De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 5 maart pagina 9

5 maart 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

5 Maart '16. No. 2019 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ter Herinnering aan de Bouwmeester-Huldiging (Teekeningen^voor de Amsterdammer" van Martin Monnickendam) Bouwmeester in zijn kleedkamer. De toespraak van Prof. te,Winkel. De Graaf de Grancéin zijn kleedvertrek. De Graaf in het Nacht-café. De receptie in het American-Hötel. De Graaf voor den Rechter. ciiimtummiiiiiiiillliilimiilil miiiiii iiiniil IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIICIIMIIIIIIIIIIIIIIK mini iiiniu luuiiiiiii inini mum mmiiiimiii mui uiiiii IUIIIIIIIIMI lm FABRICIUS : NONNI. DOLLE HANS. Wanneer Fabricius vlijtig doorschrijft zal hSj voor het tooneel worden wat Jeanne Reijneke van Stuwe is voor de literatuur: een rasschrijver van sterk aanpassend ver mogen, vindingrijk en met een opmerkelijk talent voor compositie. Hij heeft een opge ruimd gemoed voor wat z'n oogen zien, een helder hoofd om het te verwerken en een welversneden" pen. De stelling: l'inspiration c'est de travailler tous les jours", maakt hij tot een opbeurende paradox; in dit werkvan-alle-dag is van inspiratie zelden iets te speuren, nochtans blijkt het onderhoudend en vertoont het hoedanigheden, die men even licht onder- als overschat. Scheppingsmacht en samenstelling (compositie) zijn schrijverskwaliteiten, die tengevolge eener langdurige, overmatige bewondering voor beschrijving (kleinmahlerei) in ons land weinig in aanzien kwamen Een goed ge componeerd verhaal van langen adem is nog een zeldzaam verschijnsel, terwijl toch in menigen rommeligen Nederlandschen roman superieure bladzijden zijn aan te wijzen. Kan een slecht gebouwd boek op deze, andere waarden teren, een slecht gecompo neerd tooneelstuk is erom veroordeeld. Van daar misschien dat zoo weinig componisten" voor het tooneel slagen in verhouding tot de velen, die met beschrijvend proza eenigen naam hebben gemaakt. Als componist van gangbare, goed uitvoerbare tooneelstukken hebben wij in Fabricius een man-die-watkan te erkennen. De superieure bladzijden echter zoeken wij in zijn werk vergeefs. Het verheft zich nergens, omdat niet het on derwerp hem aangrijpt en optrekt, maar hij het onderwerp zoekt en naar zich toehaalt. Waar een geïnspireerd kunstenaar begint, eindigt Fabricius. Inspiratie is: ingeving, bewogen heid, welke den kunstenaar overvalt. Zij komt moeilijk tot uiting, het materiaal schijnt den kunstenaar gebrekkig, de woorden, die het innerlijk beeld benaderen, schaars. Wat hij eindelijk vast-legt, blijft aanduiding; aan elk woord, aan elk gebaar hangt een reeks van stille gedachten, een complex van deels bewuste, deels onbewuste gevoelens is daarin gestold. Het dient slechts om den ontvankelijken toeschouwer opmerkzaam te maken op de mijn daaronder, om hem te geleiden naar de verborgen ruimte, waar de bevruchtende ontroering, de inspiratie, ont sprong. Daar vinden kunstenaar en kunst toeschouwer elkaar, daar ontstaat de wissel werking, die den toeschouwer in de inspiratie betrekt, hem deel-genoot maakt, mede genieter. De Kunst van het genieten" begint daar. Is bij deze wisselwerking de kunstenaar tot op zekere hoogte passief, de toeschouwer .actief, zoodra de inspiratie ontbreekt wordt Dolle Hans: Eerste Bedrijf. Dolle Hans: Derde Bedrijf. gen om grappig, waardig heeft in het juist andersom. De kunstenaar moet er dan op uit om voor zijn werk de noodige ontroering te zoeken. En travaillant tous les jours," vergaart hij het vereischte mate riaal, ingeving wordt: opname. Met den vinger wijst hij bij, over de landkaart van het door hem ontdekte land (de ziel van den Javaan of de Friesche klei) en het passief, want van den kant des schrij vers volledig ingelicht en beziggehouden publiek heeft maar dien vinger te vol een en ander ook: aandoenlijk, onrechtvaardig en bewonderenste vinden. Het non-actief publiek Fabricius zijn tooneelschrijver bij uitnemendheid. Toch... is er in dit werk iets, dat ook den dieperdelvende treft en vór den maker stemt. Het is de belangstelling, de levenswarmte. Niet aan den kunstenaar, maar van den mensch Fabricius. Koel maakwerk is dit ten slotte toch niet; een veel-omvattende genegenheid onderscheidt het daarvan. De enkele kant, dien hij aan een ding ziet, pakt hem. Verrast hem de tegenkant, dan pakt hem ook die. En driftig maakt hem elke onrechtvaardigheid, ook zijn eigene. Een hartelijk mede-mensch toont hij zich onder alle omstandigheden. Dat hij opzettelijk eenig sterveling (bruin of blank) met smaad zou hebben bejegend, de couranten hebben het hem moeten vertellen, en zonder dralen greep hij de pen, gelijk het zwaard! Nonni"' en Dolle Hans," de bruine broeder en den half-bloed, 'een uitgeperste mandoer en een opgehitste luitenant... geeft acht! In Nonni" blijft het bij een geweer, dat niet afgaat. Nochtans gebeurt daar een on geluk. Evenals in Totok en Indo," door het spel. De ongewilde smaad trof den Indo door de meedoogenlooze karakteristiek van de heeren Borgesius en Kloppers. In Nonni" is het mevrouw van Hees, die met de ont stellende caricatuur van een Nonna" ons voorbereidt op een volgend tooneelstuk, waarin de gezinsmoeder zal moeten worden onthoofd, als zoenoffer van het ras". Voor het overige was het pro en contra in dit stukje keurig verdeeld, na de weinig ingrijpende gesprekken tusschen den thischen en den praktischen administrateur, te sterk contrasteerend in het opgewonden standje" van den jeugdigen Verbeek en de bezadigde gedaante van Anton Roemers, na den duit in het zakje van een, door Arnoldi fijn getypeerden, assistent-resident, wisten we nog altijd niet of het daarginds nu meer aan den heer of aan den knecht lag. En het mysterie in de oogen van den Javaanschen bediende den eenigen onvervalschten vertegenwoordiger van liet vor stelijk slavenras, dat onze koffie en thee bereidt - bleef belangwekkender dan al wat wij vernamen ... Maar we kregen van Herman Kloppers een mooien Chinees te zien en de labile Nonni met haar expres sieve Moes" vulden de hiaten met aangenamen zang en griezelig Melajoe. Boven het programma van Nonni" stond, sym boliek van het toeval, een advertentie: Uit rustingen voor Indië. Au bon marché." In Dolle Hans" gaat het geweer af, en maakt den martelaar. In dit stuk voelen we eerst recht hoezeer het Fabricius griefde den Indo, een mensch met ongetwijfeld ook goede hoedanigheden, in zulk een leelijk baadje te hebben gestoken. Uit zelfverde diging schept hij een nieuwe, kleedt hem in uniform, verleent hem de militaire willemsorde, tooit hem met alle deugden, die een man kan torsen, tot zelf met den dood... Den zoo-onschuldig-mogelijk en held haftig, vór onze oogen, onder-de-ledengedragen dood. Wegens insubordinatie. Wie telt dit! Tengevolge van lasterpraat nog bovendien, van hondsche beleediging door een majoor, dien wij den geheelen avond hebben leeren verachten. Geen middel ontzag Fabricius om aan den Indo" goed te maken wat hij verleden jaar aan hem misdeed. En dit amende honorable," volledig en ten koste van alle waarschijnlijkheid, heeft ons in dit tendenz-werk, ons ondanks bekoord, en zelfs even ontroerd. Het lan van den auteur beweegt deze tooneelfiguren, van wie wij er niet n ernstig nemen, noch Jolanthe, die haar man tot in het lachwek kende uitdaagt, om harentwil, te schijnen wat het tegengestelde zou zijn van wat hij is, en inmiddels met naïeve harteloosheid hun vriend Hans het vuur aan de schenen legt, noch den majoor, die aan nijdasserij, zoo gezegd: ras-haat, mir nichts dir nichts, het gezin van zijn zoon offert, op zulk een. ploertige wijze, dat het optreden van Hans er kinderspel bij wordt, noch, het allerminst, Hans, die met zijn temperament tusschen Jolanthe en den majoor, tusschen deze liefde en dezen haat, in de controleurswoning blijft ronddrentelen, als had hij een wed dingschap aangegaan wie van drieën dit spel van kat en muis het langst zou harden. Alles om met fatsoen tot den kogel te kun nen geraken, lam-blank, hij, de geteekende... Een schijn van waarheid is in al deze figuren en met dien schijn doet Fabricius wonderen. Het zijn poppen, maar poppen die leven op zijn eigen, sterke vitaliteit. Wat zij spreken blijft oppervlakkige conver satie (tot in de oogenblikken van de hef tigste vervoering: pro en contra) doch als zoodanig is de gesprektoon dan ook uitmuntend. Ik ken, behalve Ina BoudierBakker, geen Hollandsch auteur, die gewone menschen zoo gewoon-menschelijk kan laten praten, met zoo'n fijn gehoor voor zinswending en intonatie. Compositie en dialoog dekken hier op bijna onrustbarende wijze een kunstenaar's tekort, dat ik met geen ander woord dan inspiratie weet aan te duiden. Dankbare speelstukken, het zal wel waar zijn! Vooral ook om die»zoo natuurlijk mondenden, gevoelig nuanceerenden dialoog, waaraan een vertolker terstond zijn houding ontleent. In Totok en Indo," Nonni", Eenzaam", komt het op de stemming van het Indisch interieur aan, in de Rechte lijn" en Dolle Hans," werk van grooter alure, is het de handeling. Illusie, of zoo men wil, desillusie van Indië, van het verblijf op een afgelegen koffieland, gaf Nonni". Een boeiende vertooning was Dolle Hans." Met Brondgeest in de titelrol, Royaards, zijn onverzettelijke tegenstander de majoor, Marie Holtrop, tusschen de drie mannen, te behaagziek, te reëel voor eene, die, het zij dan onbewust, zulk een geheim verbergt en zulk een huwelijksdeceptie tart, maar krachtig in het groote tooneel toen haar cri de coeur het geschil der mannen beslechtte, en Vrolijk, muimmiuiiiiuuiuumumiiuiuuHuuiiUHuuumiuiiii de controleur Does, als echtgenoot van Jolanthe nauw aannemelijk, en ook ten op zichte van zijn vader (den majoor) wel ver van den stam gevallen, doch typeerend den bedachtzamen dienstdoener in het algemeen, met fijn overleg. Dolle Hans moet voor Brondgeest een aangename opdracht zijn geweest, nog af gezien van de Militaire Willemsorde die hem flatteert als de roos de jonkvrouw. Dit soort werk voegt hem. Het spel van Brondgeest is hevig-in-schijn, het ontstelt, gelijk een rauwe kreet ontstelt. Een climax zet hij in met zooveel kracht en kleur, dat men vreest executant in ademnood te zullen zien bezwij ken vór het hoogtepunt is bereikt. Houdt hij het uit, dan kan deze ongebreidelde stijgering het, op alle manieren verontrust, publiek, zoodanig meesleepen, dat het van verlichting en bewondering uitbarst in on gekend huldebetoon. Zoo was het in Dolle Hans." Hij schuimbekte, zei men", en hij hield houding. Een ware ovatie was zijn deel. Doch vooral in de korte repliek heb ik ditmaal Brondgeest kunnen bewonderen, telkens wanneer hij, na een moment van spannende stilte, den zuiveren, den dikwijls gevoeligen toon trof. Hoe warm klonk het trouwhartig: Kees, of Does uit zijn mond. Hoe slag op slag raak was telkens de korte woordenwisseling tusschen hem en den majoor, hoe stonden die twee elkaar op het tooneel, zwijgend, met een groet, met een blik... Als in I Does, de halfmensch, op het punt Hans een dienstgeheim te vertellen, zegt: Ja, eigenlijk mag ik het niet vertellen", antwoordt Hans, de man uit n stuk: Doe 't dan ook niet", en de manier waarop dit, en dergelijk bondig spel tot zijn recht kwam, was opmerkelijk frisch. Jammer, een nationale ramp bijkans, dat een tooneelschrijver, die dit spel schept, die met een paar woorden aldus voor het tooneel karakteriseert, zijn figuren niet inni ger aan zich bindt dan met het koord der poesjenellen. TOP NAEFF uiuiuiiiirfiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiuiiiiiiiiiiitiiii verschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl