Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Febr. '16. No. 2018
krijgsgevangenen en van de veroverde
kanooaen. Het garnizoen van Erzeroem zelf
schijnt nog, de wi^fc te hebben kunnen nemen;
f bèzpningF vaa de forten zat wel
grootendjtels /gevangen; zijn gemaakt, omdat de
Rtisse* een omtrekkende beweging hebben
gemaakt en de meeste van deze forten van
« achterzijde hebben aangevallen. Maar het
uitblijven van een Russisch bericht, dat de
heele bult optelt, geeft reden tot het ver
moeden, dat die niet bizonder groot Is.
v Irrtusschen, de hoofdzaak blijft deze:
Erzeroem is in de macht der Russen, en door
alle deskundigen, ook door de militaire
medewerkers van Duitsche bladen, wordt
djt als «en groot succes beschouwd voor
Nikolai Nikolajevitch. Uit de berichten van
de laatste dagen is bovendien gebleken,
dat op het-geheete Turksch-Russische front
de Russen voörtwaarts trekken. Vór den
val van- Erzeroem hadden zij alleen het
oentrum van de Turksche legermacht tot
wijken gebracht; sedert zijn zoowel de
rechter-"als de linkervleugel daarvan terug
gedrongen. In de beroemde kuststreek" van
qe Zwarte Zee, vanwaar maandenlang
ge«hut- en geweervuur" werd bericht, zonder
"at van de uitwerking daarvan bleek, hebben
Russen nu vorderingen gemaakt; houden
aan, dan zal de voornaamste Turksche
n aan de Z. O. kust detf Zwarte Zee,
frapezunt of Trabisonde, spoedig gevaar*
loopen. Maar vooral de rechtervleugel van
de .Turken, in de omstreken van het Wan
neer, heeft een leelijken klap gekregen;
Musch, een stad, ruim 50 K.M. ten W. van
dit meer gelegen, is reeds door de Russen
bezet r
Men zal thans moeten afwachten, In hoe
verre de Russen het reeds behaalde succes
kunnen vergrooten. De Turken zullen troe
pen hebben gezonden om het uit Erzeroem
gevluchte leger te hulp te komen; maar
snel zullen dezen niet naderen; noch met
Klein-Azië, noch met Syrië is Erzeroem door
een spoorweg verbonden. Oe Russische be
richten van de laatste dagen melden alleen,
dat de vervolging der Turken; wordt voort
gezet; de Turken zelf bewaren weer een
diep stilzwijgen over alles, wat er op dit
front gebeurt.
De val van Erzeroem kwam voor de ge
allieerden wel zeer te gelegener tijd. In de
eerste plaats omdat in deze week de ver
gaderingen der Doema weer zijn begonnen
en de Russische volksvertegenwoordiging
allicht een vriendelijker gelaat aan de regee
ring toont, nu deze voor haar verschijnt met
een bloesem van victorie in het knoopsgat.
Maar verder omdat de gebeurtenissen op
de overige oorlogstooneelen nog altijd weinig
reden tot juichen geven voor de geallieer
den. Het offensief van de Russen in
OostQalicië is op niets ultgeloopen; aan het
westelijk front behaalden de Duitschers in
de laatste wekens kleine successen,' zoowel
in de buurt van Yperen als in Artois r de
allerlaatste tijding omtrent een aanval, op
de Maashoogten door hen ondernomen, ge
waagt zelfs van een vordering van eenige
beteekenis en van 3000 Franschen, die krijgs
gevangen zijn gemaakt. Aan het
Isonzofront markeeren de Italianen nog steeds den
pas; het bevel tot den opmarsen uit Saloniki
blHft nog steeds uit; de eenige
krijgsverrichtingen, die op het Balkan-schiereiland
voorvallen, zijn in het voordeel van de
Oostenrijkers en Bulgaren, die reeds een
groot stuk van Albanië hebben bezet en
dicht tot Durazzo zijn genaderd.
iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimii
IIIMII 111:1111111111
Al ware het dus slechts om den moed
erin te houden, was de inneming van
Erzeroem een heugelijke tijding voor de
geallieerden. Maar de mogelijkheid bestaat,
dat deze gebeurtenis verder strekkende
gevolgen heeft dan een te juister tijd
komende hart versterking.
Indien uit het door de Russen behaalde.
succes, terecht mag worden afgeleid en
ook het staken van het offensief in
OostGallcië schijnt een vingerwijzing daarheen
dat zij aan hun front in Azië een groote
en wel toegeruste strijdmacht hebben inge
zet, en indien zij dit kunnen, doen, zonder
hun front tegen de Duitschers en Oosten
rijkers te veel te verzwakken, dan zal
zoowel in Perzië als in Mesopotamië de
terugslag daarvan worden gevoeld.
Over de gebeurtenissen in Perzië werd
in de laatste weken weinig vernomen; maar
Hamadan, dat reeds een maand geleden
door de Turken bedreigd heette, is nog
altijd in handen der Russen en het uitblijven
der berichten van Turksche zijde doet ver
onderstellen, dat de opmarsen van hunne
troepen hier gestuit is. In Mesopotamië
blijft zoowel een succes van de Turken als
van de Engelschen uit; de eersten zijn er
nog niet in geslaagd om de door hen bij
Koet-el-Amara omsingelde troepen van ge
neraal Townshend tot overgave te nood
zaken; aan de tot ontzet dezer troepen
opgerukte expedities van generaal Aylmer
is het evenmin nog gelukt om haar doel te
bereiken.
Worden de Turken nu gedwongen om
het grootste gedeelte van hunne macht te
gebruiken tot het afweren van den inval
der Russen in Armenië, dan zullen zij den
oorlog in Perzië moeten opgeven en in
Mesopotamië kwalijk stand kunnen houden
tegen de Engelschen, die daar naar het
heet groote versterking wachtende zijn.
Voort redeneerende in deze richting, kan
men over eenigen tijd een vereeniging van de
Engelsche en de Russische strijdmachten in
West-Azië verwachten, zoodat van de Zwarte
Zee tot de Perzische Golf een cordon wordt
getrokken om het voortrollen van den oorlog
in oostelijke richting te stuiten. Ten slotte
kan men het gevaar voor een
TurkschDuitsche expeditie naar het Suezkanaal
aanmerkelijk verminderd achten door de
Russische invasie in Armenië.
Maar dat alles is toekomstmuziek. Het
optimisme, dat vooral in Engelsche bladen
zich heeft geuit een optimisme zoo groot,
dat de Times het noodig oordeelde een
Stilte, maats, een toontje min!" te doen
hooren gaat uit van de veronderstelling,
dat de inneming van Erzeroem eerst het
beginpunt is van het Russische succes in
Azië, dat de Russische legers in staat zullen
zijn om de Turken voor zich uit te drijven,
nu geen vestinglinie hun meer dekking kan
bieden. Maar de weg van Erzeroem naar
Constantinopel is nog lang en alle gegevens
over de macht, die van weerszijden op dit
oorlogsterrein kan worden ontwikkeld, ont
breken.
Zoodat een voorzichtig mensch zijn oor
deel over de beteekenis van den val van
Erzeroem nog zal opschorten en ook hierbij
indachtig zal zijn aan wat Voetius eens
schreef over de voorbeduidenis van kometen:
rerst na de uitkomst kan men, met om
zichtigheid, zeggen, welke groote gebeur
tenissen er door zijn aangekondigd",
23 Februari 1916. Q. W. KERNRAMP.
IIIIIIMIIItmmtlIMIIIIIIimilllllllllHlllllimillllimiHIlllllllllimilHimill
DE LEVENSGESCHIEDENIS VAN
TOBIAS VIS
, DOOR
F. DE SINCLAIR
Toen Tobias Vis, na een even arbeidzaam
als nutteloos leven, dat inderdaad niets
anders was geweest dan een onafgebroken
reeks schrille teleurstellingen, ten leste
moedeloos was geworden, nam hij in een
bui van machtelooze bitterheid jegens de
wereld, papier, pen en inkt en schreef in
kort bestek de geschiedenis van zijn leven.
. Daarna, louter uit drang om te beleedigen
of te hoonen, pakte hij het geschrevene in en
zond het naar de redactie van een deftig tijd
schrift. Hij voegde er een briefje bij, waarin hij
met venijnige hatelijkheid als zijn overtuiging
te kennen gaf, dat dit nu juist iets was in
den geest van het zwaar-litteraie periodiek.
Binnen een week had hij antwoord. De
secretaris schreef hem in een opgewon
den briefje, dat hij nog nooit zoo iets
komieks gelezen had als deze levensgeschie
denis en dankte hem in vleiende bewoor
dingen voor zijn bijdrage.
In een onderschrift deelde hij nog mede,
dat in strijd met de gewoonte, alle redactie
leden op n na, de levensgeschiedenis van
Tobias Vis hadden ingezien en dat ze, zelfs
.bij die vluchtige kennismaking, hadden ge
snikt van 't lachen.
Voor het uitgezonderde lid hadden ze het
voorzichtigheidshalve verstopt, want dit lid
leed aan eene hartkwaal en zou bij een
onvoorbereide lezing waarschijnlijk dood
gebleven zijn van plezier.
Tobias Vis meende, dat dit briefje een
spottend-hatelijk antwoord was op zijn eigen
honend bijschrift en het gaf hem even een
aangename voldoening dat zijn beleediging
Til ij k baar zoo grievend-fel was gevoeld.
Doch een volgende post bracht de druk
proeven en toen moest hij wel gelooven
aan de ontstellende ernst van het lachsucces.
De letters van den proef stonden zoo
schotsch en scheef, dat het niet anders kon,
of de zetter moest bij zijn arbeid telkens
oogenblikken gehad hebben, waarin hij door
het lachen onbekwaam was geweest juist
te grijpen en den rechten lijn te volgen.
' Een oogenblik was Tobias Vis zinnens
om met drukproef en copie wat gloed te
brengen in zijn uitgedoofde kachel, want
hij had behoefte aan warmte, vond het overal
koud en het ontbrak hem aan middelen
om brandstof te koopen.
Toen hij echter bedacht, dat zijn levens
geschiedenis geldelijk profijt zou opleveren,
kwam hij echter op dit voornemen terug,
corrigeerde de proeven en schreide wat
bittere tranen over zijn handschrift.
Drie weken later meldden de overzicht
schrijvers der bladen, dat er een schitterende
! humoristische komeet verschenen was te
midden der letterkundige sterren.
Ze was zoo razend komiek, zoo onbe
schrijfelijk lachwekkend, die levensgeschie
denis van Tobias Vis, dat zelfs de
droefgeestigste menschen er vroolijk door werden.
Doktoren wekten er nieuwe levenslust
mee bij zelfmoord-maniakken; sportclubs
loofden wisselbekers uit voor dengene, die
haar driemaal hardop kon lezen zonder
eenmaal te lachen, maar niemand kreeg ooit
zoo n beker in zijn bezit; nutslezers, die
haar als een nummer meevoerden, kwamen
zelden verder dan de helft; dan lag de heele
zaal al te stampvoeten en te brullen wanneer
tenminste de nutslezer zelf niet reeds lang
Mr. W. J.v. Weideren baron Rengers f
Mr. W. U. de Beaufort zegde ons toe, in
dit blad eenige woorden aan de nagedachtenis
van zijn ouden vriend te wijden. Zfy zul
len in het volgende nummer een plaats vinden.
fiifiliffimiffriiifiifffffffiiifjiiiiimmiiiiifiiiffmifiiifomfififiifi
L. Serrurier f
IN MEMORIAM
door dr. N. M. JOSEPHUS JITTA.
Staande, en onder eerbiedige stilte luister
den de Raadsleden naar de woorden, door
den Burgemeester gesproken ter nagedach
tenis van hem, die gedurende zoo vele jaren
zitting heeft gehad in het Gemeentebestuur
van Amsterdam.
Inderdaad was de heer Serrurier een der
meest geëerde figuren onder ons, en velen
voor dien tijd, met glaasjes water en klop
pingen op zijn rug tot bedaren had moeten
gebracht worden.
Alleen in de gevangenissen werd de levens
geschiedenis van Tobias Vis geweerd, omdat
het zeer ongepast en aanstootelijk zou wezen,
indien een gevangene, in stede van op zijn
krib met gevouwen handen verzonken te
zitten in berouwvol gepeins, door die lectuur,
krom van de lach, zou liggen kronkelen
over den vloer, als juist het college van
regenten de cel zou betreden.
Een maand na het verschijnen in het def
tige tijdschrift, was er van de levensgeschie
denis van Tobias Vis al een afzonderlijke
uitgave gemaakt, drie weken laten lag de
tweede druk ter perse, binnen een onwaar
schijnlijk korten tijd, de derde en om het
cijfer dier drukken wat sneller op te voeren
verscheen daarna de vijfde, weldra gevolgd
door de negende; toen kwam er een
volksuitgave van dertig cent en tegelijkertijd een
luxe-editie van genummerde exemplaren op
geschept papier met een gebatikten rand
van een beroemden sierkunstenaar zonder
middelen van bestaan. .
Niemand sprak den naam van Tobias Vis
uit zonder een glimlach: de klank van dien
naam alleen was door de herinnering aan
zijn allerdolst, geschrift voldoende om een
somberen kring opeens te veranderen in een
uitgelaten gezelschap.
Iedereen kende hem, den sjofel gekleeden
man, die toch zoo rijk moest zijn, want
gevierde schrijvers verdienen immers schat
ten, den grappigen mensch met zijn terug
getrokken houding en schuw-droefgeestigen
blik, welke zoo'n allerkomiekste tegenstelling
vormde met zijn opuvre.
Dat is juist zijn kracht," schreef een
interviewer die niet thuis" had gekregen,
die strakke nooit verbrokene rust, waarmee
hij zijn grappen lanceert."
Hoe hoog moet de man staan, die onbe
wogen het onweerstaanbare schept!"
Temidden van al dit gebeuren, bleef Tobias
Vis eenzaam in het leven staan; hij voelde
lederen lach als een miskenning, iedere
loftuiting 'als een geeselslag en om hem heen
klonk immer gelach en zijn lof werd dage
lijks gezongen.
Wat hij zijn gansche leven had gezocht
was een broodwinning door middel van een
kalmen nauwgezetten arbeid, maar nimmer
was een sollicitatie met succes bekroond.
Toen nu zijn naam door zijn levensge
schiedenis een nationale vermaardheid had
gekregen, meende hij, dat zijn kans op
slagen grooter was geworden en hij dong
op bescheiden en beleefde wijze naar een
eenvoudige plaats als schrijver bij eene
bankinstelling.
Men berichte hem den dag en het uur,
waarop hij zich kon presenteeren.
Een lachende portier voerde hem door de
hall, waar alle bedienden achter de loketten
opstonden en juichten, naar de receptie
kamer.
Daar ontvingen hem de directeuren met
hun dames: men schonk champagne,
prezullen zich den zeventig-jarigen grijsaard,
die door zijn nauwgezette plichtsbetrachting,
zijn tonverflauwden ijver de achting van
ieder wist af te dwingen, weer voor oogen
gebracht hebben.
Toen hem, nu eenige jaren geleden, werd
medegedeeld, dat hij bij zijn 25-jarge ambts
vervulling de hulde zijner medeleden moest
ondergaan, koste het moeite den bescheiden,
zich nimmer op den voorgrond plaatsenden
man er toe te bewegen, zich daaraan te
onderwerpen. Ten onrechte, want zelden was
een huldiging zoo welgemeend als deze!
In 1899 nam de heer Serrurier zitting in
den Gemeenteraad|en nog in hetzelfde jaar
werd hij tot Wethouder gekozen. In deze
functie is hij niet onafgebroken werkzaam
geweest. Met verschillende tusschenpoozèn
nam hij driemaal zitting in het Dagelijksch
Bestuur en ook stelde hij zich beschikbaar
om de functie van den thans overleden
dr. Blooker waar te nemen. J Tl
Het was zeker aan zijn veelzijdige werk
zaamheden te danken (gedurende ruim 16
jaar was de heer Serrurier Wethouder van
Amsterdam, afwisselend belast met het
beheer der Publieke Werken en met dat der
afdeelingen Financiën en Bedrijven) dat hij
zoo bij uitstek op de hoogte was van alle
Gemeente-aangelegenheden. Zij, die het voor
recht hadden naast hem te werken, konden
steeds op hem rekenen en zijn veelzijdige
kennis kwam ook hun ten goede.
Wie den heer Serrurier slechts oppervlak
kig kenden, mochten hem beschouwen als
het voorbeeld van den deftigen,
hollandschen bewindspersoon, doch zij konden ni«t
weten, dat hij een man was, die met zijn tijd
wist mede te gaan en dat zijne denkbeelden
die van een vooruitstrevend man waren.
Veel is de Gemeente hem verschuldigd.
Het is hier niet de plaats alles op te som
men, wat onder zijn veeljarig beheer tot
stand kwam; genoemd zij slechts: de aan
leg van de Raadhuisstraat, de aanvankelijke
bebouwing van het museumterrein, het tot
stand komen van het Stedelijk Museum, de
uitbreiding van de haven en van de meeste
gemeentebedrijven. De beurs, waarover de
kritiek ook hem niet gespaard werd, is in
zijn tijd gebouwd. De invoering der besteks
bepalingen en het oprichten van het arbeids
bureau zijn mede aan zijn initiatief te danken.
""De gave van het woord bezat hij niet;
het uitdrukken zijner gedachten in het open
baar was hem niet gemakkelijk, maar zij, die
met hem in eenig college of commissie
mochten werken, en er waren er vele, waren
steeds vol lof over de heldere en degelijke
wijze, waarop hij in engeren kring zijn ge
dachten wist duidelijk te maken.
Oppervlakkig onverstoorbaar kalm, was
hij toch niet bestand tegen tegenspraak,
wanneer hij meende dat die tegenspraak
niet op deugdelijke gronden geschiedde;
dan kon de stille, bescheiden man plotseling
de omstanders doen opschrikken, maar dit
bedaarde spoedig en de zoo benijdenswaar
dige rust keerde in hem terug.
Allen die met Serrurier in nauwe aanra
king kwamen, collega's en ambtenaren, ge
voelden achting voor zijn persoon. De her
innering aan zijn nuttig en werkzaam leven
zal bij hun bewaard blijven als die van een
man, dien zij met eerbied moeten gedenken
S^
senteerde havanna's, een reporter van een
stuiversblad knipte kiekjes van het lachende
gezelschap, waartusschen Tobias Vis stond
met dien onnavolgbaren trek van verslagen
heid en vertwijfeling op zijn gelaat.
Hij zinspeelde schuchter op de vacante
plaats.
Men schaterlachte.
Neen, neen Tobias Vis... oolijke grap
penmaker... we loopen er niet in!" riep de
de eerste directeur en dronk hem een ad
fundum toe.
Toen Tobias Vis weer buiten kwam,
juichte een lachende menschenmenigte hem
aanmoedigend toe.
Hij boog het hoofd.
Het woei, zijn hoed vloog af, keilde over
de straat en rolde voort, huizen ver.
Hij schrok, rende hem achterna, greep
vergeefs, struikelde hulpeloos.
Kostelijk... kostelijk!" riepen de men
schen en weken opzij voor den hoed en
voor den eigenaar, om de voorstelling niet
te doen mislukken.
Hij is op zijn aller... allerbest... van
daag!" sniklachte een politieagent die te
onbekwaam van de pret was, om tot
doorloopen aan te manen.
Toen Tobias Vis zijn hoed opraapte, zag
hij met kommernis, dat die bedorven was
en hij sloop naar huis, bejubeld en toege
juicht, door allen die hem zagen.
Wijl hij zich den anderen dag ziek voelde
na al het doorgemaakte, ontbood hij den
geneesheer.
Deze kwam.
Als hij de schamele kamer binnentrad,
waar Tobias Vis hem verbeidde met koortsig
kloppend hoofd, en op een harde stoel zit
tend, pijnlijk voor zich uitstaarde, beet de
dokter even op zijn lippen, doch toen Tobias
Vis sprak en klaagde over zijn pijnen, borst
de geneesheer, die hem even met een
knipoogje aanhoorde, uit in een schaterlach.
O gij onverbeterlijke grappenmaker I"
riep hij uit.
En weldra vertrok hij weer na nog een
kwinkslag.
Schoon de dokter dus geen hulp verleend
had, genas Tobias Vis toch spoedig na zijn
bezoek, hetgeen nog veel komieker was dan
de dokter zelf begrijpen kon.
In stille uren van overpeinzing die volgden,
kreeg Tobias Vis soms het wonderlijke
denkbeeld, dat zijn droeve roem toch
ei«delijk zou voeren naar een waar geluk.
Hij had lief.
Die liefde was echter zoo tot stikken s toe
beklemd geweest tusschen zijn bittere ge
dachten, dat hij ze vaak dood waande, maar
nochtans herleefde ze telkens weer.
En daaruit leidde hij af, dat ze moest
wortelen in zijn hart zelf.
Nu hij het echter waagde er langeren tijd
over door te denken, beangstigde hem dage
lijks de wrang-zoete twijfel, die sproot uit
die zwoele mijmeringen en toen die twijfel
eindelijk zoo machtig was geworden, dat
ze hem zijn nachtrust roofde en zijn honger
en zijn stille, geslagen berusting, toen zei
hij op een dag tot zichzelf, dat zijn roem
OUDERVREUGDE
Zij, verpleegster in de kliniek
Gezond, zelfbewust en energiek.
Hij, cum laude gepromoveerd
In record-tijd afgestudeerd
Beiden koel van hoofd;
verloofd.
Getrouwd, zonder bruiloft gedoe
Koffers gepakt, naar Indië toe.
vele moeielijke jaren
Zorgen, rekenen en sparen.
Een gelukkig huwelijk, eensgezind
Een pracht van een kind,
op zijn tiende jaar naar Holland op reis
voor opvoeding en onderwijs;
als vader studeeren
En cum laude promoveeren.
Tien jaar daarna :
ouders rijk naar Patria,
op de boot, heerlijk verlangen:
Hoe de jongen hen zou ontvangen.
Hoe hun schat er uit zou zien...
Gezond en vroolijk; een snor misschien.
Allerlei lieve plannen gesmeed,
zoenen en tranen gereed.
Eindelijk in het vaderland,
vele nieuwsgierigen aan de kant,
ouders hevig aangedaan,
om hun jongen te zien staan.
Als 't eens die mooie was,
Met die stok en grijze jas !
Ouders aan den wal
Zoeken overal.
Bij de poort liep een meneer
Spiedend heen en weer.
Heb ik 't genoegen misschien"
De familie te zien ?"
Zeker jongen, dat zijn wij!"
Riepen de ouders allebei.
Maar de jongen zegt enkel, lauw:
Dag Meneer, en dag Mevrouw."
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIimilllimillllMIIIIIIIMIIHIIIIIMIIIIIIMIIMIIIIMIMIIIH
r^r^JBSrr'
tegen Besmetting.
de vrouw zijner liefde wellicht evenzeer
zou bekoren, als het lokkende veergepronk
de hen van den tieren pauw.
Hij schreef een brief, bekende daarin zijn
liefde, verscheurde hem, schreef eenandere
dien hij verbrandde.
Dan wierp hij zich met kloppende slapen
op zijn bed, doorwaakte koortsig den
ganschen nacht, schreef ten derde male.
Toen de envelop in den gleuf van den
brievenbus was verdwenen het was heel
laat in den avond van den volgenden dag
toen kreunde er iets in hem van angst, omdat
hij nu weldra niet meer zou kunnen twij
felen en hij sloop naar huis langs donkere
schaduwkanten.
Want nu, meer dan ooit, vreesde hij den
lach en de lof der menschen.
Hij wachtte.
Heel spoedig kwam het antwoord van de
vrouw, die hij liefhad; hij kuste eerbiedig
met bevende lippen den omslag.
Ze schreef, dat ze zijn levensgeschiedenis
kende, maar dat ze zijn brief nog vele malen
komieker vond dan deze.
Ontwaakt uit de verdooving van dezen
slag, zette Tobias Vis zich andermaal voor
zijn schrijftafel en boekte het vervolg zijner
levensgeschiedenis.
De uitgever juichte en gaf hem geld, veel
geld, zooveel, dat hij rijker was dan ooit te
voren.
En de gansene wereld schaterlachte.
Alleen Tobias Vis lachte nimmer.
Op een zomeravond liep hij droefgeestig
langs de kade; de menschen groetten hem
met verheugde gezichten en keken nog eens
om en wezen hem elkaar aan.
Hij zag niet pp en groette niet terug.
Die oolijkerd!" gierden ze, hoe ver
rukkelijk strak weet hij te kijken... wat
houdt hij zich weer goed!... Pas op, hij
zint weer op een onbetaalbare grap!"
Op dat oogenblik viel Tobias Vis van de
kade in de gracht.
Het'plonste.
Daar heb je 't al!" riepen ze en ze ijlden
juichend naar den kant en zagen hem spartelen.
En hij spartelde onbeschrijfelijk komiek
met zijn armen en beenen en proeste en
keek zoo grappig angstig en gilde zoo na
tuurlijk smeekend om hulp, dat alle kijkers
applaudiseerden.
Ha, ha... Tobias Vis... alsof ge niet
zwemmen kunt!" riepen ze.
Toen kwam er nog een kreet uit zijn
mond, die schor en loeiend gierde bovenal
het juichen en lachen uit en dan zonk hij
in de diepte.
Ha...ha... hij duikt! Zoo'n grappen
maker ! Dadelijk komt hij weer boven!"
Toen hij weer boven kwam, herkenden ze
hem niet meer, want in de plaats van den
stuggen droefgeestigen trek, was er nu op
zijn gelaat een lach gekomen.
Voor dien lach echter vluchtten al zijn
vrienden.
Want in dien lach was de levensgeschie
denis van Tobias Vis geëindigd.