Historisch Archief 1877-1940
Zondag 2? Februari
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O D E C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K V A N E E D E N
Abonnement per 3 maanden ? 1.65
Voor het Bultenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail. 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentie*n van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiïn op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
. . ?035
. . ,0.30
,0.40
? IMHOCDi Bladz. 1: De Nieuwe Regeling van
dan Eed, door T. H. De Val van een Kolossns,
door mr. J.' Limburg. Confetti. Bnitenlandsoh
Overzicht, door G. W. Kemkamp. 2: Mr. W. J.
vs Weideren baron Bengers f. Berrnrier, in
Memoriam, door dr. N. M. Jbaepbng Jitta.
Krekelzangen, door J. H. Speenhofi. De Levens
geschiedenis van Tobias Vis, door F. de Sinclair,
met teeken ing van Daan de Vries. 3: Jan i
Ligthart, door Th. M. Ketelaar. De Oorlog
in België, Het geval-Molenbroek, door Batavus.
.5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Bet Vrij
willig Motorbootoorps, door Friso. 6: De
WatersnoodtentoonetelliDg, door E. V. Dramatische
Kroniek, door Top Naeff. Jubileum Louis Bouw
meester, teekeningen van Martin Monnickendam.
Tentoonstelling Legras, door H. 7: Cbineeeche
Ideeën over Schilderkunst, door Henri Borel.
Muziek in de Heofdst&d, door F. O. vin Geer.
Literaire Beschouwingen (Alb. Verwey; Heuriëtte
Koland Holst; Jaoob Israël de Haan) door Frederik
van Eeien. 9: Finanoiëele en Eooomisohe
Kroniek De Steel Corporation, door v. d. S.
10: Btjm-Kronyok Het water stflgt door Melis
Stoke. Leekenspiegel. Onze Fuzzle. De
Zorgzame, teekening van Frits van Alphen.
Dr. H. P. Berlage, teekening van Wybo Mejjer.
In het Wild, dpor Petronius. Rijmpjes en
Aftelrflmpjes. 11: Het Nieuwe Uitbreidingsplan-Znid,
teekening van Johan Braakensiek. Spreekzaal.
12: Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Sohaakrubriek, red. dr. A. G Olland.
Bijvoegsel: De voorgestelde heffing op het ver
mogen, teel e ding van Johan Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
De Nieuwe Regeling van
den Eed
Het is verwonderlijk, hoe menschen
het slachtoffer kunnen blijven van ver
keerde reputaties. De ongelukkige Thor
becke wordt steeds gedoodverfd met
het Kunst is geen regeeringszaak", dat
'hij nimmer zoo onartistiek bedoeld heeft.
Nero heet een wreedaard; terwijl hij een
uiterst beminnelijk keizer schijnt te zijn
: geweest, alleen maar door een boozen,
doch tevens weergaloozen ge
schiedschrijver zwart gemaakt. En
Cambronne leeft in de herinnering van
Waterloo voort als een comediant; maar
was enkel... een snorrebaard, die geen
blad voor zijn mond nam.
Zoo heeft zich om de schim van Voltaire
déschaduw geweven van den vrijdenker
en atheïst. Een regel als: Si Dieu
n'existait pas,il faudrait l'inventer", uit zijn
verband gerukt, hechtte op den gevierden
Franschman sinds lang het etiquet van
den onheiligsten cynicus, die ooit heeft
geleefd.
Ook deze roep is even onverdiend als
Onbegrepen. Men zou ieder aanraden,
deq «Brief aan den schrijver van De
drie Bedriegers" (waarin de versregel
voorkomt), eens in zijn gehéj te lezen,
om te zien, hoe iemand voor zijn persoon
en voor de gemeenschap, voor zijn
medemenschen en voor zichzelf de religie in
waarde kan houden; en tevens te
wapen trekken tegen den dwang, de
heerschzucht en de machtsmisbruiken,
waartoe de godsdienst zoo vaak heeft
geleid. Corrige Ie valet, mais respecte
Ie Mattre."
Altijd kruisen zich aldus dezelfde ge
dachten, die zich ook weer verdrongen
hebben in de langdurige parlementaire
woordenwisseling over den eedsdwang,
waarmede wij zoo juist onzen eerlijken
naam als theologiseerende natie weer
hebben opgehouden.
Reeds vaker hebben wij verklaard.de
waarde van den eed als gerechtelijk in
stituut, als waarborg voor de waarheid
van verklaringen, verre overschat te ach
ten. Stond men voor een schoone lei,
men zou daarom den eed niet behoeven
in te voeren.
Maar het is iets anders. Het geldt hier
nu een bestaand en eerbiedwaardig ge
bruik van den godsdienst.
In dit gebied lichtelijk te breken, elke
overheid zal ervoor schromen, die het
Ce système sublime d Vhomme est
nécessaire
C'est Ie Hen. sacréde la société,
Le premier fondement de la sainte equité,
Lefrein du scélérat, l'espérance dujuste",
beseft.
Zoo ging het dus om de moeilijkheid,
die steeds opnieuw rijst waar godsdienst
en staat elkander raken: bescherming te
verleenen tegen den dwang, de onver
draagzaamheid, en het fanatisme, waartoe
kerken neigen kunnen; maar daarbij
tevens het: Ah! laissons aux humains
la crainte et l'espérance, niet te
verwaarloozen.
Het mag gezegd, dat de thans in de
Tweede Kamer aangenomen regeling
hierin zeker eene bevredigende harmonie
zal brengen, 't geen nog iets meer
beteekenf dan een compromis".
Men moet zelfs erkennen, dat er door
deze wetsverandering eene verheffing
van den eed zal plaats hebben.
Hij wordt er ernstiger en oprechter
door behandeld.
In zooverre is de eed er op vooruit
gegaan; en voor de praktijk kan dit
aanleiding zijn, om, voorzooveel noodig,
harerzijds nog eens hetzelfde te doen.
Wat de wet en het geweten niet
wenschen als een zinledigen vorm, moet ook
in de werkelijkheid hiervoor bewaard
blijven.
Het is juist een wezenlijk bezwaar
tegen den tegenwoordigen eed, dat de
sleur en de onnadenkendheid van 't
rechtsleven aan de beteekenis vaak tóch
te kort doen, en dat het met het zweren
soms wel zeer laconiek toegaat!
Het oogenblik, waarop de wetgever
den ernst van den eed heeft verhoogd,
kan ook het oogenblik zijn, om in de
praktijk de eedsaflegging met vernieuwde
zorg te behandelen.
Zonder, natuurlijk, in het gezwollene
of in het theatrale over te slaan.
v. H.
De Val van een Kolossus
(Een nabetrachting)
Het conflict tusschen de Tweede Kamer
en den Minister Treub, dat met het aftreden
van den laatste is geëindigd, is eenig in
onze politieke geschiedenis sinds bij het
Parlement de grootste macht berust. Een
minister, wiens buitengewone gaven ge
steund worden door een niet geëvenaarde
werkkracht, bestemd om in den moeilijksten
tijd, dien ons vaderland sinds 1815 door
leeft, een politiek program te volvoeren en
daarbij tevens het zwaarste vraagstuk op te
lossen, waarvoor de regeering door den
wereldoorlog is geplaatst: dat van 'sLands
finantiën; een minister, die de volksvertegen
woordiging een stel wetsontwerpen over
ingewikkelde onderwerpen voorlegt, uit
gedacht en voldragen in evenveel tijd als
een ander zou behoeven tot het vluchtig
ontwerpen van een eerste schets; een be
stuurder even snel in het besluiten als be
slist in het handelen, voor geen moeilijkheid
uit den weg gaande, doch haar eerder op
zoekende, hij gaat heen, omdat de vergade
ring die de eenige legale uiting is van den
volkswil, ondanks zijn buitengewone ver
diensten en zijn groote beteekenis voor de
zorgvolle dagen waarin het land verkeert,
hem haar vertrouwen opzegt.
Wanneer ik zeg, dat dit feit eenig is in
de Nederlandsche parlementaire geschiedenis,
dan ligt het bijzondere niet in het boven
staande alleen. De geheele plaats van het
conflict in de omlijsting van de gebeurte
nissen, die het Nederlandsche politieke leven
bepalen, is een zeer bijzondere. Zó: het
heengaan van Treub zonder dat daarmede
eenerzijds de politiek van het kabinet was
gemoeid, terwijl andererzijds de
ambtgenooten van den Minister van Finantiën hem
de vrije hand geheel schenen te laten bij de
vraag welke teugels hij de Tweede Kamer
wilde aanleggen. Het is zelfs de vraag, of
zij van de poging tot beteugeling, die hun
collega in den zin had, eerder dan de Tweede
Kamer kennis droegen. Dan: een meerder
heid der Tweede Kamer, die nog voor een
drietal maanden niets liever begeerde dan
met dezen minister, en juist met dezen
minister, het vraagstuk der ouderdomsrente
zoowel als dat van het finantieele evenwicht
op te lossen, doch zich thans verplicht
meende te gevoelen den minister te weer
streven, al moest die tegenstand zijn
politieken dood na zich slepen. Eindelijk: een zoo
snelle en gelukkige oplossing van de crisis,
dat het heengaan van dezen gigantischen
werker weinig meer rimpeling in de wateren
der binnenlandsche politiek bleek te hebben
gebracht dan het tusschentijdsche ontslag
van de eerste de beste niet-politieke figuur
pleegt te doen.
Het is niet te verwonderen, dat het
nietpolitieke Nederland, en daartoe behoort
verreweg het grootste gedeelte van de Neder
landsche beschaafde kringen , dat het be
wustzijn had in Treub een man van daden
en kracht aan het hoofd van 's lands finan
tiën te bezitten, en waarvoor het dagelijksch
verkeer tusschen regeering en volksver
tegenwoordiging zoo al niet een gesloten
boek of liever een overgeslagen bladzijde
in een nieuwsblad, dan toch in elk geval
een zaak betreft, die haar belangstelling
slechts in de verte benadert, pijnlijk.ge
troffen was" zoo staat het immers in het
adres Van Aalst? De beurs was in rep
en roer, zij en de mannen van den groot
handel zouden plotseling den onverschrok
ken leidsman van de benarde
Augustusmaand van 1914 missen. En zij zagen in den
aftredenden staatsman met te waardeeren
en te begrijpen dankbaarheid den
snelhandelende, den alles-ontwarrende, den
overalraad-wetende, in een woord den onvervang
bare. En zij luchtten hun geprangd gemoed
in een schriftelijken uitbrander aan de Tweede
Kamer.
Het Nederlandsche volk is door alle
eeuwen heen gespeend gebleven aan wat
de Engelschen hero-worship noemen. Zij,
die zich de geschiedenis van Johan van
01denbarnevelt, Hugo de Groot en Johan de
Witt uit de tijden der Republiek, en die van
Gijsbert Karel van Hogendorp uit de vorige
eeuw voor den geest halen, zullen dit be
amen.
Roepen zij daarenboven in hun geheugen
terug, hoe tusschen de jaren 1860 en 1890
het parlementaire steekspel er op .berekend
scheen geen enkel ministerie rustig aan het
werk te laten en telkens, de bewindslieden
door andere te vervangen, alsof ieder zijn
beurt moest hebben achter de groene tafel,
dan komt hun allicht de vraag op de lip
pen, of misschien ook in het Treub-coriflict
bezorgdheid over de grootheid van den
afgetreden Minister van Finantiën te zamen
met appétits politiques" de duiveltjes waren,
die de volksvertegenwoordiging parten
speelden en haar verhinderden Treub te zien
gelijk hij was. Zou dan misschien die
Tweede Kamer in haar onberekenbare
wispelturigheid getuigenis hebben gegeven
nog altijd behept te zijn met die nationale
eigenschap, die zich aan de groote mannen
van weleer had gewroken en die de grootste
Nederlandsche dichter uit het verleden tot
de natie het verwijt deed richten, dat zij
genoten dienst vergeet en 't ergste liefst
gelooft?"
Neen, duizendmaal neen, de Kamermeer
derheid van 28 Januari was minder slecht
dan haar bestrijders meenen. Zij bracht een
offer aan wat zij als het hoogste landsbelang
voelde. Ook zij was den minister dankbaar
voor zijn,,zwoegen ten oirbaar van het land."
Ook haar doortrilde bewondering voor den
genialen werker, dien zij moest weerstreven.
Maar zij had hetzelfde gevoel, dat zich van
Buys 1) had meester gemaakt, toen hij in
1879 bijna smeekend Kappeyne meende te
moeten toeroepen de liberale partij niet in
zijn beleid teleur te stellen.
Men fluisterde in 1879, terecht of ten on
rechte, dat Kappeyne van het regeeren genoeg
had. Men fluisterde in 1916 terecht of ten
onrechte, dat al dan niet om redenen van
staatkunde de minister Treub tegen een spoe
dig einde van zijn ministerieel leven niet
opzag.
Een vergadering heeft een eigen psycholo
gie; deze wordt door tal van factoren bepaald;
zij is zelf niet in staat aan te geven met welk
gewicht elke afzonderlijke factor tot het psy
chologisch eindresultaat medewerkt, al ge
voelt zij zelf ook de secundair werkende
krachten. Hier gaven de uiterlijk waarneem
bare feiten voedsel aan het onbehaaglijke
gevoel, dat men met dezen minister zich niet
meer bevond op vertrouwbaren bodem. Het
kabinet-Cort van der Linden had zijn taak
hervat, die het bij het uitbreken van den
oorlog tijdelijk had moeten ter zijde leggen.
Zou het niet voor goed gedaan zijn met het
vertrouwen inde regeerkracht eener meerder
heid der linkerzijde, dan moest de hand gesla
gen aan het werk, dat als het program der
laatste algemeene verkiezingen die linkerzijde
ter overwinning had gevoerd : grondwetsher
ziening met algemeen mannenkiesrecht, ou
derdomspensioen in stede van
ouderdomsverzekering. Zeker, met onweerstaanbare kracht
had zich daarnaast sinds den oorlog als nieuw
vraagstuk opgedrongen het vinden van de
millioenen, die de om ons heen woedende
krijg aan Nederland kost. Treub gaf het
middel aan die millioenen te vinden. Hij
verbond daaraan zelfs de grootsche hervor
ming van heel het Nederlandsche belasting
stelsel. Maar hij dicteerde de Kamer, hoe
en op welk oogenblik zij zijn wetsontwerpen
zou behandelen en hij dreigde met werk
staking, indien zij hem niet volgde. De
briefwisseling in begin Januari door den
Minister van Finantiën met den Voorzitter
der Kamer gevoerd, bewijst de ongebreidelde
begeerte van den eersten om de Kamer te
doen bukken, den vasten wil van den tweede,
haar natuurlijken vertegenwoordiger, om
haar zelfstandigheid en waardigheid zelfs
tegen den verdienstelijksten bewindsman te
bewaren.
Dat dit tegenover Treub noodig was,
bewees voorwaar, dat un Jacobin ministre
niet is un ministre Jacobin!
Mededewerking natuurlijk, tegemoetkoming
zoover mogelijk, zoo zeide de Kamer het op
27 Januari haar Voorzitter na, toen zij besloot
op buitengemeen korten termijn de
belastingontwerpen, die de minister zelf uit zijn werk
had uitgekozen, in de secties te onderzoeken.
Het scheen alsof de minister besefte, dat
hij tegenover een Kamer, die immers volgens
de hoogste staatswet gezamenlijk" met de
Kroon de wetgevende macht uitoefent, en
die nog niet afstand heeft gedaan van eigen
waardigheid, de uiterste grens van oirbaar
eischen had bereikt. Het scheen of hij den
terugtocht aanvaardde; de Kamer kreeg een
goedkeurend knikje. Maar welk een terug
tocht! De minister scheen een ruiter, die
ten einde zijn ros over een gevaarlijke
hindernis heen te krijgen, eerst de hand
streelend en goedkeurend uitstrekt en een
eindje met het dier terugloopt orn daarna
plotseling met kracht de sporen aan te zetten.
Geen weigering langer om de ouderdoms
rente met de Kamer te behandelen voor en
aleer de schriftelijke voorbereiding der eerste
noodige belastingen in de Kamer zou zijn
afgeloopen, maar een andere gloednieuwe eisch:
de pensioensbelasting onverbrekelijk tot com
plement verheven van het ouderdomspensioen
n wat tijdsorde van behandeling n wat
karakter aangaat. Een eisch, daarom gloed
nieuw, omdat hij noch uit het
regeeringsprogram, noch uit het wetsontwerp omtrent
het ouderdomspensioen, noch zelfs uit de
briefwisseling tusschen minister en
kamerpresident was af te leiden.
De regeeringsmeerderheid stond onthutst.
Indien het in het brein van een minister
ware opgekomen iets uit te vinden om
ten spijt van de groote landspolitiek een
poging te wagen die meerderheid uiteen te
slaan, hij zou niet beter hebben kunnen
vinden dan deze nieuwe moeilijkheid. De
meerderheid gevoelde dit en hield zich strak.
Ware op dat oogenblik de beslissing ge
vallen, de minister zou zich bevonden hebben
tegenover een motie uit alle groepen der
linkerzijde voorgesteld. De Kamer was heen
over de grens, die aangeeft, in welke mate
zij zich voor een geniale figuur van sterken
wil onder het juk kromt. Daar viel niet meer
te schipperen. De plots op 27 Januari ge
stelde eisch mocht niet worden ingewilligd,
hij kon bij dezen dictatorialen bewindsman
de voorbode zijn voor andere, snel op
komende vorderingen. Te vergeefs trachtte
de Voorzitter der Kamer den volgenden
morgen het conflict uit te stellen op al te
formalistische gronden. Zijn inmenging had
geen ander gevolg, dan dat het voorstel,
waarover zou worden gestemd en hetwelk
een voorstel-De Meester had moeten zijn, een
motie-Schaper werd.
Houdt men dit in het oog, dan blijkt de
ongerustheid omtrent hetgeen de toekomst
zou brengen in Treub's regeringsbeleid
grooter dan uitgedrukt is in het stemmen
cijfer, waarmee de Kamer den minister
zijn afscheid gaf. 2) De verklaring omtrent
het zakelijke verschilpunt afgelegd vór de
stemming door de groep der vrije-libe
ralen behalve de heer de Beaufort steun
den zij den minister is mede van die
ongerustheid het bewijs. Men ging met den
minister naar een ongewisse toekomst en
men wilde zoozeel mogelijk zekerheid, dat
het regeeringsprogramma zou worden ver
wezenlijkt. Die onrust heeft het gemoed
der Kamer beheerscht. Hooger dan Treub
stond haar de zorg voor de tot standkoming
van hetgeen inzet was geweest van den
laatsten verkiezingsstrijd.
En de regeering zelve moet dit hebben
gevoeld. Slechts dit verklaart het zwijgen
van den Premier gedurende den loop der
debatten, zonder dat zijn machtig woord
van Treub s onmisbaarheid voor de Mini
sters in rade vereenigd" gewaagde. Slechts
hieraan dankt Treub's ledige plaats haar
spoedige vervulling. Of de tijdelijke voor
zitter van den Ministerraad juist heeft ge
zien?
Er ligt tragiek in het aftreden van Treub,
indien men dit vergelijkt met den val van
de staatslieden, die de linkerzijde in de
laatste dertig jaar heeft verbruikt. Zij allen
vielen in een geschil, dat in meerdere of
mindere mate het geheele volk beroerde:
Kappeyne om zijn niet aanvaarde grond
wetsherziening, Tak van Poortvliet om zijn
door de kiezers na Kamerontbinding ver
worpen kieswet, van Houten omdat de
tijden de staatsinmenging op grooter schaal
vereischten dan met zijn beginselen strookte.
Treub daarentegen, die een leider had kunnen
zijn, gaat heen, omdat hij den geest der de
mocratie, dien hij zelf in zijn politiek ver
leden had opgeroepen, niet heeft kunnen
bezweren. Dat zijn strijd tegen de Kamer
er niet een was van groote lijnen, zal nie
mand ontkennen. Dat hij in dien strijd de
politieke en finantieele noodzakelijkheid aan
zijn zijde had, wordt gelogenstraft door de
wijze, waarop zijn ambtgenooten, met een
nieuwe kracht versterkt, hun regeeringstaak
met dezelfde Kamer voortzetten.
De oorlog" zal men mij toevoegen? De
oorlog zoo antwoord ik was bij dit
conflict een betrekkelijk geluk. Hij bespaarde
het Kabinet den moeilijken tweestrijd of
den buitengewonen ambtgenoot te d
savoueeren of op roemlooze wijze in een strijd om
de macht van het Parlement onder te gaan.
In de kracht van Treub school tevens zijn
zwakheid. Voor zijn dictatorialen aanlog
was hij te goed democraat; de maatschappij
was daaraan ontwassen, omdat, mede door
Treub's werken, het staatsbestuur slechts was
te leiden in democratischen zin. Ten aanzien
van Thorbecke laat zich de vraag stellen,
of hij, wanneer de Kroon tijdig hem had
begrepen en met gezag had bekleed, in
Nederland niet de rol van een Bismarck had
kunnen spelen.Ten aanzien van Treub zou
gesteld hij bezat de ongemeen
gouvernementeele eigenschappen van Thorbecke
het stellen vari die vraag geen zin hebben,
omdat de tijden grondig waren veranderd.
En daarom was het ook onbegrijpelijk
tenzij de Beurs en de groothandel van
Hollands hoofdstad aan den eenmaal
gehaten Amsterdamschen radikaal wilden toonen,
hoezeer zij gevoelden zich vroeger in hem
te hebben vergist, dat wie tegen het
Kamervotum voor Treub front wilden maken,
iets anders deden dan van de Kroon en haar
verantwoordelijke raadslieden een Kamer
ontbinding te vragen. Het pleit voor de
machtige suggestie, die de afgetreden
Minister op de geesten uitoefende, dat zelfs
hoogleeraren in het Staatsrecht door hun
aandeel in de adres-beweging de juiste
verhouding tusschen kroon, regeering en
volksvertegenwoordiging uit het oog had
den verloren. Of was men in 1853 bij de
April-beweging constitutioneel beter onder
legd dan na een praktijk van meer dan
zestig jaren?
Ik neem aan, dat de Kamer voor het
oogenblik door haar daad tegenover Treub
aan populariteit heeft ingeboet. Op haar te
smalen is gewoonte, een gewoonte, die tot
(on) hebbelijkheid is geworden in de krin
gen, die het verst van haar afstaan. Wie de
ontwikkeling van de Nederlandsche
sameninzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
Een pradhtige oplossing voor het
Zuiderzeevraagstuk wordt in de technische pers
aan de hand gedaan:
De heer S. ging bij zijn plannen ten
aanzien van de Zuiderzee uit van de
gedachte om de zee af te sluiten door
middel van cementijzeren putten."
Inderdaad, een prachtige afdamming, even
als armsgaten de beste verwarming opleveren.
leving in democratische richting toejuicht,
ontwaart dit verschijnsel met gemengde
gewaarwordingen, waaronder deze, dat hem
duidelijk wordt, hoe sterk die Nederlandsche
samenleving is doordrongen van de macht
van het Parlement. Men zegt, dat nergens
met de hoogwaardigheidsbekleders en de
gebruiken van den godsdienst meer wordt
gespot dan in de Katholieke landen; de
geestelijkheid is daar toegefelijk; het kan
lijden! Ten onzent schijnt het gevaar voor
een sterk uitvoerend gezag, dat zich tegen
het Parlement stelt, reeds zoo denkbeeldig,
dat men zich de weelde veroorloven kan
een volksvertegenwoordiging, die zich in
's lands belang doet gelden, met blaam te
overladen.
den Haag, 18.2.16.
Mr. J. LIMBURG
1) Op de Grenzen van het beloofde Land".
De Gids 1879, blz. 180-181.
2) De motie-Schaper werd aangenomen
met 45 tegen 42 stemmen.
Eindelijk heeft men in Constantinopel dan
toch gemerkt, dat er iets gebeurd is in de
buurt van Erzeroem! Op den 15en Februari
trokken de Russen er binnen, en nog een
week lang werd uit het Turksche hoofd
kwartier bericht, dat er aan het front tegen
de Russen niets van belang" was voor
gevallen. Het leek er op, of de kapitein
alles wel aan boord" meldde, terwijl het
achterschip in brand stond; men kwam in
de verleiding, even naar Enver Pasja te
seinen, of hij nog geen onraad bespeurd had.
De welwillende menschen, voor wie het
ben ik mijns broeders hoeder?" niet ge
schreven staat en die den Turk door een
waarschuwend woord uit den brand hebben
willen helpen, zullen vreemd hebben opge
keken bij het officieele communiquévan
het Turksche hoofdkwartier, dat door vrien
delijke bezorging van de Turksche legatie
te 'sGravenhage vandaag in de ochtend
bladen stond. Onraad? Geen sprake van.
De vesting Erzeroem door de Russen ge
nomen? Maar een vesting van dien naam
bestaat niet; Erzeroem is een open stad;
in den omtrek er van zijn wat oude forten,
zonder de minste militaire waarde; die zijn
door onze troepen vernield, toen zij, om
tactische redenen, terugtrokken .naar stellin
gen ten W. van Erzeroem; bij die gelegen
heid zijn ook vijftig oude kanonnen, die
niet konden worden meegenomen, onbruik
baar gemaakt: voila tout!
Zoodat men zich nu weer de vraag kan
stellen: waarom wordt er toch in dezen
oorlog, door elk der oorlogvoerenden op
zijHe beurt, zoo schrikbarend gelogen? Ge
logen, ook als men weet, dat de leugens niet
voor waarheid geslikt worden; want zelfs
de vrienden en bondgenooten van de Turken
zullen zich niet op de mouw laten spelden,
dat de ontruiming van Erzeroem een ge
beurtenis van niet het minste belang is.
Tegenover het buitenland slaat Turkije met
zulke berichten als het bovengenoemde com
muniquéalleen een mal figuur; zoo zal men
moeten aannemen, dat de leugen van de
waardeloosheid van Erzeroem eigenlijk niet
voor export bestemd is, maar alleen voor
binnenlandsch gebruik; misschien zijn er
nog een aantal Turken, die er zich door
laten bedotten.
Overigens moet men aan den opsteller
van het communiquéde eer laten, dat hij
de zwakke plek in de Russische berichten
goed raakt: het fantastisch bericht, door
de Russchen verspreid, volgens hetwelk zij
te Erzeroem duizend kanonnen zouden
hebben buitgemaakt en tachtigduizend ge
vangenen gemaakt, is in strijd met de waar
heid". Uit net Russische hoofdkwartier was
dit niet gemeld; maar wél werd er uit St.
Petersburg, tegelijk met de tijding van den
val van Erzeroem, bekend gemaakt hoe groot
het garnizoen van de vesting was en met
hoeveel kanonnen zij was bewapend; de
bedoeling was klaarblijkelijk om den indruk
te wekken, dat al die manschappen en al dat
geschut nu in handen der overwinnaars waren
gevallen. Dit is echter niet gebeurd; uit het
Russische hoofdkwartier is nog altijd geen be
richt gekomen, dat een samenvatting geeft van
het bij de geheele operatie gemaakte aantal