De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 27 februari pagina 6

27 februari 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Febr. '16. No. 2018 'A' i K Gevaar waarin de koning zich bevondt, op den Dalemschen Dijk, door het overkruijen der ijsschotsen (1809). DeWatersnoodtentoonstelling in het Panorama" te Amsterdam Wat een onnoemelijk aantal keeren heeft ons lieve Vaderland al onder water gestaan!" Dit is zeker een van de eerste gedachten die opkomen bij den bezoeker van de Watersnoodtentoonstelling in de Kunstzaal van het Panorama.PlantageMiddenlaanteAmsterdam. Want waarlijk, hier toont onze aartsverzamelaar, de heer A. Th. Hartkamp, die al weer verreweg het grootste aandeel aan deze collectie heeft, ons afbeeldingen van niet minder dan 30 overstroomingen, welke ons land in den loop der tijden geteisterd heb ben ; en hoevele watersnooden zijn er niet geweest in vroeger eeuwen waarvan geen afbeeldingen bestaan! Zeker is er iets schrikwekkends in het feit van die altijd wederkeerende rampen, en het is zeer begrijpelijk dat onze voorvaderen in hun machteloos heid tegenover de groote natuurkrachten, de overstroomingen als van God gezonden beproevingen beschouwden, en dat het hun ligtzinnigheid" leek dit aan Natuurkunde te schrijven" zooals we lezen in den Ge denk- en Treurzang op den Watervloed van 1820. De reeks wordt geopend door twee prentjes van de Kimbrische vloed 113 voor Chr. Daarna springen wij geheele tijdvakken over, n afbeelding van den watervloed van 1286?1287, dan volgt reeds de Elizabethsvloed in 1421. Nu worden de tusschenpoozen steeds Het Nederlandsch Tooneel Louis BOUWMEESTER. DE KOOPMAN VAN VENETI Bouwmeester, Shylock, de Koninklijke... een drieénheid. Wij houden moed. Bouw meester blijft jong, Shakespeare veroudert niet en de Koninklijke Vereeniging het Ne derlandsch Tooneel héft thans een poging gedaan het werk dat haar behoort - niet wegens het auteursrecht maar wegens Louis Bouwmeester langs lijnen van betame lijkheid te enscèneeren. In verband met Bouwmeester's 55-jarig jubileum, de eerste mijlpaal na zijn gouden feest, ben ik naar deze voorstelling nogmaals opgegaan om, wat den held betreft, althans zeker te zijn van mijn bewondering. Want al gelooven wij allen onomstootelijk aan Bouwmeester's per-sterk speeltalent, wat hij er mee doet is zelden zoozeer overtuigend als in deze, uit zijn gansche wezen geboren, van den aanvang tot het einde in n, eigene opvat ting, fel-levend gehouden rol. Een reeks van groote figuren ook wanneer hij een bijrol korter, we vinden de jaartallen 1530, 1651, 1673 en dan volgt een ware stormvloed: 11 watersnoodjaren in den 18den eeuw, 8 in den 19den eeuw en eindelijk de data die ons nog versch in het geheugen liggen, de overstroomingen van 1903, 1906, 1910, 1911, en de groote ramp die wij nu beleven. Het mooiste verzamelaars-resultaat is na tuurlijk bereikt in het groote aantal oude platen en kaarten, meest naar het leven afgeschetst" uit de 17de, 18de en den eersten helft van de 19de eeuw. Hieronder vinden wij een groot aantal eigenaardige en mooie exemplaren. Dikwijls is de voor stelling van een vermakelijke naïeveteit zooals bijv. het kleine prentje van den Watersnood in Gelderland, waar we een boerenfamilie zien, die door het binnenstroomende water in huis overvallen wordt; maar het allergrappigst is zeker wel de allegorische voor stelling die het titelblad vormt van een der boeken uitgegeven naar aanleiding van den watersnood van 1820. De opzet heeft iets futuristisch, het geheel is een wonderlijke dporeenhaspeling van allegorie en werke lijkheid. Neptunus rijdt over de golven van een geïnundeerd stuk land zonder zich een oogenblik te storen aan eenige ongelukkige menschen en dieren die naast zijn wagen verdrinken. Op een drooggebleven stuk grond zien we een heel gezelschap: een vrouw met een lantaarn (een boerin?) zit hier naast een koe en een kip, twee andere vrouwen, de eene met een kruis, de andere met een soort hoorn des overvloeds, dus waarschijnlijk geloof en landbouwvoorstelling voltooien de groep. Eindelijk zien we daarboven eenige bolwangige windgpdjes die het vooral op Neptunus gemunt schijnen te hebben, terwijl de zon als een onheil spellend oog het wonderlijke schouwspel beschijnt. Naast dergelijke naïeve voorstellingen vinden wij platen, waarbij de teekenaar door een barokke opeenstapeling van ver schrikkingen getracht heeft zoo groot moge lijk effect te bereiken, daardoor verkrijgen de voorstellingen soms een zekere theatrale romantiek, welke geheel en al de bedoelde uitwerking mist. Maar soms treft ons opeens een prentje door juistheid en soberheid van opvatting of door artistieke uitvoering. Ik noem slechts Nederlands Watersnood van den Jaare 1740 en 1741" geteekenddoorj. C. Philips dat bijzonder schilderachtig aandoet en het prentje van S. Fokke, min of meer in den trant van Jan Luyken Gezicht om trent Halfwegen Haarlem bij den hevigen Storm en Watersnood van den 14de Novem ber 1775", dat ondanks ietst theatraals een indruk geeft van het overweldigende van een overstrooming. Merkwaardig zijn verder de printverbeeldingen van den bedroefden Watervloed voornamelijk van het land van Heusden, Althona, de Alblasser waard. Grimperwaard en Tielerwaard; aardig in 't bijzonder voor Amsterdammers is 't Gezicht van het Kattenburger Plein" te Amsterdam in de overstrooming 's morgens den 15den November 1775. Van den ijsgang en dijkbreuk te Vuuren bij Gorinchem in 1799 vinden wij twee groote prenten van J. Catz beide voorzien van een indrukwekkend onderschrift en op gedragen aan de weldoeners van de arme slachtoffers; 10 jaar later had op datzelfde punt weer een doorbraak plaats en wij zien hoe de handige uitgever van deze gelegen heid gebruik heeft gemaakt om dezeffde platen met hetzelfde roerende onderschrift, alleen met veranderden datum, nog eens aan den man te brengen. Een belangrijke serie is De Waterramp van 1855", geschetst in 24 afbeeldingen, naar de natuur geteekend en geëtst door de leden der Maatschappij Arti et Amicitiae"; er zijn verscheidene mooie etsen onder. Zeer uitgebreid is het aantal prenten over de overstrooming in de Bommelerwaard in 1861 en de bezoeken van het koningspaar aan de geteisterde streken. In 1871 verschijnen de eerste fotographiën en dan is verder een geheele wand van de zaal bedekt met foto's van de laatste watersnooden, vooral van de ramp van Januari 1916. Van de kaarten is die van 1825 voor ons zeker het belangrijkst; het mag ons troosten, dat iiiiiiiiiiiiiiiiniiitmiiiiii vervulde schiep hij een hoofdrol rijst achter den welhaast diamanten jubilaris, doch niet van deze alle behielden wij een herinnering, die ons dankbaar stemt. Voor zijn feest koos hij: Pro domo ... Door te weinig wijsgeerige en letter kundige beschaving, te weinig persoonlijke verfijndheid" zoo schreef in 1889 de tooneelcriticus A. C. Loffelt moet deze acteur (Louis Bouwmeester) wiens vertol king van Shylock door zooveel machtig realisme schittert, vaak zijn kracht zoeken in uiterlijkheden." Het zijn deze, door uiter lijkheden krachtige rollen, welke ik, bijkans dertig jaren nadat Loffelt dit schreef, nog altijd bij voorkeur ontwijk. Want Bouw meester's uiterlijkheden zijn rger dan van een ander, omdat wij nebben het dezer dagen meer vernomen een groot man ook in zijn fouten groot is. Ze maken den man niet kleiner, doch ze zijn hinderlijk voor het oog. Het burgerlijk-dramatische van Bouwmeester's persoon, aangedikt tot... graaf, is ons te pijnlijker juist omdat wij weten dat in dezen kunstenaar een andere noblesse bukt onder het opgelegde adelstuig; in het bijzonder van deze stem, die den hartstoon heeft, verdragen wij de fraze niet, en wan neer deze, uit de ziel lichtende, pogen op het schellinkje werken, voelen wij het als een vergrijp. Louis Bouwmeester, zijn kracht zoekend in uiterlijkheden, in grof-berekend en onwaarachtig vertoon, pleeg majesteits schennis. En wij kunnen hem ook in deze ure der herdenking niet beter danken dan met den wensch: Spaar u zelf en ons nog eenige jaren dit vertoon, schenk ons, zoo lang het in uw vermogen is, van uw eerlijk bezit. Dit is zoo rijk, de vlam zoo sterk, de ontroering zoo licht, het is een genade het zóte kunnen, het is zelfbedrog met deze ducaten te sjacheren. Bouwmeester's talent we behoeven het ook in feeststemming niet te verhelen is voor ons tooneel slechts van waarde op het oogenblik dat hij speelt, de herinnering aan wat hij gaf zal hem slechts korten tijd over leven, doch daarom des-te-meer willen wij hem eeren, op dit oogenblik, in de rol, die boven eenig andere zijn roem inhoudt, onze herinnering sterken aan wat volledig onze bewondering won. Zijn Shylock is onze Shylock, we mogen een Zuidelijker broeder nevens hem droomen, over den onze valt geen schaduw zoolang Bouwmeester speelt. De dood van onzen Shylock zal een leegte laten op het Nederlandsch tooneel in ruimsten zin, het land van Rembrandt zal op een kwaden dag een machtig kunstwerk missen. Dit sterk te beseffen was mijn deel toen ik voor mijne hulde De Koopman van Venetië" koos, en in het donderend applaus van een groote, volle zaal 1) heeft mij een feestelijk: we hebben hem nog!" verlicht. Hoe jong ziet deze, meer dan zeventig jarige, er uit in de glorie van zijn kunst! Ontmaskerd, in het onderkleed van den, ook 1) Gebouw v. K. & W. den Haag. Het 55-jarig Jubileum van Louis Bouwmeester de overstrooming, wat uitgebreidheid betreft, toen althans nog heel wat erger was dan nu; of de schade van toen de tegenwoordige zal overtreffen staat nog te bezien. Eindelijk dienen nog vermeld te worden een aan zienlijke verzameling boeken en oude cou ranten, die op water vloeden betrekking hebben; en eenige kunstwerken van Hobbe Smith en van Haaren. Aan deze watersnoodtentoonstel ling is toegevoegd eene inzending van de Zuiderzee Vereeniging, die hoewel veel minder omvangrijk, zeker niet minder in teressant is. Schijnt de watersnoodcollectie een aansporing te zijn om zoo mogelijk dergelijke rampen in den toekomst te voor komen, de inzending van de Zuiderzee Vereeniging geeft den besten weg hier toe aan. Afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee." Jawel," zeggen de tegenstanders, dat is het oude liedje, dat kennen we al lang" en zij begrijpen niet dat hierin juist hun groote fout ligt dat zij dat oude liedje vol strekt niet kennen. Laten al die tegenstan ders maar eens hier komen zien; wanneer zij werkelijk een oogenblik de moeite nemen om zich in te werken in de plannen en onderzoekingen van de Zuiderzee Vereeniging, dan zullen zij zelven wel inzien dat er van al hun bezwaren en bedenkingen geen stuk heel blijft. Laten vooral zij eens komen, die zich zoo gaarne beroepen op de onvoldoende onderzoekingen der Vereeniging om op grond daarvan al haar berekeningen tot luchtkasteelen te verklaren; zij zullen tegenover kaarten en documenten als bijv. die betreffende de grondboringen verricht door de Vereeniging, toch moeilijk hun beweringen kunnen hand haven. En ook de ingenieurs of niet-ingeTentoonstelling Noodlijdenden te 's-Gravenhage ten behoeve der van den Watersnood van 1861. nieurs die in oppervlakkige verschijnselen redenen vinden om de ontwerpen der Zuiderzee-Vereeniging ten eenenmale af te keuren en die op hun eigen houtje met een, naar hun meening, veel beter doordacht plan aan komen zetten, laten zij maar eens goed de hier tentoongestelde kaarten bestudeeren, dan zal het hun wel duidelijk worden wiens plan beter doordacht was. Het motto: Wat gij doet, doe dat goed" zou de ZuiderzeeVereeniging zeker als haar devies mogen voeren. Wat de Zuiderzee-Vereeniging ge daan heeft, op welk gebied ook wat zij heeft onderzocht, berekend of ontworpen, dat heeft zij zoo goed en zoo grondig ge daan als slechts eenigszins mogelijk was. Van dit feit is de watersnoodtentoonstelling een der vele getuigen. Amst., 22 Febr. 1916. E. VISSERING l mimi m iiitiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIMIIII IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIM Bouwmeester's dochtertje De Jubilaris thuis (voor de Amsterdammer", geteekend door Martin Monnickendam). voor het oog zoo prachtig getypeerden Shylock, pleegt hij dan terug te komen, oolijkstil en kwasi bescheiden. En dit moment, waarin de macht van den kleinen ouden man, die lijkt te groeien in de triomf van het oogenblik, over de aan zijn suggestieve persoon onderworpen menigte, schier tast baar wordt, is mede een acte van beteekenis, de bevestiging van het geheim, dat met Bouwmeester leeft en sterft. Vijf-en-vijftig jaren tponeelspeler, en na een zware, want met zijn persoon gedekte voorstelling, als een jeugdig overwinnaar voor de menigte te staan, waarlijk, Louis Bouwmeester, ge behoeft niet bescheiden te doen, ge behoeft bovenal niet bescheiden te zijn. De eerzucht van de K. V. Het Nederlandsch Tooneel is er nu niet bepaald te vroeg naar uitgegaan haar Shylock een passende om geving te scheppen. En ook thans nog we erkennen het met spijt bleek de ver hoogde toewijding meer uit de gemaakte kosten dan uit eenig teekenend verschil. Wij gelooven gaarne, dat het een moeilijke op gave is te bezwaarlijker in verband met Bouwmeester's vaststaande opvatting van zijn rol, welke in dit geval doorslaanden eisch stelt om dit dartel, weelderig, geestig en poëtisch blijspel, waardoor de zucht vaart van een verdrukt ras, dusdanig te verwerken, dat zoowel het een als het ander, naar juiste maat en verhouding, relief krijgt. Detooneelinrichting wees op overleg en in den opzet was een zeker gebaar... Maar tot de groote greep kwam het niet, de IQtafereelen hingen los aan elkaar, een vorm bleek niet gevon den. En ook in elk tooneel afzonderlijk kwam weinig tot vollen bloei: de geest was niet geestig, niets van de zachte weelderigheid, die het enkel woord Venetië" ons reeds belooft, het sprookje van de kastjes bood nuchtere hocus-pocus. Daar was een land goed, daar was maan, er waren sterren en cypressen en een zoet muziekje, maar Jessica, Jessica, waar was de poëzie? In zulk een nacht, toen zachte lucht de boomen kuste en nauwelijks ruischen deed... in zulk een nacht..." De gerechtszitting, met de Doge als een afgodsbeeld zoo ver naar rechts geregis seerd, dat een deel van de zaal dezen ma gistraat zelfs niet zag, gaf, mede door Portia's welsprekendheid, een op zich zelf verlevendigd schouwspel, doch hoe poveren achtergrond vond ook deze schitterende dialoog. Hoe weinig tegenpartij" was de koopman, hoe weinig woelig dit volk van Venetië! De vereenvoudiging van het tooneel-décor, voor het Shakespeare-drama van practische waarde, moet toch altijd concentratie blijven, aanduiding, doch suggestieve aanduiding. Soberheid beteekent in dit Venetië stellig geen armoede. De atmosfeer moet, met welke middelen dan ook, worden gewekt. Want alleen in deze bepaalde atmosfeer is al dit verrassend, tegenstrijdig en barok gebeuren mogelijk. Kunnen deze middelen eenvoudig zijn, des te beter, doch het lijkt mij een vergissing bij dit werk al uit te gaan van den idealen eenvoud. Op het hol emplacement, dat een zaal in Portia's woning aangaf," (een rijke erfgename is Portia), stond n, niet fraaie stoel, en de enkele figuren: Nerissa, van zulk een benepen bur gerlijkheid dat haar de breikous ontbrak, een paar toegetakelde juffers, die het gevolg uitmaakten, en de drie maskarade preten denten, verloren zich in de ijle lacht. Zeker, het kan naar dit beginsel doch dan moet elke speler in zich-zelf dragen en op het tooneel brengen: de elementen, die tezamen vormen het onnaspeurbaar weefsel, de gou den sfeer eener duizend-en-én-nacht ver telling, de stille gloed, waarin de geest van ieder ding begint te fonkelen Dan moet die eene stoel beteekenis krijgen door de wijze waarop de rijke enlverwende jonkvrouw er zich in vlijdt, dan moet elk gordijn per spectief laten en het complex van kleuren tot n zóschoonen toon vervloeien, dat ons de weelderigheid van Portia's paleis al daarin wordt geopenbaard. Dan moet elke buiging, elk handgebaar van zooveel innerlijke voornaamheid getuigen, dat het inderdaad onnoodig blijkt op deze voor naamheid door uiterlijke middelen de aan dacht afzonderlijk te vestigen. Het beginsel van den eenvoud, dat den decorateur ontlast, overlaadt den regisseur die niet over groote gaven en een keur van spelers beschikt. Geheel van binnen-uit moet hij bereiken wat, ten deele, ook van buitenaf aangebracht zou kunnen zijn. Arbeidend naar een minder straf, meer aanvulling van buiten toelatend principe, zou hij het zich gemakkelijker heb ben gemaakt en ook zijn spelers aan een minder gevaarlijke proef hebben gewaagd. In zijn .soort zou hij daarbij een betere, want minder zijn eigen innerlijk tekort verradende, voorstelling hebben verkregen dan deze, die in te vele opzichten negatief bleek. Hoe kon Cato Neeb haar naam leenen aan zulk een verkleedpartij, wie gaf den electricien last tot zooveel bengaalsche verkwisting! Bouwmeester, Shylock, het Nederlandsch Tooneel, onafscheidelijk zijn zij verbonden. Hopen wij op een volgend jubileum. Het is plicht een groet man te eeren op eervoile wijze. Pro Domo! TOP NAEFF Tentoonstelling Legras Stedelijk Museum 16 Februari tot 8 Maart Deze tentoonstelling geeft een groot aantal van zijn bekende gezichten uit Afrika, pit toreske" doorkijkjes, blinkend witte muren en torens, paarsblauwe schaduwen, azuren luchten, schilderachtige kleederdrachten. Daarnaast studies van dieren uit vroegeren tijd en uit dien tijd een enkel schilderij. Men zou daaruit zeggen dat zijn verblijf in het oosten den schilder Legras niet tot zegen is geweest. Hij had aanleg en oog vooral voor het schilderachtige in den stand en de beweging der dieren. Dat voelde en savoureerde hij en dat kon hij vasthouden en typeeren. Als teekenaar van dieren is hij dan ook vooral sympathiek en wie van de vele koopers zich een van zijn schapenkameelen-kippen-ezelstudies kozen, deden wijs. Eenmaal maakte hij ook een goed schilderij van een dood aapje, gevoelig van modeléen fijn van kleur. Ook dat was in zijn jonge jaren en zoo iets heeft hij niet meer bereikt. In zijn gezichten uit Afrika is maar zelden iets wat de aandacht vast houdt. De gemak kelijke werker vond hier een dankbaar maar bedriegelijk terrein. Sterke tegenstellingen, schelle kleuren, typische" stoffage. Het ef fect lag voor het grijpen. Alleen een zeer sterke verbeelding, een zeer fijne kleurenzin konden het uithouden tegen iets wat zoozeer aan phantasie en kleurenlust tegemoet komt. De schilder Legras is er niet tegen bestand ?geweest. Hij gaf plaatjes, niet de ziel, niet de illusie van het oosten. Zijn eenige kleurenets is in dat opzicht wezenlijk fijner en dichter bij het doel. Met een sterkeren geest, maar ook onder minder zoogenaamd gunstige omstandighe den, zou Legras tot een grooteren kunste naar uitgegroeid zijn. Een natuurlijke begaafdheid, die helaas al te gemakkelijk aansprak en het zich ook wel gaarne ge makkelijk maakte, was aanwezig. De rijk geïllustreerde catalogus geeft de volgende levensbijzonderheden. August Le gras leefde van 1864?1915. Zijn jeugd was moeilijk. Van alles moest hij aanpakken om in zijn onderhoud te voorzien. Gedurende zijn akademie-tijd verdiende hij met lesgeven, teekenen van vergrootingen naar photo's, schilderen van honden- en paardenportretten zijn brood. Directeur Westerman verleende hem vrijen toegang in Artis; de heer Heineken stelde hem in 1891 voor 't eerst in staat naar Afrika te gaan. H.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl