Historisch Archief 1877-1940
5 Maart '16. No. 2019
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ter Herinnering aan de Bouwmeester-Huldiging
(Teekeningen^voor de Amsterdammer" van Martin Monnickendam)
Bouwmeester in zijn kleedkamer.
De toespraak van Prof. te,Winkel.
De Graaf de Grancéin zijn kleedvertrek.
De Graaf in het Nacht-café.
De receptie in het American-Hötel.
De Graaf voor den Rechter.
ciiimtummiiiiiiiillliilimiilil miiiiii iiiniil IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIICIIMIIIIIIIIIIIIIIK mini iiiniu luuiiiiiii inini mum mmiiiimiii mui uiiiii IUIIIIIIIIMI lm
FABRICIUS : NONNI. DOLLE HANS.
Wanneer Fabricius vlijtig doorschrijft zal
hSj voor het tooneel worden wat Jeanne
Reijneke van Stuwe is voor de literatuur:
een rasschrijver van sterk aanpassend ver
mogen, vindingrijk en met een opmerkelijk
talent voor compositie. Hij heeft een opge
ruimd gemoed voor wat z'n oogen zien, een
helder hoofd om het te verwerken en een
welversneden" pen. De stelling: l'inspiration
c'est de travailler tous les jours", maakt hij
tot een opbeurende paradox; in dit
werkvan-alle-dag is van inspiratie zelden iets te
speuren, nochtans blijkt het onderhoudend
en vertoont het hoedanigheden, die men
even licht onder- als overschat.
Scheppingsmacht en samenstelling (compositie) zijn
schrijverskwaliteiten, die tengevolge eener
langdurige, overmatige bewondering voor
beschrijving (kleinmahlerei) in ons land
weinig in aanzien kwamen Een goed ge
componeerd verhaal van langen adem is
nog een zeldzaam verschijnsel, terwijl toch in
menigen rommeligen Nederlandschen roman
superieure bladzijden zijn aan te wijzen.
Kan een slecht gebouwd boek op deze,
andere waarden teren, een slecht gecompo
neerd tooneelstuk is erom veroordeeld. Van
daar misschien dat zoo weinig componisten"
voor het tooneel slagen in verhouding tot
de velen, die met beschrijvend proza eenigen
naam hebben gemaakt. Als componist van
gangbare, goed uitvoerbare tooneelstukken
hebben wij in Fabricius een
man-die-watkan te erkennen. De superieure bladzijden
echter zoeken wij in zijn werk vergeefs.
Het verheft zich nergens, omdat niet het on
derwerp hem aangrijpt en optrekt, maar hij het
onderwerp zoekt en naar zich toehaalt. Waar
een geïnspireerd kunstenaar begint, eindigt
Fabricius. Inspiratie is: ingeving, bewogen
heid, welke den kunstenaar overvalt. Zij
komt moeilijk tot uiting, het materiaal schijnt
den kunstenaar gebrekkig, de woorden, die
het innerlijk beeld benaderen, schaars. Wat
hij eindelijk vast-legt, blijft aanduiding; aan
elk woord, aan elk gebaar hangt een reeks
van stille gedachten, een complex van deels
bewuste, deels onbewuste gevoelens is
daarin gestold. Het dient slechts om den
ontvankelijken toeschouwer opmerkzaam te
maken op de mijn daaronder, om hem te
geleiden naar de verborgen ruimte, waar de
bevruchtende ontroering, de inspiratie, ont
sprong. Daar vinden kunstenaar en kunst
toeschouwer elkaar, daar ontstaat de wissel
werking, die den toeschouwer in de inspiratie
betrekt, hem deel-genoot maakt, mede
genieter. De Kunst van het genieten"
begint daar.
Is bij deze wisselwerking de kunstenaar
tot op zekere hoogte passief, de toeschouwer
.actief, zoodra de inspiratie ontbreekt wordt
Dolle Hans: Eerste Bedrijf.
Dolle Hans: Derde Bedrijf.
gen om
grappig,
waardig
heeft in
het juist andersom. De kunstenaar moet er
dan op uit om voor zijn werk de noodige
ontroering te zoeken. En travaillant tous
les jours," vergaart hij het vereischte mate
riaal, ingeving wordt: opname. Met den
vinger wijst hij bij, over de landkaart van
het door hem ontdekte land (de ziel van
den Javaan of de Friesche klei) en het
passief, want van den kant des schrij
vers volledig ingelicht en beziggehouden
publiek heeft maar dien vinger te vol
een en ander ook: aandoenlijk,
onrechtvaardig en
bewonderenste vinden. Het non-actief publiek
Fabricius zijn tooneelschrijver bij
uitnemendheid.
Toch... is er in dit werk iets, dat ook den
dieperdelvende treft en vór den maker stemt.
Het is de belangstelling, de levenswarmte.
Niet aan den kunstenaar, maar van den
mensch Fabricius. Koel maakwerk is dit
ten slotte toch niet; een veel-omvattende
genegenheid onderscheidt het daarvan. De
enkele kant, dien hij aan een ding ziet, pakt
hem. Verrast hem de tegenkant, dan pakt
hem ook die. En driftig maakt hem elke
onrechtvaardigheid, ook zijn eigene. Een
hartelijk mede-mensch toont hij zich onder
alle omstandigheden. Dat hij opzettelijk
eenig sterveling (bruin of blank) met smaad
zou hebben bejegend, de couranten hebben
het hem moeten vertellen, en zonder dralen
greep hij de pen, gelijk het zwaard! Nonni"'
en Dolle Hans," de bruine broeder en den
half-bloed, 'een uitgeperste mandoer en een
opgehitste luitenant... geeft acht!
In Nonni" blijft het bij een geweer, dat
niet afgaat. Nochtans gebeurt daar een on
geluk. Evenals in Totok en Indo," door
het spel. De ongewilde smaad trof den Indo
door de meedoogenlooze karakteristiek van
de heeren Borgesius en Kloppers. In Nonni"
is het mevrouw van Hees, die met de ont
stellende caricatuur van een Nonna" ons
voorbereidt op een volgend tooneelstuk,
waarin de gezinsmoeder zal moeten worden
onthoofd, als zoenoffer van het ras".
Voor het overige was het pro en contra
in dit stukje keurig verdeeld, na de weinig
ingrijpende gesprekken tusschen den
thischen en den praktischen administrateur, te
sterk contrasteerend in het opgewonden
standje" van den jeugdigen Verbeek en de
bezadigde gedaante van Anton Roemers, na
den duit in het zakje van een, door Arnoldi
fijn getypeerden, assistent-resident, wisten
we nog altijd niet of het daarginds nu
meer aan den heer of aan den knecht lag.
En het mysterie in de oogen van den
Javaanschen bediende den eenigen
onvervalschten vertegenwoordiger van liet vor
stelijk slavenras, dat onze koffie en thee
bereidt - bleef belangwekkender dan al
wat wij vernamen ... Maar we kregen van
Herman Kloppers een mooien Chinees te
zien en de labile Nonni met haar expres
sieve Moes" vulden de hiaten met
aangenamen zang en griezelig Melajoe. Boven
het programma van Nonni" stond, sym
boliek van het toeval, een advertentie: Uit
rustingen voor Indië. Au bon marché."
In Dolle Hans" gaat het geweer af, en
maakt den martelaar. In dit stuk voelen we
eerst recht hoezeer het Fabricius griefde
den Indo, een mensch met ongetwijfeld ook
goede hoedanigheden, in zulk een leelijk
baadje te hebben gestoken. Uit zelfverde
diging schept hij een nieuwe, kleedt hem
in uniform, verleent hem de militaire
willemsorde, tooit hem met alle deugden,
die een man kan torsen, tot zelf met den
dood... Den zoo-onschuldig-mogelijk en held
haftig, vór onze oogen,
onder-de-ledengedragen dood. Wegens insubordinatie. Wie
telt dit! Tengevolge van lasterpraat nog
bovendien, van hondsche beleediging door
een majoor, dien wij den geheelen avond
hebben leeren verachten. Geen middel ontzag
Fabricius om aan den Indo" goed te maken
wat hij verleden jaar aan hem misdeed. En
dit amende honorable," volledig en ten
koste van alle waarschijnlijkheid, heeft ons
in dit tendenz-werk, ons ondanks bekoord,
en zelfs even ontroerd. Het lan van den
auteur beweegt deze tooneelfiguren, van
wie wij er niet n ernstig nemen, noch
Jolanthe, die haar man tot in het lachwek
kende uitdaagt, om harentwil, te schijnen
wat het tegengestelde zou zijn van wat hij
is, en inmiddels met naïeve harteloosheid
hun vriend Hans het vuur aan de schenen
legt, noch den majoor, die aan nijdasserij,
zoo gezegd: ras-haat, mir nichts dir nichts,
het gezin van zijn zoon offert, op zulk een.
ploertige wijze, dat het optreden van Hans
er kinderspel bij wordt, noch, het allerminst,
Hans, die met zijn temperament tusschen
Jolanthe en den majoor, tusschen deze liefde
en dezen haat, in de controleurswoning
blijft ronddrentelen, als had hij een wed
dingschap aangegaan wie van drieën dit
spel van kat en muis het langst zou harden.
Alles om met fatsoen tot den kogel te kun
nen geraken, lam-blank, hij, de geteekende...
Een schijn van waarheid is in al deze
figuren en met dien schijn doet Fabricius
wonderen. Het zijn poppen, maar poppen
die leven op zijn eigen, sterke vitaliteit.
Wat zij spreken blijft oppervlakkige conver
satie (tot in de oogenblikken van de hef
tigste vervoering: pro en contra) doch
als zoodanig is de gesprektoon dan ook
uitmuntend. Ik ken, behalve Ina
BoudierBakker, geen Hollandsch auteur, die gewone
menschen zoo gewoon-menschelijk kan
laten praten, met zoo'n fijn gehoor voor
zinswending en intonatie. Compositie en
dialoog dekken hier op bijna onrustbarende
wijze een kunstenaar's tekort, dat ik met
geen ander woord dan inspiratie weet aan
te duiden.
Dankbare speelstukken, het zal wel waar
zijn! Vooral ook om die»zoo natuurlijk
mondenden, gevoelig nuanceerenden dialoog,
waaraan een vertolker terstond zijn houding
ontleent. In Totok en Indo," Nonni",
Eenzaam", komt het op de stemming van
het Indisch interieur aan, in de Rechte lijn"
en Dolle Hans," werk van grooter alure,
is het de handeling. Illusie, of zoo men wil,
desillusie van Indië, van het verblijf op
een afgelegen koffieland, gaf Nonni". Een
boeiende vertooning was Dolle Hans."
Met Brondgeest in de titelrol, Royaards,
zijn onverzettelijke tegenstander de majoor,
Marie Holtrop, tusschen de drie mannen, te
behaagziek, te reëel voor eene, die, het zij
dan onbewust, zulk een geheim verbergt en
zulk een huwelijksdeceptie tart, maar krachtig
in het groote tooneel toen haar cri de coeur
het geschil der mannen beslechtte, en Vrolijk,
muimmiuiiiiuuiuumumiiuiuuHuuiiUHuuumiuiiii
de controleur Does, als echtgenoot van
Jolanthe nauw aannemelijk, en ook ten op
zichte van zijn vader (den majoor) wel ver
van den stam gevallen, doch typeerend den
bedachtzamen dienstdoener in het algemeen,
met fijn overleg.
Dolle Hans moet voor Brondgeest een
aangename opdracht zijn geweest, nog af
gezien van de Militaire Willemsorde die hem
flatteert als de roos de jonkvrouw. Dit soort
werk voegt hem. Het spel van Brondgeest
is hevig-in-schijn, het ontstelt, gelijk een
rauwe kreet ontstelt. Een climax zet hij in
met zooveel kracht en kleur, dat men vreest
executant in ademnood te zullen zien bezwij
ken vór het hoogtepunt is bereikt. Houdt
hij het uit, dan kan deze ongebreidelde
stijgering het, op alle manieren verontrust,
publiek, zoodanig meesleepen, dat het van
verlichting en bewondering uitbarst in on
gekend huldebetoon. Zoo was het in Dolle
Hans." Hij schuimbekte, zei men", en hij
hield houding. Een ware ovatie was zijn
deel. Doch vooral in de korte repliek heb
ik ditmaal Brondgeest kunnen bewonderen,
telkens wanneer hij, na een moment van
spannende stilte, den zuiveren, den dikwijls
gevoeligen toon trof. Hoe warm klonk het
trouwhartig: Kees, of Does uit zijn mond.
Hoe slag op slag raak was telkens de korte
woordenwisseling tusschen hem en den
majoor, hoe stonden die twee elkaar op het
tooneel, zwijgend, met een groet, met een
blik... Als in I Does, de halfmensch, op het
punt Hans een dienstgeheim te vertellen, zegt:
Ja, eigenlijk mag ik het niet vertellen",
antwoordt Hans, de man uit n stuk:
Doe 't dan ook niet", en de manier
waarop dit, en dergelijk bondig spel tot zijn
recht kwam, was opmerkelijk frisch.
Jammer, een nationale ramp bijkans, dat
een tooneelschrijver, die dit spel schept,
die met een paar woorden aldus voor het
tooneel karakteriseert, zijn figuren niet inni
ger aan zich bindt dan met het koord der
poesjenellen.
TOP NAEFF
uiuiuiiiirfiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiuiiiiiiiiiiitiiii
verschillende modellen
direct leverbaar
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
TELEFOON ZUID 2507