Historisch Archief 1877-1940
Zondag 19 Maart
A°, 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA 6 WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
AdvertentiCn van 1?5 regels /1.25, elke regel meer .... /Q25
Advertentiün op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 030
Reclames, per regel a40
IHHOUDi Bladz. li Een Traag, door v. H.
Weeder Een, door Fred. van Eeden. Bnitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2: De Brief
T»n het Belgische Episcopaat aan het Daitsche,
door dr. H. T. d. Telden. Krekelzangen, door
J. H. Speenhofl. 3: J. A. Wormser, door mr.
8. de Vries Ozn. Masiro, I, door Christine
Hoekstra. 5: Toor Trouwen, red. Elis. M.
Bogge. In 't Wild, door Fetronins. 6:
Johannes 8. H. Verhulst, door Bernard Zweers.
HollsndMheKnnstenaarBkring. door Plaasohaert.
Koderne Kunstkring, door W. Martin. Ilona
Durigo, door Ab«l Croon. O e Nationale Opera,
door H. v. Leeuwen. 7: Tentoonstelling de
Bazel, door 8. de Cleroq. C. J. onnet, door
O, J. Battink. Onboeta, door H. A. Tagnn.
9: Portugal laat zgn Neutraliteit varen, teekeuing
van eorge van Baemdonck, Dramatische
Kroniek, door Top Naeff. Ters, door L. B.
Becking. 10: Mil. Rondvlucht, door J. Fabius.
Begrafcnisbriefje, door H. B. Doodshoofd, door
K. T. d. Oever. Liefde, door J. C. Bloem.
11: Pinantiëele en Economische Kroniek, door v. d.
8. 12: Bjjm-Kronyek, door Melis Stoke. De drie
ontvlnohtingen van Sergeant Letor, door 8. H.
De Pass-Zentrale, door Joh. Siedenbnrg. 13: De
Toestand van onze Militaire Geneeskundige Dienst,
teekening van Joh. Braakensiek. Sohaakrubriek,
red.dr.A. G.Olland.?Damrnbriek,red.E. O. de Jonge.
BQvoegsel: Bij het Binnenhalen van de Belasting
op de Oorlogswinsten, teekening van Johan
Braakensiek.
iiiiiiiiliiiliililliifliuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii miiimiimiiii
KALM MAAR KRACHTIG
Onze Tubantia"; een trots van
Amsterdam's haven, gezonken, getorpe
deerd.
Bij alle verontwaardiging over deze
f ellendige f onzinnige daad, moet
men zich toch door het ne geval op
zich, niet van streek laten brengen. Dit
blijft toch bij eene opwelling van ver
beten woede, die ons niet tot veel leiden
kan; maar waarschijnlijk spoedig in een
kommetje verontschuldigingen tot
bedaree wordt gebracht. Dan gaat men zich
weer gerust houden, en de schadever
goeding wordt betaald; waarbij het alleen
misschien aanbeveling kan verdienen, de
Duitschers te doen verstaan, dat het voor
ons op 't oogenblik om een best schip,
meer dan om geld, gaat. Mogelijk, dat
de heeren des te beter beseffen, hoe zij
ons grieven, wanneer zij eens een paar
van de fraaiste hunner eigen mailbooten
uit Bremen of Hamburg ter vergoeding
af moesten geven!
Doch overigens moet door 't enkele
geval de aandacht maar niet worden
afgeleid van de veel grootere en
algemeenere vraag, die er achter schuil zou
kunnen raken. Juist om 't krachtigst voor
voor onze zaak op te komen, moeten
wij de hoofden koel houden.
Zit achter deze Tubantia" niet een
systeem? Het nieuwste systeem Von
Tirpitz-Capelle?
41 #
Voor eenige weken: Mecklenburg",
de dagelijksche Nederlandsen postboot
over 't Kanaal, bij den Galloper op
een mijn geloopen." En gezonken.
Daarvoor: de Prinses Juliana. En: de
Koningin Emma. Ieder kan de rij aan
vullen.
Wanneer men de Nederlandsche zee
lieden en koopvaardijofficieren spreekt,
de menschen, die ervaring hebben van
de vaart over de Noordzee, dan is er
maar n meening: al deze mijnen zijn
Duitsche mijnen. Strooimijnen, zeggen
sommigen. Verankerde mijnen, anderen.
In elk geval: door Duitsche onderzee
booten daar ter plaatse neergelegde
mijnen. Door onderzeesche mijnenleggers,
wordt er dan bij gezegd, zooals wij er
zelf een hebben geïnterneerd en nu bij
Alkmaar met de pijnlijkste geheimzinnig
heid bedekt houden. Een mijnenleggende
onderzeesche kip. Er is niemand, die het
anders denkt.
Ja, soms een beetje anders. Zoo heeft
een gezagvoerder in ons blad zijn ge
dachte uitgesproken, dat ook de schepen,
die heeten op losgedreven mijnen gevaren
tézijn, in waarheid reeds door [/-booten
zijn getorpedeerd. En wanneer Marine
eens nadere informatie's wil inwinnen,
wat zij niet heeft gedaan, onder
passagiers die de ramp van de Mecklen
burg hebben meegemaakt, dan meenen
wij te mogen verzekeren, dat zij ook
wat de oorzaak van dien ondergang be
treft, nog merkwaardige bijzonderheden
zal vernemen, die in die richting te denken
geven.
Is dit zoo, dan heeft men hier te doen,
allicht niet met tegen ns bedoeld opzet;
maar wel: met eene maling aan ons
hebbende Rücksichtlosigkeit.
Dan heeft men in Duitschland met
den verscherpten duikbootenoorlog nu
methoden aangenomen, waarvan ook de
neutrale vaart op de Noordzee het kind
van de rekening moet worden. En dan
wordt het toch dubbel en dwars de zaak
van de neutralen, in dezen van zich af
te grommen.
Het torpedeeren kan dan desnoods
nog telkens weer toegeschreven worden
aan een ergerlijke misstap van eenen
officier. Een geval, dat zich af laat
handelen.
Maar het in 't wilde weg mijnen leg
gen in een voor de vreedzame neutrale
vaart geregeld en druk gebruikt vaarwater,
dat is een welbewuste inbreuk van eene
oorlogvoerende, tegenover eene neutrale
mogendheid.
En dan moet van 't allereerst betrokken
neutrale land: Nederland, een drang tot
matiging uitgaan, waarvoor men toch ook
in Duitschland niet geheel ongevoelig
kan zijn l
Zoo lang wij ons stil houden, en zelfs
de vermoedens niet uitspreken, gaat
alles natuurlijk gewoon door.
Maar waar zou het heen, indien wegens
dit tot systeem gemaakte links en rechts
mijnen strooien en torpedeeren, onze vaart
eens werkelijk stop moet worden gezet, of
nog meer werd lamgelegd; indien wij onzen
toevoer van overzee niet meer konden
krijgen, en indien onze kostelijkste sche
pen, de een na den ander, naar de
haaien werden gezonden?
Dit is toch nog iets anders dan de
kwestie van de aanhouding der mails
en brie/zendingen, en effecten, waarover
nu zooveel wordt gesproken. Niet ten
onrechte: het is zoowel krenkend als
schadelijk. De regeering moge daarin het
hare doen! Doch ons publiek verlieze de
verhoudingen niet uit het oog, en blijve
bedenken, dat een aardig deel van de
verontwaardigde drukte, daarover ge
maakt, vooral wordt aangestookt door
ook in dezen zeer handige Duitsche
agitatie tegen de geallieerden.
*
Heeft Duitschland dit systeem van
oorlogvoering op de Noordzee aange
nomen, dan wordt hier natuurlijk het
meest elementaire volkenrecht geschon
den, en het natuurrecht bovendien.
Torpedeering van neutrale schepen is
per se een wanbedrijf.
Maar ook het gebruik van mijnen,
enkel om de koopvaardij te beletten, en
waarvan zoozeer de neutrale vaart de
dupe worden moet, is volkomen onduld
baar. Drijvende mijnen zoo losweg, en
zonder dat zij spoedig hunne
werkdadigheid verliezen, uit te zaaien: onoirbaar.
Mijnen te leggen, zonder alle mogelijke
voorzorgsmaatregelen te nemen voor de
veiligheid der vreedzame scheepvaart:
onoirbaar.
En dit zou dan alles gedekt worden
door de verklaring van verleden jaar, dat
de Noordzee oorlogszöne" is? M.a.w
dat Nederlandsche schepen en zee
varenden daar maar weg moeten blijven ?
Een volk als het onze, dat varen moet,
zal zich dit nimmer wijs laten maken.
Het duidelijkste betoog, dat de neu
trale mogendheid zich zoo niet van haar
recht om ontzien te worden, kan laten
versteken, is reeds in de nota's van
Wilson te vinden.
En nu behoeft de Nederlandsche re
geering volstrekt nog niet Wilsonnetje
te gaan spelen, om zich in deze zaak
van de veiligheid onzer schepen, eene
zaak die meer en meer de gemoederen
gaat vervullen, te doen gelden.
Nederland moet zijn rechten doen ver
staan.
Glimlacht iemand?
Hij vergeet, dat nu zoo goed als altijd,
voor de kleinen en de vreedzamen, het
recht een der houvasten blijft. Zullen
zij het laten varen, omdat het niet tegen
alles bestand is gebleken ? Neen toch,
houd er des te krampachtiger de hand
aan, en zie toe, dat ge er nog mede
doet, wat er mede behaald kan worden.
Het werkt soms steviger dan men den
ken zou!
't Is waar, onze regeering heeft voor
het systeem geen vaste feiten, slechts
vermoedens. Ook alles, wat wij boven
aanduidden, kon slechts veronderstel
ling zijn.
Daarom dient in den vorm de eerste
vraag aan Duitschland te zijn in dezen
geest: moet Nederland aannemen, dat
uwerzijds instructie's zijn gegeven of
maatregelen genomen, waardoor in den
vaarweg van onze vreedzame, neutrale
scheepvaart, mijnen kunnen worden ge
legd zonder eenige waarschuwing of voor
zorgsmaatregelen ; en torpedeeringen toe
gepast zonder redelijke overweging?"
Zooveel ruiterlijkheid mag toch wel
worden verwacht, dat hierop een duide
lijke uiteenzetting gegwa»zal worden.
En zoo ja: verneem dan van onzen
kant het zoo nadrukkelijk mogelijke pro
test tegen deze met de eerste eisenen
van behoorlijkheid en met de eerste
rechtsbeginselen strijdige methode van
oorlogvoeren. Anders...."
De middelen, om de kracht van ons
standpunt en van onze levensbelangen
te doen gevoelen, ontbreken daarbij
immers geenszins.
Wij kunnen retorsiemaatregelen
in 't uitzicht stellen, bijvoorbeeld een al
geheel verbod van uitvoer naar Duitsch
land, zoolang aan onze redelijke ver
langens niet wordt tegemoet gekomen.
En wij kunnen wat de torpedeeringen
betreft, verzekeren dat ook onze"koop
vaardijschepen van verdedigingsgeschut
zullen moeten worden voorzien, indien
zij tegenover Duitsche torpedobooten of
onderzeeërs zoo onveilig blijken te zijn.
De houding van Nederland zal in
Duitschland, eenmaal aan het volk duide
lijk wordend, waarlijk niet onverschillig
laten.
Niet hier geldt, dat zwijgen beter is
dan spreken, maar juist anders om: qui
se fait brebis, Ie loup Ie mange.
Wie zich als 'n schaap gedraagt, dien
eten de wolven eerst recht!
17.111.1916.
v. H.
WEEDER EEN *)
De teekenen vermeerdei «5»zteh.
Het boekje Gerade weil ich Deutscher bin"
is weeder zulk een teeken. Een vliegend blad
dat den koomenden storm aanwijst.
In meenig opzicht is het beeter en sterker
dan J'accuse". Het is fraayer gestileerd,
korter, kernachtiger en wat een kolossaal
verschil maakt het is niet anoniem.
J'accuse" is veel rijker aan bewijs
materiaal, maar dat behoeft men ook maar
ns te geeven. Herman Fernau, de schrijver
van Gerade weil ich Deutscher bin", kan
gebruik maken van het onweerlegde,
onweersprooken materiaal uit J'accuse!"
Hij wijst eenvoudig op de noodzakelijk
heid om de aanklacht van J'accuse" op
beeter wijze te ontzenuwen dan tot nu toe
geschiedde. Niet door vage schimpwoorden
en holle frazen, maar door feiten en argu
menten.
Fernau weet wel, eeven als ik en ieder
onbevooroordeeld mensch het thans weet, dat
die eisch nooit vervuld zal worden. Het
zullen blijven: botte scheldwoorden en vage
teegenwerpingen, lasterpraatjes en
onbeweezen insinuaties. De schuldigen en hun hand
langers hebben geen beeter argumenten. Het
arsenaal van de aansprakelijken voor deezen
oorlog bevat kanonnen en scheldwoorden.
Nog maar zelden is de situatie zoo kort
en juist geformuleerd als in dit boekje van
Fernau. Alle metafysische, philosophische en
sentimenteele doolwegen worden gemeeden,
alle rommel van mooye woorden wordt kort
weg op zij geveegd. Hier spreekt het gewoone
gezonde verstand, common sense, bon sens.
De metafysici hebben daar een diepe ver
achting voor, maar ze zullen er aan moeten
gelooven, na het bankroet van hun
intellektualisme.
Fernau zegt: hier is eenvoudig een
geweldige misdaad gepleegd, in strafrech
terlijken zin. Die misdaad moet worden
onderzocht en gestraft. De eerste aanklacht
in J'accuse!" is beantwoord op zulk een
niets-waardige wijze, dat de vreesselijke
beschuldiging er des te waarschijnlijker door
is geworden. Ik, Fernau, eisch nader onder
zoek en bestraffing der schuldigen juist
omdat ik Düitscher ben.
Deeze houding is niet professoraal diep
filosofisch maar menschelijk juist en
volkoomen gerechtvaardigd.
Intusschen weet Fernau eeven goed als
ik, waarom zijn rechtvaardige eisch niet zal
worden ingewilligd, waarom er geen ander
antwoord zal volgen op dit boek als op
J'accuse" en wel het antwoord dat bestaat
uit schimpreedenen, verdachtmakingen en
uitvluchten. Nu wordt Fernau reeds in de
Duitsche persaangeweezen als der deutsche
Hallunke.'.
Zoo verdeedigen zich menschen met een
slecht geweeten.
Der Macht- und Mutwillen einzelner auf
Qrund rückstandiger Verfassungen mit
absoluter politischer Macht ausgestattet
gebliebener Persönlichkeiten: das ist der
Kriegsvirus, der allein im Stande ist, den latenten
Kriegswahn gewisser Bevölkerungs schichten
in eine akute Kriegskrise zu verwandeln."
Dit is ook het inzichi dat ik in mijn
voorreede van J'accuse!" en in mijn boekje
bij 't Licht van de Oorlogsvlam" heb
gegeeven.
*) Juist omdat ik Düitscher ben", door
Herman Fernau. Geautoriseerde vertaling
met voorwoord van Dr. Frederik van Eeden.
(v. Holkema & Warendorf).
Zoolang de volken de fictie volhouden
dat er zijn bevoorrechte individuen, die
Majesteit" of Hoogheid" heeten, die van
een andere makelij heeten te zijn als gewoone
menschen, die feitelijk buiten de wet staan,
en zelf door den hun opgedrongen waan
verblind, meenen uitverkooren te zijn door
de Genade Gods" zoolang is dat oorlogs
virus niet te bestrijden.
Men vergeete toch zulke feiten niet als dit,
dat het geheele Habsburgsche Keizershuis,
bijna honderd individuen, niet onderworpen
is aan het gemeene Recht, maar alleen aan
hun familie-wetten.
Zulke menschen voelen geen schuld, al
begaan ze de vreesselijkste misdrijven, en
zoolang het volk zulke toestanden gedoogt
en verdeedigt, zoolang zal het als
kanonnenvleesch worden geëxploiteerd.
Terecht wijst Fernau ep het omineuze feit
dat Napoleon, die toch het werk der revolutie
weer heeft bedorven, niet gevonnisd is door
het misleide volk, maar in 1815 door een
coalitie van zoogenaamde koningen", ten
deele creaturen van zijn eigen maaksel.
Eeven als ik deed, wijst Fernau op
het woord waarmee de Habsburgers het
Arbitrage-voorstel afweeren.als
onvereenigbaar met hun waardigheid".
Zij zijn nota-bene niet te trotsch om de
meest leugenachtige diplomaten voor hun
werk te gebruiken maar arbitrage is be
needen hun waardigheid!!
En treffend is de lange lijst van groote
namen der duitsche Vrijheids-helden te
beginnen met Hofman von Fallersleben, den
dichter van Deutschland ber alles" die
allen als ontaarde zoonen van hun land"
zijn vervolgd, verbannen, gestraft door de
pruissische regeering, ter zake van hun
vrijheidsliefde en republikeinsche gezindheid.
Heine, Börne, Laube, Arndt, Frits Reuter,
Richard Wagner, enz. enz.
Helaas! hoe heeft de fiere, vrije,
republiekeinsche gezindheid plaats gemaakt voor
een Hoerah-patriotisme für Kaiser und
Reich".
Hoe bitter waar wordt nu weer het woord
van Börne, dat andere Volken slaven zijn,
maar de duitschers bedienden".
Hoe laat dit volk zich muilbanden,
ringelooren, brutaliseeren, den kop warm praten
dór holle woorden en eindelijk
goedsmoeds doodschieten en uithongeren terwille
van ingebeelde en opgeblazen individuen!
Welk een jammer! En welk een ver
kwikking als er eindelijk weer een durft
uitroepen zooals hier Fernau doet:
Recht muss Recht bleiben, und gingen
darüber alle Vaterlander der Welt zu Grunde."
Waarlijk! de waereld is dank schuldig
aan een man als deze die ons geloof aan
de goede, eedele kern van het Duitsche
volk weederom komt versterken.
Daar er natuurlijk weer een laster-cam
pagne teegen deezen schrijver zal worden
op touw gezet door het Reptielen-zoodje,
zoo zal het dienstig zijn hier vooraf reeds
de meest gebruikelijke leugens te
voorkoomen:
1. Herman Fernau is geen pseudoniem.
Hij is ook niet de schrijver van J'accuse".
Hij heeft nooit een reegel geschreeven zon
der zijn vollen naam. In Mei 1914 heeft hij
een boek gepubliceerd Die französische
Demokratie, sozial politische Studiën aus
Frankreich's Kultur werkstatt (bei Duncker
& Humblot, München) dat door den
Vicepresident van het Oostenrijksche parlament,
Pernesdorfer, een bestrijder van J'accuse",
met lof is besprooken.
2. Fernau woont niet in Parijs maar op
dit moment in Bazel. Hij heeft in Parijs ge
woond, maar is er uitgezet: juist omdat hij
Düitscher is."
3. Hij is geen Pool. Hij is gebooren in de
zuiver-duitsche stad Breslau. Hij kent geen
woord Poolsch.
4. Hij is geen Jood. Hij is inteegendeel
volgens alle reegelen der kunst zooals
hij zelf zegt in de K$holieke Godsdienst
opgevoed. Thans staat hij buiten de Kerk.
Het zou dunkt mij nog niet veel
beteekenen al ware hij Jood, daar bijna al wat
Duitschland aan geest en intellekt opleevert,
teegenwoordig Jood of Slavisch is. Maar
Fernau is dan nu eens geen Jood.
Natuurlijk zullen de pan-germanisten nog
wel weer andere modder weeten te vinden
om hem naar 't hoofd te gooien. De waarde
van zijn boek en de lofwaardigheid van zijn
optreeden zal er door worden verhoogd.
FREDERIK VAN EEDEN
Blijkens een passage in zijn Dagboek, die
uit den tijd van onze inlijving bij Frankrijk
dagteekent, verbaasde Willem de Clercq zich
over de onverschilligheid, waarmede in die
jaren de groote meerderheid der Nederlan
ders den stortvloed der wereldgebeurtenissen
over zich heen liet gaan; de menschen leef
den hun leven van alle dagen en braken zich
het hoofd niet over de toekomst.
Indien er in onze dagen nog menschen
voorkomen, die een dagboek aanhouden, zal
dezelfde opmerking daarin misschien zijn
neergeschreven; zelfs bestaat er eenige kans,
dat de meening, door de Clercq geuit, dat
het toen levende geslacht niet meer ge
schikt was om indrukken van algemeene
vaderlandsliefde te ontvangen", ook in een
dagboek van een Nederlander uit onzen tijd
zal worden-aangetroffen.
De tijdgenooten van Willem de Clercq
hadden voor hunne onverschilligheid althans
deze verontschuldiging, dat een mensch niet
twintig jaar achtereen in verrukking of ont
zetting kan blijven en dat hij, volgens een
oud-vaderlandsche uitdrukking, aan alles
went, zelfs aan het hangen.
Het geslacht van Nederlanders van nu kan
zijne gelatenheid niet excuseeren door een
twintigjarige oefening in het zich vooral
niet te sterk aantrekken van de wisselval
ligheden van dit ondermaansche in het al
gemeen en van de eenigszins schokkende
gebeurtenissen in naburige landen in het
bizonder; aan de twintig jaren, die den Ne
derlander uit den Franschen tijd de gele
genheid hadden gegeven het paradise lost"
van zijne onaandoenlijkheid terag te vinden,
zijn wij nog op lange na niet toe; wij zijn
pas in de twintigste oorlogs/naa/zrf.
Zoo wij dus al geen beroep kunnen doen
op de lengte van tijd, ter verklaring van
het niet meer gespannen zijn van den boog
onzer aandacht voor de oorlogsgebeurtenis
sen, wij zouden in plaats daarvan misschien
kunnen aanvoeren, dat zelfs deze nog geen
twintig maanden tellende oorlog ons al heeft
geleerd, dat de dingen anders uitkomen dan
men vermoedt en dat men er niet voor
barig mee moet zijn, een episode uit dezen
strijd als beslissend voor den afloop daar
van te beschouwen.
Hoevelen onzer hebben niet in de dagen,
toen de slag aan de Marne werd geleverd,
gemeend, dat van den uitslag daarvan het
beloop van den oorlog grootendeels zou
afhangen; hoevelen hebben niet gedacht,
dat de oorlogsverklaring van Italië aan
Oostenrijk de schaal zou doen overslaan
naar de zijde van de Entente of dat de terug
tocht der Russische legers in den zomer van
1915 het begin van het einde zou zijn! Wat
al verwachtingen zijn er niet gebouwd op
de onderneming tegen de Dardanellen; welk
perspectief scheen zich te openen, toen
Boelgarije de bondgenoot van de centrale
mogendheden werd, toen Servië door de
Duitsch-Oostenrijksche troepen was veroverd
en de lang begeerde verbinding met
Constantinopel was aangeknoopt! Nu de oorlog
zoowel aan het westelijk als aan het oos
telijk front was vastgeloopen zoo heette
het zou de opening van het front naar
het zuidoosten een uitweg banen om de
Engelschen aan te vallen in hun meest
kwetsbare plek in Egypte, zouden zij straks
in Indië zelf worden bedreigd!
De lijst der verloren illusiën en der niet
verwezenlijkte schrikbeelden is nog veel
langer. De heilige oorlog" bleek een mis
lukking ; de onheilige duikbootenoorlog
faalde in de bereiking van het doel, om
aanEngeland den toevoer af te snijden. En zoo
laat het zich begrijpen, dat ook de
allerjongste episode van den oorlog, de veldslag,
die nu al ruim drie weken ten N. van Verdun
wordt geleverd, door velen niet wordt be
schouwd als een gebeurtenis, die de eind
beslissing veel dichter bij zal brengen. Laat
desnoods de geheele vesting Verdun in de
macht der Duitschers vallen zoo wordt
er geoordeeld . laten de Franschen ge
noodzaakt worden hun front een eind ver
achter de Maas terug te trekken, wat belet
hen daar den loopgravenoorlog voort te
zetten jop dezelfde wijze, waarop die nu al
maanden lang op het overige gedeelte van
het front is gevoerd ?
Het is mogelijk, dat de val van Verdun
de Duitschers nog niet voor Parijs zal
brengen: het is mogelijk, dat het Fransche
front kan wijken, zonder dat er een bres
in is geschoten; maar wij willen niet
verheelen, dat de beschouwingen, die 'men in
de laatste weken in de pers der Entente
over de gebeurtenissen bij Verdun heeft
kunnen lezen, ons buitengewoon optimistisch
toeschijnen.
Het feit alleen, dat de Duitschers, in dit
stadium van den oorlog, het initiatief hebben
genomen tot een poging om door het Fran
sche front, en nog wel door het sterkste
gedeelte ervan, heen te breken, weerlegt de
dikwijls geuite meening, dat zij niet meer
in staat zouden zijn tot een groote krachts
inspanning. Kinderachtig ook schijnt het
ons, dezen grootsch opgezetten aanval, die
lang van tevoren moet zijn voorbereid, een
manoeuvre te noemen, waarvan het doel
alleen is om eenige overwinningsberichten
te kunnen seinen, opdat de nieuwe
oorlogsleening toch maar volteekend worde; of hem
toe ie schrijven aan een specialen wensch van
den Pruisischen kroonprins om zich einde
lijk eens te onderscheiden; of hem te houden
voor een verlegenheidsmaatregel, omdat er
nergens anders iets kon worden ondernomen,
dat kans op gunstigen uitslag bood, en er
toch iets moest geschieden zooals soms
een medicus, als hij ten einde raad is, toch
maar een recept voorschrift: ut aliquid fiat,
opdat er iets gebeure, opdat de patiënt niet
bemerke, dat zijn toestand hopeloos is.
Neen, met den aanval op Verdun moet
iets anders en iets grooters bedoeld zijn;
en hoezeer wij van ganscher harte wenschen,
dat het den Franschen zal gelukken om den