Historisch Archief 1877-1940
Maart '16. No. 2020
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Koningin-Dichteres
Onder al de portretten, die van Ca r m e n
Sylva In omloop zijn, is er geen ander
dat baar zóteekent in hare dubbele hoe
danigheid van koningin en dichteres te gelijk.
In groot toilet, zooals alleen voor hoog
geplaatste vrouwen, bij hooge gelegenheden
past, neemt zij eventjes een vrij oogenblik
waar, om gauw iets op te schrijven wat
aan haar dichterziel is ingevallen, en wat
zij zich niet wil laten ontsnappen. De gratie
van haar houding, tot in die van hare
vingeis, drukt een stempel van voornaamheid
op de heele figuur; de fijnbesneden trekken
spreken reeds in profiel beide van goedheid
en intelligentie. En het aantrekkelijkst van
alles is de volle, onverdeelde aandacht, ge
wijd aan hetgeen zij bezig is te doen.
't Komt in ons op, te wenschen dat men
baar enkele minuten ongestoord moge la
ten, om het rechte woord te kiezen. Want
voor dichten is tijd noodig, en wel juist de
rechte tijd. En vorstinneplichten hebben
aan de klok te gehoorzamen
Elisabeth van Roemenië Carmen Sylva
f? Is het niet juist Mn genoemde dubbele
qualiteit dat Elisabeth van Roemenië ons
sinds jaren voor den geest staat, ook thans
weer in versterkte mate, nu het bericht van
haar ontslapen ons bereikt heeft?
Vele van hare verzen en prozawerken zou
den wij allicht met belangstelling, met be
wondering, met sympathie gelezen hebben,
ook indien wij niet geweten hadden dat de
auteur van vorstelijken bloede was. Haar
eerste pennevruchten vonden reeds dadelijk
waardeering, toen zij, aanvankelijk onder
een anderen schuilnaam uitkwamen. Toen
zij, na lang talmen, zich met haar pen in
het volle daglicht waagde, werd haar ver
schijning in de literaire wereld ontvangen
met gemengde gewaarwordingen.
Zij heeft dit sterk gevoeld, en dit gevoel
weergegeven in een kostelijk humoristisch
gedichtje, dat in de tactvolle vertaling
van Mr. van Loghem aldus luidt:
HALF-GODEN.
Ja, dat ook prinsen rijmen kunnen
Is waarjijk zonderling:
Zij, toch uit ander hout gesneden
Dan ieder sterveling!
Zij kennen hartstocht noch verlangen
Daar 't brood hun nooit ontbreekt;
Zij zijn gevoelloos, daar hun stem niet
In woeste woorden spreekt.
llllHlllllllllllllltlHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUttltllllllllltmniMIII
Vroeg Voorjaar
Een 'van de meest belangwekkende bezig
heden voor den natuurliefhebber is wel het
houden van een dagboek. Wie daarin ge
regeld van jaar tot jaar aanteekening houdt
van wat hij in de natuur om zich heen
ziet gebeuren, verzamelt langzamerhand een
schat van gegevens, die in de eerste plaats
voor hemzelf, maar ook voor anderen van
onschatbare waarde kunnen zijn. En heeft
men een beetje vaardigheid in het teekenen
veel behoeft het niet eens te wezen
dan mag een schetsboek daarbij niet ont
breken; maar ook een dagboek alleen is al
een kostelijk bezit.
Bij zonder in't oogloopend, ook voor iemand,
die niet gewoon is, de natuur geregeld waar
te nemen, zijn de voorjaarsverschijnselen;
het .ontwaken der natuur," al keert het ook
elk jaar weer, blijft steeds een onweerstaan
bare bekoring op ons uitoefenen. Vooral
wanneer die verschijnselen zich, over 't
algemeen, bijzonder vroeg voordoen, trekken
zij de aandacht van bijna iedereen. Het
bloeien van den hazelaar, het ontluiken der
eerste sneeuwklokjes, de knop-ontplooiïng
van verschillende boomen en heesters en
daarna of daarvór hun bloei, het ontkiemen
der zaden: ziedaar enkele dingen om ons
nu maar tot de planten te bepalen die
haast niet onopgemerkt kunnen blijven.
Ofschoon de meeste planten, na afloop
van hun jaarlijksche groeiperiode, zich niet
dadelijk opnieuw kunnen gaan ontwikkelen,
maar een tijdperk van rust noodig hebben,
verkeeren zij toch in den regel reeds zér
vroeg in het jaar in zoodanigen toestand,
dat gunstige uitwendige omstandigheden,
waaronder voldoende warmte een voorname
rol speelt, onmiddellijk hun ontwikkeling
ten gevolge hebben. Men meene echter niet,
Wel is het vreemd, dat zij soms ziek zijn,
Of blind, of scheef of krom;
Of dik of mager, slank of bochtig,
Of geestig, leelijk, dom.
Haast menschen slechts geen zorgen
kennend
Geen smart, geen poëzie:
Met de ezelsbrug voor trage denkers
Speelt zoo iets voor genie.
Wel is het vreemd, dat soms een rimpel
Het effen voorhoofd groeft;
De kalme mond heeft soms een trekje
Als waar de ziel bedroefd....
En raar l?de kruin wordt langzaam grijzer,
Schoon ze alle zorg ontwijkt;
En vreemd l?de dood komt op hun sponde,
Schoon er een kroon op prijkt.
Soms ziet men soms hun wang verbleeken,
Als hadde ze iets gevoeld:
't Is bijna of er onder 't purper
Bloed, door hun adren spoelt.
Ja, schoon uit ander hout gesneden
En buiten 's werelds kring,
Waarom is, wat ze in zangen goten
Meest keurig ? Zonderling!
Dat in de letterkunst dezer vorstelijke
schrijfster de .treurigheid" zulk een voor
name rol speelt, ligt intusschen niet aan
haar rang als vorstin, maar in hoofdzaak aan
haar zieleleven als mensch, ais vrouw, met
name als moeder.
Toen zij, na aan den Rijn een
verkwikkelijke jeagd en eene voor haar rijke gaven
aansporende opvoeding genoten te hebben,
in 1869 naar Boekarest vertrok, was haar
karakter wel ernstig, maar volstrekt niet
zwaarmoedig.
De Pruisische prins, die met meer voor
spoed dan in 1913 zijn neef, de Mbret", het
bewind over Albanië in 1866 dat over
Roemenië uit de handen der grootmachten
aanvaard had, deed zonder twijfel een goede
keus, toen hij prinses Elisabeth von Wied
als zijne gemalin derwaarts meetroonde. Zij
vatte aanstoonds hare roeping als
echtgenoote ook in dien zin op, dat zij hem eens
gezind ter zijde stond in de maatschappelijke
eischen van zijn moeielijken post. De ge
boorte van een dochtertje, die haar huiselijk
geluk vermeerderde, verminderde volstrekt
niet haar belangstelling in algemeene aan
gelegenheden. Dankbaar genoot zij den zon
neschijn van haar bestaan. Toen echter, na
vier jaar, dit dochtertje aan rondvonk be
zweek, en een tweede kindje, dat troost had
kunnen bieden, dood geboren werd, toen
kreeg haar levenslust een knak
Moedig heeft zij zich uit deze crisis om
hoog gearbeid.
Merkwaardig is, dat zij, die van jongsafaan
gedicht had, er eerst nu toe kwam, iets in
het licht te geven. Aanleiding daartoe bood
de gedachte, haar door een Roemeensch
schrijver aan de hand gedaan, om
Roemeensche verzen in het Duitsch te vertalen
en aldus de nationale literatuur van haar
nieuw vaderland in ruimer kring bekend te
maken. Na dezen eersten stap ging zij
van lieverlede voort ook eigen,
oorspronkeliiken arbeid aan de pers toe te vertrouwen.
Meer en meer werd haar de letterkunst tot
een zegenrijke inspanning. En zoo ontstond
in den loop van een dertigtal jaren die lange
reeks van werken, die geleidelijk ook her
waarts overkwamen, en waarvan er velen in
onze taal zijn overgebrachi.
Doch door het succes der dichteres liet
zich de koningin in haar niet op den achter
grond dringen. Mocht haar moedersmart
zangen de wereld inzenden, die een diepen
weerklank vonden in de harten van duizen
den andere moeders, de praktische vrouw
op den Roemeenschen troon bleef daarom
niet werkeloos.
Het is haar roem dat zij, nu zij geen moeder
in gewonen zin meer zijn mocht, zich uit
haar rouw heeft opgeheven, door zooveel
liefde aan haar volk te wijden, dat zij den
eernaam van R e g i n a Mater, Moeder
Koningin, verwierf.
Zoo leefde en werkte zij, tot kort geleden,
samen met haar gemaal.
Ofschoon deze de oorlogsfurie buiten zijne
grenzen wist te houden, zal de Balkan
toestand het hun de laatste levensjaren zwaar
genoeg gemaakt hebben.
Dapper stoi.d het koninklijk echtpaar op
IIIIIIMIIIIIIIIIIIMIHI
dat dit voor alle in gelijke mate geldt: dat
dus een vroeg voorjaar" beteekenen zou,
dat alles ongeveer even veei vroeger plaats
heeft, dan gemiddeld in onze streken het
geval is. Het volgende voorbeeld zal dit
duidelijk maken.
De laagste temperatuur, waarbij gerst nog
ontkiemt, is ongeveer 5°C., voor maïs be
draagt die 9,5°. Zaaien wij nu tegelijkertijd
deze beide graansoorten en blijft de
temparatuur daarna langen tijd boven de 5°, maar
onder de 9,5°, dan zal de gerst, na afloop
daarvan, al een aardig eind boven den grond
zijn gekomen, terwijl de ontkieming van
de maïs nog niet eens begonnen is. Daalt
de temperatuur in dien tijd echter nu eens
beneden de 5°, om dan weer boven de 9,5
te stijgen, dan krijgt ook de maïs nu en dan
gelegenheid om te groeien, de gerst daar
entegen groeit bij de betrekkelijk hooge
temperatuur weliswaar zeer snel, maar blijft
bij de zeer lage stilstaan in haar ontwikke
ling; zij zal dus niet veel verder zijn geko
men dan in 'teerste geval, de maïs echter
wél. In een voorjaar met gelijkmatige, maar
niet zeer hooge temperatuur zal dus de gerst
vroeg" zijn, de rnaïs .laat;'' in n met
sterk afwisselenden warmtegraad kunnen zij
beide .vroeg" zijn.
Deze en dergelijke verschijnselen op te
teekenenen, zoo mogelijk, te verklaren, is voor
den houder van een natuurdagboek al
Ieraantrekkelijkst. Maar hij kan meer doen.
De studie, die zich bezig houdt met den
tijd van het optreden der verschijnselen in
de levende natuur niet alleen de voor
jaarsverschijnselen, maar ook vruchtrijping,
bladerval, enz. op verschillende plaatsen
en in verband met de uitwendige omstan
digheden, draagt den naam van phaenologie.
Reeds Linnaeus, heeft op het belang daarvan
gewezen, maar zij heeft vooral vlijtige be
oefenaars gevonden in de 19de eeuw tot
op onzen tijd. Ook bij ons te lande zijn er,
afgezien van eenige oudere waarnemingen,
een groot aantal gegevens verzameld sedert
1894, toen, op aansporing van den bekenden
aardrijkskundige P. R. Bos te Groningen,
ruim 30 waarnemers in verschillende plaatsen
zich bereid verklaarden tot medewerking; na
diens overlijden in 1902 is het verzamelen
hun post: hij door wijs beleid zijn volk
beschermend; haar zorg en invloed steeds
waakzaam, waar het gold, lijden te verzachten.
Thans was de koning, haar kameraad,
haar ontvallen. Mogen wij het om haar zelve
betreuren, dat zij hem niet lang heeft over
leef d?
GEERTRUIDA CARELSEN
* * *
INGEZONDEN
Een antwoord aan mej. Claudine
Delaverge
Met kracht wil ik opkomen tegen het
stukje (in het No. van 13 Februari) van ge
noemde inzendster, getiteld:
Kantooremployee's".
Ik acht dit artikel zoo onjuist, dat ik moet
betreuren, het in .De Amsterdammer" gele
zen te hebben; en tegenover deze doorvoe
ring van de vrije tribune acht ik dus de
volgende wederlegging dringend noodig.
Al dadelijk geeft m. i. C. D. niet goed
rekenschap van de werkelijkheid, als ze
schrijft:
.Sedert het jonge meisje werd vrijgesteld
van den beperkten drang zich met huishou
delijke en niets dan huishoudelijke
bezighedtn te bemoeien, sedert haar breeder banen
tot ontplooiing van haar aanleg en talent
werden gegeven, sedert ook zij zich vrij kan
bewegen op de arbeidsmarkt heeft er een
eigenaardige opschuiving van onderop plaats
gthad, waardoor de markt overvuld is ge
raakt, en niet zelden de besten in gedrang
komen".
Ik zou haar willen vragen waar en wan
neer die vrijstelling van v r ouwe l ij ken huis- en
anderen arbeid tot stand is gekomen.
Wat zegt de werkelijkheid omtrent de
beweringen van mej. C. D.?
In 13 jaar (van 1882- 1S95) vermeerderde
het aantal vrouwen die werkten, die ontrukt
waren aan het huisgezin alleen, waar zij
vroeger haar werkkring hadden, met... meer
dan l millioen. En het aantal arbeidsters
onder deze vrouwen was op elke 100 al 77,
reeds hooger dan het aantal arbeiders op
elke 100 mannen, die maatschappelijk ar
beiden !
Van 1882?1895 nam de industriearbeid
der vrouwen toe met 35 pCt., van 1895 1905
weder met 57.5 pCt., terwijl het totaalaan
tal industriearbeiders (mannen en vrouwen)
maar met 44.2 pCt. steeg.
In industrie, handel, verkeer en tuinbouw
werkten in 1907 reeds 1.866.571 arbeidsters. ?)
Daar ik moeilijk kan aannemen dat mej.
C. D. slechts het oog had op het uiterst
gering aantal meisjes uit hoogere standen
en zoo goed als alle meUjes en vrouwen
zou verwaarloozen, geloof ik niet bezijden
de waarheid te zijn als ik zeg, dat de w<
rkelijkheid precies het tegenovergestelde leert,
van wat mej. C. D. neerschreef.
Naïef is C. D. als ze schrijft dat het een
mooi klinkende naam is die de meisjes naar
kantoor drijft. Ik vraag, hoe zij dit kan ver
antwoorden. Nee ve beeld je eens dat die
meiskens van 14 en 15 naar kantoor gaan
omdat ze kantoorjuffrouw" zoo'n mooien
naam" vinden, en... omdat ze zich zoo dol
graag voor loonen geven, waarvoor, om met
C. D.'s eigen woorden te spreken, een flinke
dienstbode zich zou schamen'.
Wil ik 't eens zeggen waarom die
stumpers" in een kantoorjuffrouw haar goddelijke
roeping erkend hebben ? Omdat ze zoo
gaarne naar 't fabriek gaan en in stinkende
lokalen 12 uren en langer per dag werken,
omdat ze zoo gaarne op zolder-ateliers
zitten en leven van droge broodkorsten en
thee, omdat ze zoo gaarne voor anderen de
vloer schrobben, het koper poetsen of de
vaten wasschen l
De schrijfster verwijt die arme meisjes,
dat zij niet aan haar minimum eisch voldoen
en zich voor loonen geven, waar dienstbo
den zich voor schamen.
Dit laatste is misschien gemakkelijk te
verhelpen. Ze moesten zich maar eens niet
geven voor die beneden-de-dienstboden
loonschaal liggende salarissen, ze moesten
het maar eens verdraaien, en staken!
Maar wat dan ? Meer loon geven, doen
de patroons niet. Gelijke ontwikkeling met
H. B. S'ers kunnen ze niet krijgen. Dus is
de oplossing: van kantoor gaan, om de
plaatsen aan de meergegoeden te geven.
Het geheele stuk komt hierop neer. Weet
der opgaven voortgezet door zi-'n broeder,
Dr. H. Bos te Wagenineen. Deze waar
nemingen maken deel uit van een groot
geheel, dat zich over geheel Midden-Europa
uitstrekt, onder hoofdredactie van I h n e te
Darmstadt.
In de lente trekt vooral het bloeien
der verschillende planten de aandacht. De
lijnen, of liever gordels, waarop een be
paald verschijnsel, gemiddeld, op verschil
lende plaatsen tegelijkertijd optreedt, heeten
isophanen. Voor het begin van den
seringenbloei in ons land heb ik die berekend en in
kaart gebracht uit de bovengenoemde ge
gevens, die geregeld-, openbaar gemaakt zijn,
tot 1913 in het Tijdschrift van het Aard
rijkskundig Genootschap (voor 1914 in het
Tijdschrift voor Tuinbouw). De stippen
u wat het gevolg zou zijn ais vele patroons
die eischen inwilligden ? Dat de minderge
goede meisjes in de onderste lagen van
het proletariaat geworpen zouden worden,
om de loonen van H. B. S'ers en Handels
scholieren op te voeren.
MAX DE HAAS
*) Dr. H. Gorter: .Grondslagen der
sociaai-demokratie", pag. 40.
8 « «
VakschoolleerHnge of Volontaire?
AAN ILNA.
Met levendige belangstelling las ik, zoo
wel Ilna's pleidooi ter verheffing van den
verkoopstersstand als hare vingerwijzing om
daartoe te geraken.
Het artikel van mej. Rogge over de Vak
schoolplannen der Vereeniging van Patroons
in het Dameskleedingbediijf volgde ik met
groote aandacht, overtuigd dat op een
dergelijken oproep het verwachte gevolg niet
uit zou blijven.
Nu ik de zaak ernstig overdacht, en van
meer dan n kant bekeken heb, wil ik
gaarne hier mijne meening kenbaar maken.
Het komt mij voor in het belang der beide
partijen te zijn, wanneer de nieuwe rich
ting, die der vakschool, boven het
systeem der volontaires, verkozen wordt.
Dit laatste systeem, van een vroegeren tijd,
toen alle vóropleiding achterwege bleef,
kan tegenwoordig niet meer van praktisch
nut wezen, daar van het jonge meisje
een kostbaarder opteidingstijd, vermeer
derde wer* kracht en prestatie, gevorderd
worden. Denkt u niet dat, men in plaats van
dien langen leertijd als volontaire, langs
korteren weg beter resultaat moet verkrijgen ?
Want waarvoor kan het goed zijn, gewezen
H. B. S-sters of daaraan gelijkwaardigen
nog eenige jaren zoek te laten brengen met
rond kijken hier en daar, met bijspringen
als hulp voor iedereen, met werk verrichten,
dat eigenlijk vaak voor loopmeisjes bestemd,
meermalen precies geschikt blijkt om een
welonderlegd werklustig meisje voor goed
een afschrik van de verkoopstersloopbaan
te doen krijgen ? U vindt toch niet dat we
onze meisjes alleen voor de talen naar het
buitenland behoeven te sturen? Want ruim
voldoende kennis daarvan verwierven ze
immers op de hoogere leerschool, en wie
flink wil heeten, moet toch met wat
conversatielessen de noodige vrijheid in het
spreken weten te bemachtigen.
Mijns inziens wist de werkelijk beschaafde
en ontwikkelde jonge dame, bedeeld met
goeden smaak, en welbespraaktheid van
prettig gehalte, altijd reeds de achting te
verwerven van het Nederlandsche
koopsterspubliek en had meestal zijn volle vertrou
wen. In het particuliere leven is dat anders,
en ik zeg dit op grond van ervaring! Daar
wordt de verkoopster, ook de ontwikkelde
en beschaafde, vaak nog geweerd uit krin
gen, waarin ze eigenlijk thuis hoort, daar
wordt ze nog achter gesteld bij andere
groepen vrouwelijke werksters, daar neemt
men nog tegenover haar dezelfde gereser
veerde houding aan, die vroeger de grenslijn
moest aangeven tusschen patriciër en handels
man, en dat, omdat men haar over n kam
scheert met allen die met den naam van
winkeljuffrouw genoemd worden. En om
daarin de zoo noodige verandering te bren
gen hebben wij dunkt mij de .Vakschool"
noodig, de vakschool, welke aan het jonge
meisje gelegenheid getft om voort te bouwen
op wat zij in haar schoolleven als haar
specialen aanleg heeft leeren kennen, de vak
school welke door haar diploma den stempel
van kunnen" op haar werkkring drukt.
Daarom make de vakschool van het meisje
met aanleg voor knippen en naaien maar
niet voor coupeuse, een degelijke handige
verkoopster in het dameskleedervak. Zij
make van een meisje dat aardig prutsen
kan aan hoedjes en mutsjes voor de pop,
maar dat alsjeblieft geen modiste wil worden,
een pittige smaakvolle modes-verkoopster.
Is zij eenmaal op de vakschool dan kan ze
altijd nog ondervinden of hare belangstelling
eer tot het lingerie- dan wel tot het mantel- of
hoedenvak uitgaat. In ieder geval kan zij
er in een korten leertijd, laat ik zeggen in
n hoogbtens twee jaar, de noodige waren
kennis, spreektaalkennis en voldoende
administiaiiJ begrip opsteken, en zich van
iiimiiiiiiiiimiiiii
geven de plaatsen aan, waar over een vol
doend aantal jaren waarnemingen zijn
gedaan.
Reeds een eerste blik overtuigt ons van
het feit, dat het verschil in bloeitijd zelfs
in ons kleine landje vrij groot is: te Maastricht
begint de bloei gemiddeld 4 Mei, op Texel
20 Mei! En daartusschen liggen nog drie
gordels, die elk 4 dagen verschillen. Ook
zien we duidelijk, dat de isophanen, over
't algemeen, in het Westen zuidwaarts om
buigen, wat stellig aan de onmiddellijke
nabijheid van de Noordzee moet worden
toegeschreven.
Nog belangwekkender wordt de zaak,
wanneer we ons niet beperken tot een klein
gebied, en wanneer we nitt den bloei van
n plant, maar een geheele groep van
voorjaarsverschijnselen bestudeeren, zooveel
mogelijk gelijkmatig verdeeld over de ge
heele lente. I h n e heeft dit o.a. gedaan
voor Midden-Europa en daarbij, voor bijna
1000 stations, den gemiddelden bloeitijd,
uit tallooze gegevens, berekend van aalbes,
zure en zoete kers, sleedoorn, vogelke'S,
peer, appel, sering, wilde kastanje, meidoorn,
kweepeer, gouden regen en lijsterbes. Door
weer het gemiddelde te nemen van al deze
begindatums, krijgt men een tijdstip, dat
I h n e den lentedatum noemt, en dat
ongeveer samen blijkt te vallen met het
begin van den bloei der vroege appelen.
Hij heeft dien met isophanen van tel
kens een week verschil in kaart gebracht
onder den naam van Lent»kaart en inder
daad geeft die ons een duidelijk beeld van
den intocht der lente. Het zou veel te ver
voeren, die hier in bijzonderheden te be
schrijven, maar toch wil ik er iets van
mededeelen, vooral met betrekking tot
Nederland.
Met uitzondering van de
Noordzee-eilanden, valt de geheele Noordelijke helft van
ons land, ongeveer tot de lijn, die van
Deventer over Harderwijk naar Leiden
loopt, in de isophaan van 6?12 Mei, de
Zuidelijke in die van 29 April-5 Mei. In
eerstgenoemde ligt ook bijna geheel
Duitschland, behalve een strook langs de Oostzee
en voor zoover het niet zeer bergachtig is;
zelfs München behoort er nog bij, ofschoon
hare voorliefde voor een bepaalde branche
bewust worden.
Daar mag zij ook het beetje geduld leeren
oefenen waaraan het vele verkoopsters wel
eens on breekt, om zelfs de
nlet-dadelijkkoopsters vriendelijk en gewillig ten dienste
te staan, want kan niet in iedere kijkster
van gisteren de koopster voor morgen schui
len, en behoort iedere a. s. koopster niet eer
aangemoedigd dan afgeschrikt te worden?
Ja, zeker moesten verkoopsters in meubel
en bijouteriezaken, wat teekenen en ontwer
pen kunnen; misschien krijgen we ook voor
die vakken nog eens eene degelijke oplei
dingsschool. Ook voor de verkoopster in
maatzaken zou teekenen een groot hulp
middel beduiden. Wie weet of het programma
ook dat niet omvat?
Wanneer de patroons eens trachten ook
voor den concurrentiestrijd in eigen kring,
eene bevredigende oplossing te vinden,
zoodat het door de vakschool gevormde
beschaafde meisje als aankomende verkoop
ster naast een positie met vooruitzichten
ook een zeer aangename werkkring wacht,
dan twijfel ik niet of al deze factoren zullen
samenwerken om de betrekking van ver
koopster meer in aanzien te doen komen.
L. K.
?s- * *
Over Tijdschriften
Alweder nieuwe maandlectuur! De reeks
van tijdschriften werd vermeerd met een
maand-boekdeeltje getiteld: Leven en Werken,
Maandblad voor meisjes en jonge vrouwen,
onder leiding van E. C. Knappert, directrice
der school voor maatschappelijk werk, en
Annie Salomons.
Het eerste Nr zet flink in. 't Heeft een
belangrijken, veelzijdigen inhoud op ver
schillend gebied. Enkele platen sieren den
tekst. Het werkprogram door de redac
trices den lezer voorgelegd, is aantrekkelijk
yoor haar die in de vraagstukken van den
dag: belangstellen. Men wenscht te geven:
het allerbeste dat het leven geeft in natuur,
in kunst, in het gedachte-, het wil-, het
gevoeli-leven van menschen- Men hoopt den
weg te wijzen naar de schatten van schoon
heid en goedheid en waarheid, die de
menschheid de eeuwen door, vór ons heeft
opgestapeld."
Wij wenschen redactie en uitgevers suc
ces toe op de onderneming. Al wordt er
mogelijk in de laatste jaren wel wat veel
van onze hersens gevergd, en is het schier
onmogelijk al wat noodzakelijk gelezen
moet worden ook te verwerken, een tijd
schrift als dit ontbrak nog in de reeks
vrouwenperiodieken in dagen als de onze,
waarin ook vrouwen werken opdat zij
leven." E. M. R.
Itllllllllllllllllllltltllllllllltllllllllllllllllll
hUWELYKS'UITZETTEN.
het ruim 4°Zuidelijker ligt dan Amsterdam.
Tegelijk met de Zuidelijke helft van Neder
land blijkt het lente te worden in België,
Noord- en Noordoost-Frankrijk, Weslfalen,
Elzas, en hier en daar langs de groote
rivieren, o.a. in het Donau-dal, bijv. te
Wcenen. Alleen een breede strook langs
den Rijn, van Zwitserland tot Mainz, een
smallere tot voorbij Keulen en de streek
ten Zuiden en Zuidwesten van Rei m s zijn
ons een week vooruit. Sleeswijk-Holstein
en de Zuidelijke Oostzeekust staan gelijk
met onze Noordzee-eilanden. Denemarken
en Zuid-Zweden komen nog weer een week
later. Ook is, in ons land, het Zuidwaarts
ombuigen van de isophaan bij de Noordzee,
dat we bij den seringenbloei opmerkten, op de
lentekaart duidelijk te zien.
Vooral in den laatsten tijd legt de
phaenologie er zich al meer en meer op toe,
het verband te verklaren tusschen de ver
schijnselen en den toestand, waarin de
plant op dat oogenblik verkeert; alweer
een rijk veld voor den waarnemer! En
bovendien vormen de plantenverschijnselen
den grondslag voor de plantencultuur. Men
kan, bij voorbeeld, niet alleen hun datum
aanteekenen, maar ook hun aard en inten
siteit, hun afwisseling in volgorde voor
verschillende jaren op dezelfde plaats, en
ook voor verschillende plaatsen; en daar
uit kunnen dan weer belangrijke gevolg
trekkingen worden gemaakt met betrekking
tot het al of niet loonende van bepaalde
cultures, tot de wenschelijkheid van wijzi
ging in bestaande cultuurgewoonten, en nog
zooveel meer. Wie dus lust mocht gevoelen,
om aan de verdere phaenologische waarne
mingen in Nederland mee te werken, ver
schaft niet alleen zichzelf een bron van
genot, maar helpt tevens een maatschap
pelijk doel bevorderen; hij wende zich dan
tot Dr. H. Bos te Wageningen. Een blikop
ons kaartje overtuigt ons, dat er nog op vele
plaatsen waarnemers gewenscht zijn; o.a.
zijn er bijna geen gegevens voor Amsterdam!
Dr. H. W. HEINSIUS