De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 27 februari pagina 7

27 februari 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

f 27 Febr. '16. No. 2018 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Cbineesche Ideeën over Schilder kunst In een vorig nummer 1) van dit Weekblad heb ik al een en ander gezegd over het feit, dat chineesche groote schilders niet z maar enkel schilders, doch ook dichters en filosofen waren. Schilderen was niet z maar voor de oude chineezen het weergeven van den uirerlijken schoenen schijn der dingen, en van mooie gevallen", maar het doen vporgevoelen van den onzichtbaren, goddelijken Geest achter de zichtbare verschijnin gen. Daarom was geen schilder-zijn denkbaar zonder filosoof en dichter-zijn. Ik laat hier onder ëenige uitspraken van oude dichter schilders volgen over schilderkunst. Wellicht zijn ze ook voor onze moderne schilders van belang. ? ? * Er is geen tak van schilderkunst zoo moeilijk als portret-schilderen. Het is niet dat de reproductie van de gelaatstrekken moeilijk is, de moeilijkheid ligt in het schil deren van de bronnen van actie, verborgen in het hart. Het gezicht van een groot man kan gelijken op dat van een laag mensch, maar hun harten zullen niet gelijk zijn. Daarom, een gelijkenis te schilderen, die niet de impulsen van het hart vertoont, en ?de kwestie openlatend of hij, die voor het portret poseert, een groot man of een laag mensch is, wil zeggen onbekwaam zijn in <le kunst van portretteeren." (Hu Chuan, 12e eeuw) Ge moet naar een schilderij kijken zooals ge naar een mooi meisje kijkt, in wie een verborgen charme woont, geheel apart van ?den enkelen zichtbaren vorm." (Hsia Wen Yen) Hij, die een schilderij waardeert om de gelijkenis, heeft een critische bekwaamheid -als die van een kind; hij die een gedicht maakt volgens een vooraf gearrangeerd plan heeft voorzeker geen recht op den naam dichter." (Su Tung Pho 2) Kunst brengt iets voort boven den vorm der dingen, hoewel het gewicht ligt in het bewaren van den vorm der dingen; poëzie geeft ons gedachten boven het domein van kunst, maar wordt gewaardeerd daarin, dat zij de karakteristiek van kunst vertoont." (Chao I Tao). Een gedicht is een schildering met een stem; een schildering is een gedicht zonder stem." (Japansch spreekwoord). In calligraphie en schilderen is de ziel (de geest) meer belangrijk dan de vorm. De meesten van de goede luitjes die naar schilderijen kijken kunnen wel een of andere kleine fout in vorm, in compositie, of in kleur aanwijzen, maar dat is ook de grens van hun begrip. Zij, die doordringen in de die pere principes, zijn moeilijk te vinden." (Shen Kwa lle eeuw) De oude meesters schilderden den geest, 2ij schilderden niet den vorm ... zij, die den vorm kunnen negeeren en den geest grijpen, zijn weinigen." (Shen Kwa) In de Oudheid grepen zij, die bekwaam ?waren in de kunst van schilderen, den geest, en wisten niet van den vorm." (Huang Po Sz') Beide, genie en techniek moeten in aanmerking worden genomen. Als een man genie .bezit, maar de techniek niet kent, ofschoon de dingen zich dan in zijn geest kunnen vormen, zullen zij geen vorm aan nemen uit zijn penseel." (Su Tung Pho) De menschen zeggen gewoonlijk dat landschapschilderen een gemakkelijk ding is. Ik denk dat het zeer moeilijk is. Want .rmmmmtimiiiiiiiimiiiiiMiiimiiiimuiiiMHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii LITERAIRE BESCHOUWINGEN ALBERT VERWEY, HENRIETTE ROLAND HOLST, JACOB ISRAËL DE HAAN Drie dikke, witte boeken liggen vór mij elk vol goede verzen. En dan zijn er nog altijd onder ons, meestal arrogante jonge nieuwlichters, of ge blaseerde door ooverprikkeling afgestompte ouderen, die zeggen: het is een tijd zonder literatuur, de literatuur is ten achter, groote dichters hebben wij niet." Alsof het niet ware hun eigen blindheid, opgeblazenheid en stompzinnigheid die hen doet loochenen de kracht en zuiverheid van de ritmische taal die thans in ons land gesprooken wordt. Er is geen schooner tijd geweest voor onze literatuur dan deeze, en in onze gouden eeuw zelfs was er geen oovervloed van goede poëzie als thans. Deeze drie witte boeken geeven een rijk dom aan taaikunst die elk ander land ons benijden mag. De Slavische en Aziatische versknnst versta ik niet maar ik kan wel beoordeelen dat in geen Westersch cultuurland drie dichter-figuuren naast elkander staan, zoo sterk, zoo ernstig en waardig, zoo representatief als het drietal dat deeze drie witte boeken schreef. Wat hen ont breekt is het dramatisch vermoogen, waar door ze, als elite, ook zouden doordringen tot de meenigte. Maar dit ook kan een teeken geacht worden van hun ernst en hun karakter. Zij hebben nog geweigerd te zoeken, wat hun alleen op grond van hun eigen-gerechtig werk moest gebooden wor den : de volks-vereering. Zeeker, een nog grooter, nog eenvoudiger Mensch zou deeze wel ontvangen hebben, ook zonder zoeken. Maar zooals zij zijn, strekt hun betrekkelijke impopulariteit hun tot eer. En elk van de drie is representatief. Representatief ook voor een bepaalde cate gorie in de menschenwaereld. Verwey, de oudste van het drietal, is de taalkunstenaar, de dichter in engeren zin, de virtuoos van het woord. Dit wil niet zeggen dat zijn poëzie enkel virtuoziteit ondiepe vaardigheid zou zijn, integen deel ! eevenmin bedoel ik dat hij in versvaardigheid onoovertroffen zou zijn in onze literatuur. Maar hij heeft zijn leeven lang vastgesteld en verdeedigd de goede verskunst als een heerlijk leevensdoel, als iets dat niet opper vlakkig en niet dilettanterig mag bedreeven altijd als ge een landschap wilt voortbren gen, is het noodig de détails mee te nemen en die ëenige dagen in uw geest uit te werken vór de penseel kan worden ge bruikt. Juist zoo is het met de compositie: er is een periode van bitter denken over het thema, en, totdat dit is opgelost, zijt ge in slavernij van banden en ketenen. Maar als de inspiratie komt breekt ge los en zijt vrij." (Van een onbekend criticus) Te staren naar de herfstwolken, een stij gende exaltatie in de ziel, de lente-wind te voelen, die wilde, opgetogen gedachten in u opwekt, wat is er in 't bezit van goud en juweelen te vergelijken met verrukkingen als deze? En dan uwe portefeuille te ontrollen en de zijde 3) uit te spreiden, en daarop over te brengen de glories van stroomen en bergen, de waaiende winden, het witte water van den stroomenden waterval, als met n beweging van de hand een goddelijke invloed nederdaalt op het landschap! Dit zijn de vreugden van het schilderen." (Wang Wei) De oude meesters hebben altijd een diepe fedachte opgesloten in hun schilderingen. ij hebben nooit het penseel op de zijde gebracht zonder gedomineerd te zijn door een groote gedachte." (Th'ang Heou) Schilderen is in communie treden met alle dingen, en de mysteriën van de natuur doordringen." (Su Tung Pho) Zij, die bloem-schilderen bestudeeren moeten een enkelen tak nemen, dien ineen diepe vaas zetten en hem dan bestudeeren, onder alle gezichtspunten. Dat zij, die bamboe-schilderen bestudeeren, een enkelen tak nemen, en dan, in een maanlicht-nacht, zijn schaduw projecteeren op een stuk witte zijde, op den muur gespannen. Dan zal de ware vorm van de bamboe worden onthuld. Met het schilderen van landschappen is 't hetzelfde. De kunstenaar moet in communie treden met zijn bergen en zijn stroomen, en dan is 't raadsel van de schilderij op gelost." (Kuo Hsi lle eeuw) Een groot man beperkt zich niet tot n school, maar combineert verscheidene scholen, zooals hij ook de argumenten en gedachten leest, en er naar luistert, van vele voorgangers, en zoodoende schept hij zich langzaam aan een stijl van zich zelf. Dan, voor den eersten keer, kan hij zeggen dat hij een kunstenaar geworden is." (Kuo Hsi) Een berg is een machtig ding, daarom moet haar vorm hoog en steil zijn, zich vrij een plaats makend, als een man op zijn gemak, of opstaande met graudeur, of neerknielende als een landbouwers-jongen, of als hebbende een bedekking over zich, een wagen onder zich, of als hebbende een of anderen steun tegenover zich om naar over te buigen, of iets achter zich om tegen te leunen, of als neder starende naar iets beneden. Zózijn de groote vorm aspecten aan bergen. Water is een levend ding, daarom is zijn vorm diep en rustig, of zacht en glad, of breed en oceaan-achtig, of dik als vleesch, of cirkelend als vleugels, of spuitend en dun, snel en hevig als een pijl, rijk als een ver vloeiende fontein, watervallen makend, mist wevende aan den hemel, of neervallende beneden op de aarde, waar visschers op hun gemak liggen. Gras en boomen op den oever zien er vroolijk uit, en lijken op mooie vrouwen onder sluiers van mist en wolken, of zijn iets helders en glanzend als de zon schijnt in de vallei. Zózijn de levende aspecten van water." (Kuo Hsi) Uitwendig heb ik 'de leeringen van de Natuur gevolgd, inwendig de ingevingen van mijn hart." (Pi Hung) Er zijn zes essentieele dingen van schil deren: sterkte, rythme, gedachte, détail, penseelwerk en kleur."' (Onbekend criticus der 10e eeuw) iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiniiiiiiiiimiiiiiitiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiitHMHMiiii worden, en dat een kostbaar en eerbied waardig bezit is voor een volk. Aldus verteegenwoordigt hij en heeft hij geduldig en steevig gekampt voor een goed ideaal, en om zich verzameld een kleinen .kring van gelijk-gezinden, wier gemeen schappelijk werk ons volk nog langen tijd tot eer zal strekken al vindt het nu nog maar weinig populariteit. Verwey is een merkwaardig fenomeen, meer dan een eedele en beminnenswaardige persoon. Men moet zijn werk bewonderen, ook al kan men hem als mensch niet innig liefhebben. Zijn boek doorbladerend vind ik zeer weinig wat mij diep ontroert, af en toe iets waarom ik moet glimlachen, omdat het smakeloos en leelijk is, maar toch ook nooit iets waarvan ik moet zeggen dit is hol, of voos, of oneerlijk." Uit zijn poëzie is onmiddelijk te verklaren, zoowel het feit dat hij niet algemeen als nationaal dichter wordt geëerd, ondanks zijn sterk Hollandsch karakter en nationaal gevoel als dit dat hij een kring van trouwe en toegewijde, en daarbij zeer talent volle volgers heeft geschapen. Zijn werk is bij uitstek leerzaam, in structief. Het toont ons hoe een mensch zijn weezen zuiver kan verklanken, tot rit mische uiting brengen, hoe hij dus dichter kan worden, ook al zijn de groote dichter lijke eigenschappen, diepe mystische in tuïtie, brandende liefde, en zelfverloochenende heldhaftigheid hem vreemd. Verwey doet zich kennen als een bezadigd, verstandig, wel-eevenwigtig denker, eenigzins droog, nuchter en zelfzuchtig maar toch rechtschapen en betrouwbaar. Eigenlijk een middelmatig mensch, maar die toch verre booven de middelmaut uitstijgt door zijn standvastige toewijding aan de schoonheid van het woord. Hij zegt het zelf in het schoonste vers uit den bundel, in de terzinen gewijd aan zijn gestorven vriend en meede-dichter Gutteling: Wat ik met moeite werd waart gij geboren." Verwey heeft zichzelven tot dichter ge maakt, door vlijt en vasten wil. En het zou een zeer oppervlakkig oordeel zijn dat in deeze zelf-vorming, naar een vooropgesteld ideaal, iets minderwaardigs zag. Het is geen knutselwerk, geen bedenkend intellectueel ge pruts zooals sommige meenen, neen! het is een zuiver en heilzaam ontginnen van de eigen ziel door de macht van het Als ge de natuurlijke uitdrukking van een mensch wilt pakken in een schildering, moet ge hem gewoon zien. in zijn gedrag met andere menschen." (Su Tung Pho) Het eerste, waarnaar men in een schil dering moet zien is Geest en Rythme; dan eerst mag men aan stijl en penseelvoering gaan denken." (Su Tung Pho) Als er kwestie is van landschap-schilderen moet de schilder zijn witte zijde uitspreiden in een lichte en rustige kamer. Hij moet dan wachten tot zijn geest rustig is, tot zijn ideeën vorm hebben aangenomen, vór aan het werk te gaan." (Yao Tsen Jau) Waarom houden deugdzame menschen zoo van landschap-schilderen ? Het is hierom, dat een landschap een plaats is, waar in de hoogte en de laagte plantengroei is, waar bronnen en rotsen spelen als kinderen, een plaats waar jagers en de eenzaamkeid zoe kende geleerden en kunstenaars veel komen, waar apen hun stam hebben, en ooievaars luid hun vreugde uitroepen. Het lawaai van de rumoerige wereld en de opgeslotenheid van menschelijke woningen zijn wat de menschelijke natuur in hoogste wezen haat, terwijl daarentegen nevel, mist en de geesten der bergen zijn hetgeen de men schelijke natuur zoekt." (Kuo Hsi) De gewone menschen weten alleen dat ze hun penseel gebruiken en daarom schil deren zij, maar zij beseffen niet hoe 'n moeilijk ding schilderen is. Een waar kunstenaar moet in zijn boezem zachtheid, goedheid en grootheid van ziel koesteren, hij moet ook genotvolle ideeën en gedachten hebben, en in staat zijn om in zijn eigen geest de emoties en toestanden van andere menschen mede te leven, in het zij-aan-zij staan" 4) van de dingen. Dit begrijpen van anderen volmaakt hebbende moet hij het onbewust door de punt van zijn perseel laten gaan. Ku K'ai Chih bouwde een paviljoen met hooge verdiepingen als atelier, opdat zijn gedachte meer vrij zou zijn. Als de ge dachte gedrukt, melancholiek of bezwaard is, zelfs maar op een enkel punt, hoe kunnen kunstenaars dan uit zulk een gedachte iets scheppen, of de mentale karakteristiek van anderen voelen ?... Tenzij ik in een rustig huis zit, in een afgelegen kamer, met het venster open, de tafel goed afgestoft, met brandende wierook, en alle tienduizend tri viale gedachten in mij vernietigd en weg gezonken, kan ik geen goed gevoel voor schilderen hebben, en niet het yi" (het mystieke, geestelijke, boven vorm en schijn der dingen H.B.) scheppen." (Kuo Hsi) Hier, in mijn vrije dagen lees ik oude en nieuwe gedichten, en maak extracten van die goede stanzas, die ik voel dat de ziel volmaakt uitdrukken. De oude wijzen zeiden, dat een gedicht een schildering is zonder zichtbaren vorm en een schildering een gedicht, waaraan vorm is gegeven. Deze woorden blijven mij altijd bij." (Kuo Hsi) HENRI BOREL 1) 15 Augustus 1915. 2) Su Tung Pho, een van China's grootste dichters, tevens een beroemd staatsman, was ook een beroemd schilder (1036?1101 n. C.). 3) De Chineezen schilderen meestat op zijde. 4) Bedoelend, dat alle wezens en dingen n zelfden goddelijken geest in zich hebben. Door hun uittreden uit het orkest van het Concertgebouw in den afgeloopen zomer hebben de leden van het Hollandsche strijk kwartet aan het muziekliefhebbend publiek llllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUMIIlmlIIII ritmische woord, een arbeid die honderden tot leering en veele honderd duizenden tot zeegen kan strekken. Verwey onderging zijn eerste inspiratie, als jongeling, door den invloed van Kloos. Kloos deed zich aan hem voor, zooals aan veel anderen, als het dichter-genie, als de Dichter in volsten zin, die zijn zangen zong onder onmiddelijke leiding van de Boovenzinnelijken, de Muze, den God van ritme en klankschoonheid. Aan deezen invloed heeft Verwey zich nooit geheel onttrokken, hij is er nooit aan ontgroeid, zijn vereering voor den ouden Kloos, of liever den jongen Kloos, den dichterlijken jongeling Kloos is nooit verminderd. Dat kon ook niet anders, want Verwey had niets in zich dat menschelijk booven Kloos uitsteeg. Hij had geen dieper mystisch inzicht, noch natuur lijke verheevenheid van sterker allooi. Wat hij vór had booven Kloos was zijn beeter psychisch eevenwigt, iets wat zeeker den dichter eevengoed te stade komt als ieder ander, maar dat geen bizonder dichterlijke eigenschap genoemd kan worden. Voor Kloos was Shelley de ideale Dichter en hij streefde niet naar minder dan naar Shelley's verheevenheid. Maar wat bij Shel ley natuur was, en zonder inspanning, als uit noodzaak bereikt werd dat was bij Kloos een min of meer gewilde, met moeite volgehouden schijn. Het was geen rhetoriek, in den ouden zin, geen holle bombast, maar wel een ooverspanning, een gezochte en op geschroefde houding, die niet, in natuur lijken eenvoud, van zelve verheeven was, noch door innerlijke diepe wijsheid werd gesteund. Kloos wilde toen Verwey ook brengen tot die Shelley-verheevenheid, die voor hun beiden toch booven hun kracht ging. Perk alleen had er de eigenschappen voor, verzen als de zijne worden niet door opschroeven gevonden, n in al wat Kloos gemaakt heeft in dien majestueuzen trant, voelt men toch het gemis aan geestelijke diepte en vrijheid en de neeven werkingen van allerlei min of meer inferieure hartstochten, ijdelheid, heerschzucht, afgunst. Hiervan heeft Verwey zich nu het eerst door een krachtigen ruk bevrijd. In zijn jeugdwerk volgde hij de wijzingen van Kloos en schreef Shelley-achtig werk, in den verheeven trant. (Rouw om 't jaar, Demeter). Toen volde hij de onwaarheid, de onechtheid, en rukte zich los. Een daad, toenmaals door niemand zijner tijdgenooten een grooten dienst bewezen. Deze kunste naars hebben zich daarna geheel aan het kwartetepel kunnen wijden. Dientengevolge hebben zij iets groots tot stand gebracht. In de strijkkwartetten hebben de schep pende kunstenaars op instrumentaal gebied de hoogste uitingen van hun genie neerge legd. Nu deze vier jonge kunstenaars tot hunne levensroeping hebben gewaakt het weergeven van die uitingen is daarmede gewaarborgd, dat op onzen nationalen bodem de muzikale geest wordt gediend overeen komstig den geest van den scheppers dier kunstwerken. Wat het Boheemsche strijkkwartet des tijds aan Nederland bracht: de vertolking in ongekend verheven vorm van die ideale kunstuitingen op instrumentaal gebied, heeft hier te lande wortel geschoten. Het Hol landsche strijkkwartet brengt ons thans een vertolking dier kunstuitingen, die ons schade loos stelt voor het gemis van de beroemde buitenlandsche kwartetten. Dit bleek ons dezen winter uit de wijze, waarop het Hollandsche strijkkwartet de jonge fransche meesterwerken tot ons bracht en waarop het ons op jl. Zaterdagavond voorspeelde de strijkkwartetten van Cherubini (no. 1) en Beethoven (op. 18 no. 1). Luchtig, elegant en sierlijk dansten in cherubini de noten de zaal in. Het scheen alsof ze vanzelf de instrumenten trippelden en met elkaar ronde maakten uit pure blijd schap van hun bestaan. Ook in Beethovens kwartet overheerscht de lentestemming. Het adagio geeft weer moed alsmede ernstige bewerking en doet voorgevoelen den geest, die vele latere kwartetten van den meester zal beheerschen. Overigens kwam slechts opwekkende blijdschap de zaal in op een wijze, alsof de uitvoerende kunstenaars zonder de minste moeite louter voor hun genoegen ons deelgenoot maakten van hun vreugde. Deze opgewektheid bleef bij gedurende de vertolking van het aan eiken kamermuziek"beoefenaar over bekenden piano-kwartet van Doorak. We mogen een oogenblik van spijt hebben gehad toen de pianosaus (om met wijlen onzen onvergetelijken Frans Coenen te spreken) over het kwartetspel werd uitgestort. Evert Cornelis gaf een schitterende omlijsting om het artistieke viertal. Het was een lust het kwintet te hooren. In de everigens wel wat gerekte Duenka had de altist gelegenheid te doen opmerken hoezeer ook hij zich door zijn instrument weet te geven blijken zijn een voudig, ongekunsteld warm spel. Kortom we hadden een avond van frissche blijd schap in het concertzaaltje, waardoor zelfs de stijf bevroren grauwe Apollopop op het podium scheen te smelten. D.t laatste zou een zegen zijn geweest, hoewel het podium met omgeving, die ons steeds doen denken aan het voorportaal van Tewe's vermaard stoomcarousel, daardoor slechts weinig aan leelijkheid zouden verliezen. Of.het bestuur van het Concertgebouw des tijds verstandig heeft gehandeld door niet te beletten, dat dit viertal kunstenaars uit het orkest vertrok? Ongetwijfeld waren zij als orkestleden te vervangen ee zijn ze ver vangen zoodanig, dat hun ontbreken niet wordt gemerkt. Als leden van het strijk kwartet zijn ze vrijwel onvervangbaar in de eenheid, die ze vormen, en zulks juist door hunne uitbreding uit het orkest. Doch nu eenmaal de band tusschen het viertal en het Concertgebouw is doorgesneden, schijnt de kans uitgesloten om een hunner weer eens als solist met het orkest te hooren. De publieke belangstelling in de organisatie der concerten en in de economische om standigheden van het concertgebouw is uitgedoofd althans indien deze eenmaal heeft bestaan. Wij, die slechts sprekend in dit weekblad als deel uitmakende van het luisterende Concertgebouwpubliek, betalen geregeld een hooge contributie voor onze passepartouts. Zeker we zijn zeer tevreden en dankbaar. We krijgen daarvoor ontzag lijk veel moois. Echter we betalen en heb ben slechts te luisteren. We hebben over naar waarde begreepen en geëerd. Wat hij toen schreef o. a. het vers op den ouden Thym was recht leelijk, in vergelijking van zijn eerste verzen, maar het was echt. Het was plat, stroef, hortend en stuntelig maar het was eerlijk. En hijzelf zei, teegenoover het smalen van al zijn vrienden: dat vers is goed, en beeter dan al dat moois van vroeger." Zoo is het ook. Verwey begreep met zijn deegelijk, stug, nuchter Hollandsch karakter, dat eerzucht een dichter niet verder brengt. En dat, als men verheevenheid wil, men die vinden moet van binnen uit, door eigen verheeven aard. Verwey heeft nooit de verheevenheid van Shelley in zijn verzen gebracht, noch zelfs die van Perk. En toch is er in al zijn werk verheevenheid, maar van een wat gewooner, huisselijker maar daarom niet minder deugdelijk soort. Hij heeft een min of meer burgerlijke verheevenheid bereikt, die door en door solide is, en die hem ook als mensch tot een eerbiedwaardige gestalte maakt. Terwijl het Kloosiaansche regime OBS niet veel anders kon brengen dan machtelooze hoogmoed, en een verheevenheid op rotte pijlers, die tot een miserabele ruïne ineenstort. Men versta dit wel, Verwey's voorrecht booven Klcos is niet dat hij een fatsoenlijk man en eerzaam huisvader is gebleeven integendeel, in een maatschappij als de onze heeft de sterke en waarachtige Dichter meestal een excentrieke, alles behalve fat soenlijke loopbaan. Maar die moet volgen uit innerlijke kracht, in botsing met verstarde onnatuur, niet uit ijdelheid, zelfbedrog en liederlijk heid. Een oprechte, innerlijk echt deemoedige dichter wordt juist door de meest woeste carrière en het meest tragische lot het verste gebracht, zooals wij zien aan Verlaine en Wilde. Maar de eerzaamheid van Verwey, die oprecht en eerlijk was, heeft hen meer vereedeld dan de buitenspoorigheid het Kloos deed, omdat in Kloos de diepe dee moed en de niets-ontziende oprechtheid ontbrak. Verwey's laatste boek heet: Het zicht baar geheim." De meeste leezers zullen wel te vergeefs gissen naar de beteekenis van deezen titel, en ik weet volstrekt niet of mijn verklaring harmonieert met Verwey's bedoeling. Verwey zelf is het zichtbaar geheim. Tot nog toe bleef het een geheim welke heerlijke en geweldige beteekenis het voor de organisatie en administratie in 't geheel niets te zeggen en willen daarover ook niets te zeggen hebben. We hooren af en toe van finantieele moeilijkheden en zien altijd volle zalen. We begrijpen dat niet en willen dat ook niet begrijpen. We ergeren ons over de inrichting van het programma met zijn steeds talrijker wordende advertentiekop die tegenwoordig zelfs tusschen den tekst der zangstukken zijn geplaatst. Moesten we laatst niet, toen mevrouw Cahier ons betooverde met haar zang bij het volgen van den tekst van het eene lied van Richard Wagner overgaan tot het andere via de advertenties van een corsettenmagazijn en van de Rotterdamsche Bankvereeniging ? Doch we berusten. We hebben niets te beweren over de keus der solisten en we wenschen dat ook niet. Toch betreuren we dat we verstoken blijven van het soiospel van sommige kunstenaars, die we gaarne zouden hooren en die in de buurt zijn. Zoo betreuren we eveneens ten aanzien van eenigen der leden van het Hollandsche Wijkkwartet dat we hen vermoedelijk niet meer als solist met het orkest zullen zien op treden. Maar we liggen ons daarbij neer, wat kunnen we anders doen ? Het verlichte despotisme is wellicht de beste regeeringsvorm, in het bizonder in het Concertgebouw. Aan de verlichting zal wel niets ontbreken. Concertgebouworkest Voor en na het Hollandsche strijkkwartet hoorden we de uitvoering van Mahler's vijfde symfonie. De eerste twee gedeelten maakten diepen indruk, het eerste gedeelte, met zijn treurmarsch door het dreigend sombere grootsche karakter, het tweede gedeelte door den schreeuw van vertwijfeling, dien het programma didactisch vermeldde, bovendien door de daarin voorkomende plechtige apotheose, die het programma niet vermeldde. In het Scherzo vonden we niet veel van het vroolijke Treiben" van het leven, dat we daarin altijd weer volgens het programma moesten vinden, evenmin maakte het den indruk op ons van een echt Wiener Scherzo." Wel hoorden we een verbijsterenden gang van noten, waaruit ons niet veel frischheid en oorspronkelijkheid scheen tegemoet te komen, zeker niet uit de weinig dankbare obligaat hoornpartij. Het etdagretto was gelukkig juist kort genoeg om ons te boeien met zijn niet groote belangrijkheid vooral dank zij de prachtige voordracht. Het slot kon ons even ? min van enthousiasme doen overloopen. De natuurmelodiën, die het programma als op duikende in het laatste deel vermeldde, leken wel erg eenvoudig maar tevens weinig ver heven, een en ander 't geen toch niet een natuurlijke" eigenschap van de melodie mag heeten. Overigens hoorden wij een geweldig rumoer in de door werking dier melodien doch wij bleven bij dezen notenpraal tamelijk onverschillig. F. C. VAN GEER een menschenziel heeft, als zij zich ge stadig toelegt op een onmiddellijke, rit mische verklanking. Dit heeft voor den nieuwen mensch de waarde die het gebed voor den middeneeuwer had. Het is een gestadige scheppingsdaad die ook den gewoonsten mensch, als hij maar volstrekt eerlijk tracht te zijn verheerlijkt. Dit geheim kenden onze dichters niet, ook Vondel niet. Zij noemden poëzie wat maat en rijm had en scnreeven boekdeelen vol berijmde en ritmische taal die alle onmiddelijkheid miste. Ook Vondel was zich niet bewust van de functie der onmidde lijke zegging, die sommigen zijner gedich ten tot juweelen, en wier ontbreeken anderen, de meesten zelfs, tot reederijkerswerk maakt. In Verwey is dat geheim zichtbaar ge worden. Hij is vaak stroef en leelijk, maar nooit rhetorisch. En hij is stadig aan gesteegen, waar men eerder zou verwachten dat hij in banaliteit en huisbakkenheid ten onder was gegaan. Wat is zijn leeven anders geweest dan een schiften en zoeken in een veilig hoekje? een leeven dat dichters als Multatuli ondichterlijk en verachtelijk voorkwam. Dit zichtbaar geheim", deeze functie der onmiddelijke ziel-verklanking is tot nog toe alleen ons dichters bekend, en nog maar weinigen van ons welbewust. Ze is een veel hooger en betrouwbaarder functie dan de dialectische metaphysica, het redeneeren in den trant van Bolland. Ze is iets geheel anders dan de muziek, de ritmische ver klanking zonder taal symboliek. De muziek is veel gevaarlijker, verleide lijker en meesleepender. De muziek vereedelt haar toegewijden dikwijls niet, in teegenspraak met de gewoone opvatting. De muziek kan den mensch de hoogste ver heevenheid doen voelen, maar ze kan hem ook absorbeeren en verteeren als een jaloersche wulpsche vrouw. Het zichtbaar geheim" is steeds door de vaste'kluister der oprechtheid gebonden aan het werkelijk leeven. Het is als een schip dat ballast in heeft, en daardoor veilig vaart op bewoogen wateren, terwijl de muziek als luchtvaart is, schoon maar hachelijk. Dit hebben de jonge dichters begreepen die in Verwey hun steun en meester zochten. F. v. E.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl