Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5 Maart '16. No. 2019
f
K
,1
*
i .
ft'
5
i
l
Mitteleuropaischer Staatenbund.
Den bersandten Leitsatzen slimme ich zu. Für
ihre Verbreitung stelle ich meine Namensunterschrift zur
Verfügung.
iiiiiiiiiimiiiiiimiiinii
van, dat reeds nu, om ons heen, een stille,
taaie actie wordt gevoerd, uitloopend naar
het verlies van de Nederlandsche zelfstan
digheid.
Wij zijn zeer verheugd, wanneer maar
kan weersproken worden, dat de Duitsche
regeering inbreuken op onze integriteit en
zelfstandigheid heeft willen maken; en van
annexatieplannen geen sprake is.
Maar dat tegelijkertijd een stille inpal
ming kan plaats hebben, en beproefd wordt,
dit gaat n aan onze regeering, n aan onze
natie, nog te zeer voorbij. De nieuwe, de
groote methoden van inlijving, waarbij geen
droppel bloed behoeft te vallen, hoogstens
aan 't eind een paar, van eenige bittere
einders", daarvan is het naïeve Nederland
nog te vreemd. Het zijn de methoden,
waarbij honderden vrijwilligers te samen
werken, niet onder n commando, niet bij
wijze van eene duivelsche samenzwering,
maar elk desnoods op eigen gelegenheid,
en slechts allen door n geest bezield.
Dat lijkt onbeteekenend, dat steekt in
allerlei beminnelijke vormen; en vooral een
vrijheidsgevoel als het Nederlandsche, zegt
dat men 't moet laten begaan, en dat men
er niets tegen doen kan.
Een beetje bangigheid, en neiging om 't
gevaar maar liever niet te zien, komt daar
ook wel bij.
Toch is dit gevaar voor een volk als 't
onze het grootste, en zou het er de dupe
van worden. Tegen aanvallen en overrompe
lingen zal het zich altijd wel blijven verzetten,
tegen geleidelijke oplossing niet. Daarvoor
zijn wij eigenlijk te vierkant.
Een Fransch diplomaat heeft het, vroeger,
eens zoo goed gezegd: De Nederlanders
zijn maar op n manier te winnen, maar
diélukt dan ook heel gemakkelijk: dat is
de onmerkbare manier. Men moet hen vooral
altijd laten denken, dat men ze verbazend
ontziet t»waardeert."
Wie scherper toeziet/kan de werkzaamheid
van deze methode, in toenemende mate,
In 't Duitsche belang zien toegepast.
Vertegenwoordigd door een even innemend
als bekwaam diplomaat in den Haag; ge
ntroduceerd door allerlei middelen: de be
wondering van onze militairen; het conser
vatisme van onzen adel; de toeschietelijkheid
van onze wetenschap; de gretigheid van 't
kunstlievend publiek; den zakengeest van han
del en nijverheid; de lijdelijkheid van vele au
toriteiten, en debangelijkheid van anderen; de
kortzichtigheid van onze pacificisten en
internationalisten; en 't gebrek aan voor
lichting van het groote publiek, kan die
invloed, langzaam maar zeker voortmalen.
Bedenken wij echter maar, dat ook de
Fransche overheersching van nu ruim 100
jaar geleden, zoo was voorbereid door eene
jarenlange gemoedelijke kweekerij van be
wondering, van meegaandheid, van zeer on
schuldig schijnende aanknoopingspunten,
die waarlijk het Trojaansche paard nog met
vreugde hebben doen binnenhalen! Totdat
het eind den last gedragen heeft.
Aan zoo iets staan wij weder bloot, wan
neer wij niet beter opletten, en, zonder on
toegankelijk te worden, afwerend weten te zijn.
't Werd reeds gezegd. Nederland is te
weinig gewaarschuwd. Er wordt in dit op
zicht te weinig gedaan. Ook de Regeering
laat nog te veel begaan, al zal zij nimmer
alles kunnen bestrijden.
Particulieren moeten samenwerken, en
men moet de dingen bij den naam durven
noemen, opdat ieder er van doordrongen
worde: meer op onze hoede, meer op ons
zelf, meer Nederlandsch.
nDe Amsterdammer" wil hiertoe het zijne
doen, door mede den uitkijk tegen de
Duitsche indringing te houden.
Voor inzendingen, die op ernstige gege
vens berusten, zullen deze kolommen ook
gaarne worden opengesteld.
I
Nederlanders geworven voor de
toetreding tot een
Middeleuropeeschen Statenbond"
Wat er van te zeggen, dat op het
pogenblik hier te lande een lid van den Duitschen
Rijksdag bij vooraanstaande Nederlanders
bezoeken aflegt, om hunne handteekeningen
te verkrijgen voor de oprichting van eenen
Mitteleuropaischen Staatenbund'. De Heer:
itmiiiiiiiiinii
vraagt van onze landgenooten niet minder
of' meer dan hun bewijs van instemming
met een Statenbond", waarvan Duitschland
en Oostenrijk-Hongarije de kern" moeten
vormen, maar waar zich dan de andere
Staten van Qermaansch karakter" bij aan
kunnen sluiten. Natuurlijk: geheel vrijwillig,
en im freien Bundniss", met wederzijdsche
j garantie van hunne souvereiniteit en moder
niseering van het volkenrecht. Maar och...
Eene beginselverklaring wordt daarbij
voorgelegd, waaruit wij hier eenige gedeel
ten overdrukken. Men behoeft slechts het
bovenstaande biljet te onderteekenen om...
de Nederlandsche zaak gediend te hebben!
Der Mitteleuropaische Staatenbund
Die Unterzeichneten wollen im Sinne
nachtstehender Satze durch Wort und
Schrift Einflusz zu gewinnen tochten auf
die Neuordnung in Europa und
Deutschland:
1. Das Ziel des Krieges für unser
Vaterland sei ein ehrenvoller Frlede in
gesichterten Grenzen.
2. Das Kriegsende bringe den Kulturvölkern
eine neue Rechts- und Friedensordnung
nebst Garantien für ihre Respektierung
seitens Kriegsführender; u. a. eine
Moder3-4. nisierung des Völkerrechts und ein
Seekriegsrecht, das die Freiheit der
Meere verbürgt.
5. Das zur Sicherung des Friedens
notwendige Vertrauen unter den Völkern
Europas werde nach Wiederaufname
6. freundschaftlicher Bezïehungen unter
ihnen durch erneute Proklamierung der
7. Gerechtigkeit als Grandioze aller
Staaten und als leitendes Prinzip auch für
die Politik angebahnt.
8. In der bündischen (f
'derativen) Neuordnung Mitteleuropas
bilden den Kern die eng
verbiindeten Reiche: das Deutsche
9. Reien ann Oesttrreich-Ungarn.
DiéSelbstandigkeit beider Reiche auf
politischem und kulturellem Geblete
bleibt gewahrt.
10. Das Bündnis zwischen beiden Reichen
führe
a. zu Einheit in militarischer Ausbilding
(M il i ta r kon v entionen.)
b. zu einem einheitlichen
Wirtschafts geblete (für die
Uebergangzeit Beibehaltung einer Zwischenzollinie,
Einraumung von Vorzugszöllen,
Vereinbarungen vor Abschlusz von
Zollvertrager mit anderen Staaten),
c. zu einheitlichem Handelsrecht,
d. zur Anbahnung eines einheitlichen
Münzwesens.
e. zu einheitlichen Bestimmungen im
Verkehrswesen,
?. zu allseitiger Förderung der
Kulturgemeinschaft u. a. Auerkennung des
Studiums an den Hochschulen beider
Reichsgebiete.
11. Der Anschluss anderer Staaten
erfolgt freiwillig ohne Zwang
in IrgendwelcherForm.
12. Die dem mitteleuropaischen Staatenbunde
angehörenden Staaten garantieren
einander die souverane Sslbstandigkeit.
Die notwendige Einheit in
Verteidigungs-Verkerhs-Fürsorge. (Sozialpolitik)
wesen gehe Hand in Hand mit sorgsamer
Berücksichtigung der
Stammesgliederung und der Stammesart.
Het stuk vermeldt dan verder dat als
grondslagen van den nationalen aard moeten
worden verdedigd; de degelijkheid van het
familieleven, de reinheid van het huwelijk,
arbeidslust, mannenmoed van den vrijen
staatsburger : enz., enz., enz."
Maar een noot in het begeleidend schrij
ven vermeldt, dat nicht deutsche
Empfanger", die deze verplichtingen niet aanvaarden
willen (waarom zij juist daarvan worden
vrijgesteld, is k al geen compliment!) zich
tot het bovenstaande kunnen bepalen.
Als onderteekenaars treden een groote
menigte van Duitsche en
Oostenrijksch-Hongaarsche politici naar voren.
Nu moge dit alles wonderschoon en
honigzoet klinken, maar er moet op gewezen, dat
hiermede toch in waarheid op 't oogenblik
niets anders wordt gedaan, dan Nederlanders
te halen in eene zaak, die tot resultaat slechts
kan hebben ons land te brengen onder de
hegemonie van Duitschland. Het klinkt dan
wel: souvereiniteit gegarandeerd, maar
wat er van die onafhankelijkheid kan over
blijven, gedrapeerd om den
Duitsch-Oostenrijkschen kern, dat kan ieder begrijpen. Het
geheele Duitsche Rijk is langs den weg van
zulke vrije verbonden en unie's gebouwd,
en het is nog wel eens merkwaardig, na
te gaan hoe Pruisen dit bv. met Hannover
heeft weten te bewerkstelligen.
In hoeverre Oostenrijk-Hongarije zich aan
Duitschland (dus eigenlijk aan Pruisen) wil
binden, moet het zelf weten. Maar een land
als het onze behoort daar buiten te blijven.
Een rechtgeaard Nederlander kan daarin
niets anders dan een begin van het einde
zien, en wij hopen dus ook, dat ieder, bij
wien dit visitekaartje van t Rijksdaglid ge
presenteerd wordt, hem verzoeken zal, maar
weer heen te gaan, tenzij hij over niets dan
koetjes en kalfjes wil komen vertellen.
't Is zelfs de vraag, of 't niet op den weg
van onze Regeering ligt, zulks den heer
Alpers duidelijk te maken, en hem te doen
weten, dat vreemdelingen ten onzent nog
een open deur vinden, maar dat het even
onduldbaar als onoirbaar is, dan onder ons
Nederlanders zulke verbonden aan den man
te trachten te brengen, die even onnationaal
als gevaarlijk te achten zijn.
Men zou hem dan als boodschap, den
regel mee kunnen geven, vrij gevolgd naar
een, die vroeger onder de Nederlandsche
staatslieden der Republiek gold: Germania
vicina, non soda. Duitschland een buur, maar
geen bondgenoot. J.
MllliilliiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMliiiiiiiiiiiri
Koning Konstantljn van Griekenland moet
een allerbeminnelijkst mensch zijn. Zelfs
tegenover ongenoode gasten is hij de be
leefdheid in persoon.
Dat zou méh althans kunnen afleiden uit
een telegram, dat een in bijzonderen dienst
van Reuter staande correspondent uit Salo
niki seint. Hij weet te verhalen van de
indrukken, die generaal Moschopoelos, de
grieksche bevelhebber te Saloniki, heeft ge
kregen bij een bezoek aan de
EngelschFransche linies. De generaal was er verrukt
over. Hij noemde de door de geallieerden
opgeworpen versterkingen prachtig en in
drukwekkend. Zij waren uitgevoerd volgens
de nieuwste vindingen van de militaire we
tenschap ; en wat werken de genie-officieren
van de geallieerden vlug! waar anderen
laat ons zeggen Duitschers; maar generaal
Moschopoelos noemde geen namen twaalf
maanden over zouden hebben gedaan, dat
is door de Franschen en Engelschen in drie
maanden opgeknapt. En niet met den Fran
schen slag neen, hecht en stevig. Saloniki
is op het oogenblik al beveiligd tegen eiken
aanval en het wordt een der geduchtste
versterkte kampen in de wereld. Indien
de Boelgaren of Duitschers de vijandelijk
heden mochten beginnen, dan zullen zij
stuiten op een borstwering van staal.
Een correspondent van Reuter is allicht
een even geloofwaardig persoon als een
collega van hem, die in bijzonderen dienst
van Wolff's bureau staat, en men moet dus
rekening houden met de mogelijkheid, dat
generaal Moschopoelos de versterkingen van
de geallieerden geen kaartenhuisjes heeft
genoemd. Zelfs is het niet uitgesloten, dat
hij er nog grooter lof aan heeft toegekend;
hij meent het niet kwaad met de geallieer
den; zoo wij ons niet vergissen, is hij im
mers de Grieksche hoofdofficier, die hun
op Nieuwjaarsdag veel heil en zegen heeft
tpegewenscht en de uitdrukkelijke verzeke
ring heeft gegeven, dat zoowel hij als zijne
officieren en manschappen met hart en ziel
de zaak van de Entente zijn toegedaan.
Maar hoe complimenteus de generaal zich
ook moge hebben uitgelaten, uit de woorden,
die Reuter's correspondent hem in den mond
legt, blijkt niet, dat de geallieerden van plan
zijn, spoedig op te rukken uit Saloniki. Een
borstwering van staal" is een goed ding
om er een aanval op af te laten stuiten,
maar behoort tot de klasse der onroerende
goederen; op reis kan je het niet meenemen;
zoodat de geallieerden van deze borstwering
alleen plezier zullen beleven, als zij zich er
achter blijven verdedigen of als zij na een
mislukten opmarsch er weer dekking achter
moeten zoeken. Tot een opmarsch nu schijnt
nog niet te zijn besloten; het wachten is
niet op het gereed komen der verdedigings
werken ; die zijn volgens Reuter's cor
respondent kant en klaar; zoo moet men
dus aannemen, dat de te Saloniki verzamelde
strijdmacht nog altijd niet groot genoeg is
om de expeditie te beginnen, die de Boel
garen en Oostenrijkers uit de door hen ver
overde landstreken moet verdrijven en aan
de centrale mogendheden de verbinding met
Constantinopel afkappen.
Misschien zullen de Italianen eerst nog
in de gelegenheid gesteld worden, zich
niet onbetuigd te laten". De reis, in de
vorige maand door de Fransche ministers
Briand en Bourgeois naar Rome en het
Italiaansche hoofdkwartier ondernomen,
moet ten doel hebben gehad, aan de Itali
aansche regeering te beduiden, dat zij zich
niet blind moet staren op haar specialen
oorlog, maar meer samenwerking heeft te
zoeken met hare bondgenooten en het hare
moet bijdragen tot de expeditie, die in
Saloniki en omgeving wordt voorbereid.
Indien Italië dit vroeger had gedaan en de
legermacht te Saloniki op dit oogenblik
reeds sterk genoeg was, zou het tijdstip
voor den opmarsch gunstig zijn: in het
Westen hebben de Duitschers een grooten
aanval op Verdun ondernomen, in het Oos
ten zullen de Turken een aanzienlijke macht
noodig hebben om de Russen tegen te
houden, die zoowel in Perzië als in Armenië
sterk opdringen.
In het telegram van Reuter's correspon
dent staan echter nog andere dingen dan
waardeerende opmerkingen over de aange
legde versterkingswerken.
Zooals de heer van Kol hedenmiddag in
de Eerste Kamer heeft gezegd volgens het
verslag in de avond-uitgave van het
Utrechtsch Dagblad van l Maart dat hij
nog eens het genoegen hoopte te hebben,
de lijkverbranding te ondergaan, zoo heeft
generaal Moschopoelos te kennen gegeven,
dat hij nog eens het genoegen hoopt te
hebben in dienst der Entente te sneuvelen.
Reuter's correspondent, die een klassieke
opleiding moet hebben gehad en het daarom
voor een Griek niet passend zal hebben
geacht om over zulke sinistre dingen anders
dan in euphemistischen vorm te spreken,
heeft de woorden van den generaal aldus
vertolkt: Moschopoelos zeide, dat het hem
genoegen deed te kunnen verklaren, dat de
betrekkingen tusschen de Entente en de
geallieerden met den dag hartelijker wer
den; dat hij hoop had, dat alle misverstan
den uit den weg zouden worden geruimd
en dat de traditioneele banden tusschen
Griekenland en de geallieerden nauwer
zouden worden toegehaald."
Dit is wat anders, dan de jammerklachten,
die de correspondenten van Duitsche en
Oostenrij ksche bladen uit Griekenland laten
klinken over het baas spelen van de geal
lieerden in andermans huis, over het bezet
ten van eilanden, het in gebruik nemen van
spoorwegen en telegraaflijnen, het gevangen
nemen van vreemde consuls enz. [ In plaats
van met den dag meer gespannen" worden
de betrekkingen met den dag hartelijker."
En ten slotte want ik ben aan de lezers
nog altijd de verklaring schuldig, waarom
fle Koning van Griekenland het tegendeel is
van Robertus Nurks ten slotte zei de
generaal, dat koning Konstantijn hem
telegraphisch had gelast, aan de geallieerden
alle mogelijke faciliteiten te verleenen wat
het transport van troepen en munitie betreft,
en dat hij daarop aan den
Engelsch-Franschen opperbevelhebber kennis had gegeven
van deze order en hem zijne medewerking
had aangeboden.
Het schijnt dus te boteren tusschen Koning
Konstantijn en de geallieerden. Niet zoo heel
lang geleden meende de Kölnische Zeitung,
dat de geallieerden met al hunne
schendindingen van Griekenland's onzijdigheid er
alleen op uit waren, om een conflict tusschen
den Koning en zijn volk uit te lokken en
dat zij aanstuurden op een revolutie, waar
door Venizelos president van de Grieksche
republiek zou worden. Vermoedelijk is Koning
Konstantijn geabonneerd op de Kölnische
Zeitung en heeft hij de waarschuwing ter
harte genomen; maar op een andere wijze
dan de redactie van dit geëerde 'blad zal
hebben bedoeld; als de zaak zoo staat, zal
hij gedacht hebben, kan ik de booze
machinatiën van de geallieerden het best ver
ijdelen, door net te doen, of ik er mij niets
van aantrek; vandaar zijn telegram aan
generaal Moschoepolos, om aan de Fran
schen en Engelschen alle mogelijke faci
liteiten te verleenen."
Met de Kölnische Zeitung dient iemand
voorzichtig te zijn, vooral iemand, die het
Buitenlandsch Overzicht" in de Groene
schrijft. De lezers van dit weekblad zullen
zich herinneren, dat de heeren te Keulen de
vuist hebben gebald tegen de
deutschfeindliche Presse in Holland" waartoe zij ook
de Amsterdammer" rekenen en dat zij
hebben gedreigd: Na den oorlog zullen
wij misschien de gelegenheid hebben, een
gezamenlijke aanklacht tegen u in te brengen,
die rekenschap vordert van elke aantijging,
elke teekening, elk scheldwoord en elke
voor ons smadelijke voorstelling".
Ik ben er niet gerust op, of de redactie
van het Keulsche blad het misschien niet
een voor ons smadelijke voorstelling" zal
noemen, als ik niet met den noodigen ernst
naar aanleiding van hare artikels schrijf.
En daar ik voor weinig dingen meer be
vreesd ben dan om aanstoot te geven aan
de Kölnische, haast ik mij het register van
den ernst open te trekken.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen in
Griekenland schreef ik vroeger: wat weten
wij eigenlijk met zekerheid hier in Nederland
van hetgeen er den laatsten tijd onder het
Grieksche volk gaande is?"
Wij kunnen nu niets meer daarvan weten.
In The Asiatic Review van October 1915 en
Januari 1916 komt een artikei voor van Miss
Scatcherd, vice-presidente van de Grieksche
socialistische partij, getiteld The Greek
crisis" en vindt men enkele manifesten van
die partij, opgesteld door haar leider, Dr.
Drakoules.
Daaruit blijkt, dat nog in Mei 1915 de
Grieksche socialisten voorstanders waren
van de onzijdigheid, maar dat Drakoules de
meerderheid zijner partij ervan heeft over
tuigd, dat zij de politiek van Wenizelos
moet steunen. In het manifest van Augustus
1915 wordt aan het Grieksche volk de plicht
voorgehouden, partij te kiezen voor de zaak
der Entente; in dat van November 1915
worden Turkije, Boelgarije en Oostenrijk de
drie traditioneele vijanden van Griekenland
genoemd, die zich nu in dienst hebben ge
steld van de Pruisische wereldpolitiek. Wij
wenschen dat de Entente zal overwinnen;
aan haar is Griekenland verschuldigd wat
het heeft; door haar zal het ook in het bezit
komen van wat het nog hoopt te verkrijgen."
Onzijdig te blijven is niet alleen een nati
onale schande, maar ook een nationaal
gevaar." De alarmklok luidt voor Grieken
land; het kan alleen op redding hopen,
indien het heldhaftig besluit om zijn lot
te verbinden aan dat van de Entente, van
dezelfde mogenheden, die ongeveer een eeuw
geleden de Grieken hebben geholpen om
het Turksche juk af te werpen."
Toen de partij van Wenizelos voor de
verkiezingen van 1915 de leus aangaf om
zich te onthouden, hebben de socialisten
eveneens daartoe aangespoord. Bij de ver
kiezingen in het voorjaar van 1915 gehouden,
werden ongeveer l}f millioen stemmen uit
gebracht; in December daalde dat aantal
tot 300.000. Ook al houdt men er rekening
mede, dat een groot aantal kiezers hunne
stem niet konden uitbrengen door de mo
bilisatie, dan nog blijft de conclusie ge
rechtvaardigd, dat in December 1915 de
groote meerderheid van het Grieksche volk,
door weg te blijven van de stembus, haar
instemming heeft betuigd met de politiek
van Wenizelos, d. i. met de zaak der ge
allieerden.
Het aantal socialisten in Griekenland is
niet groot; zij zelven schatten het op 15000;
als vertegenwoordigers van het Grieksche
volk kunnen zij dus niet gelden. Maar wan
neer men de van patriotisme blakende ma
nifesten dezer partij leest, wordt men ook
daardoor versterkt in zijne meening, dat de
groote meerderheid van het Grieksche volk
met hart en ziel de zaak der Entente is
toegedaan.
Immers, de socialisian zijn nergens het
meest oorlogzuchtige gedeelte der natie;
nu hunne manifesten zoo krachtig oproepen
tot medestrijden aan de zijde der Entente,
hoe moet dan wel de gezindheid zijn van
de liberale burgerij, die nog altijd haar ver
trouwen blijft schenken aan den man, wien
Griekenland zijne herleving dankt, aan
Wenizelos?
l Maart 1916.
G. W. KERNKAMP
iiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiimiiinimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiimmii
?ormamint-Tabletten
vernietigen de bacterjë" j"
mond en keel en beschermen |
Besmetting.
SCHAAMT U!
We schamen ons voor onze Ouders,
Als Vader nog een prop j e lust;
Als Moeder, bij 't afscheid nemen,
Ons schreiend op de wangen kust.
We schamen ons voor onze Vrouwen,
Wanneer ze dom en vroolijk zijn,
En als ze in gezelschap zeggen:
Mijn Man die kent geen woord Latijn!"
We schamen ons voor onze jongens,
Wanneer ze geen examen doen;
We schamen ons voor onze meisjes,
Wanneer ze spreken van een zoen.
We schamen ons voor onze meening,
Wanneer die soms nadeelig is,
Voor onze beurs en onze zaken,
Of voor een flinke erfenis.
We schamen ons voor onze liefde,
Voor ware toegenegenheid,
Wanneer we, jong en onbezonnen,
Verliefd zijn op een keukenmeid.
We schamen ons voor onze deugden,
We houden ons bedeesd en klein,
Wanneer er menschen om ons henen,
Een weinig minder deugdzaam zijn.
We schamen ons voor onze armoe,
Wanneer een rijke ons beklaagt;
We schamen ons voor onze weelde,
Wanneer een arme ons wat vraagt.
We schamen ons voor onze tranen,
Wanneer we op een Kerkhof staan;
We schamen ons wanneer we sterven,
En tweede klas de kist in gaan.
Wat niemand van ons hoort of ziet
Och, daarvoor schamen wij ons niet...
Zwolle. 27.2.16.
IIIIHIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlllllllllllll
Mr. W. J. van Weideren
Baron Rengers f
door Mr. W. H. DE BEAUFORT
Een hoogen adel heeft de Republiek der
Vereenigde Nederlanden niet bezeten. Toen
in de zeventiende eeuw de Brederode's uit
stierven bleven hier enkele vertegenwoor
digers gevestigd van geslachten, die tot den
hoogen adel konden worden gerekend maar
waarvan de meeste leden in het buitenland
woonden. Een bepaalden maatschappelijken
stand vormden zij echter niet; de hoogste
sport van den Nederlandschen maatschap
pij ken ladder bleef voor de jonkers der
gewestelijke ridderschappen, waarbij zich
allen gskens de families der regenten in de
groote steden voegden. Ook nadat de omwen
teling van 1795 aan deze beiden de staat
kundige macht had ontnomen, bleven zij
hunne hooge maatschappelijke stelling be
houden. Zelfs in de negentiende eeuw,
niettegenstaande de opkomst door groot
fortuin of door hooge ambtsbetrekkingen van
vele families van lateren oorsprong, verviel
hun voorrecht niet; vooral in de
landprovincies behield het waarde. Aan den man
wiens naam boven deze regelen prijkt, was
dit voorrecht in volle mate ten deel geval
lene, Wilco van Weideren Baron Rengers
behoorde tot een der oudste adellijke ge
slachten van onze Noordelijke gewesten,
dat zijne vertakkingen in het gansche land
had en ook bij ons vorstenhuis in hooge
eer stond. Hij heeft dit voorecht gewaar
deerd maar er zich nimmer op laten voor
staan; hij heeft het bovenal gewaardeerd
als een middel, dat hem de gelegenheid ver
gemakkelijkte om werkzaam te zijn in het
algemeen belang, hij heeft er met dat doel
partij van getrokken, op de zelfde wijze als
hij dat deed van het groote vermogen in
welks bezit hij zich mocht verheugen.
Wat in Rengers' gemoed den boventoon
had en hem voortdurend tot handelen aan
vuurde was zijne liefde voor zijn land en
voor zijn gewest. Hij rekende het een dure
plicht om zoo veel mogelijk de nationale
en provinciale belangen te bevorderen, niet
alleen door er zijne beurs voor open te
houden, maar ook door er zijne arbeidskracht
voor beschikbaar te stellen. Veel arbeid
heeft Rengers verricht van allerlei aard,
vaak oqder ongunstige omstandigheden;
zijne gezondheid liet dikwijls te wenschen
over, zijn gebrekkig gezichtsvermogen ver
gunde hem gedurende sommige tijdperken
van zijn leven, ternauwernood het lezen
van gedrukte stukken. Bij het vervullen
der gewichtige werkzaamheden, hem als
burgemeester en als lid der Staten Generaal
opgelegd, heeft hij met de vasthoudendheid,
die het kenmerk van den Frieschen landaard
is, tegen deze bezwaren geworsteld en die
weten te overwinnen. Met trouw en ijver
heeft hij zijne ambtsplichten vervuld; hij
heeft daarenboven nog den tijd gevonden,
om onze geschiedkundige letterkunde te
verrijken met een voortreffelijk boek dat,
naar ik duif verwachten, bij volgende ge
slachten geen mindere waardeering zal vin
den dan die het van het tegenwoordige ten
deel viel.
Rengers' parlementaire geschiedenis van
Nederland 1849-1891 zal ongetwijfeld worden,
wat het in veel minder aantrekkelijken vorm
geschreven werk van de Bosch Kemper
voor het tijdperk van onze twee eerste
Koningen is: de bron die door alle geschied
schrijvers der toekomst in de eerste plaats
zal worden geraadpleegd, wanneer zij zich
met de regeering van koning Willem III
bezig houden.
Rengers' staatkundige vrijzinnigheid was
van het zuiverste gehalte; hij was een vol
geling van Thorbecke, maar kon zich niet
altijd vereenigen met de wijze, waarop deze
staatsman zijne beginselen had in praktijk
gebracht. Ook was zijn oordeel over het
staatkundig beleid van de partij waartoe hij
behoorde verre van gunstig. Rengers stelde
zijn ideaal hoog en hij had een breede