Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
KNVLAANDEREN
Januari en Februari in
Vlaanderen
Januari.
Lange, dikke wolken drijven over de blakke
velden. Het sneeuwt. De boer in zijn hoeve,
de handswerksman in zijn kortweunste"
stoken dat de stove" bloost en de rook
opdanst uit de kave.
Het is stille te lande. Alleen de
dorschvloer dreunt onder den trippelslag van den
zwaren vlegel, terwijl de wanmolen ratelt
of de baalmolen kleppert. In de steden gaat
net gauwe leven zijn gewonen gang en
over de gerijde daken deunen de klokken
en huppelen de beiaards.
Vroege avonden komen gauw den hemel
sluiten. Soms daalt de zon dan in een zee
van goud, waarover een logge wolkenbank
drijven komt, weer sneeuw belovend voor
den volgenden dag.
Tenzij boven Vlaanderen staalblauwe, hel
dere vrieslucht welft. IJskegels glinsteren
aan de euziën. Kanalen en vijvers liggen
toe. De jeugd sliert er over. Prachthemvels
vol schitterstarren overkoepelen 's nachts de
slapende gouwe.
Tenzij, dagen aan dagen, teutelings de
regen neergiert uit door stormwinden
voortgezwiepte wolken.
't Is Januari ofte Louwmaand in Vlaanderen.
Ik schrijf een afschuwelijke gemeenplaats
wanneer ik zeg dat ten onzent Januari staat
in het teeken van het Nieuwjaar. Toch heeft
zulks voor ons Dietschland een bijzonderen
zin: waar elders bleven zoo vele en zoo
grijze nieuwjaarsgebruiken en
nieuwjaarsdeuntjes voortleven?
't Was op een Nieuwjaar avond,
Den bakker sloeg zijn wijf,
Al met de heele pale
Zoo deerlijk op haar lijf...
Vlaanderen houdt nog steeds den aiouden
schor-jankenden rommelpot" in eere.
Geeft wat om den rommelpot,
't Is zoo goed om hutsepot!
Van de liere, van de liere,
Van de liere, liere om la!"
De heele maand door gaat de eene helft
van Vlaanderen Nieuwjaar wenschen aan de
andere: een smakelijke geur van
pannekoeken en wafels drijft over de Vlaamsche
streek. En de radde stemmen gaan, vór
de suiker-versierde peperkoek wordt uit
gepakt:
Elk z'n goen dag! En e gelukkig en
zaolig Nieuwjaor. En aol da je kun weinschen!
llllllllllllllllllimiHHlIllimtllllll ?immiitiuiHniiiiiimniiii IIMII
A.bonneniAntAi>r|JR
per jaar.
Van Kinderen en Bloemen
't Is een lagere school, een doodgewone
Amsterdamsche school. Ge kent ze wel, is
't niet, die hooge, breede, roodsteenen huizen,
uniform gebouwd in de oude stad en ook
bijna overal in de buitenwijken opgetrokken
volgens hetzelfde eentonige systeem.
School 68 wijkt in eentonigheid niet af
van al de andere; maar ze heeft, behalve
dit, ook nog het bezwaar, dat ze een stuk
Ma tjemenieke meinsche toch!
Mariade-moeder-Gods! Ma kikt e ki nu wi dame
da nu henl... Je zi wel bedankt zulle!
Van de gelike...
En oe ga 't me joen?
Vór 't Lichtmis wordt komt het
tegenbezoek.
Het Driekoningen/eest of Dertienavond
is schromelijk in verval! Bij uitzondering
komt nog de koek met boon op tafel, of
wordt den Koningsbrief geknipt en uitgelot.
Wel wordt er nog rondgegaan met de papie
ren ster, aan een paaltje, en zingt men aan
de deuren:
Sterre gij moet er zoo stille niet staan
Wij moeten vandaag naar Bethleëm gaan...
Maar 't is al. Ook het Kaarske-springen'
is uitgestorven.
Op Verloren Maandag, ookgezworen-,
zotteof Koppermaandag genoemd, tappen en
schenken de bazen gratis voor hun
stamklanten. Schier alle arbeid wordt gestaakt.
In Brabant en Vlaanderen hebben dan de
beruchte hanekappingen en gansrijderijen
plaats. In de Kempen danst Hans Knap"
als een bezetene rond: langgebaarde
saterskop uit een kloef vervaardigd. Iemand
huilzingt er bij:
Hans knap, knap, knap,
Nen cent of een duitje
Om Hanskens baard af te doen ...
Tot hij gepaaid wordt met geld of met
worsten.
Na Verloren Maandag komt weer de stilte
in dorp en velden. Half Januari gaan de
boeren naar de suikerfabrieken het geld der
geleverde bieten opstrijken, wat gelegenheid
geeft tot lawaaierig staminee"-bezoek. En
kele dagen later wordt, door wie 't niet op
St. Elooi deden, de pacht betaald.
Verder sleurt het gewone winterleven
door Vlaanderen.
* *
*
Februari.
Sprokkelmaand is als het eerste
uchtendrood van den lentenmorgen die weldra over
Vlaanderen krieken gaat. Dan doet het van
alles" zegt de boer. Dan regent het, sneeuwt
het, vriest het, waait het, hagelt het. 'k Heb
het weten donderen in Februari! Soms
gloort een zonnedag en hangt ijl-teer licht
in de zwarte takken der boomen. Moet Fe
bruari geen drie zomersche dagen leveren ?
En dan stoeien muggen, roepen blijde lijster
en leeuwerik, troppelen krakende kraaien
saam.
De kaarsen van Lichtmis zijn als het sym
bool van de klaarte rijzende in' de natuur.
Vroeger was Lichtmis een Vlaamsche feest
dag. Thans sterft de viering ervan uit en
leeft om zoo te zeggen nog alleen de naam
voort. Enkele gezegden zijn er aan verbon
den: Als met Lichtmis de zon op den
misseboek schijnt en als de hagen lekken dan
is het een goed wei-jaar en bij-jaar; elders
integendeel wordt voorspeld: Als de
Lichtmis-keerskens door de sneeuw gaan, gaan
de koeikens vroeg naar de wei.
Gebeurt het dat de eerste Februari-dagen
zacht, open weer geven dan betrouwt de
Vlaamsche boer zulks niet al te zeer: Jao,
maor Sint-Appollonia es nog van achtere:
dad is nen harde kop l"
Folkeoristisch gesproken is Februari arm.
Ik en wet geen enkel gebruik nog eigen
aardige doeninge behoorend tot de korte
maand" de maand waarop de vrouwen
't minste babbelen, lacht de Vlaamsche dorpe
ling. Wel zou ik hier van Vastenavond kun
nen gewagen die ook eind Februari kan
vallen. Maar geen feest is, met Paschen,
veranderlijker van dag. Ik verschuive het
maar liever naar de maand Maart waar het
feitelijk dit jaar thuis hoort.
't Landelijk leven is als in Januari:
overrapen en ontkeesten" van aardappelen; hout
sprokkelen langs husten en bermen;boomen
opjagen; uitrukken van winterrapen; strik
ken leggen voor hazen; wandelen langs de
akkers waar tarwe en rogge gezaaid zijn,
en waar, tot beter verweer tegen 't
geveugelte", doode kraaien gespijkerd hangen
aan de armen der vogelschrikkers... O die
wandelingen langs Vlaanderens prachtige,
bruine wintervelde.n...
De avond vindt allen rond den haard: in
enkele hoeven brandt nog een open vuur,
achteraf is geplaatst. Want naast de roode
lantaarn van het politieposthuis moet ge eerst
een breede poort door; vervolgens een kort
kllnkerpad langs; dan zijt ge er.
En de Nassaukade-bewoners, zij, die wonen
langs het stukje tusschen van Lennep- en
Kinkerstraat zullen u allen weten te vertellen
van de afleiding, die ze hebben; van den last
ook ongetwijfeld, dien ze af en toe onder
vinden van die joelende bende van nummer
68, als ze voor en tusschen schooltijd speelt
en vecht en kattekwaad poogt uit te halen op
de groote speelplaatsen, die liggen aan weers
zijden van 't gebouw, dat schuil gaat achtei
een politieposthuis. Arme jongens! Wal
zullen jullie je vaak moeten inbinden bij 't
uitgaan van de klassen! Of is 't zoo erg
niet?
Nummer 68 heeft een fröbeiklas en
handwerkkasten; heeft landkaarten en wandpla
ten en alles, wat behoort bij een volledigen
inventaris van een modern schoolgebouw
Dus ook een gymnastieklokaal. Ge weet
wel, zoo'n zaal", waar 't altijd vol leven
staat, als de jongens er zwaaien aan den
rekstok of bokspringen of werken op de
brug; waar 't zoo ijselijk doodsch is, al
Woensdags- en Zaterdagsmiddags, maar
heel den langen Zondag vooral, 't lokaa'
verlaten ligt, hoog opgeheschen de ladders
en weggebonden de klimtouwen.
Zondag ben ik in nummer 68 geweest
De poort door, het breede klinkerpad langs
't Stond er, overal, vol menschen. Vee
groote menschen, en dat waren de vaders
en moeders, de ootnes en tantes, en nog
veel meer kleine menschen, dat waren de
achtenzestigertjes met kameraadjes van
heinde en ver.
Eenmaal de stoep op en in de blauwe
hardsteenen gang, wees de weg vanzelf, a
stond ook op den vloer, ergens tegen een
deur geleund, een klein zwart bordje, waarop
met wit en geel krijt een narcis was
itgeteekend in vlugge lijnen, met daaronde
een wijzend handje naast het woord Tentoon
stelling. Die tentoonstelling werd gehouden
in... 't gymnastieklokaal.
Hadt gij wel ooit te voren zoo'n plezierig
lawaai gehoord als op dezen Zondag in di
anders op den rustdag zoo doodsche lokaal?
Hadt ge vermoed, dat onder ladders en klim
touwen een tuin zou kunnen bloeien; een
tuin vol bloemperkjes? Perkjes, overladen
met hyacinthen, tulpen, krookjes en narcissen ?
Dacht ge ooit wel, dat het zósterk zou
kunnen geuren binnen de smalle graszood
jes? En hebt ge dat aquarium rechts voor
waar op twee haardstangen dikke blokken
lout vlammen en aan den haal den zwaren
toeketel hangt te pruischen". Tabak wordt
gehakt, erwt gepeuld. De nieuwe Almanak
van Snoeck of het Allemansgerief of de
Leuvensche Almanak worden geraadpleegd. Er
wordt gekaart. Of Grootje vertelt van won
dere tooverij, van bangmakend sintenwerk
tf van den verschrikkelijken tijd der Blauw
'ataten". Uit het een of ander oorlogsjaar
worden gruwzame verhalen opgediept...
enware een leukerd een Vlaamsche, jolige
mop opdischt die de heele familie aan 't
schuddelachen brengt.
Totdat het negenen slaat, uur der ruste.
3e boer gaat vroeg te bed. De koeier steekt
de bolle stallantaarn aan, bromt een Elk
e goe navend", gaat een oogopslag werpen
op koe en paard en kruipt in zijn bed op
den vliering... Enkele stonden later slaapt
de heele hoeve in den peiselijken
Februarinacht.
... Zoo was het vroeger.
JOH. DEMAEQT
iimmiiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiilii
Hoe Stijn Streuvels
schrijver werd...
Mijn Rijwiel Hoe Ik schrijver werd,
door STIJN STREUVELS (L. J. Veen
Amsterdam). t ? , .
Het gele boekje van den uitgever Veen
brengt ons twee autobiografische fragmenten
van Stijn Streuvels. En daar onze groote
Vlaamsche romancier niet kwistig met der
gelijke ontboezemingen is, laten we deze
twee brokken met dank ontvangen en met
belangstelling instudeeren. Maar aan Mijn
Rijwiel zullen we niet veel tijd besteden:
een zeer luchtig, vlot verhaaltje over de
eerste fiets, die Streuvels kocht, over zijne
inwijding in het velo-sport en over de ge
noegens hem door deze ontspanning en zijn
andere kinderbezigheden bezorgd. Een praatje
vór de dorpsherberg, onder de groene
linde. Veel blijft er niet van over. Een
paar heel losse jeugdherinneringen, enkele
vluchtige silhouetten van dorpelingen, een
rasch kijkje op een of ander stuk
Vlaandersche natuur.
Maar Hoe ik schrijver werd is des te be
langrijker: eene gezellige, gemoedelijke
ontboezeming, een beetje pruttelend gedaan,
met schijnbaren weerzin, met een beetje
valsche schaamte en niet al te rechtzinnige
bescheidenheid, maar op rustigen toon, en
niet zonder voldoening, niet zonder wee
moed ook. En de arme reporters zullen het
Steuvels vergeven, zoo hij een beetje boos
op-hen schijnt te zijn en lichtelijk den spot
met hen tracht te drijven (maar hij meent
het zoo kwaad niet!) vermits hunne belang
stelling niet vruchteloos is gebleven en
Streuvels in hoogst-eigen persoon heeft
aangezet deze herinneringen neer te pen
nen en zelve aan de nieuwsgierigheid van
het publiek dit lokaasje te bieden: een
nieuw boekje, een paar voor het beter be
grip van zijn werk nuttige wenken, een
paar beloften, zelfs een komplimentje en
een glimlach.
Ik stap dus liever over de 14 eerste blad
zijden heen, die zijn als depruilerige mondjes
van eene coquette, die men met een vleiend
verzoekje lastig valt, en die groote oogen
trekt en een strak, ernstig gelaat opzet,
maar niet kan verbergen de goedmoedigheid
van haar hartje, den glans van hare oogen
en de monkeling van hare lippen... en die
niet weigert... Zoo begint Streuvels op
bladzijde 15 te vertellen wat hij gezworen
had nooit mede te deelen: hoe hij schrijver
is geworden ...
Ja, hoe is dat eigenlijk gebeurd ? ... Hij
schijnt het zelve niet eens met zekerheid te
weten. Maar wel bevestigt hij de meening
niet te zijn toegedaan, dat men schrijver
geboren wordt: Voorzeker gaat het meestal
heel geleidelijk, heel traag, heel moeilijk.
Talent, aanleg, goesting, dat is of kan den
schrijver ingeboren meegifte zijn; maar er
is vooral en altijd: de drang, iets dat er u
onvermijdelijk naartoe stuwt als eene
noodzaak, iets dat niet af te wenden is en
waarnaar men onbewust gedreven wordt..."
Op school kon hij het niet gewend worden
en nooit sloeg blijder ure voor hem, dan
IIIIIIIIIIIIHIIIIMIItHMIIIIIIIHIIIIIIIIHIIMimiMIMIItllllMUlmlIllmlIIIIIII
aan gezien, vol roodgloeiende goudvisschen
en, links op den achtergrond, het terrarium
onder de wiegende, stuivende katjes?
Hebt ge geluisterd naar het pianospel van
meester", die hél den middag speelde en
speelde, onvermoeid, met, achter zijn stoel
een vierdubbele haag van luisterende kin
deren, die er ook maar geen oogenblik aan
dachten, hun plaatsje te verlaten, zoolang
meester trouw op post bleef?
Ja, stel u dat allemaal, hél die combi
natie, nu eens voor: die heerlijkheid in
dat Zondagsche gymnastieklokaal van 68:
bloemen, overal bloemen, sterk geurend en
hél gekleurd; bloemen en muziek en zwem
mende goudvisschen en stuivende katjes
en menschen. Groote menschen, die kwamen
kijken naar wat de kleine in de winterweken
thuis met zoo'n trouwe liefde hadden opge
kweekt. En die kleinen, de kinderen van 68
en van een stuk of tien andere scholen, die
wisten, dat hun troetelkinderen van de
afgeloopen maanden hier te kijk waren gesteld
voor al wie maar wilden komen
Midden in het gymnastieklokaal naast het
toen hij op 't ambacht mocht; en toen hij
bakker werd, wist hij niet eens dat er
schrijvers bestonden, makers van boeken...
Tien jaar was hij op 't bakkersambacht,
besteedde zijn ledigen tijd aan muziek, was
een ijverige fanfarespeler en een geweldige
wielrijder; hij deed ook mede aan
tooneel.spel, in het dorp, en werd zelfs bestuurder
der uitvoeringen genoemd, en dat was een
groote eer.
Maar twee dingen groeiden in hem aan:
liefhebberij in boeken en nieuwsgierigheid
naar alles wat geheimzinnig was: Die
boekenliefhebberij bestond hierin, dat ik
boeken liefhad, zonder meer; een belang
om er te bezitten, gelijk welke, hoe grooter
ze waren en hoe dikker hoe liever... Ik was
bijzonder gesteld op 't uitwendig effect!...
Die boeken-liefhebberij en de drang naar 't
geheimzinnige samen, moesten 't beginsel
en de oorsprong zijn van 't geen zich later
volop zou ontwikkelen tot eene roeping."
Want in allerlei uitgaven, schier toevallig,
leerde hij allengerhand Vondel kennen, en
Dante, en al de klassieken. En hij las alles,
zonder schifting, zonder orde. Maar toen
had hij nog nooit in de verste verte aan
schrijven gedacht. Het begon met vertaal
werk, voor hem zelve. De jonge tijdschriftjes
der Vlamingen, de bedeesde, de kleine, de
tot vroegen dood gedoemde, waren het,
die hem tot schrijven noopten. Want daar
voelde hij zich beter thuis dan in de groote
werken, daar verkende hij zijn volk. Hij had
het gevoel dat hij dat ook kon! En het
wonder was gebeurd, de lust was ontwaakt;
ik werd mijn eigen kennis bewust, want ik
had duizend zulke dingen onuitgesproken
zitten! Van die spontane impressies had ik
opgedaan aan eiken hoek van de straat,
zonder ooit te denken: dat zooiets kon of
moest neergepend worden. Was, dat, nu,
ook, letterkunde?! Dan maar vooruit!"
En hij schreef voor den letterkundigen
prijskamp van den Jongen Vlaming" zijn
eerste novelle: de beschrijving van een
orgelman met zijn vrouw en zijn hond
en het vooisje van de orgelkast, in den
herfst, zooals hij ze had zien voorbij
trekken: November-idylle". Het stuk werd
goedgekeurd en gedrukt. In een ander
tijdschrift Vlaamsen en Vrij" verscheen
zijn tweede stuk: 's Zondags", het verhaal
van de twee jonge duivenliefhebbers. En
dan vloeide er plotseling veel naar buiten,
al de impressies die jaren lang in zijn hoofd
gezeten hadden, en geregeld werden al die
producten door het Antwerpsche week
blaadje opgenomen. Dat was zijn beste tijd l
De tijd van de innige, argelooze liefde voor
mijn werk, de tijd zonder achterdocht of
kommernis of wijfel, de tijd van volle over
gave ..."
En toen viel hem het prospectus van Van
Nu en Straks in handen. Het was alsof er
een ferme windvlaag over mijn kop woei."
Was het niet de stormklok? Maar ge kunt
denken wat een nieuwe donderslag het was,
toen de jonge Lateur van Emmanuel de Bom
een uitnoodiging kreeg om hem te komen
vinden in Gent met Karel van de Woestijne,
en een verzoek om mede te werken aan het
nieuwe orgaan. Dat was het echt begin:
niet meer van de amateursliteratuur, maar
van het meer bewust werk. Hij liet ver
schillende verhalen verschijnen in Van Nu
en Straks, en kort daarna werden ze ge
bundeld in Lenteleven, n door Jul. de Praetere
in luxe-editie, n door de Duimpjes-uitgave
in volk-editie uitgeven.
Hier zou ik kunnen eindigen, zegt
Streuvels; ik heb verteld hoe men schrijver
wordt. Dat worden echter is maar het eerste
begin, de aanleiding. Schrijver zijn is eigen
lijk de zaak". En dan veitelt hij zijne ver
dere ontwikkeling, het ontstaan van zijne
verschillende boeken, tot Dagen en Stille
avonden. Dit laatste boek lijkt hem toe
een stille, ingetogen afscheid aan zijn oude
omgeving, aan het leven van het groote
dorp, aan het ouderlijke huis en aan zijn
kleine kamer, waar zijn eerste schetsjes
werden geboren," terwijl De Vlaschaard
eigenlijk is het eerste werk uit zijn nieuwe
omgeving Ingoyghem uit zijn huwe
lijksleven en uit zijn mannenjaren, daar hel
van ginder uit de ruimte is opgevat, afgeke
ken en samengesteld"...
PftON.
grootste perk stond van de Commissie to
bevordering van het kweeken' van bloemen
in school en huis", de secretaris. Hij lachte
Eigenlijk was 't niet meer dan een glimlach
Maar die glimlach zei zoo veel. Zei genoeg
Vertelde van de voldoening der commissie
leden, die ervoor hadden gezorgd, dat een paar
duizend Amsterdamsche schoolkinderen in
de gelegenheid worden gesteld 's winters
thuis, in een pot vol tuinaard een bolgewas
op te kweeken; zoo'n plantje te verzorgen
te vertroetelen en, 41 zorgend, te zien, te
leeren, hoe de plant groeit, de knop zich
zet, de bloem zich ontwikkelt.
Van nog meer vertelde die glimlach. Van
der kinderen trots, als ze een volle, mooie
bloem mee konden brengen, een roode tulp
de bloemkroonbladeren zorgvuldig door een
vloeipapieren ringetje steunend bij elkaar
gehouden. Maar k vertelde de glimlach van
den wensch, dien de commissie koestert: dat
meer medewerking zal worden verkregen
Al wie Streuvels' kunst lief heeft zal zich
dit uit documentair opzicht zoo belangrijk
>oekje aanschaffen en kostbaar bewaren.
Toen ik het had gelezen, heb ik me
geukkiger gevoeld, beter, rijker, want de
warme, diepe stem van een grooten mensch
klinkt daar in, met bevend geluid, met
warmen ademtocht. Daar bonst de geheim
zinnige klop van een groot, ruim hart, het
lart van den man met de sterkste
natuurvizie en met het innigst besef van de instinct
kracht en de gemoed-maagdelijkheid, dien
we in onze Nederlandsche letteren kunnen
nlijven. En ondanks Dorpslucht en In
oorlogstijd heeft men weer veel hoop
en vertrouwen in hem, voor de milde
toecomst, na het lezen van deze schuchtere
belijdenis. Zelfkennis mist Streuvels niet.
ANDRÉDE RIDDER
MiiimiuiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiittitiiiiiiitimtiiittiiiiitimitintittivinHti
VERZEN
Oud Meken
Aan den WelEdelen Heer Johan
Siegmund te Baarn
Als 't.schemert in 't verstilde straatje
tuurt door de dompge, groene ruit,
't vergrijsde hoofd van 't oude Meken
droef naar den hoek van 't straatje uit;
ach, elke dag, ach, alle dagen,
op 't zelfde triestig schemeruur
schuift zij het witgeplooid gordijntje:
God, Jan, mijn Jan!.." snikt ze op den duur.
Hij was langs ginder heeneetrokken...
Hij sloeg den hoek van 't straatje om;
nog zwaaide hij met zijnen zakdoek...
Het regiment sloeg fier de trom...
En maanden gingen, maanden vlogen...
Heel 't regiment was weergekeerd,
maar eenzaam bleef de hoek van 't straatje
en eenzaam Meken aan den heerd.
O, straks toch, ja, straks zou hij komen!
Nu zeker, vast, hij is daar al...
En Meken hompelt naar het venster
en tuurt of Jan haast komen zal.
Zou haren jongen dan niet komen?
Geen mensch, och arm, die 't haar verhaalt;
Geen mensch die 't zegt hoe wreed de Pruis nu
haar lieven Jan heeft weggehaald.
Geen mensch... Want ver, in vreemde streken
op een vereenzaamd stuksken land,
staat, groen van 't mos, een wanklend kruisken
lang reeds op haren Jan geplant...
KAREL VAN DEN OEVER
iirtlllilllliiiiiiifiiiiiiillliiiiiillliiiiiiiillllliiiiillllliiiiiiilillllMiiiiiilllllil
Charitas.
Laat nu de stilte zich aan u voltrekken,
en luistert stil ....
En waar geen oog de waarheid kan ontdekken,
en waar geen hand zich tot een greep kan
[strekken,
daar luistert stil l
Laat nu uw aangezicht' in rust verbleeken,
en luistert stil ....
En waar de aardsche dingen om u breken,
en ndags-wijzen ijdele woorden spreken,
daar luistert stil!
Laat nu de tijd u om de ooren zuchten,
en luistert stil....
En waar 't verklinken is van veel geruchten,
en waar geen zonlicht breekt de zwangere
[luchten,
daar luistert stil
Totdat ge uit 't gewar van duizend klanken,
't Motief herleidt....
Totdat ge weet wat bidden is en danken,
en ge in uw hart de vol-heid voelt der
[spranken
van Menschelijkheid....
H. SALOMONSON
IIIIIIIIMIIIIIIH'IIIIIHI
llllllllllllllllllllllllllllllllllflllllllllllllllllll
van het gemeentebestuur, opdat zal kunnen
worden" doorgegaan met den uitnemenden,
opvoedenden arbeid der commissie. Want
straks laten de krookjes haar laatste blaad
jes vallen en na haar geur verliezen de
hyacinthen ook haar bonte pracht. Dan komt
de tijd voor de uitdeeling der zaden van
Oost-Indische kers en Afrikaantjes. En in
't najaar zijn het de geraniums, die een
beurt vragen...
Och, dat onze stadskinderen toch maar in
de gelegenheid blijven gesteld, de mysteriën
van het bloemen- en plantenleven van wat
naderbij te leeren kennen. Wie is er, die
in den Gemeenteraad komt pleiten voor wat
zóschoon is: de verzorging van bloemen
door kinderen.
ANNA E. ZUIKERBERG
(Teekeningen voor de Amsterdammer"
van Daan de Vries)