Historisch Archief 1877-1940
f
27 Febr. '16. No. 2018
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Cbineesche Ideeën over Schilder
kunst
In een vorig nummer 1) van dit Weekblad
heb ik al een en ander gezegd over het feit,
dat chineesche groote schilders niet z
maar enkel schilders, doch ook dichters en
filosofen waren. Schilderen was niet z
maar voor de oude chineezen het weergeven
van den uirerlijken schoenen schijn der dingen,
en van mooie gevallen", maar het doen
vporgevoelen van den onzichtbaren,
goddelijken Geest achter de zichtbare verschijnin
gen. Daarom was geen schilder-zijn denkbaar
zonder filosoof en dichter-zijn. Ik laat hier
onder ëenige uitspraken van oude dichter
schilders volgen over schilderkunst. Wellicht
zijn ze ook voor onze moderne schilders
van belang.
? ? *
Er is geen tak van schilderkunst zoo
moeilijk als portret-schilderen. Het is niet
dat de reproductie van de gelaatstrekken
moeilijk is, de moeilijkheid ligt in het schil
deren van de bronnen van actie, verborgen
in het hart. Het gezicht van een groot man
kan gelijken op dat van een laag mensch,
maar hun harten zullen niet gelijk zijn.
Daarom, een gelijkenis te schilderen, die
niet de impulsen van het hart vertoont, en
?de kwestie openlatend of hij, die voor het
portret poseert, een groot man of een laag
mensch is, wil zeggen onbekwaam zijn in
<le kunst van portretteeren."
(Hu Chuan, 12e eeuw)
Ge moet naar een schilderij kijken zooals
ge naar een mooi meisje kijkt, in wie een
verborgen charme woont, geheel apart van
?den enkelen zichtbaren vorm."
(Hsia Wen Yen)
Hij, die een schilderij waardeert om de
gelijkenis, heeft een critische bekwaamheid
-als die van een kind; hij die een gedicht
maakt volgens een vooraf gearrangeerd plan
heeft voorzeker geen recht op den naam
dichter." (Su Tung Pho 2)
Kunst brengt iets voort boven den vorm
der dingen, hoewel het gewicht ligt in het
bewaren van den vorm der dingen; poëzie
geeft ons gedachten boven het domein van
kunst, maar wordt gewaardeerd daarin, dat
zij de karakteristiek van kunst vertoont."
(Chao I Tao).
Een gedicht is een schildering met een
stem; een schildering is een gedicht zonder
stem." (Japansch spreekwoord).
In calligraphie en schilderen is de ziel
(de geest) meer belangrijk dan de vorm.
De meesten van de goede luitjes die naar
schilderijen kijken kunnen wel een of andere
kleine fout in vorm, in compositie, of in kleur
aanwijzen, maar dat is ook de grens van
hun begrip. Zij, die doordringen in de die
pere principes, zijn moeilijk te vinden."
(Shen Kwa lle eeuw)
De oude meesters schilderden den geest,
2ij schilderden niet den vorm ... zij, die den
vorm kunnen negeeren en den geest grijpen,
zijn weinigen." (Shen Kwa)
In de Oudheid grepen zij, die bekwaam
?waren in de kunst van schilderen, den
geest, en wisten niet van den vorm."
(Huang Po Sz')
Beide, genie en techniek moeten in
aanmerking worden genomen. Als een man
genie .bezit, maar de techniek niet kent,
ofschoon de dingen zich dan in zijn geest
kunnen vormen, zullen zij geen vorm aan
nemen uit zijn penseel." (Su Tung Pho)
De menschen zeggen gewoonlijk dat
landschapschilderen een gemakkelijk ding
is. Ik denk dat het zeer moeilijk is. Want
.rmmmmtimiiiiiiiimiiiiiMiiimiiiimuiiiMHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
LITERAIRE BESCHOUWINGEN
ALBERT VERWEY, HENRIETTE ROLAND HOLST,
JACOB ISRAËL DE HAAN
Drie dikke, witte boeken liggen vór mij
elk vol goede verzen.
En dan zijn er nog altijd onder ons,
meestal arrogante jonge nieuwlichters, of ge
blaseerde door ooverprikkeling afgestompte
ouderen, die zeggen: het is een tijd zonder
literatuur, de literatuur is ten achter, groote
dichters hebben wij niet."
Alsof het niet ware hun eigen blindheid,
opgeblazenheid en stompzinnigheid die hen
doet loochenen de kracht en zuiverheid van
de ritmische taal die thans in ons land
gesprooken wordt. Er is geen schooner tijd
geweest voor onze literatuur dan deeze, en
in onze gouden eeuw zelfs was er geen
oovervloed van goede poëzie als thans.
Deeze drie witte boeken geeven een rijk
dom aan taaikunst die elk ander land ons
benijden mag. De Slavische en Aziatische
versknnst versta ik niet maar ik kan wel
beoordeelen dat in geen Westersch
cultuurland drie dichter-figuuren naast elkander
staan, zoo sterk, zoo ernstig en waardig,
zoo representatief als het drietal dat deeze
drie witte boeken schreef. Wat hen ont
breekt is het dramatisch vermoogen, waar
door ze, als elite, ook zouden doordringen
tot de meenigte. Maar dit ook kan een
teeken geacht worden van hun ernst en
hun karakter. Zij hebben nog geweigerd te
zoeken, wat hun alleen op grond van hun
eigen-gerechtig werk moest gebooden wor
den : de volks-vereering. Zeeker, een nog
grooter, nog eenvoudiger Mensch zou deeze
wel ontvangen hebben, ook zonder zoeken.
Maar zooals zij zijn, strekt hun betrekkelijke
impopulariteit hun tot eer.
En elk van de drie is representatief.
Representatief ook voor een bepaalde cate
gorie in de menschenwaereld.
Verwey, de oudste van het drietal, is de
taalkunstenaar, de dichter in engeren zin,
de virtuoos van het woord. Dit wil niet
zeggen dat zijn poëzie enkel virtuoziteit
ondiepe vaardigheid zou zijn, integen
deel ! eevenmin bedoel ik dat hij in
versvaardigheid onoovertroffen zou zijn in onze
literatuur.
Maar hij heeft zijn leeven lang vastgesteld
en verdeedigd de goede verskunst als een
heerlijk leevensdoel, als iets dat niet opper
vlakkig en niet dilettanterig mag bedreeven
altijd als ge een landschap wilt voortbren
gen, is het noodig de détails mee te nemen
en die ëenige dagen in uw geest uit te
werken vór de penseel kan worden ge
bruikt. Juist zoo is het met de compositie:
er is een periode van bitter denken over
het thema, en, totdat dit is opgelost, zijt
ge in slavernij van banden en ketenen.
Maar als de inspiratie komt breekt ge los
en zijt vrij."
(Van een onbekend criticus)
Te staren naar de herfstwolken, een stij
gende exaltatie in de ziel, de lente-wind te
voelen, die wilde, opgetogen gedachten in u
opwekt, wat is er in 't bezit van goud en
juweelen te vergelijken met verrukkingen als
deze? En dan uwe portefeuille te ontrollen en
de zijde 3) uit te spreiden, en daarop over te
brengen de glories van stroomen en bergen,
de waaiende winden, het witte water van
den stroomenden waterval, als met n
beweging van de hand een goddelijke invloed
nederdaalt op het landschap! Dit zijn de
vreugden van het schilderen."
(Wang Wei)
De oude meesters hebben altijd een diepe
fedachte opgesloten in hun schilderingen.
ij hebben nooit het penseel op de zijde
gebracht zonder gedomineerd te zijn door
een groote gedachte." (Th'ang Heou)
Schilderen is in communie treden met
alle dingen, en de mysteriën van de natuur
doordringen." (Su Tung Pho)
Zij, die bloem-schilderen bestudeeren
moeten een enkelen tak nemen, dien ineen
diepe vaas zetten en hem dan bestudeeren,
onder alle gezichtspunten. Dat zij, die
bamboe-schilderen bestudeeren, een enkelen
tak nemen, en dan, in een maanlicht-nacht,
zijn schaduw projecteeren op een stuk witte
zijde, op den muur gespannen. Dan zal de
ware vorm van de bamboe worden onthuld.
Met het schilderen van landschappen is 't
hetzelfde. De kunstenaar moet in communie
treden met zijn bergen en zijn stroomen,
en dan is 't raadsel van de schilderij op
gelost." (Kuo Hsi lle eeuw)
Een groot man beperkt zich niet tot
n school, maar combineert verscheidene
scholen, zooals hij ook de argumenten en
gedachten leest, en er naar luistert, van
vele voorgangers, en zoodoende schept hij
zich langzaam aan een stijl van zich zelf.
Dan, voor den eersten keer, kan hij zeggen
dat hij een kunstenaar geworden is."
(Kuo Hsi)
Een berg is een machtig ding, daarom
moet haar vorm hoog en steil zijn, zich
vrij een plaats makend, als een man op
zijn gemak, of opstaande met graudeur, of
neerknielende als een landbouwers-jongen,
of als hebbende een bedekking over zich,
een wagen onder zich, of als hebbende
een of anderen steun tegenover zich om
naar over te buigen, of iets achter zich om
tegen te leunen, of als neder starende naar
iets beneden. Zózijn de groote vorm
aspecten aan bergen.
Water is een levend ding, daarom is zijn
vorm diep en rustig, of zacht en glad, of
breed en oceaan-achtig, of dik als vleesch,
of cirkelend als vleugels, of spuitend en dun,
snel en hevig als een pijl, rijk als een ver
vloeiende fontein, watervallen makend, mist
wevende aan den hemel, of neervallende
beneden op de aarde, waar visschers op
hun gemak liggen. Gras en boomen op den
oever zien er vroolijk uit, en lijken op mooie
vrouwen onder sluiers van mist en wolken,
of zijn iets helders en glanzend als de zon
schijnt in de vallei. Zózijn de levende
aspecten van water." (Kuo Hsi)
Uitwendig heb ik 'de leeringen van de
Natuur gevolgd, inwendig de ingevingen
van mijn hart." (Pi Hung)
Er zijn zes essentieele dingen van schil
deren: sterkte, rythme, gedachte, détail,
penseelwerk en kleur."'
(Onbekend criticus der 10e eeuw)
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiniiiiiiiiimiiiiiitiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiitHMHMiiii
worden, en dat een kostbaar en eerbied
waardig bezit is voor een volk.
Aldus verteegenwoordigt hij en heeft hij
geduldig en steevig gekampt voor een goed
ideaal, en om zich verzameld een kleinen
.kring van gelijk-gezinden, wier gemeen
schappelijk werk ons volk nog langen tijd
tot eer zal strekken al vindt het nu nog
maar weinig populariteit.
Verwey is een merkwaardig fenomeen,
meer dan een eedele en beminnenswaardige
persoon. Men moet zijn werk bewonderen,
ook al kan men hem als mensch niet innig
liefhebben. Zijn boek doorbladerend vind ik
zeer weinig wat mij diep ontroert, af en
toe iets waarom ik moet glimlachen, omdat
het smakeloos en leelijk is, maar toch ook
nooit iets waarvan ik moet zeggen dit is
hol, of voos, of oneerlijk."
Uit zijn poëzie is onmiddelijk te verklaren,
zoowel het feit dat hij niet algemeen als
nationaal dichter wordt geëerd, ondanks
zijn sterk Hollandsch karakter en nationaal
gevoel als dit dat hij een kring van
trouwe en toegewijde, en daarbij zeer talent
volle volgers heeft geschapen.
Zijn werk is bij uitstek leerzaam, in
structief. Het toont ons hoe een mensch
zijn weezen zuiver kan verklanken, tot rit
mische uiting brengen, hoe hij dus dichter
kan worden, ook al zijn de groote dichter
lijke eigenschappen, diepe mystische in
tuïtie, brandende liefde, en zelfverloochenende
heldhaftigheid hem vreemd.
Verwey doet zich kennen als een bezadigd,
verstandig, wel-eevenwigtig denker, eenigzins
droog, nuchter en zelfzuchtig maar toch
rechtschapen en betrouwbaar. Eigenlijk een
middelmatig mensch, maar die toch verre
booven de middelmaut uitstijgt door zijn
standvastige toewijding aan de schoonheid
van het woord.
Hij zegt het zelf in het schoonste vers
uit den bundel, in de terzinen gewijd aan
zijn gestorven vriend en meede-dichter
Gutteling:
Wat ik met moeite werd waart gij geboren."
Verwey heeft zichzelven tot dichter ge
maakt, door vlijt en vasten wil. En het zou
een zeer oppervlakkig oordeel zijn dat in
deeze zelf-vorming, naar een vooropgesteld
ideaal, iets minderwaardigs zag. Het is geen
knutselwerk, geen bedenkend intellectueel ge
pruts zooals sommige meenen, neen!
het is een zuiver en heilzaam ontginnen
van de eigen ziel door de macht van het
Als ge de natuurlijke uitdrukking van
een mensch wilt pakken in een schildering,
moet ge hem gewoon zien. in zijn gedrag
met andere menschen." (Su Tung Pho)
Het eerste, waarnaar men in een schil
dering moet zien is Geest en Rythme; dan
eerst mag men aan stijl en penseelvoering
gaan denken." (Su Tung Pho)
Als er kwestie is van landschap-schilderen
moet de schilder zijn witte zijde uitspreiden
in een lichte en rustige kamer. Hij moet dan
wachten tot zijn geest rustig is, tot zijn
ideeën vorm hebben aangenomen, vór aan
het werk te gaan." (Yao Tsen Jau)
Waarom houden deugdzame menschen
zoo van landschap-schilderen ? Het is hierom,
dat een landschap een plaats is, waar in de
hoogte en de laagte plantengroei is, waar
bronnen en rotsen spelen als kinderen, een
plaats waar jagers en de eenzaamkeid zoe
kende geleerden en kunstenaars veel komen,
waar apen hun stam hebben, en ooievaars
luid hun vreugde uitroepen. Het lawaai
van de rumoerige wereld en de
opgeslotenheid van menschelijke woningen zijn wat
de menschelijke natuur in hoogste wezen
haat, terwijl daarentegen nevel, mist en de
geesten der bergen zijn hetgeen de men
schelijke natuur zoekt." (Kuo Hsi)
De gewone menschen weten alleen dat
ze hun penseel gebruiken en daarom schil
deren zij, maar zij beseffen niet hoe 'n moeilijk
ding schilderen is. Een waar kunstenaar
moet in zijn boezem zachtheid, goedheid
en grootheid van ziel koesteren, hij moet
ook genotvolle ideeën en gedachten hebben,
en in staat zijn om in zijn eigen geest de
emoties en toestanden van andere menschen
mede te leven, in het zij-aan-zij staan" 4)
van de dingen. Dit begrijpen van anderen
volmaakt hebbende moet hij het onbewust
door de punt van zijn perseel laten gaan.
Ku K'ai Chih bouwde een paviljoen met
hooge verdiepingen als atelier, opdat zijn
gedachte meer vrij zou zijn. Als de ge
dachte gedrukt, melancholiek of bezwaard
is, zelfs maar op een enkel punt, hoe kunnen
kunstenaars dan uit zulk een gedachte iets
scheppen, of de mentale karakteristiek van
anderen voelen ?... Tenzij ik in een rustig
huis zit, in een afgelegen kamer, met het
venster open, de tafel goed afgestoft, met
brandende wierook, en alle tienduizend tri
viale gedachten in mij vernietigd en weg
gezonken, kan ik geen goed gevoel voor
schilderen hebben, en niet het yi" (het
mystieke, geestelijke, boven vorm en schijn
der dingen H.B.) scheppen." (Kuo Hsi)
Hier, in mijn vrije dagen lees ik oude en
nieuwe gedichten, en maak extracten van die
goede stanzas, die ik voel dat de ziel volmaakt
uitdrukken. De oude wijzen zeiden, dat een
gedicht een schildering is zonder zichtbaren
vorm en een schildering een gedicht, waaraan
vorm is gegeven. Deze woorden blijven mij
altijd bij." (Kuo Hsi)
HENRI BOREL
1) 15 Augustus 1915.
2) Su Tung Pho, een van China's grootste
dichters, tevens een beroemd staatsman, was
ook een beroemd schilder (1036?1101 n. C.).
3) De Chineezen schilderen meestat op zijde.
4) Bedoelend, dat alle wezens en dingen
n zelfden goddelijken geest in zich hebben.
Door hun uittreden uit het orkest van het
Concertgebouw in den afgeloopen zomer
hebben de leden van het Hollandsche strijk
kwartet aan het muziekliefhebbend publiek
llllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUMIIlmlIIII
ritmische woord, een arbeid die honderden
tot leering en veele honderd duizenden tot
zeegen kan strekken.
Verwey onderging zijn eerste inspiratie,
als jongeling, door den invloed van Kloos.
Kloos deed zich aan hem voor, zooals aan
veel anderen, als het dichter-genie, als de
Dichter in volsten zin, die zijn zangen zong
onder onmiddelijke leiding van de
Boovenzinnelijken, de Muze, den God van ritme
en klankschoonheid. Aan deezen invloed
heeft Verwey zich nooit geheel onttrokken,
hij is er nooit aan ontgroeid, zijn vereering
voor den ouden Kloos, of liever den jongen
Kloos, den dichterlijken jongeling Kloos
is nooit verminderd. Dat kon ook niet anders,
want Verwey had niets in zich dat
menschelijk booven Kloos uitsteeg. Hij had
geen dieper mystisch inzicht, noch natuur
lijke verheevenheid van sterker allooi. Wat
hij vór had booven Kloos was zijn beeter
psychisch eevenwigt, iets wat zeeker den
dichter eevengoed te stade komt als ieder
ander, maar dat geen bizonder dichterlijke
eigenschap genoemd kan worden.
Voor Kloos was Shelley de ideale Dichter
en hij streefde niet naar minder dan naar
Shelley's verheevenheid. Maar wat bij Shel
ley natuur was, en zonder inspanning, als
uit noodzaak bereikt werd dat was bij
Kloos een min of meer gewilde, met moeite
volgehouden schijn. Het was geen rhetoriek,
in den ouden zin, geen holle bombast, maar
wel een ooverspanning, een gezochte en op
geschroefde houding, die niet, in natuur
lijken eenvoud, van zelve verheeven was,
noch door innerlijke diepe wijsheid werd
gesteund.
Kloos wilde toen Verwey ook brengen
tot die Shelley-verheevenheid, die voor hun
beiden toch booven hun kracht ging. Perk
alleen had er de eigenschappen voor, verzen
als de zijne worden niet door opschroeven
gevonden, n in al wat Kloos gemaakt heeft
in dien majestueuzen trant, voelt men toch
het gemis aan geestelijke diepte en vrijheid
en de neeven werkingen van allerlei min
of meer inferieure hartstochten, ijdelheid,
heerschzucht, afgunst.
Hiervan heeft Verwey zich nu het eerst
door een krachtigen ruk bevrijd. In zijn
jeugdwerk volgde hij de wijzingen van
Kloos en schreef Shelley-achtig werk, in
den verheeven trant. (Rouw om 't jaar,
Demeter). Toen volde hij de onwaarheid,
de onechtheid, en rukte zich los. Een daad,
toenmaals door niemand zijner tijdgenooten
een grooten dienst bewezen. Deze kunste
naars hebben zich daarna geheel aan het
kwartetepel kunnen wijden. Dientengevolge
hebben zij iets groots tot stand gebracht.
In de strijkkwartetten hebben de schep
pende kunstenaars op instrumentaal gebied
de hoogste uitingen van hun genie neerge
legd. Nu deze vier jonge kunstenaars tot
hunne levensroeping hebben gewaakt het
weergeven van die uitingen is daarmede
gewaarborgd, dat op onzen nationalen bodem
de muzikale geest wordt gediend overeen
komstig den geest van den scheppers dier
kunstwerken.
Wat het Boheemsche strijkkwartet des
tijds aan Nederland bracht: de vertolking
in ongekend verheven vorm van die ideale
kunstuitingen op instrumentaal gebied, heeft
hier te lande wortel geschoten. Het Hol
landsche strijkkwartet brengt ons thans een
vertolking dier kunstuitingen, die ons schade
loos stelt voor het gemis van de beroemde
buitenlandsche kwartetten.
Dit bleek ons dezen winter uit de wijze,
waarop het Hollandsche strijkkwartet de
jonge fransche meesterwerken tot ons bracht
en waarop het ons op jl. Zaterdagavond
voorspeelde de strijkkwartetten van
Cherubini (no. 1) en Beethoven (op. 18 no. 1).
Luchtig, elegant en sierlijk dansten in
cherubini de noten de zaal in. Het scheen alsof
ze vanzelf de instrumenten trippelden en
met elkaar ronde maakten uit pure blijd
schap van hun bestaan. Ook in Beethovens
kwartet overheerscht de lentestemming. Het
adagio geeft weer moed alsmede ernstige
bewerking en doet voorgevoelen den geest,
die vele latere kwartetten van den meester
zal beheerschen. Overigens kwam slechts
opwekkende blijdschap de zaal in op een
wijze, alsof de uitvoerende kunstenaars
zonder de minste moeite louter voor hun
genoegen ons deelgenoot maakten van hun
vreugde.
Deze opgewektheid bleef bij gedurende de
vertolking van het aan eiken
kamermuziek"beoefenaar over bekenden piano-kwartet
van Doorak. We mogen een oogenblik van
spijt hebben gehad toen de pianosaus
(om met wijlen onzen onvergetelijken Frans
Coenen te spreken) over het kwartetspel
werd uitgestort. Evert Cornelis gaf een
schitterende omlijsting om het artistieke
viertal. Het was een lust het kwintet te
hooren. In de everigens wel wat gerekte
Duenka had de altist gelegenheid te doen
opmerken hoezeer ook hij zich door zijn
instrument weet te geven blijken zijn een
voudig, ongekunsteld warm spel. Kortom
we hadden een avond van frissche blijd
schap in het concertzaaltje, waardoor zelfs
de stijf bevroren grauwe Apollopop op het
podium scheen te smelten. D.t laatste zou
een zegen zijn geweest, hoewel het podium
met omgeving, die ons steeds doen denken
aan het voorportaal van Tewe's vermaard
stoomcarousel, daardoor slechts weinig aan
leelijkheid zouden verliezen.
Of.het bestuur van het Concertgebouw des
tijds verstandig heeft gehandeld door niet
te beletten, dat dit viertal kunstenaars uit
het orkest vertrok? Ongetwijfeld waren zij
als orkestleden te vervangen ee zijn ze ver
vangen zoodanig, dat hun ontbreken niet
wordt gemerkt. Als leden van het strijk
kwartet zijn ze vrijwel onvervangbaar in de
eenheid, die ze vormen, en zulks juist door
hunne uitbreding uit het orkest. Doch nu
eenmaal de band tusschen het viertal en
het Concertgebouw is doorgesneden, schijnt
de kans uitgesloten om een hunner weer
eens als solist met het orkest te hooren.
De publieke belangstelling in de organisatie
der concerten en in de economische om
standigheden van het concertgebouw is
uitgedoofd althans indien deze eenmaal
heeft bestaan. Wij, die slechts sprekend in
dit weekblad als deel uitmakende van het
luisterende Concertgebouwpubliek, betalen
geregeld een hooge contributie voor onze
passepartouts. Zeker we zijn zeer tevreden
en dankbaar. We krijgen daarvoor ontzag
lijk veel moois. Echter we betalen en heb
ben slechts te luisteren. We hebben over
naar waarde begreepen en geëerd. Wat hij
toen schreef o. a. het vers op den ouden
Thym was recht leelijk, in vergelijking
van zijn eerste verzen, maar het was echt.
Het was plat, stroef, hortend en stuntelig
maar het was eerlijk. En hijzelf zei,
teegenoover het smalen van al zijn vrienden: dat
vers is goed, en beeter dan al dat moois
van vroeger."
Zoo is het ook. Verwey begreep met zijn
deegelijk, stug, nuchter Hollandsch karakter,
dat eerzucht een dichter niet verder brengt.
En dat, als men verheevenheid wil, men
die vinden moet van binnen uit, door eigen
verheeven aard.
Verwey heeft nooit de verheevenheid van
Shelley in zijn verzen gebracht, noch zelfs
die van Perk. En toch is er in al zijn werk
verheevenheid, maar van een wat gewooner,
huisselijker maar daarom niet minder
deugdelijk soort. Hij heeft een min of meer
burgerlijke verheevenheid bereikt, die door
en door solide is, en die hem ook als mensch
tot een eerbiedwaardige gestalte maakt.
Terwijl het Kloosiaansche regime OBS niet
veel anders kon brengen dan machtelooze
hoogmoed, en een verheevenheid op rotte
pijlers, die tot een miserabele ruïne ineenstort.
Men versta dit wel, Verwey's voorrecht
booven Klcos is niet dat hij een fatsoenlijk
man en eerzaam huisvader is gebleeven
integendeel, in een maatschappij als de onze
heeft de sterke en waarachtige Dichter
meestal een excentrieke, alles behalve fat
soenlijke loopbaan.
Maar die moet volgen uit innerlijke
kracht, in botsing met verstarde onnatuur,
niet uit ijdelheid, zelfbedrog en liederlijk
heid. Een oprechte, innerlijk echt deemoedige
dichter wordt juist door de meest woeste
carrière en het meest tragische lot het verste
gebracht, zooals wij zien aan Verlaine en
Wilde. Maar de eerzaamheid van Verwey,
die oprecht en eerlijk was, heeft hen meer
vereedeld dan de buitenspoorigheid het
Kloos deed, omdat in Kloos de diepe dee
moed en de niets-ontziende oprechtheid
ontbrak.
Verwey's laatste boek heet: Het zicht
baar geheim." De meeste leezers zullen wel
te vergeefs gissen naar de beteekenis van
deezen titel, en ik weet volstrekt niet of
mijn verklaring harmonieert met Verwey's
bedoeling.
Verwey zelf is het zichtbaar geheim.
Tot nog toe bleef het een geheim welke
heerlijke en geweldige beteekenis het voor
de organisatie en administratie in 't geheel
niets te zeggen en willen daarover ook niets
te zeggen hebben. We hooren af en toe van
finantieele moeilijkheden en zien altijd volle
zalen. We begrijpen dat niet en willen dat
ook niet begrijpen. We ergeren ons over
de inrichting van het programma met
zijn steeds talrijker wordende advertentiekop
die tegenwoordig zelfs tusschen den tekst
der zangstukken zijn geplaatst. Moesten we
laatst niet, toen mevrouw Cahier ons
betooverde met haar zang bij het volgen van
den tekst van het eene lied van Richard
Wagner overgaan tot het andere via de
advertenties van een corsettenmagazijn en
van de Rotterdamsche Bankvereeniging ?
Doch we berusten. We hebben niets te
beweren over de keus der solisten en we
wenschen dat ook niet. Toch betreuren we
dat we verstoken blijven van het soiospel
van sommige kunstenaars, die we gaarne
zouden hooren en die in de buurt zijn. Zoo
betreuren we eveneens ten aanzien van
eenigen der leden van het Hollandsche
Wijkkwartet dat we hen vermoedelijk niet meer
als solist met het orkest zullen zien op
treden. Maar we liggen ons daarbij neer,
wat kunnen we anders doen ? Het verlichte
despotisme is wellicht de beste
regeeringsvorm, in het bizonder in het Concertgebouw.
Aan de verlichting zal wel niets ontbreken.
Concertgebouworkest
Voor en na het Hollandsche strijkkwartet
hoorden we de uitvoering van Mahler's vijfde
symfonie. De eerste twee gedeelten maakten
diepen indruk, het eerste gedeelte, met zijn
treurmarsch door het dreigend sombere
grootsche karakter, het tweede gedeelte door
den schreeuw van vertwijfeling, dien het
programma didactisch vermeldde, bovendien
door de daarin voorkomende plechtige
apotheose, die het programma niet vermeldde.
In het Scherzo vonden we niet veel van het
vroolijke Treiben" van het leven, dat we
daarin altijd weer volgens het programma
moesten vinden, evenmin maakte het den
indruk op ons van een echt Wiener Scherzo."
Wel hoorden we een verbijsterenden gang
van noten, waaruit ons niet veel frischheid en
oorspronkelijkheid scheen tegemoet te komen,
zeker niet uit de weinig dankbare obligaat
hoornpartij. Het etdagretto was gelukkig juist
kort genoeg om ons te boeien met zijn niet
groote belangrijkheid vooral dank zij de
prachtige voordracht. Het slot kon ons even ?
min van enthousiasme doen overloopen. De
natuurmelodiën, die het programma als op
duikende in het laatste deel vermeldde, leken
wel erg eenvoudig maar tevens weinig ver
heven, een en ander 't geen toch niet een
natuurlijke" eigenschap van de melodie
mag heeten. Overigens hoorden wij een
geweldig rumoer in de door werking dier
melodien doch wij bleven bij dezen
notenpraal tamelijk onverschillig.
F. C. VAN GEER
een menschenziel heeft, als zij zich ge
stadig toelegt op een onmiddellijke, rit
mische verklanking. Dit heeft voor den
nieuwen mensch de waarde die het gebed
voor den middeneeuwer had. Het is een
gestadige scheppingsdaad die ook den
gewoonsten mensch, als hij maar volstrekt
eerlijk tracht te zijn verheerlijkt.
Dit geheim kenden onze dichters niet,
ook Vondel niet. Zij noemden poëzie wat
maat en rijm had en scnreeven boekdeelen
vol berijmde en ritmische taal die alle
onmiddelijkheid miste. Ook Vondel was zich
niet bewust van de functie der onmidde
lijke zegging, die sommigen zijner gedich
ten tot juweelen, en wier ontbreeken
anderen, de meesten zelfs, tot
reederijkerswerk maakt.
In Verwey is dat geheim zichtbaar ge
worden. Hij is vaak stroef en leelijk, maar
nooit rhetorisch. En hij is stadig aan
gesteegen, waar men eerder zou verwachten
dat hij in banaliteit en huisbakkenheid ten
onder was gegaan. Wat is zijn leeven anders
geweest dan een schiften en zoeken in een
veilig hoekje? een leeven dat dichters
als Multatuli ondichterlijk en verachtelijk
voorkwam.
Dit zichtbaar geheim", deeze functie der
onmiddelijke ziel-verklanking is tot nog toe
alleen ons dichters bekend, en nog maar
weinigen van ons welbewust. Ze is een veel
hooger en betrouwbaarder functie dan de
dialectische metaphysica, het redeneeren in
den trant van Bolland. Ze is iets geheel
anders dan de muziek, de ritmische ver
klanking zonder taal symboliek.
De muziek is veel gevaarlijker, verleide
lijker en meesleepender. De muziek
vereedelt haar toegewijden dikwijls niet, in
teegenspraak met de gewoone opvatting. De
muziek kan den mensch de hoogste ver
heevenheid doen voelen, maar ze kan hem
ook absorbeeren en verteeren als een
jaloersche wulpsche vrouw.
Het zichtbaar geheim" is steeds door de
vaste'kluister der oprechtheid gebonden aan
het werkelijk leeven. Het is als een schip
dat ballast in heeft, en daardoor veilig vaart
op bewoogen wateren, terwijl de muziek
als luchtvaart is, schoon maar hachelijk.
Dit hebben de jonge dichters begreepen
die in Verwey hun steun en meester zochten.
F. v. E.