rieka, ranke amazone, Schenkt gij ons dan een verhaal, Over uwe liefste bloemen In uw zilver-fiere taal? Uwe luchtige boutade Is bijzonder voor 'n man; De noblesse uwer woorden Maakt er een romance van. Met de adel uwer gaven Voert gij ons tot Majesteit; In de wimpers uwer oogen Schittert ongenaakbaarheid. Laat ons nimmer schuchter lachen In uw cierlijk Koninkrijk; Lachend zijn we laffe stumpers, Schreiend bijna God-gelijk. Jan. '16 IIIIIIIIHIIIIItllllllllllMMIIii ook als wet maken voor onzen tijd zeg gende, dichtende: zonder godsdienst is geen architectuur mogelijk, zonder archi tectuur is geen godsdienst mogelijk." Ligt het groote van een tijd niet in dat gene waarin hij afwijkt van andere, en moet een tijd als de onze, die zoo kritisch aan gelegd is, waarvan het teeken door Vouvey bezonnenheid genoemd werd, waarvan mgr. Mercier zegt: la sociétémoderne a Ie culte du savoir", moet deze tijd van zooveel hoof den zooveel zinnen" gemeten worden met dezelfde maat waarmede een tijd van eens gezind denken gemeten wordt? Maar de dichter Berlage gaat verder: zonder godsdienst geen architectuur", zegt hij. Een godsdienst, een gemeenschappelijk ideaal heeft onze tijd niet." Wij zouden besluiten: wachten wij dit ideaal af, en dan zullen wij gaan bouwen. Hij integendeel droomt een nieuwe architectuur en bouwt ze. Is dit gemis aan logica niet het feit van een dichter. Ik ben er hem zoo dank baar voor, want ik heb veel meer aan een steen van de Beurs dan aan vijftig bladzijden van zijn geschreven droomen! Wat was het Pantheon der menschheid anders dan een droom? 't Is oorlog; er is haat, er is woede van mensen tegen mensch, men moordt, men plundert, men brandt; men vernielt oude architectuurmonumenten. lormamint-Tabletten vernietigen de bacteriën in mond en keel en beschermen] tegen Besmetting. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll sche Reglement veel beknopter is dan het Duitsche, blijkbaar als natuuronderzoeker de qualiteit naar de quantiteit metende. De brave heeft daartoe zoowaar het aan tal, door prof. Str. in zijn opstel overge nomen regels opgeteld, is blijkbaar met de boekjes zelve, waarvan slechts uittreksels werden opgenomen, niet bekend, daar hij anders geweten zou hebben, daar het Fran sche Reglement zeker even uitvoerig is als het Duitsche boekje, bovendien een geheel ander karakter draagt, daar het als wet boek is ingericht, terwijl het Duitsche boekje meer is eeri lees- en studieboek. Dan wordt gewezen op de wilde en halfwilde volks stammen" in het Fransche leger, waaromtrent dr. M. als zeker mededeelt, als hadde hij het zelf gezien, dat zij hunne uitrusting ver sieren met halssnoeren vervaardigd uit aan eengeregen ooren van vijanden," en afgehouwen hoofden bij zich dragen " Blijkbaar toch niet geheel zeker, dat deze lugubere fantaste, die bovendien onwillekeurig de woorden Turk'; en Armeniër" op de lip pen brengt, in voldoende mate de aandacht afleidt van die hinderlijke tekst vergelijking, brengt hij vervolgens het zedelooze karakter van het Fransche volk in het geding, met zijne perverse, ophitsende romans en tooneelvporstellingen, di; van den Grand Guignol niet het minst. Wai dat alles ertoe doet ? Wel, daaruit wordt nieis meer of minder afgeleid, dan dat er in Beljië door het Duitsche leger eigenlijk in 't geheel geen gewelddaden zijn verricht, maar dat deze alleen bestaan in de verhitte verbeeldirg van de Franschen, die zölang in boek en theater en bioscoop diergelijke gruwcien hebben gelezen en gezien, dat zij ze in dezen oorlog hebben gefantaseerd. Mer gaat niet te ver," meent de voorzichtige natuuronderzoeker, indien men beweert, dat ce geheele gruwelencampagne tegen Duitschland, het onafgebroken schrijven over sclanddaden als moord, plundering, verkraclting van jonge meisjes, voor den oorlog in elkander gezet is;. ..niet de afschuw van, naar het verlangen naar gruwelen was de :>ron, waaruit al de be kende gruwelberichten opgeweld zijn." _ BATAVUS 1) De oorlog in België, verspreide op stellen (bij Gouda Quint, Arnhem). 2) De oorlog in 3elgië, naar aanleiding van prof.Mr. Struyckea's verspreide opstellen (bij W. v. Stockum en Zoon, 'sGravenhage). 3) In de Telegraaf" van 6 Februari 1.1. 4) Garantie België. O Garantie Luxemburg. 6) Eerste Vredesconferentie. 7) Verdrag over de Luxemburgsche spoorwegen. 8) Tweede Vredesconferentie. "N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl