De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 27 februari pagina 1

27 februari 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 2? Februari AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O D E C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K V A N E E D E N Abonnement per 3 maanden ? 1.65 Voor het Bultenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail. 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentie*n van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . . Advertentiïn op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . ?035 . . ,0.30 ,0.40 ? IMHOCDi Bladz. 1: De Nieuwe Regeling van dan Eed, door T. H. De Val van een Kolossns, door mr. J.' Limburg. Confetti. Bnitenlandsoh Overzicht, door G. W. Kemkamp. 2: Mr. W. J. vs Weideren baron Bengers f. Berrnrier, in Memoriam, door dr. N. M. Jbaepbng Jitta. Krekelzangen, door J. H. Speenhofi. De Levens geschiedenis van Tobias Vis, door F. de Sinclair, met teeken ing van Daan de Vries. 3: Jan i Ligthart, door Th. M. Ketelaar. De Oorlog in België, Het geval-Molenbroek, door Batavus. .5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Bet Vrij willig Motorbootoorps, door Friso. 6: De WatersnoodtentoonetelliDg, door E. V. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. Jubileum Louis Bouw meester, teekeningen van Martin Monnickendam. Tentoonstelling Legras, door H. 7: Cbineeeche Ideeën over Schilderkunst, door Henri Borel. Muziek in de Heofdst&d, door F. O. vin Geer. Literaire Beschouwingen (Alb. Verwey; Heuriëtte Koland Holst; Jaoob Israël de Haan) door Frederik van Eeien. 9: Finanoiëele en Eooomisohe Kroniek De Steel Corporation, door v. d. S. 10: Btjm-Kronyok Het water stflgt door Melis Stoke. Leekenspiegel. Onze Fuzzle. De Zorgzame, teekening van Frits van Alphen. Dr. H. P. Berlage, teekening van Wybo Mejjer. In het Wild, dpor Petronius. Rijmpjes en Aftelrflmpjes. 11: Het Nieuwe Uitbreidingsplan-Znid, teekening van Johan Braakensiek. Spreekzaal. 12: Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Sohaakrubriek, red. dr. A. G Olland. Bijvoegsel: De voorgestelde heffing op het ver mogen, teel e ding van Johan Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii De Nieuwe Regeling van den Eed Het is verwonderlijk, hoe menschen het slachtoffer kunnen blijven van ver keerde reputaties. De ongelukkige Thor becke wordt steeds gedoodverfd met het Kunst is geen regeeringszaak", dat 'hij nimmer zoo onartistiek bedoeld heeft. Nero heet een wreedaard; terwijl hij een uiterst beminnelijk keizer schijnt te zijn : geweest, alleen maar door een boozen, doch tevens weergaloozen ge schiedschrijver zwart gemaakt. En Cambronne leeft in de herinnering van Waterloo voort als een comediant; maar was enkel... een snorrebaard, die geen blad voor zijn mond nam. Zoo heeft zich om de schim van Voltaire déschaduw geweven van den vrijdenker en atheïst. Een regel als: Si Dieu n'existait pas,il faudrait l'inventer", uit zijn verband gerukt, hechtte op den gevierden Franschman sinds lang het etiquet van den onheiligsten cynicus, die ooit heeft geleefd. Ook deze roep is even onverdiend als Onbegrepen. Men zou ieder aanraden, deq «Brief aan den schrijver van De drie Bedriegers" (waarin de versregel voorkomt), eens in zijn gehéj te lezen, om te zien, hoe iemand voor zijn persoon en voor de gemeenschap, voor zijn medemenschen en voor zichzelf de religie in waarde kan houden; en tevens te wapen trekken tegen den dwang, de heerschzucht en de machtsmisbruiken, waartoe de godsdienst zoo vaak heeft geleid. Corrige Ie valet, mais respecte Ie Mattre." Altijd kruisen zich aldus dezelfde ge dachten, die zich ook weer verdrongen hebben in de langdurige parlementaire woordenwisseling over den eedsdwang, waarmede wij zoo juist onzen eerlijken naam als theologiseerende natie weer hebben opgehouden. Reeds vaker hebben wij verklaard.de waarde van den eed als gerechtelijk in stituut, als waarborg voor de waarheid van verklaringen, verre overschat te ach ten. Stond men voor een schoone lei, men zou daarom den eed niet behoeven in te voeren. Maar het is iets anders. Het geldt hier nu een bestaand en eerbiedwaardig ge bruik van den godsdienst. In dit gebied lichtelijk te breken, elke overheid zal ervoor schromen, die het Ce système sublime d Vhomme est nécessaire C'est Ie Hen. sacréde la société, Le premier fondement de la sainte equité, Lefrein du scélérat, l'espérance dujuste", beseft. Zoo ging het dus om de moeilijkheid, die steeds opnieuw rijst waar godsdienst en staat elkander raken: bescherming te verleenen tegen den dwang, de onver draagzaamheid, en het fanatisme, waartoe kerken neigen kunnen; maar daarbij tevens het: Ah! laissons aux humains la crainte et l'espérance, niet te verwaarloozen. Het mag gezegd, dat de thans in de Tweede Kamer aangenomen regeling hierin zeker eene bevredigende harmonie zal brengen, 't geen nog iets meer beteekenf dan een compromis". Men moet zelfs erkennen, dat er door deze wetsverandering eene verheffing van den eed zal plaats hebben. Hij wordt er ernstiger en oprechter door behandeld. In zooverre is de eed er op vooruit gegaan; en voor de praktijk kan dit aanleiding zijn, om, voorzooveel noodig, harerzijds nog eens hetzelfde te doen. Wat de wet en het geweten niet wenschen als een zinledigen vorm, moet ook in de werkelijkheid hiervoor bewaard blijven. Het is juist een wezenlijk bezwaar tegen den tegenwoordigen eed, dat de sleur en de onnadenkendheid van 't rechtsleven aan de beteekenis vaak tóch te kort doen, en dat het met het zweren soms wel zeer laconiek toegaat! Het oogenblik, waarop de wetgever den ernst van den eed heeft verhoogd, kan ook het oogenblik zijn, om in de praktijk de eedsaflegging met vernieuwde zorg te behandelen. Zonder, natuurlijk, in het gezwollene of in het theatrale over te slaan. v. H. De Val van een Kolossus (Een nabetrachting) Het conflict tusschen de Tweede Kamer en den Minister Treub, dat met het aftreden van den laatste is geëindigd, is eenig in onze politieke geschiedenis sinds bij het Parlement de grootste macht berust. Een minister, wiens buitengewone gaven ge steund worden door een niet geëvenaarde werkkracht, bestemd om in den moeilijksten tijd, dien ons vaderland sinds 1815 door leeft, een politiek program te volvoeren en daarbij tevens het zwaarste vraagstuk op te lossen, waarvoor de regeering door den wereldoorlog is geplaatst: dat van 'sLands finantiën; een minister, die de volksvertegen woordiging een stel wetsontwerpen over ingewikkelde onderwerpen voorlegt, uit gedacht en voldragen in evenveel tijd als een ander zou behoeven tot het vluchtig ontwerpen van een eerste schets; een be stuurder even snel in het besluiten als be slist in het handelen, voor geen moeilijkheid uit den weg gaande, doch haar eerder op zoekende, hij gaat heen, omdat de vergade ring die de eenige legale uiting is van den volkswil, ondanks zijn buitengewone ver diensten en zijn groote beteekenis voor de zorgvolle dagen waarin het land verkeert, hem haar vertrouwen opzegt. Wanneer ik zeg, dat dit feit eenig is in de Nederlandsche parlementaire geschiedenis, dan ligt het bijzondere niet in het boven staande alleen. De geheele plaats van het conflict in de omlijsting van de gebeurte nissen, die het Nederlandsche politieke leven bepalen, is een zeer bijzondere. Zó: het heengaan van Treub zonder dat daarmede eenerzijds de politiek van het kabinet was gemoeid, terwijl andererzijds de ambtgenooten van den Minister van Finantiën hem de vrije hand geheel schenen te laten bij de vraag welke teugels hij de Tweede Kamer wilde aanleggen. Het is zelfs de vraag, of zij van de poging tot beteugeling, die hun collega in den zin had, eerder dan de Tweede Kamer kennis droegen. Dan: een meerder heid der Tweede Kamer, die nog voor een drietal maanden niets liever begeerde dan met dezen minister, en juist met dezen minister, het vraagstuk der ouderdomsrente zoowel als dat van het finantieele evenwicht op te lossen, doch zich thans verplicht meende te gevoelen den minister te weer streven, al moest die tegenstand zijn politieken dood na zich slepen. Eindelijk: een zoo snelle en gelukkige oplossing van de crisis, dat het heengaan van dezen gigantischen werker weinig meer rimpeling in de wateren der binnenlandsche politiek bleek te hebben gebracht dan het tusschentijdsche ontslag van de eerste de beste niet-politieke figuur pleegt te doen. Het is niet te verwonderen, dat het nietpolitieke Nederland, en daartoe behoort verreweg het grootste gedeelte van de Neder landsche beschaafde kringen , dat het be wustzijn had in Treub een man van daden en kracht aan het hoofd van 's lands finan tiën te bezitten, en waarvoor het dagelijksch verkeer tusschen regeering en volksver tegenwoordiging zoo al niet een gesloten boek of liever een overgeslagen bladzijde in een nieuwsblad, dan toch in elk geval een zaak betreft, die haar belangstelling slechts in de verte benadert, pijnlijk.ge troffen was" zoo staat het immers in het adres Van Aalst? De beurs was in rep en roer, zij en de mannen van den groot handel zouden plotseling den onverschrok ken leidsman van de benarde Augustusmaand van 1914 missen. En zij zagen in den aftredenden staatsman met te waardeeren en te begrijpen dankbaarheid den snelhandelende, den alles-ontwarrende, den overalraad-wetende, in een woord den onvervang bare. En zij luchtten hun geprangd gemoed in een schriftelijken uitbrander aan de Tweede Kamer. Het Nederlandsche volk is door alle eeuwen heen gespeend gebleven aan wat de Engelschen hero-worship noemen. Zij, die zich de geschiedenis van Johan van 01denbarnevelt, Hugo de Groot en Johan de Witt uit de tijden der Republiek, en die van Gijsbert Karel van Hogendorp uit de vorige eeuw voor den geest halen, zullen dit be amen. Roepen zij daarenboven in hun geheugen terug, hoe tusschen de jaren 1860 en 1890 het parlementaire steekspel er op .berekend scheen geen enkel ministerie rustig aan het werk te laten en telkens, de bewindslieden door andere te vervangen, alsof ieder zijn beurt moest hebben achter de groene tafel, dan komt hun allicht de vraag op de lip pen, of misschien ook in het Treub-coriflict bezorgdheid over de grootheid van den afgetreden Minister van Finantiën te zamen met appétits politiques" de duiveltjes waren, die de volksvertegenwoordiging parten speelden en haar verhinderden Treub te zien gelijk hij was. Zou dan misschien die Tweede Kamer in haar onberekenbare wispelturigheid getuigenis hebben gegeven nog altijd behept te zijn met die nationale eigenschap, die zich aan de groote mannen van weleer had gewroken en die de grootste Nederlandsche dichter uit het verleden tot de natie het verwijt deed richten, dat zij genoten dienst vergeet en 't ergste liefst gelooft?" Neen, duizendmaal neen, de Kamermeer derheid van 28 Januari was minder slecht dan haar bestrijders meenen. Zij bracht een offer aan wat zij als het hoogste landsbelang voelde. Ook zij was den minister dankbaar voor zijn,,zwoegen ten oirbaar van het land." Ook haar doortrilde bewondering voor den genialen werker, dien zij moest weerstreven. Maar zij had hetzelfde gevoel, dat zich van Buys 1) had meester gemaakt, toen hij in 1879 bijna smeekend Kappeyne meende te moeten toeroepen de liberale partij niet in zijn beleid teleur te stellen. Men fluisterde in 1879, terecht of ten on rechte, dat Kappeyne van het regeeren genoeg had. Men fluisterde in 1916 terecht of ten onrechte, dat al dan niet om redenen van staatkunde de minister Treub tegen een spoe dig einde van zijn ministerieel leven niet opzag. Een vergadering heeft een eigen psycholo gie; deze wordt door tal van factoren bepaald; zij is zelf niet in staat aan te geven met welk gewicht elke afzonderlijke factor tot het psy chologisch eindresultaat medewerkt, al ge voelt zij zelf ook de secundair werkende krachten. Hier gaven de uiterlijk waarneem bare feiten voedsel aan het onbehaaglijke gevoel, dat men met dezen minister zich niet meer bevond op vertrouwbaren bodem. Het kabinet-Cort van der Linden had zijn taak hervat, die het bij het uitbreken van den oorlog tijdelijk had moeten ter zijde leggen. Zou het niet voor goed gedaan zijn met het vertrouwen inde regeerkracht eener meerder heid der linkerzijde, dan moest de hand gesla gen aan het werk, dat als het program der laatste algemeene verkiezingen die linkerzijde ter overwinning had gevoerd : grondwetsher ziening met algemeen mannenkiesrecht, ou derdomspensioen in stede van ouderdomsverzekering. Zeker, met onweerstaanbare kracht had zich daarnaast sinds den oorlog als nieuw vraagstuk opgedrongen het vinden van de millioenen, die de om ons heen woedende krijg aan Nederland kost. Treub gaf het middel aan die millioenen te vinden. Hij verbond daaraan zelfs de grootsche hervor ming van heel het Nederlandsche belasting stelsel. Maar hij dicteerde de Kamer, hoe en op welk oogenblik zij zijn wetsontwerpen zou behandelen en hij dreigde met werk staking, indien zij hem niet volgde. De briefwisseling in begin Januari door den Minister van Finantiën met den Voorzitter der Kamer gevoerd, bewijst de ongebreidelde begeerte van den eersten om de Kamer te doen bukken, den vasten wil van den tweede, haar natuurlijken vertegenwoordiger, om haar zelfstandigheid en waardigheid zelfs tegen den verdienstelijksten bewindsman te bewaren. Dat dit tegenover Treub noodig was, bewees voorwaar, dat un Jacobin ministre niet is un ministre Jacobin! Mededewerking natuurlijk, tegemoetkoming zoover mogelijk, zoo zeide de Kamer het op 27 Januari haar Voorzitter na, toen zij besloot op buitengemeen korten termijn de belastingontwerpen, die de minister zelf uit zijn werk had uitgekozen, in de secties te onderzoeken. Het scheen alsof de minister besefte, dat hij tegenover een Kamer, die immers volgens de hoogste staatswet gezamenlijk" met de Kroon de wetgevende macht uitoefent, en die nog niet afstand heeft gedaan van eigen waardigheid, de uiterste grens van oirbaar eischen had bereikt. Het scheen of hij den terugtocht aanvaardde; de Kamer kreeg een goedkeurend knikje. Maar welk een terug tocht! De minister scheen een ruiter, die ten einde zijn ros over een gevaarlijke hindernis heen te krijgen, eerst de hand streelend en goedkeurend uitstrekt en een eindje met het dier terugloopt orn daarna plotseling met kracht de sporen aan te zetten. Geen weigering langer om de ouderdoms rente met de Kamer te behandelen voor en aleer de schriftelijke voorbereiding der eerste noodige belastingen in de Kamer zou zijn afgeloopen, maar een andere gloednieuwe eisch: de pensioensbelasting onverbrekelijk tot com plement verheven van het ouderdomspensioen n wat tijdsorde van behandeling n wat karakter aangaat. Een eisch, daarom gloed nieuw, omdat hij noch uit het regeeringsprogram, noch uit het wetsontwerp omtrent het ouderdomspensioen, noch zelfs uit de briefwisseling tusschen minister en kamerpresident was af te leiden. De regeeringsmeerderheid stond onthutst. Indien het in het brein van een minister ware opgekomen iets uit te vinden om ten spijt van de groote landspolitiek een poging te wagen die meerderheid uiteen te slaan, hij zou niet beter hebben kunnen vinden dan deze nieuwe moeilijkheid. De meerderheid gevoelde dit en hield zich strak. Ware op dat oogenblik de beslissing ge vallen, de minister zou zich bevonden hebben tegenover een motie uit alle groepen der linkerzijde voorgesteld. De Kamer was heen over de grens, die aangeeft, in welke mate zij zich voor een geniale figuur van sterken wil onder het juk kromt. Daar viel niet meer te schipperen. De plots op 27 Januari ge stelde eisch mocht niet worden ingewilligd, hij kon bij dezen dictatorialen bewindsman de voorbode zijn voor andere, snel op komende vorderingen. Te vergeefs trachtte de Voorzitter der Kamer den volgenden morgen het conflict uit te stellen op al te formalistische gronden. Zijn inmenging had geen ander gevolg, dan dat het voorstel, waarover zou worden gestemd en hetwelk een voorstel-De Meester had moeten zijn, een motie-Schaper werd. Houdt men dit in het oog, dan blijkt de ongerustheid omtrent hetgeen de toekomst zou brengen in Treub's regeringsbeleid grooter dan uitgedrukt is in het stemmen cijfer, waarmee de Kamer den minister zijn afscheid gaf. 2) De verklaring omtrent het zakelijke verschilpunt afgelegd vór de stemming door de groep der vrije-libe ralen behalve de heer de Beaufort steun den zij den minister is mede van die ongerustheid het bewijs. Men ging met den minister naar een ongewisse toekomst en men wilde zoozeel mogelijk zekerheid, dat het regeeringsprogramma zou worden ver wezenlijkt. Die onrust heeft het gemoed der Kamer beheerscht. Hooger dan Treub stond haar de zorg voor de tot standkoming van hetgeen inzet was geweest van den laatsten verkiezingsstrijd. En de regeering zelve moet dit hebben gevoeld. Slechts dit verklaart het zwijgen van den Premier gedurende den loop der debatten, zonder dat zijn machtig woord van Treub s onmisbaarheid voor de Mini sters in rade vereenigd" gewaagde. Slechts hieraan dankt Treub's ledige plaats haar spoedige vervulling. Of de tijdelijke voor zitter van den Ministerraad juist heeft ge zien? Er ligt tragiek in het aftreden van Treub, indien men dit vergelijkt met den val van de staatslieden, die de linkerzijde in de laatste dertig jaar heeft verbruikt. Zij allen vielen in een geschil, dat in meerdere of mindere mate het geheele volk beroerde: Kappeyne om zijn niet aanvaarde grond wetsherziening, Tak van Poortvliet om zijn door de kiezers na Kamerontbinding ver worpen kieswet, van Houten omdat de tijden de staatsinmenging op grooter schaal vereischten dan met zijn beginselen strookte. Treub daarentegen, die een leider had kunnen zijn, gaat heen, omdat hij den geest der de mocratie, dien hij zelf in zijn politiek ver leden had opgeroepen, niet heeft kunnen bezweren. Dat zijn strijd tegen de Kamer er niet een was van groote lijnen, zal nie mand ontkennen. Dat hij in dien strijd de politieke en finantieele noodzakelijkheid aan zijn zijde had, wordt gelogenstraft door de wijze, waarop zijn ambtgenooten, met een nieuwe kracht versterkt, hun regeeringstaak met dezelfde Kamer voortzetten. De oorlog" zal men mij toevoegen? De oorlog zoo antwoord ik was bij dit conflict een betrekkelijk geluk. Hij bespaarde het Kabinet den moeilijken tweestrijd of den buitengewonen ambtgenoot te d savoueeren of op roemlooze wijze in een strijd om de macht van het Parlement onder te gaan. In de kracht van Treub school tevens zijn zwakheid. Voor zijn dictatorialen aanlog was hij te goed democraat; de maatschappij was daaraan ontwassen, omdat, mede door Treub's werken, het staatsbestuur slechts was te leiden in democratischen zin. Ten aanzien van Thorbecke laat zich de vraag stellen, of hij, wanneer de Kroon tijdig hem had begrepen en met gezag had bekleed, in Nederland niet de rol van een Bismarck had kunnen spelen.Ten aanzien van Treub zou gesteld hij bezat de ongemeen gouvernementeele eigenschappen van Thorbecke het stellen vari die vraag geen zin hebben, omdat de tijden grondig waren veranderd. En daarom was het ook onbegrijpelijk tenzij de Beurs en de groothandel van Hollands hoofdstad aan den eenmaal gehaten Amsterdamschen radikaal wilden toonen, hoezeer zij gevoelden zich vroeger in hem te hebben vergist, dat wie tegen het Kamervotum voor Treub front wilden maken, iets anders deden dan van de Kroon en haar verantwoordelijke raadslieden een Kamer ontbinding te vragen. Het pleit voor de machtige suggestie, die de afgetreden Minister op de geesten uitoefende, dat zelfs hoogleeraren in het Staatsrecht door hun aandeel in de adres-beweging de juiste verhouding tusschen kroon, regeering en volksvertegenwoordiging uit het oog had den verloren. Of was men in 1853 bij de April-beweging constitutioneel beter onder legd dan na een praktijk van meer dan zestig jaren? Ik neem aan, dat de Kamer voor het oogenblik door haar daad tegenover Treub aan populariteit heeft ingeboet. Op haar te smalen is gewoonte, een gewoonte, die tot (on) hebbelijkheid is geworden in de krin gen, die het verst van haar afstaan. Wie de ontwikkeling van de Nederlandsche sameninzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confettf'. Een pradhtige oplossing voor het Zuiderzeevraagstuk wordt in de technische pers aan de hand gedaan: De heer S. ging bij zijn plannen ten aanzien van de Zuiderzee uit van de gedachte om de zee af te sluiten door middel van cementijzeren putten." Inderdaad, een prachtige afdamming, even als armsgaten de beste verwarming opleveren. leving in democratische richting toejuicht, ontwaart dit verschijnsel met gemengde gewaarwordingen, waaronder deze, dat hem duidelijk wordt, hoe sterk die Nederlandsche samenleving is doordrongen van de macht van het Parlement. Men zegt, dat nergens met de hoogwaardigheidsbekleders en de gebruiken van den godsdienst meer wordt gespot dan in de Katholieke landen; de geestelijkheid is daar toegefelijk; het kan lijden! Ten onzent schijnt het gevaar voor een sterk uitvoerend gezag, dat zich tegen het Parlement stelt, reeds zoo denkbeeldig, dat men zich de weelde veroorloven kan een volksvertegenwoordiging, die zich in 's lands belang doet gelden, met blaam te overladen. den Haag, 18.2.16. Mr. J. LIMBURG 1) Op de Grenzen van het beloofde Land". De Gids 1879, blz. 180-181. 2) De motie-Schaper werd aangenomen met 45 tegen 42 stemmen. Eindelijk heeft men in Constantinopel dan toch gemerkt, dat er iets gebeurd is in de buurt van Erzeroem! Op den 15en Februari trokken de Russen er binnen, en nog een week lang werd uit het Turksche hoofd kwartier bericht, dat er aan het front tegen de Russen niets van belang" was voor gevallen. Het leek er op, of de kapitein alles wel aan boord" meldde, terwijl het achterschip in brand stond; men kwam in de verleiding, even naar Enver Pasja te seinen, of hij nog geen onraad bespeurd had. De welwillende menschen, voor wie het ben ik mijns broeders hoeder?" niet ge schreven staat en die den Turk door een waarschuwend woord uit den brand hebben willen helpen, zullen vreemd hebben opge keken bij het officieele communiquévan het Turksche hoofdkwartier, dat door vrien delijke bezorging van de Turksche legatie te 'sGravenhage vandaag in de ochtend bladen stond. Onraad? Geen sprake van. De vesting Erzeroem door de Russen ge nomen? Maar een vesting van dien naam bestaat niet; Erzeroem is een open stad; in den omtrek er van zijn wat oude forten, zonder de minste militaire waarde; die zijn door onze troepen vernield, toen zij, om tactische redenen, terugtrokken .naar stellin gen ten W. van Erzeroem; bij die gelegen heid zijn ook vijftig oude kanonnen, die niet konden worden meegenomen, onbruik baar gemaakt: voila tout! Zoodat men zich nu weer de vraag kan stellen: waarom wordt er toch in dezen oorlog, door elk der oorlogvoerenden op zijHe beurt, zoo schrikbarend gelogen? Ge logen, ook als men weet, dat de leugens niet voor waarheid geslikt worden; want zelfs de vrienden en bondgenooten van de Turken zullen zich niet op de mouw laten spelden, dat de ontruiming van Erzeroem een ge beurtenis van niet het minste belang is. Tegenover het buitenland slaat Turkije met zulke berichten als het bovengenoemde com muniquéalleen een mal figuur; zoo zal men moeten aannemen, dat de leugen van de waardeloosheid van Erzeroem eigenlijk niet voor export bestemd is, maar alleen voor binnenlandsch gebruik; misschien zijn er nog een aantal Turken, die er zich door laten bedotten. Overigens moet men aan den opsteller van het communiquéde eer laten, dat hij de zwakke plek in de Russische berichten goed raakt: het fantastisch bericht, door de Russchen verspreid, volgens hetwelk zij te Erzeroem duizend kanonnen zouden hebben buitgemaakt en tachtigduizend ge vangenen gemaakt, is in strijd met de waar heid". Uit net Russische hoofdkwartier was dit niet gemeld; maar wél werd er uit St. Petersburg, tegelijk met de tijding van den val van Erzeroem, bekend gemaakt hoe groot het garnizoen van de vesting was en met hoeveel kanonnen zij was bewapend; de bedoeling was klaarblijkelijk om den indruk te wekken, dat al die manschappen en al dat geschut nu in handen der overwinnaars waren gevallen. Dit is echter niet gebeurd; uit het Russische hoofdkwartier is nog altijd geen be richt gekomen, dat een samenvatting geeft van het bij de geheele operatie gemaakte aantal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl