De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 5 maart pagina 6

5 maart 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANE 5 Maart '16. No. 2019 Vf T* ^v ' \ By den Vrouwekop van J. Vermeyren J. VERMEYREN: Vrouwenkop. Wiens lust het is leve»in gehouwen steen te vinden, die beluste vindt het in den vrouwen kop van J. Vermeyren. Ik heb deze snijder-in-hoorn, nu houwer-in-steen al ns, vragender wijze, gekarakteriseerd. Op deze wflze: Zijn er nog smalle zwervers, en drente laars van de smalle gemeente, die als op middeleeuwsch-beslijkte 'wegen, bij de verre stilten van bosschen zich neer-zetten, en uit den sterken, geknopten doornstok een kop snijden van een dier, zonder naam in de f nuna, maar vol wezen ? Zitten er hier en daar (maar in welke gehuchten dan toch? in welke vlekken" waar de boomen de huizen verdringen, in welke kreupele gehuchten?) 's avends vagabonden (overdag ver-graag op vrije lucht en ongebondenheid), die stil worden op hun alleenigen en eenzamen stoel, en die het zonne-zinken verwachtend, uit een stuk van een koehoorn een arm-band peuteren en snijden en polijsten en wrijven, en hun verbeelding daar-in uiten, die ver beelding die over-dag begeerig uitzag naar de onbestemdheid der wijde hemels? Zijn er hier en daar nog rauwe kerels, die in zulke kleinigheden hun fijn gevoel verbeel den en hun zachtheid, waar-van zij te velen leeg lijken te zijn ? Is de Phantaisie nog hier en daar op weg langs de straten, en is soms een orgel-draaier met vetten accroche-coeur", met een wijden, maar op den enkel plotseling toegeknepen broek, en met zijn doortrapt gezicht, waar de meiden plotseling dol op zijn, toch een wezenjop'sommige uren, die al zijn blague verstiet en god-weet-waarom, met de wat stijve handen van het draaien en van het zwieren, en met de vrije borst van een kermisklant, zich zedig bukt over iets wat hij niet weet dat hij bezit, en dat de welgekleede, welgezeten (en bezeten) positieve gemeente etiketteert met den leien naam van zien Zijn er nog slampampers onder de lucht, hemelschgewijd door schemerlichten! ? Het zou te dichterlijk zijn. Te on-eeuwsch is het om er in te gelooven, want bij de vele dingen die wij bezitten en bezitten zullen, hebben wij de eene, die noodig is voor deze inkeeren, zonder veel praatjes den nek omgedraaid haar, der Stilte, die vroeger op vele heyden en vele waters zat ? En.... Is Vermeyren (de vondst (en de leerling ?) van Lebeau (niet Alcide Ie Beau!) nog zulk een oud-eeuwsch drentelaar, en snijdt hij uit wat wij raak en kil ziel" heeten, zijn nier-onaardige beenen ringen, waartusschen een, die een slang verbeeldt, haast deli caat is ?" II. Na deze phantaiseerende bespreking (niet geheel los van de werkelijkheid") heeft Vermeyren nog meengen vorm phantaiseerend gesneden: krom-gebogen hoorn wierd voorzien van een getypeerden kop, en er ont stonden van die nuttelooze (?) voorwerpen, die de staathuishoudkundigen gemakkelijk willen en gemakkelijk kunnen belasten. Maar Concertgebouw-Sextet In haar 2e Abon.-concert heeft boven genoemde vereeniging den goeden indruk van haar belangrijk en ernstig streven, bij vorige uitvoeringen gevestigd, niet weinig versterkt. Allereerst moet men dan wijzen op de zeer artistieke samenstelling van het pro gramma, dat, met uitzondering der Boerenliedjes-suite van Röntgen (alhoewel op zich zelve geestig onderhoudend) geheel in eene bepaalde tint gehouden was. Die tint was modern Fransch en werd aangevuld met werk van landgenooten, die op meer of minder eigen wijze de beteekenis van den modernen Franschen geest hebben gevoeld. Allereerst Jan Ingenhoven, den vroeger te München gevestigden Brabander, aldaar in zijne eerste werken beïnvloed door de Van Nietsche en Zarathustra doortrokken pessimistische, dikke partituren schrijvende Germaansche jongelingsschap. We leerden hem thans (vermoedelijk, na een langer ver blijf aan de oevers van de Seine, van koers veranderd) kennen in een kwintet, dat, al hoewel vaste contouren missend, van goeden zin voor coloriet getuigt. Misschien kon het werk hier en daar wat doorzichtiger zijn, maar tevens komt het ons voor, dat er eene belofte in doorsche mert, dat de componist in eigen omgeving gevestigd, zich zelve geheel terug zal kun nen vinden, wat wij voor de ontwikkeling onzer eigen toonkunst van harte hopen. Want dit was het laatste niet voor;dezen aan ver beelding rijke. Hij befaamde zijne phantaisie en hakte uit blauwen steen den kop van een vrouw. Niets meer en niets minder. Een kop van een vrouw. Maar ik vind in dezen kop dat, zonder wat een werk niet wezentlijk leeft: primaire gevoelens; hier krachtig en toch teeder behandeld. Het voornaamste van dit gansch-zich-geven (wat deze kop is) vindt ge in den mond, en leeft in den hals, die vol bloed liep indesterk-gespannen aders. Den mond, en den hals, ik raakte ze beiden aan: Beide. Ik was belust, tastend, van deze schoonheid te genieten. Ik moest den mond ook met de vingers zien". En hij was zacht; wreed even; vol pijn, en ook verzadigd. Dit was in den mond, die de uitdrukking was van den staat der ziel. De oogen waren vleijend gesloten en leefden innerlijk. De kop, de geheele kop, lag iets gedraaid ter zijde, zpodat ge den vol-gespannen spier zaagt, die het hoofd steunt, en draait Ik zag dezen kop van Vermeyren na een tentoonstelling van beeldhouw-werk, dus niet zonder onmiddellijke vergelijking. Maar ik vond in hem, wat ik haast niet vond in de overige, die ik voor hem zag; ik vond in dezen kop eenzaamheid, dat is een inzich-zelf-gekeerd zijn, wat alleen het ware werk eigen is, en ik vond in hem een staat van lijf en ziel gegeven, die mij altijd be langrijk is; ik vond dien staat eenvoudig op innerlijke wijs, gehakt in den blauwen steen. PLASSCHAERT * * * Aankoopen voor Musea Misschien is het een goede gewoonte op zulke tentoonstellin gen, als die van Le gras is, een werk te koopen, dat den doode in een mu seum vertegenwoor digt. Over het vooren-tegen kan ik een ander maal spreken. Maar er is in dit geval een bizonder gevaar voor een onjuisten aankoop. Le gras is een maker van schilderijen, die uit het Oosten" zijn, maar waar voor mij het Oosten niet in is. De meeste dezer wer ken zijn kil; zonder de drijvende, vuren de kracht van het gemoed. Moet nu, omdat hij een schilder van het Oosten" is, als hem typeerend, zoo'n werk van hem voor een museum gekocht worden ? De eerste noodzaak is, bij schilders van de hoedanigheden van Legras, een zoo goed mogelijk werk te koopen, al is het niet typisch! En wanneer deze stelling juist is, en ik zie geen betere, dan is het verstandig hier het Oosten te laten, en liever het Dood Aapje, uit 1882 (No. 8) te koopen, waar misschien wel wat over en tegen te zeggen is, maar dat meer innerlijk vertoont, en eenvoudiger aard dan de meeste andere werken. ONZE COLLECTIE TAPIJTEN """^N IS ONGEËVENAARD! liiP' Zl ET ONZE 12 TAl AC ES tusschen veel schilderijen. Zij weten inner lijk, dat hun aesthetisch gevoel verantwoor delijk gesteld wordt voor de daden; zij zullen daarom, waaksch en scherp zijn om het eeuwige. Om geen andere reden han delen zij; zonder n andere overweging. Zij weten in zich zelven zeer goed, dat zij niet aan philanthropie hebben te doen; niet aan vriendendiensten te denken; niet een ieder-op-zijn-beurt" hebben te laten gelden. Zij weten, dat zij geen andere partij hebben te kiezen dan die der Schoonheid. ledere ander partij-kiezen is laakbaar, onver antwoordelijk. Zoo is de loutere theorie. Laatst zag ik op Pulchri Studio opnieuw een samenscholing van de fatsoenlijk gekle,ede, delibereerende heeren. Het was op nieuw een samenzwering, dacht ik, om Schoonheid's wil. Maar deze heeren IPLASSCHAERT * Haagsche aankoopen voor een Haagsch Museum i Soms ziet ge op Pulchri Studio1' samen zweringen van ernstige en fatsoenlijke lieden. Schilders loopen dan door de zalen van hetzelfde genootschap zenuwachtig en ver wachtend rond. Er is weinig genootschapspsychologie noodig om te begrijpen, wat daar i gebeurt; waar-om die samenscholing van welgekleede, en fatsoenlijke, en deliberee rende heeren ontstond. Er wordt gesproken over den aankoop van schilderijen voor het Haagsche Museum : er moet een schilderwerk uitgezocht worden, dat de blijvende schoon heid van een openbare verzameling vermeer deren zal; er wordt dus door deskundigen een gemeenschaps-daad gedaan; de zuivere zin voor de gemeenschap uit zich. Schilders (en kunstgeleerden enaesthetici?) zullen vereenigd, een daad van blijvende waarde doen. Zij zullen alleen letten op de werkelijke waarde. Zij bedenken, dat wat zij aankoopen den meesten kans op behoud zal hebben niet de velen, die meer of minder verdienstelij ke liedjes in den volkstoon schrijven, kunnen de algemeene belangstelling voor de pro ducten van eigen bodem versterken, maar wel de enkelen, die krachtiger en persoon lijker tonen weten aan te slaan. Eenen krachtigen, meer Hollandschen toon vinden wij bij C. Dopper, wiens klankstudie, in het licht van een experiment, wel indruk gemaakt heeft. Gelukkiger vind ik hier de combinatie van het klavier met de blazers getroffen, wat misschien op rekening van het Vivacissimo" te schrijven is, waardoor de draagkrachtverhouding der beide groepen minder onevenredig wordt. In Röntgen's werk viel hetzelfde voordeel te constateeren. Een zeer eigen geluid hebben we ook in liederen van Maurice Emmanuel gehoord, die, dank zij de schitterende wedergave door mevr. Seroen, Cornelis en Klasen sterk ge boeid hebben. Dat was eene warme aanbe veling ter nadere kennismaking met deze Odelettes Anacreontiques!" Minder heeft mij eene suite van Patrice Devanchy kunnen bekoren, wel door wel luidendheid onderhoudend, maar geen blijvenden indruk nalatend. In de eerste deelen melodisch en harmonisch ouderwetsch, geeft het finale ook meer geestige muzikale ge meenplaatsen dan waarlijk aardige invallen. De verdere werken waren een Soir paien" van G. Hue, een stemmingsvol geïllustreerd werkje en Chant-breton" van Lalo, in sterk pastoralen tint met oblig. hobo geschreven (de positie vór op het podium leek mij met het oog op het karakter van het instrument te sterk). Hulde ook hier aan de reeds genoemde uitvoerenden en den heer Blanchard voor de serieuse vertolking. Na de pauze kon de zangeres, door haren partner op de van hem bekende wijze ondersteund, ons nog menig moment van ontroering schenken. Zij heeft de poëzie van Verlaine, Levis en Louys doorvoeld met het fijn intuïtive der kochten, terwijl zoo vele goede werken van goede schilders niet in het Museum te vinden zijn, voor duidelijke penningen, Waar over zij verantwoordelijk zijn: Van den zwakken Koster een zwak schilderij. PLASSCHAERT LITERAIRE BESCHOUWINGEN Kabir's Verzen Kabir, de wee ver van Benares, is een indisch dichter, naar mijn weeten tot nog toe in Europa onbekend. Zijn verzen zijn geschreeven in het Hindi, de Indische volkstaal, die tot het Sanskrit, de heilige officieele taal. stond zooals het Italiaansch dat Dante schreef stond tot het Latijn. Er is een vertaling van gemaakt in het Bengaalsch door Ta go r e en een vertaling in het Engelsch door Miss Evelyn Underhill met assistentie van Tagore en Kshiti Mohan Sen. Het is mijn voorneemen in dit weekblad de verzen in hollandsche vertaling te geeven. Kabir was een zoon van Mohamedaansche ouders en een leerling van den Hindoe Ramananda. Hij was dus noch Muselman, noch Hindoe, noch Boeddist. Hij behoorde tot geen secte, tot geen kerk, maar zocht de Godheid in zich zelven. Hij kan op een lijn gesteld worden met de westersche Mystieken Boehme, Eckhart, Bunyanen Johannes Luiken en het merkwaardige is dat hij een tijdgenoot was van de groote europeesche hervormers Erasmus, Luther, Zwingli, Melanchton. Toen Luther gebooren werd was Kabir 43 jaar. Weederom een bewijs van hetgeen ik reeds vroeger heb gezegd, spreekende oover de oud-helleensche en chineesche philosophen, n.l. dat in verschillende volken der menschheid, onafhankelijk van elkaar, ter zelfder tijd machtige geesten op staan, die gesteund worden door een zelfde algemeene Macht. Kabir's gansene weezen componisten zelve, t. w. de geniale, bij ons nog te weinig bekende Gabriel Faure, Cl. Debussy en den werkelijk zeer beduidenden Vlaming Paul Gilson, wiens Elaine" be langstelling in ruimen kring verdient. Voor het Sextet' dus een avond van groote beteekenis en voor ons muziekleven wenschen wij deze vereeniging vele zulke avonden toe. Ten slotte een in alle beschei denheid geuite persoonlijke opmerking, /ou niet de grootste schoonheid, welke het karakter dezer instrumenten is, daar liggen, waar dezelve optreden uit een ondergrond van strijkinstrumenten ? V. b. in de orkest literatuur te over (Schubert, Beethoven, Brahms, die de hobo de prima-donna van het orkest noemde). Maar ook voor de kamermuziek kan mijne bewering goede pleitbezorgers vinden bij de oude meesters (Dlvertimentos van Mozart, Brandenburgsche concerten van Bach) oorspronkelijk toch als kamermuziek gedacht, getuige de aanwending van het klavier. Uit het feit, dat er voor het Sextet verschillende nieuwe werken expresselijk gecomponeerd zijn en deze gaarne worden uitgevoerd, blijkt voldoende, dat het repertoire voor de. h.h. blazers beperkt is. Zouden de grootmeesters der toflrikunst met den hun eigen fijnen speurzin gevoeld hebben, dat blazers, zonder meer of met klavier of menschelijke stem verbonden, wel stemming kunnen te weeg brengen doch niet vermogen, de geheimste zieleroerselen te openbaren? Voor mij althans is het, of deze kunst, zonder te baat neming van strijkers, niet op vaste voeten staat. Hoe weinig positief klinkt de fagot b.v. als bas, al heeft dit dan ook op een avond met werken als deze niet ge schaad. Wanneer de heeren voor deze opmerkingen iets gevoelen, dan vertrouw ik, dat we van hen nog belangrijke vondsten onder de oude meesters mogen verwachten en verwacht ik, dat men hun de belangstelling zal blijven was gekant teegen wat wij noemen uiterlijke godsdienst.Teegen kerk,secte,ritueel,ceremo nie, en ook teegen monniksdom en ascetisme. Hij zegt: De afbeeldingen zijn leevenloos, zij kunniet spreken. Ik weet het, want ik heb luide tot hen geschreeuwd." De Poerdna en de Koran zijn maar woorden." Ik heb het gordijn opgetild, ik heb gezien." Kahir's woorden zijn dieper dan die van de westersche hervormers. Ze hebben iets in zich van de schoonheid der hebreeuwsche Psalmen. Het is duidelijk dat Tagore in zijn werk onder den invloed van Kabir heeft gestaan. Tagore's gedichten zijn lieflijker, rijker, romantischer, maar Kabir heeft een klassieke kracht, een naïeve oorspronkelijk heid, zooals men die alleen bij de grootste en sterkste Mystieken vindt. Ik zal ze geeven in de volgorde van de engelsche vertaling. I O, dienaar, waar zoekt ge Mij ? Zie! Ik ben naast u, Ik ben niet in tempel of moskee. Ik ben noch in Kaaba 1) noch in Kailasj 2). Ook ben Ik niet in ritus of ceremonie, noch in Yoga 2) of zelfkwelling. Als gij een eerlijk zoeker zijt, zult gij Mij op eenmaal zien. Oij zult Mij in een oogwenk ontmoeten. Kabir zegt: O, Sadhoe 3) God is de adem van alle adem. II Het is niet noodig den heiligen te vrageritot welke kaste hij behoort. Want de priester, de krijgsman, de koopman en al de zes en dertig kasten zoeken gelijkelijk God. Het is enkel dwaasheid te vragen wat de kaste is van een heilige. De barbier heeft God gezocht, de waschvrouw en de timmerman. Zelfs Raidas was een zoeker naar God. De Rishi 4) Swapacha was een leerlooyer van zijn kaste. Hindoes en Muzelmannen hebben dat Einde bereikt, waar geen onderscheidingsmerk meer overblijtt. III 5) O, vriend, hoop op Hem, terwijl gij leeft, weet terwijl gij leeft, versta terwijl gij leeft, want in het leeven schuilt de verlossing. Als uw kluisters niet gebrooken wor den tijdens uw leeven, welke hoop blijft er oover op bevrijding in den dood? Het is maar een ijdele droom dat de ziel met Hem vereenigd zal worden, alleen omdat zij het lichaam verlaten heeft. Als Hij nu gevonden wordt zal Hij ook dan gevonden worden. Zoo niet, dan gaan wij slechts woonen in de stad des doods. Als gij nu de vereening hebt, dan zult ge hem in het Hiernamaals hebben. Baad u in de Waarheid, ken de ware Leermeester, geloof in de ware Naam. Kabir zegt: Het is de zoekende geest die helpt. Ik ben de slaaf van deeze zoekende geest. IV Ga niet naar den tuin der bloemen. O, mijn vriend ga niet daarheen. In Uw lijf is de tuin der bloemen. Zet u op de duizend bloembladen van den lotos en aanschouw vandaar de Oneindige Schoonheid. V 6) Zeg mij, broeder, hoe kan ik Maya 7) verloochenen ? Toen ik het opgaf mij met linten te versieren toen moest ik toch mijn kleed opbinden. Toen ik het opgaf mijn kleederen op te binden, moest ik toch mijn lijf in de plooyen wikkelen, En zoo zie ik, dat, al geef ik den hartstocht op, de kwaadheid blijft. En als ik de kwaadheid verloochen, dan behoud ik toch hebzucht. En als de hebzucht overwonnen is, betoonen, die hier in zoo ruime mate is verdiend. HERM. v. LEEUWEN * * a Christiaan Krah Maandag 6 Maart zullen in de kleine zaal van het Concertgebouw eenige nieuwe werken (manuscript) worden uitgevoerd van den jongen Nederlandschen componist Christiaan Krah. Aanvankelijk studeerde hij aan de Poly technische School te Delft om voor Ingenieur te worden opgeleid. Tijdens zijn verblijf aldaar schreef hij o. m. eenige kleinere werken voor orchest. Een Valse Caprice en Romance werden onder leiding van Martin Heuckeroth en C. Dopper uitgevoerd. De muziek trok hem ten slotte meer aan, dan de technische wetenschappen, zopdat hij besloot zich geheel aan haar te wijden. Toen hij 21 jaar was, introduceerde Mengelberg een Allegro Appassionato voor orchest dat zeer gunstig beoordeeld werd. Dopper voerde het nog 2 maal uit en 't werd ook gespeeld door het Berlijnsche orchest onder dr. Künewald in Scheveningen en door het Utrechtsche en Arnhemsche orchest. Toen volgde een recital van kamermuziek-werken, waarover Dan. de Lange o. a. schreef: hem lacht de toekomst tegen." Kort na dien tijd heeft hij zich eenige jaren uit het muzikale leven teruggetrokken maar het laatste jaar heeft hij hard gewerkt. Hij componeerde een trio voor piano, viool en violoncel, een sonate voor viool en piano, een aantal liederen en eenige kleinere wer ken voor piano. Zijn muziek kenmerkt zich door iets zonnigs, blijmoedigs, hier en daar wat fransen getint. Hij het f t sterk de gave van melodie, voelt zich ook aangetrokken door het rhytme van den dans wat onmiddellijk verband houdt 200 blijft toch trots en eerzucht. Als de ziel bevrijd' is en Maya weg werpt, dan klampt ze zich toch aan de letter', Kabir zegt: Hoor mij, lieve Sadhoe, het rechte pad wordt zelden gevonden." VI 8) De maan schijnt in mijn lijf, maar mijn blinde oogen kunnen haar niet zien. De maan is in mij en ook ne zpn is in mij. De nooit geslagen trom der Eeuwig heid wordt in mij geroerd, maar mijn doove ooren kunnen het niet hooren. Zoolang als de mensch schreeuwt om het ik en het mijn, zoo lang zijn zijn daden als niets. Als alle liefde voor het ik en het mijn dood is, dan wordt het werk des Heeren gedaan. Want werk heeft geen ander doel dan het winnen van kennis. Als die er is, dan wordt het werk weggedaan. De bloem bloeit voor de vrucht. Als die er is welkt de bloem. De muskus is in het hert, maar het zoekt er niet naar in zich, het dwaalt om en zoekt gras. _ F. v. E. 1) Kaaba de heilige zwarte steen dien de Muzelmannen te Mekka aanbidden. 2) Hindoe tempel te Ellora. 2) De Hindoe-leer. 3) Sadhoe = Broeder. 4) Riski = Wijze. 5) Men ver gelijke Spinoza's: Philosophia Vitae non Mortis Meditatie." 6) Deeze woorden zijn gericht teegen hen die al te snel de Heilig heid meenen te bereiken. 7) Maya = de schijn. 8) In deeze woorden wordt aangeduid hoe alle weezen, alle schoonheid in ons zelf is, en hoe wij dat niet bemerken door te zeer bekommerd te zijn ons ik, datgeen wat ik het lagere zelf heb genoemd. JAN LUYKEN De ziele zijnde zeer verliefd op de edele deugd der zachtmoedigheid Zachtmoedigheid zoo breed en hoog te roemen, o, schoone bloem, prinses van alle bloemen. U heb ik lief, al wast gij onder 't kruis op eenen berg, zo wijd en ver van huis, noch hoop ik U te vinden en te erlangen; wij troosten ons de steile en harde gangen; gij zijt de bloem die Jezus gaaren ruikt. Als ik u heb met deeze hand gepluikt en tot sieraad op mijnen boezem draage dan zal ik eerst mijn bruidegom behaagen: Mijn God, mijn Lief, mijn Jezus, al mi/n goed; dan hoor ik hem zo vriendlij k in 't gemoed. Want zal hij ooit zijn woorden tot mij spreeken zo moet in mij alle onweer zijn geweeken. Als stilheid woont in mijnen diepsten grond dan vloeit Gods woord in mij uit zijnen mond en leert mijn geest hoe zij haar heefttedraagen indien zij wil haar bruidegom behagen. Zachtmoedigheid, die mij het hert doorgrieft, hoe is mijn ziel zo zeer op u verliefd! met de gratie. Het is muziek waarin een rustpunt is eigenlijk onmiddellijke" mu ziek, met ter zijde stelling van alle philosofie, met enkel het doel vrede" te brengen en geluk te geven en zonder ambitie mede te doen aan den tegenwoordigen wedloop van die musici welke zich enkel aangetrokken voelen door bizarre geluiden. Hij voelt in de muziek eene gansch andere richting, een zuiver gevoel van vrijheid" geen strijd. De muziek toch heeft 'n psyche die verband zoekt tusschen poësie en wer kelijkheid en dat is het beginsel waardoor hij tracht te ontkomen aan alle muzikale interessanterigheidjes. HENRIËTTE ROLL * * * VERBETERING Door een ongelukkigen samenloop van omstandigheden, buiten toedoen van den schrijver, zijn in het artikel over Een Uitvoering van het Holland sche Strijkkwartet en een Concert van het Concertgebouw-orkest in het vorige nummer, tal van zinstorende druk- en zetfouten blijven staan. Het scheen wel, alsof de sneeuwstorm zich ook daarin had gemengd! De lezers zullen echter de bedoelingen des schrijvers wel begrepen hebben, en het stuk in gedachten hebben gecorrigeerd. Alleen moet de schrijver erop wijzen, dat hij niet zoo dwaas is geweest van het Adagio uit Beethoven's strijkkwartet op. 18 no l te willen zeggen, dat 't weer moed" gaf als mede ernstige bewerking". Zeker zou een Adagio van Beethoven aan een levensmoede nieuwe kracht kunnen geven; hij had echter ten aanzien van het onderhavige Adagio willen zeggen dat daaruit weemoed" en ernstige berusting" sprak. RED.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl