De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 19 maart pagina 6

19 maart 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Maart '16. No. 2021 k tJohannes I. H. Verhulst 19 Maart 1816-17 Januari 1891 door BBRNARD ZWEERS Heden is het honderd fjaar geleden dat J. I. H. Verhulst te 's Gravenhage geboren werd. Meer dan ooit voelde ik de waarheid van Schillers woorden: Detn Mime flicht die Nachwelt keine KrSnze", nu men mij ver zocht een en ander omtrent V. mede te deelen. Immers niet als componist, doch als dirigent was V. groot. Zeker, Verhulst heeft vele werken geschreven; het grootste gedeelte is echter verouderd. Ik geloof niet - met den heer Jac. Hartog dat men zijne nagedachtenis een dienst zou bewijzen als b.v. zijne simfonie, zijne 'Mis op. 20, voor soli, gemengd koor en orkest, zijne onvertures, strijkkwarten en andere grootere werken weer voor den dag werden gehaald. Sommige kleinere werken zijn, in muzi kaal minder hooge eischen stellende kringen, nog steeds bemind en zullen het, geloof en hoop ik, wel blijven. Ik noem b. v. de bekende liederen: Te rugkomst", het Liedeke van 't looze molenarinnetje", In den Vreemde", het Vlaggelied", voor mannenstemmen met koperbegeleiding, de Piuscantate, waarvan het slot Aan U o koning der eeuwen" aan eiken katholiek bekend is, het Avondlied, eveneens voor mannenkoor enz. V's missen, voor mannenkoor met orgel, zijne Cantica, waren indertijd door het geheele land, bij de katholieken, bekend en bemind, terwijl zijn Requiem waarop hij zelf, terecht, zeer trotsch was algemeen bewonderd werd. Heeft nu de componist Verhulst tevergeefs geleefd zal men vragen. Neen, zeker niet, antwoord ik. Vele zijner werken hebben den menschen jaren lang genot verschaft; terwijl o. a. de mooie kinderliederen, die hij, op gedichten van zijn vriend Dr. J. P. Heye schreef, wel degelijk tot de muzikale opvoeding van ons volk hebben bijgedragen en zullen blijven bijdragen. Men vergete niet, dat slechts de aller grootsten blijven leven en dat zelfs zér groote talenten betrekkelijk spoedig verge ten worden. Wat is er overgebleven b. v. van Spohr, Gade, Raff en zoovele anderen, die in hun tijd hél wat beteekenden ? Zijn zelfs niet een groot deel der werken van Mendelssohn en Schumann verbleekt, om niet te zeggen verouderd ? Begrijpelijk is het dus dat de navolgers van deze laatsten, en daartoe behoorde k Verhulst, niet meer kunnen boeien. i iiiiiniiimiiiiiitli iiiiiiuiii ui niiiiiii u uu De Nationale Opera Nu de plannen tot stichting van boven genoemde instelling wederom eenen vasteren vorm beginnen te vertoonen, dank zij het initiatief van mevrouw Kappeijne v. d. Cappello?Wygers, die ten hare huize eene ver gadering belegde van eenige belangstellen den in haar streven, is het zeer zeker de taak der muzikale pers (die door mevrouw K. op de bijeenkomst was genoodigd) in den breede na te gaan, in hoeverre het bezit van een eigen muzikaal dramatische kunst instelling l o. wenschelijk, 2o. mogelijk is. Zeer zeker ligt het gebied der hoogste uitingen van zuiver en rein muzikaal genot niet in het wezen der dramatische kunst. Wanneer men Wagner uitzondert, dan hebben de genieën het allerhoogste, wat zij te zeggen hadden, niet in den schouwburg maar in de concertzaal uitgesproken. Omdat nu de dramatische kunst niet het allerhoogste vermag te geven, kan men toch moeilijk beweren, dat het nut van haar be staan twijfelachtig is. Door alle eeuwen heen is in verschillende landt n van Europa de invloed van de opera (als bij uitstek de kunst voor allen") op de volksontwikkeling, wat betreft de ver edeling vai muzikaal zingenot, zoo groot geweest, dat b.v. in Italië thans nog de sinfonische kunst zich in het eerste stadium van ontwikkeling bevindt. Men zal intusschen het Italiaansche volk toch bezwaarlijk als niet kunstzinnig willen betitelen. Wij praten in onzen tijd zooveel over volksconcerten., kunst aan het volk", enz. en wij zien loffelijke pogingen om onze concerten te brengen onder het bereik der smalle beurzen. Daar, waar ons concert wezen geheel is aangewezen op de goedgeefschheid van particulieren en men door abonnementen, die uit den aard der zaak zich slechts een klein deel der burgerij kan veroorloven, zich bij voorbaat voor al te groote verliezeu moet garandeeren, kan er van een doelmatige algemeene verbreiding der kunst niet veel te recht komen. Daarom moet hier helaas de kunst een geestelijk luxe-artikel blijven, dat slechts tegen klinkende munt kan gekocht worden. Hij die den Koning der eeuwen" zoo mooi heeft bezongen, behoorde niet tot de eeuwen maar tot zijn tijd, dien hij buiten gewoon goed begreep; waardoor hij ook een invloed heeft kunnen uitoefenen als niemand vór hem. Hij wist beter dan wie ook op welk on denkbaar laag peil de muzlekbeoefening hier te lande zich bevond en hoe laag een muzikant" stond aangeschreven. Door een zekere buitenissigheid in kleeding, manieren en optreden stelde hij zich boven de heerschende vormen en gebruiken; gaf in al zijn doen en laten een zeker: publiek ik veracht U" te kennen en bereikte daarmee juist wat hij wenschte en noodig had, n.l. dat men hem ontzag. Een man die dat alles durft doen en laten zal toch wel heel erg knap zijn" dacht men. En ontzach was er brood noodig, vooral als men met een orkest te doen had! Johan Coenen noemde zijn orkest (van het Paleis voor Volksvlijt) de bende" en hij had, helaas, gelijk. Door het ontzach dat hij inboezemde, zijne groote muzikaliteit en de liefde die hij de (betrekkelijk weinige) meesters welke hij bewonderde, toedroeg, heeft V. als Dirigent met, volgens onze tegenwoordige begrippen, allerbeperktste en allergebrekkigste middelen, wonderen weten te verrichten. Nooit stelde hij zich zelf op den voor grond; nooit gebruikte hij een kunstwerk om zelf als Dirigeer-virtuoos te schitteren; integendeel, hij gaf zich geheel aan het werk en daardoor maakten o.a. de werken van Handel, Bach en Beethoven, onder zijne leiding, zulk een diepen* onuitwischbaren indruk. Hen r i Viotta heeft hem verweten dat hij, door zijn haat tegen Wagner, de ontwikkeling der kunst heeft tegengehouden. Wél mogelijk, maar... Ik b.v. zou niet gaarne een Wagnerwerk onder Verhulst gehoord hebben. (De hemel beware elk componist voor de uit voering van zijn werk onder een dirigent die er niets voor voelt.) Zonder V's Wagnerhaat zou Viotta wellicht niet in de gelegenheid gesteld ge worden zijn, zijne schitterende gaven als Wagner-dirigent te ontplooien. En dan... ik voor mij vind het negeeren van een genie als Wagner wat op den duur toch niet vol te houden is niet z erg als het promoveeren tot genie van iemand als Gustav Mahler, waardoor de gezonde kunstzin voor jaren wordt vernietigd. Over dirigenten, in het algemeen, en over de macht waarover zij beschikken zou nog een woordje te zeggen zijn. Wanneer mij zulks gevraagd wordt, ben ik wél bereid mijne zienswijze daaromtrent mede te deelen. Alles te zamen genomen kunnen wij zeg gen, dat Verhulst een man was, die er in zijn tijd als componist mocht zijn en als dirigent moest zijn! Veel heeft hij tot stand gebracht, aan vele misbruiken heeft hij den kop ingedrukt en vooral heeft hij de, ook op muzikaal gebied, hardleersche Nederlanders, doen gevoelen, dat de beoefening der muziek de meest spontane van alle kunsten iets anders moet zijn dan een aangenaam tijdverdrijf. Wij ouderen, die hem gekend hebben, en k de jongeren die hem niet gekend heb ben, mogen aan zijne nagedachtenis, op zijn honderdsten verjaardag, hulde brengen. Voor zér veel van het goede, waarvan wij thans genieten, heeft hij den grondslag gelegd. Hollandsche Kunstenaarskring, te Amsterdam. 1. Deze vereeniging is eene van eklektische gezindheid. Zij tracht van de verschillende richtingen in de moderne kunst, hollandsche zoowel als buitenlandsche, zuivere, belang rijke, vertegenwoordigers te vinden, en deze vertegenwoordigers dan op hare tentooniiilliiiiiMiliiiiintil.Mii In eene opera zal voor iedere beurs ook zonder het verderfelijke gedwongen abon nementssysteem 1) toch toegang te krijgen zijn. Wie niet voldoende muzikaal aangelegd is en zulks eerlijk durft bekennen, zal daar, waar hij woord- en toonkunst in letterlijken zin in beeld gebracht, vór zich heeft, meer genot hebben, dan wanneer hij eene sinfo nische kunst heeft aan te hooren, welks abstractie het intuïtief minder ontvankelijk muzikaal gemoed niets te zeggen heeft. Voor de groote massa is daarom juist de opvoedende kracht der dramatische kunst zoo groot. Ze is de wegbereidster tot de concertzaal. Een eigen taal, geschreven niet door rijmelende librettisten, maar door onze eerste letterkundigen, in muziek gebracht door .onze eerste toondichters: het is haast te schoon, er voorhands aan te gelooven! Toch moet zulks bij het groeien der natio nale stemming nmaal komen, Hoe zouden wij ons tegenover een m.i. voor hare belangen geoorloofde propa.anda onzer oostelijke naburen waardiger gedragen? Door verontwaardigd gepraat, dat zooiets ongehoord is of door te zwijgen en de hand aan den ploeg te slaan en bij de in trede van het komende seizoen de Duitsche heeren in den Haag door de daad te kunnen toonen, wat Wagner eenmaal sprak: wan neer ge wilt, hebben we een eigen kunst." Aangenomen, dat het bestaan van zulk eene eigen kunst" zeer wenschelijk is, blijft de vraag over: Is het mogelijk? Wanneer we de historie beschouwen, zien we meest donkere wolken saamgepakt. Er zijn echter ook lichtpunten geweest. Die lichtpunten zijn steeds opgegaan in die tijden, dat de kwestie der nervus rerum" het minst netelig was. C. v. d. Linden, de onvermoeide strijder voor zijn ideaal, heeft in tijden, dat hij over ruimere middelen kon beschikken, getoond, dat eene nationale opera zeer goede opvoei ringen kon geven. Ook het Lyrisch tooneel'', : waar de thans te Weimar gevestigde Peter Raabe geniaal den dirigeerstaf voerde, heeft i werk gegeven, dat op zeer hoog peil stond. 1 Zijn de omstandigheden thans slechter of beter ? i Laten we gerust zeggen: heel wat beter. stellingen bekend te maken. Dit is dus een poging, die een kracht van kritiek vór-on derstelt in de oprichters van den Hollandschen kunstenaarskring, en het is tevens een poging, die ge niet kunt dan waardeeren. 2. Nadat dit vastgesteld is, kan gevraagd worden, wat de Kring tot nu toe bereikte. De werking der vereeniging kan op dit oogenblik vermoedelijk niet zoo groot zijn als de oprichters zich wenschen, omdat hier ook de oorlog verhinderend optreedt, en het moeilijk moet zijn, en is, het fransche werk, zuiverder dan eenig ander, naar Hol land te krijgen. 3. Een beperking is dus opgelegd, en de tentoonstelling, nu gehouden in het Suassomuseum, laat dan ook werk zien, dat, het meerendeel, gemaakt is door Amsterdammers of die als zoodanig kunnen gelden. 4. Dit is logisch, want opnieuw is Am sterdam 's Land's hart, het centrum der schilderkunst. Er is daar het meeste leven, de meeste beweging, de grootste beweeg lijkheid. Er is dus daar de meeste m ooglij kheid voor kunst, die soms ontstaat in een scherp-bewogen gemeenschap, meer nog in een gemeenschap, na sterk-bewogen tijd. Amsterdam voldoet feitelijk aan beide eischen; er is een bewogen deel, evenzeer als er een deel is, dat na een bewogen tijd rust tot bezinning heeft. Er is daarenboven in Amsterdam een ver scheidenheid in de richtingen, die wie van schakeering houdt; moet bekoren. 5. Bekoren, alteen bekoren, doet deze tentoonstelling niet. Dit heeft eveneens zijn eenvoudige reden. In niet alle werken is het geestelijk spel overvloedig, en het minst is dit het geval, bij hen, die zich, wellicht, het meest als zoodanig voelen, en die zich denken dat hun afzonderlijkheid bizonder is. Het werk van Mondriaan zoudt ge een van abstracte geaardheid kunnen noemen, maar dit geeft aanleiding tot een onjuiste waardebepaling. In een werk van zulken aard zoekt ge een totale vergeestelijking van de anders meer zinnelijk gebleven elementen der schilderkunst, maar ge zoekt daar tevens een zeer grooten rijkdom aan gedachteverbindingen; ge zoekt daar een versobering van het zware in de primaire gevoelens; een verreining tot ze als lichtend worden, maar ge zoekt er geen enkle armoede. Het werk van Mondriaan is niet rijk, noch aan primaire gevoelens, sober en mathema tisch geworden, noch aan gedachte-verbin dingen. Het is alleen afzonderlijk, hoewel niet zoo afzonderlijk als het lijkt. Dit alles was te verwachten, want wie dezen schilder naging, weet dat hij nooit behoort heeft tot hen, die groote krachten in zich te temmen hebben, en die, na ze te temmen, rijk zijn in hun betoomde schoonheid. De composities (l, 2, 3, 4) van Mondriaan eischen een andere techniek dan schilder kunst ter verwerkelijking, en ze zouden, in die techniek ge-uit, in geen enkel opzicht verwonderlijk zijn. Deze werken zijn alleen nieuwe getuigen van den ondergrondschen stroom (gedeeltelijk ondergrondsch) die naar de zuiverder sierende kunst wellicht gaat. Naast deze theoretisch-gerichte, niet zuiver-gestijlde noch ijs-schoon abstract ge worden kunst (?) is die van Rik Wouters eene, waar het leven door speelt als een bries over het water, maar waar fijnheid en frischheid niet altijd te zamen gaan met voldoende overweging, zó, dat wat ont roert versoberd, vereenvoudigd of te samen gezet wordt tot een onwrikbare harmonie, waar lijn en kleur, levend maar zedig, on verzettelijk juist gewezen lijken op hun rechte en eenig mogelijke plaats. Maar niettegenstaande deze schetsen, en snelgenoteerde gezichts- en gevoelsschokken, niet de wijde melodieuse schoonheid bezit ten, die. werken van meer toeleg en dieper bezinning vertoonen, vindt ge hier, zoo niet de orde der schoonheid", toch den fijnen zwier van het leven. Rik Wouters, wiens werk eigenlijk pas begint, en dat mag en moet niet te veel ver geten worden, is een begaafde, zoowel in zijn beeldhouwwerk als in zijn schilderwerk, dat in de kleur en lijn gansch schilderkunst is, maar in de vastheid der vormen" den beeld houwer doet vermoeden. Hij is een begaafde, die nog tot een zeekre persoonlijkheid moet worden... De heer P. van Wijngaerdt is misschien Een keur van Hollandsche kunstenaars, mede door den oorlog naar het vaderland gebracht, bovendien eene vrij krachtige op levering van nationaliteitsbewustzijn. Voeg daarbij een stijgend beter inzicht in de belachelijke wantoestand van eene door ons gesubsidieerde vreemdtalige opera, waar aan onze Hollandsche tooneelgezelschappen nog sommen voor zaalhuur enz. moeten betalen! De onverkwikkelijke debatten in den Haagschen Raad liegen nog wel versch in 't geheugen. Waarlijk men behoeft geen chauvinist te zijn, om met ergernis te zien, dat er nog niet meer dan een tijdruimte van een paar geslachten is verloopen, sinds den tijd, waarin men het hoogst ongepast zou ge vonden hebben, wanneer de dochter des huizes 2) zich van eene andere dan de Fran sche taal bediend zou hebben in hare brie ven aan lieve vriendinnen". Al heeït de vorm zich in dien zin gewij zigd, dat voor een deel de bewonderende blikken zich naar gene zijde van het Kanaal hebben gewend en de gouvernantes" hunne plaatsen voor nurses" hebben moeten rui men, men neemt maar al te vaak klankeloos allerlei gebruiken en eigenaardigheden van het buitenland over en blijft voor veel, wat het buitenland op ons vór heeft stekeblind. Laat men van de volken om ons heen, al naar gelang dan onze sympathieën gaan, dit trachten over te nemen: eerbied voor eigen taal, zeden en gewoonten. Die volken om ons heen, hebben zulks zonder onderscheid sterker dan wij zei ven. Eigen taal in de eerste plaats. In die taal, die dan volgens het beweren van som migen niet geschikt is voor den zang, heb ben dan toch mannen als Van Eeden, Kloos, Verweij, Boutens e. a. het beste gegeven, wat ze konden; hunne ppësie is verklankt in zeer zingbare, tevens literair doorvoelde composities van Zweers, Diepenbrock en vele jongeren. Zal de belangstelling van deze voormannen ook niet eenmaal in de richting van het tooneel kunnen gaan, wanneer hun blijkt, dat het met de vocaal-dramatische kunst ernst wordt? Johan Wagenaar heeft zich in zijn Doge van Venetië" met groot succes op komischeen theoretikus. Ik weet dit niet; hij stelt, wellicht in het verborgen, een aantal theo retische geschriften op, die de vroegere van Leonardo da Vinci overtreffen in algemeene begrippen en in zuiveren en louteren zin maar ik heb hem hier te qualificeeren als schilder. Als zoodanig is hij niet zeer oor spronkelijk. Het kleur-complex is soms be haaglijk, maar zelden origineel. De schilde rijen zijn, in het algemeen, een soort studies, eenigszlns geschematiseerd, waarin de kleur niet altijd zijn functie (lichtvibratie) geheel vervuld. Vermoedelijk verbergt de heer P. van Wijngaerdt zijn belangrijker werk nog... PLASSCHAERT i miiiiimiiiiiiHiiiiimiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiimmiiiiimmiiii Moderne Kunstkring De Moderne Kunstkring is begonnen, een halfmaandelijksch tijdschrift uit te geven, dat, onder den titel Het Journaal van den Moderne Kunstkring" niet geeft (hetgeen de naam zou doen vermoeden) een dagverhaal, doch, na eenige bladzijden van meer alge meen artistieke strekking, opgave doet van tentoonstellingen en kunstavonden, door dien kring georganiseerd. In de eerste aflevering, ons toegezonden, wordt de voornaamste plaats van den aan genoemde opgave voorafgaanden tekst ingenomen door een uit 8 stukjes bestaand opstel van C. A. Wijnschenk Dom over het streven van den Moderne Kunstkring, waaruit wij het vijfde stuk over schrijven, dat aldus luidt: Wij die den Moderne Kunstkring vormen gelooven; niet alleen dat het einde der op lossing van den Geest in het menschelijk besef, waarvan ook wij de dragers zijn, van den modernen, dat wil zeggen onzen eigen, tijd is; doch ook dat die oplossing aan haar einde verzadigd en oververzadigd zal blijken te zijn: wij gelooven aan een nieuwe kristallisatie van het absolute. En in de helderheid van dat geloof durven wij op feiten wijzen: op feiten als de voortbrengselen der moderne schilderkunst en toonkunst (die meer en minder beteekenen dan de niet-geloovige wel meent); op het feit dat een genootschap als de Moderne Kunstkring, hoe zijn maatschappelijke vorm ook moge zijn of worden, bestaat: op dit feit bovenal dat het begin der kristallisatie van den Geest hare weerspiegeling heeft gevan gen in de kunst." Pieter Talma schrijft voorts het begin van een beschouwing over de Beteekenis der Moderne Schilderkunst, aan het slot van hetwelk hij constateert, dat de schilder kunst voor zooverre zij ook na het verschijnen van Kant's Kritik der reinen Vernunft", haar heil is blijven zoeken in een, zij het ook min of meer verfraaid nabootsen der stoffelijke werkelijkheid, geacht moet worden zich op een dwaalweg te bevinden." Kant's boek verscheen in 1781. Indien derhalve Pieter Talma het bij het rechte eind heeft, hebben alle menschen, die ge noten hebben en nog genieten van de realistische kunstuitingen tusschen 1781 en 1916, zich verheugd over een doode musch. Konden we eens uit wandelen gaan op den dwaalweg, door Pieter Talma als zoodanig aangewezen, dan zouden we daar ontmoeten Courbet en Millet, Rodin en Meunier, Whistler en Manet, Jaap Maris en Bosboom, Monet en Toulouse Lautrec, Max Klinger en Menzel. Wat zijn de menschen toch verblind, dat nog steeds zoo velen kunstgenot vinden in het werk van deze en dergelijke verdoolde schapen, die niets anders deden dan hun heil te zoeken in een zij het ook min of meer verfraaid nabootsen der stoffelijke werkelijkheid"! Wij zijn benieuwd, wat het vervolg van Pieter Talma's beschouwingen ons bren gen zal. W. MARTIN iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii dramatisch gebied begeven en men kan met belangstelling naar diens nieuwe werk de Cid" uitzien. Wanneer de thans gevormde combinatie er reeds vermoedelijk in geslaagd is in den heer Jef Judels een directeur te vinden, die te Antwerpen zijne sporen reeds verdiend heeft dan blijft nog over de financieële kwestie. Op dit terrein willen we ons verder niet begeven en zulks aan bekwamere handen toevertrouwen, maar hopen willen we wel, door dit schrijven een-steen te kunnen bij dragen tot het gebouw, dat misschien n maal moge verrijzen en waar de ouderen van dagen de jongeren zullen wijzen op een opschrift in den gevel: De taal is gansch het volk". Deze beschouwing mag niet besloten worden, zonder bij voorbaat een argument te weerleggen, dat de tegenstanders eener Nederl. opera gemeenlijk opwerpen: we hebben geen oorspronkelijke werkea en vertalingen zijn per se uit den booze." Het eerste is waar, maar, wat niet is, kan worden. De Vlamingen hebben voor't groot ste deel eerst hunne werken geschreven, toen hunne opera gesticht was. Daar de prestaties der Nederl. opera tot nu toe te zeer in schrille tegenstelling nebbe»gestaan met het gehalte onzer concerten, hebben onze voornaamste toonkunstenaren zich verre van dezelve gehonden. Door die opera op een voornamer peil te brengen zou ook een voornamer artistieke belangstelling ver kregen worden. Ook de vertaling-kwestie acht ik oplos baar, mits er voor goede vertaling door beproefde letterkundigen gezorgd worde tegen behoorlijk honorarium. Mozart's Nozzi di Figaro", in de verta ling van Max Kalbeck opgevoerd en door ondergeteekende onder de onvergetelijke leiding van Mahler te Weenen bijgewoond, is in de Duitsche taal met hare sterke mede klinker-opvolgingen toch nog zeer goed aan te hooren. Waarom niet in eene goede Hollandsche vertaling? In Don-Juan wordt de Champagne-aria ook in Duitschland meestal in 't Italiaansch gezongen, wat hier zeer zeker zou kunnen geschieden. Men zou Ilona Durigo Alt-Rhapsodie-Joh. Brahms Van uwen rijkdom schonkt gij vorstlijk mild Ver boven 't stoutst begeeren van wie vroeg; Met algenoegzaam lied hebt gij den nood gestild Van elk, die t' u waart zijn ellenden droeg: Gelijk een moeder, die zich troostend nijgt Naar het verzwegen leed van haar ramp zalig kind En, moedergoed, de zachte woorden vindt Waarnaar zijn hunk'rend hart verlangend hijgt. Dit is geen zingenstijd, Ilona, maar uw lied Bidt een verloren tijd terug tot God; Waar allen moed'loos zwijgen, zingt gij, tot God zelf op ons erbarmend nederziet. ABEL CROON IIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIHMIIIIIMIIIIIIHtllllllllllllllllllllllllllllllHIIIMIinl Inhoud van de Maart-Tijdschriften: De Nieuwe G-ds: R. v. Genderen Stort, Helene Marveil. J. Hora Adema, Ha«san. J. Reyneke van Stuwe, Eon diner. Dr. A. Aletrino, Napoleon's laatste levensjaren. Jac. van Looy, Nieuwe bijlagen. H. P. Blok, Over het begrip snabootsing" in het Tegenwoor dige Muziekdrama. Dr. Nelly Geerta, Marie von Ebner?Eschenbach. Cornelis Veth. De schoolmeester en de Ingoldsby Legends. Nico Oosterbeek,zessounetten. Dr. W. Meijer, Wonderen en Wétenschap. Willem Kloos, Literaire Kroniek. Chr. Nuys, Buiten landsche Staatkundige Kroniek. Onze Eeuw: G v. Eckereo. De van Beemsters. J. d'Aulnis de Bourouil, In zake Nederlands neutrali teit K. Kuiper. Over Atheensche Armoede. Dr. N. Japikse. Oostenrijkscha Balkanpolitiek na 1870. E. M, ten Cate, De Parsifal-Religie. H. L. Berckenhoff, Hebben wij een eigen tooneelkunst? C. K. Elout, Binnenlandsch Overzicht. B, Buitenland. Leestafel. La Revue de Hollande: Mare Henry, La Tour de Kroja G. S. de Solpray, Poème Charles Bernard, Florent, Ie mauvais prêtre ou l'Esprit du Sodoma. Antonin Artaud, Harmonies du Soir. Lamento & la fenêtre. RenéBizet, Deux Contes: I. La maison Vangepildem. II. Du soir l'aube. Francis de Miomandre, Voyage autour de ma table. Art'iur Toisoul: Vers Tribune internationale L'AttitU'le fle M. Romain Rolland):: Jules de Gaultier, M. Romain Rolland et la croyance idéologique. Louis Piérard, De M. Romain Rolland, de l expedition Ford et de quelques dogmatiques impénitents. Junia Letty, Pour Romain Rolland. Charles Bernard, Lettre sur Romain Rolland. Remy de Gourmont. A. Propos de Romain Rulland. Charles Herbiet & A. D. L. Mague, Revue des revue des revues allemandes etanglaises. Notes, fait»et documents. lllllllllllllllllillMIIIIMIIMIIIIIIIIimillllll iiiiitiiiiiiiiiiitmiiu versehillende modellen direet leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 25<W IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII bovendien het personeel gemakkelijk zoo kunnen samenstellen, dat die werken, wier atmosfeer geheel binnen het eigen taalge bied ligt, af en toe werden opgevoerd in de oorspronkelijke taal. Bijna het geheele Duit sche repertoire is zeer goed vertaalbaar. Het Fransche minder, althans het moderne en het Italiaansche al evengoed of evenmin in 't Hollandsch als Duitsch opvoerbaar. Toch zagen we tot voor den oorlog, dat Puccini's kunst in de Berlijnsche opera (door Hans v. Bülow naar den toenmaluen inten dant spottend Circus Hülsen gedoopt) welig tierde. Tegen de bevoorrechting van buitenland sche kunst zijn ook in het Duitsche rijk de stemmen wel eens krachtig opgegaan. Dat men er Weber en Mozart verwaarloosd heeft voor Puccini, Thomas, Gounod enz. zal echter meer zijn oorzaak vinden in het feit, dat vooral bij Mozart ligt in de vocale moeilijkheden, die de tot verval geraakte Duitsche zangkunst niet meer kan over winnen. Is het wonder, dat men er de vele zeer goede stemmen, die er uit ons land komen, met open armen tot verdere Ausbildung" (?) ontvangt ? Voor dit stemmateriaal zou een uitvoer verbod zeer zeker aanbeveling verdienen ! De practijk heeft al te vaak bewezen, dat eene Berlijnsche behandeling noodlottig is geweest. Ook hier dus eene prachtige ge legenheid, om jonge aankomende krachten in het land te houden, waar door het bestaan eener nationale opera een uitzicht op be staan in eigen kring wordt geopend. Voor treffelijke krachten voor dramatische studie en opleiding zijn thans mede door den oorlog naar hun vaderland teruggevoerd o.a. mej. Cornelie v. Zanten. Mij dunkt de omstandigheden, om iets tot stand te brengen, zijn thans gunstiger dan ooit. Moge de Commissie, die thans aan het werk gaat, zulks in hooge mate ondervinden. H. M. VAN LEEUWEN 1) Entrees van ? 2.50?? 4.?mogen we alleen als prohibitoir beschouwen. 2) Uit den stand der Multatuliaansche Hallemannetjes".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl